Parketnummers: 13/845034-09 (zaak A) en 13/993016-10 (zaak B) (PROMIS)
Datum uitspraak: 10 januari 2011
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 april 2010 (pro forma in zaak A), 7 juni 2010 (regiezitting), 3 september 2010 (pro forma in zaak A) en 6, 7, 9 en 27 december 2010 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F. Heus en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. E.P. Vroegh en
door de verdachte naar voren is gebracht.
Na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 7 juni 2010 is aan verdachte ten laste gelegd dat
Ten aanzien van zaak A:
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2007 tot en met 6 oktober 2009 te Amsterdam en/of Almere en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) inkomstenbelasting ten name van (onder andere):
- [persoon 2] over het jaar 2006 (D-541-4/5; AH-069) en/of
- [persoon 1] over het jaar 2006 (D-382-4/5; AH-069) en/of
- [persoon 4] over het jaar 2006 (D-206-3/4 en/of D-0206-5/6; AH-067; AH-070;
AH-076) en/of
- [persoon 10] over het jaar 2006 (D-132-2/3 en/of D-132-4/5; AH-063) en/of
- [persoon 11] over het jaar 2006 (D-134-2/3 en/of D-134-4/5; AH-063) en/of
- [persoon 12] over het jaar 2006 (D-133-2/3 en/of D-133-4/5; AH-063) en/of
- [persoon 6] over het jaar 2007 (D-131-4 t/m 8; AH-064) en/of over het jaar 2008 (D-131-9 t/m 13; AH-064) en/of
- [persoon 7] over het jaar 2007 (D-221-6 t/m 10; AH-065) en/of
- [persoon 8] over het jaar 2006 (D-93-3/4; AH-066) en/of over het
jaar 2007 (D-94-4 t/m 7; AH-066) en/of
- [persoon 9] over het jaar 2008 (D-213-3 t/m 6; AH-068) en/of
- [medeverdachte 2] over het jaar 2006 (D-157-12/13; AH-075 ) en/of over het jaar 2007 (D-157-3 t/m 6; AH-075) en/of over het jaar 2008 (D-157-7 t/m 11; AH-075) en/of
- [medeverdachte 1] over het jaar 2008 (D-660-3 t/m 6 en/of D-660-7 t/m 10; AH-075)
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk op de/het bij de inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst ingediende (elektronische) aangifte(n) en/of ingeleverde aangiftebiljet(ten) inkomstenbelasting ten name van genoemde perso(o)n(en) over genoemde periode(n) (telkens) een onjuist (belastbaar) loon en/of (belastbaar) inkomen en/of een onjuist bedrag aan loonheffing en/of
(een) te hoge en/of onjuiste aftrekpost(en) opgegeven, terwijl dat/die feit(en) (telkens) er toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2007 tot en met 6 oktober 2009 te Amsterdam en/of Almere en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) althans alleen,(telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en), te weten (een) aangifte(n) inkomstenbelasting ten name van (onder andere):
- [persoon 2] over het jaar 2006 (D-541-4/5; AH-069) en/of
- [persoon 1] over het jaar 2006 (D-382-4/5; AH-069) en/of
- [persoon 4] over het jaar 2006 (D-206-3/4 en/of D-0206-5/6; AH-067; AH-070; AH-076) en/of
- [persoon 10] over het jaar 2006 (D-132-2/3 en/of D-132-4/5; AH-063) en/of
- [persoon 11] over het jaar 2006 (D-134-2/3 en/of D-134-4/5; AH-063) en/of
- [persoon 12] over het jaar 2006 (D-133-2/3 en/of D-133-4/5; AH-063) en/of
- [persoon 6] over het jaar 2007 (D-131-4 t/m 8; AH-064) en/of over het jaar 2008 (D-131-9 t/m 13; AH-064) en/of
- [persoon 7] over het jaar 2007 (D-221-6 t/m 10; AH-065) en/of
- [persoon 8] over het jaar 2006 (D-93-3/4; AH-066) en/of over het jaar 2007 (D-94-4 t/m 7; AH-066) en/of
- [persoon 9] over het jaar 2008 (D-213-3 t/m 6; AH-068) en/of
- [medeverdachte 1] over het jaar 2008 (D-660-3 t/m 6 en/of D-660-7 t/m 10; AH-075)
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd is tot bewijs van enig feit te dienen als ware dit/deze echt en onvervalst, bestaande het gebruikmaken (telkens) hierin dat hij en/of zijn mededader(s) deze (elektronische) aangifte(n) heeft/hebben ingediend bij en/of ingeleverd bij en/of verstuurd naar de inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst, en bestaande de valsheid (telkens) hierin dat
- een onjuist (belastbaar) loon en/of (belastbaar) inkomen en/of een onjuist bedrag aan loonheffing en/of (een) te hoge en/of onjuiste aftrekpost(en) zijn opgegeven en/of ingevuld en/of
- de aangifte op naam van de betreffende persoon is gesteld en/of ingediend, terwijl deze persoon hiervan niet op de hoogte was en/of hiermee niet heeft ingestemd en/of
- zonder medeweten van de betreffende persoon een bankrekeningnummer is vermeld, terwijl deze bankrekening niet in gebruik was bij de betreffende persoon doch bij verdachte en/of zijn mededader(s), althans terwijl niet de betreffende persoon doch verdachte en/of zijn mededader(s) beschikte(n) over (toegang tot) deze bankrekening;
2.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met 6 oktober 2009 te Amsterdam en/of Almere en/of Apeldoorn en/of elders in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en) althans alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) en/of vervalst(e) geschrift(en), te weten (een) brie(f)(ven) en/of opga(af)(ven) ten name van
[persoon 2] (D-013; AH-069) en/of
[persoon 1] (D-014; AH-069) en/of
[persoon 10] (D-215 en/of D-280; AH-063) en/of
[persoon 11] (D-281; AH-063) en/of
[persoon 12] (D-279; AH-063) en/of
B. [persoon 4] (D-207; AH-067; AH-070) en/of
[persoon 6] (D-44a; AH-064) en/of
[persoon 7] (D-56a; AH-065) en/of
[persoon 8] (D-58a-1; AH-066)
- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd is tot het bewijs van enig feit te dienen als ware dit/deze echt en onvervalst, bestaande het gebruikmaken (telkens) hierin dat hij en/of zijn mededader(s) deze brie(f)(ven) en/of opga(af)(ven) heeft/hebben ingediend bij en/of ingeleverd bij en/of verstuurd naar de inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst, en
bestaande de valsheid (telkens) hierin dat
- A. en B. de brief en/of opgaaf op naam van de betreffende persoon is gesteld en/of ondertekend, terwijl deze persoon hiervan niet op de hoogte was en/of hiermee niet mee heeft ingestemd en/of deze niet heeft ondertekend en/of
- A. zonder medeweten van de betreffende persoon om wijziging van een (bij de Belastingdienst bekend) postadres en/of correspondentieadres is verzocht en/of opgaaf is gedaan van een ander postadres en/of correspondentieadres, terwijl dit andere postadres en/of correspondentieadres niet in gebruik was bij de betreffende persoon doch bij verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
verdachte en/of zijn mededader(s) toegang hadden tot dit andere postadres en/of correspondentieadres en/of
- B. zonder medeweten van de betreffende persoon om wijziging van een (bij de Belastingdienst bekend) bankrekeningnummer is verzocht en/of opgaaf en/of mededeling is gedaan van een ander bankrekeningnummer, terwijl deze andere bankrekening niet in gebruik was bij de betreffende persoon doch bij verdachte en/of zijn mededader(s), althans terwijl niet de betreffende persoon doch verdachte en/of zijn mededader(s) beschikte(n) over (toegang tot) deze andere bankrekening;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2007 tot en met 6 oktober 2009 te Amsterdam en/of Almere en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) (een) voorwerp(en), te weten,
een of meerdere geldbedrag(en), te weten een geldbedrag van 26.653 euro contant (AH-053); en/of (een) geldbedrag(en) van 9.727 euro ([persoon 2]); D-608) en/of 13.003 euro ([persoon 1]; D-607) dat/die door de Belastingdienst is/zijn overgemaakt op rekening [rekeningnr 1] (AH-069; AH-69A); en/of (een) geldbedrag(en) van 8.045 euro ([persoon 8]; D-092 en D-871-2) en/of 7.368 euro ([persoon 6]; D-129 en D-872-1) die/dat door de Belastingdienst is/zijn overgemaakt op rekening [rekeningnr 6] (AH-064; AH-066; AH-096); en/of een geldbedrag van 7.676 euro ([persoon 9]; D-181 en D-971-2) dat door de Belastingdienst is overgemaakt op rekening [rekeningnr 9] (AH-068; AH-097); en/of een geldbedrag van 8.943 euro ([medeverdachte 2]; D-156 en D-128-1) dat door de Belastingdienst is overgemaakt op rekening [rekeningnr 11] (AH-075; AH-098) althans enig(e) geldbedrag(en), en/of een auto (een Saab met kenteken [kenteken 2]) (D-261) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of omgezet en/of overgedragen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) dat dit/deze voorwerp(en) - middellijk of onmiddellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, zulks terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) van het plegen van voormelde feiten een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
De rechtbank leest het in de 8e regel van het tenlastegelegde vermelde "7.368 euro" als "7.386 euro", aangezien hier sprake is van een kennelijke misslag. Door de verbetering van deze misslag wordt verdachte niet in de verdediging geschaad.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2009 tot en met 6 oktober 2009 te Amsterdam en/of Almere en/of elders in Nederland, al dan niet als oprichter en/of bestuurder en/of leider, heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband tussen (onder andere) verdachte en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven (AH-054), te weten
het misdrijf van:
-artikel 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen en/of
-artikel 225 lid 1 en/of lid 2 Wetboek van strafrecht en/of
-artikel 326 Wetboek van strafrecht en/of
-artikel 420bis Wetboek van strafrecht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1 De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden1 2
Ten aanzien van zaak A feiten 1, 2 en 3 en zaak B
In de maanden juli en augustus 2007 zijn bij de Belastingdienst ruim honderd verzoeken ingediend tot wijziging van het postadres van belastingplichtigen van '[A-straat nr.], Amsterdam' in '[B-straat nr.], Amsterdam Zuidoost'. Alvorens deze mutatie door te voeren, heeft de Belastingdienst de betrokkenen schriftelijk om een bevestiging gevraagd. Niemand reageerde en de mutaties zijn uiteindelijk niet doorgevoerd. In augustus en september 2007 is binnen de systemen nagegaan of ten aanzien van betrokkenen aangiften inkomstenbelasting (hierna: aangiften IB) dan wel verzoeken tot teruggaaf zijn ingediend. Dat was toen niet geval.
Rond 15 oktober 2007 is ten aanzien van een klein aantal belastingplichtigen een hernieuwd verzoek ingediend tot wijziging van het postadres naar: '[B-straat nr.], Amsterdam Zuidoost'.
Onder meer de heer [persoon 1]3 (hierna [persoon 1]) en de heer [persoon 2]4 (hierna: [persoon 2]) hebben een verzoek gedaan om hun postadres te wijzigen in [B-straat nr.] te Amsterdam Zuidoost.
Van dat adres is bekend dat daar de instelling [instelling] gevestigd is. [instelling] is een onderdeel van de Stichting [stichting].
[vader verdachte] (hierna: [vader verdachte]) is de vader van verdachte. Hij heeft verklaard dat hij vanaf 2004 tot en met 20 augustus 2009 bij [instelling] heeft gewerkt.5 Voorts heeft hij verklaard dat verdachte vaak bij [stichting] komt, omdat hij veel klanten in de Bijlmer heeft.6
In de tweede helft van oktober 2007 meldde de Centrale Administratie van de Belastingdienst Amsterdam dat meerdere sofinummers werden gekoppeld aan bankrekeningen van de Postbank. Het betrof de bankrekeningnummers [rekeningnr 1] en [rekeningnr 2].
In het najaar van 2007 heeft de Belastingdienst naar de rekeninghouders een onderzoek ingesteld. Daaruit kwamen de volgende rekeninghouders naar voren:
* bij nummer [rekeningnr 1]: [X BV] te Huizen
* bij nummer [rekeningnr 2]: Poste Malize BV.
Door middel van diskettes zijn dertien aangiften IB 2006 ingediend. Alle aangiften - op één na - maken melding van een loonbedrag van € 43.046,- en een bedrag aan loonheffing van € 13.304,-. In drie gevallen heeft het computersysteem van de Belastingdienst de aangifte gevolgd, zodat er in die gevallen daadwerkelijk geld is uitbetaald.7
Deze uitbetaling vond plaats op rekeningnummer [rekeningnr 1] ([X BV]) op 8 oktober 2007.8 Het ging onder meer om een bedrag van € 9.727,- op naam van [persoon 2]9 en een bedrag van € 13.003,- op naam van [persoon 1],10 in beide gevallen vanwege de eerste voorlopige aanslag IB 2006.
Op 9, 10, 11 en 15 oktober 2007 is negen keer geld opgenomen van voornoemde rekening voor een totaalbedrag van € 5.550,-.11
In het systeem FiBase van de Belastingdienst is te zien dat [persoon 2] in het jaar 2006 € 8.292,- aan inkomsten heeft genoten, waarover € 1.673,- loonheffing is geheven.12
In het systeem FiBase van de Belastingdienst is te zien dat [persoon 1] in het jaar 2006
€ 10.139,- aan inkomsten heeft genoten, waarover € 2.029,- loonheffing is geheven.13
Volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel is [X BV] (beheermaatschappij) op 13 april 2000 opgericht. Enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschap is [persoon 3], geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats].14
Voormelde [persoon 3] heeft op 24 oktober 2007 aangifte gedaan van oplichting. [persoon 3] verklaarde dat zijn voormelde BV 'slapend' was. Op 11 oktober 2007 kreeg hij bericht van de Postbank dat zij zijn rekening had geblokkeerd vanwege opvallende geldopnames. [persoon 3] kent het rekeningnummer helemaal niet en heeft deze rekening niet geopend en er geen geld van af gehaald.15
Op 12 maart 200816 en 31 maart 200817 werd er ten behoeve van [persoon 4] (hierna: [persoon 4]) per diskette aangifte IB over het jaar 2006 gedaan. Hierin is het opgegeven loonbedrag € 43.046,- en het bedrag aan loonheffing € 13.304,-.
In juni 2008 kwamen bij de Belastingdienst/ Centrale Facilitaire Diensten tien verzoeken binnen, inhoudende een "opgave rekeningnummer Particulieren". De verzoeken zijn alle gedateerd 2 juni 2008 en strekken ertoe het reeds bij de Belastingdienst bekende rekeningnummer te wijzigen in het Postbanknummer [rekeningnr 5] ten name van de heer [persoon 5].18 Één van deze verzoeken staat op naam van reeds genoemde [persoon 4].19 Uit onderzoek blijkt dat als postadres van [persoon 4] in het systeem van de Belastingdienst het adres [B-straat nr.] Amsterdam Zuidoost staat vermeld.20
[persoon 4] heeft verklaard dat hij in juni 2008 twee brieven had ontvangen van de Belastingdienst/ Centrale Administratie waarin stond dat zijn bankrekeningnummer was gewijzigd. Daarna was hem gebleken dat zijn postadres is gewijzigd. Hij heeft voorts verklaard dat hij, anders dan in de aangifte vermeld, in 2006 niet bij Shell werkte, dat hij niet wist dat er op zijn naam aangifte is gedaan over 2006 voor de inkomstenbelasting en dat hij niets heeft teruggekregen van de Belastingdienst. De rekeningen met nummers [rekeningnr 3] en [rekeningnr 4] zijn niet van hem. Het bedrijf '[X] Klussenbedrijf', de houder van de rekening met nummer [rekeningnr 4], zegt hem - [persoon 4] - niets.21
De rekening met nummer [rekeningnr 5] staat op naam van [persoon 5] Klussenbedrijf met als eerste vertegenwoordiger [persoon 5] (hierna: [persoon 5]).22
Op 1 september 2007 heeft [persoon 5] aangifte van vermissing van zijn identiteitskaart gedaan. Op 29 augustus 2007 heeft hij aangifte gedaan van vermissing van zijn paspoort.23 Op 17 september 2008 heeft hij aangifte gedaan van fraude. Hij heeft verklaard dat hij in juni 2007 weer in Nederland is komen wonen en dat hij in die periode zijn Nederlandse identiteitskaart, Postbankpas en pincode heeft afgegeven aan twee personen genaamd "[bijnaam 1]" en "[bijnaam 2]".24
[persoon 5] is op 7 oktober 2009 als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat hij destijds bij de Kamer van Koophandel is geweest samen met [bijnaam 2]. [bijnaam 2] voerde het woord en vertelde [persoon 5] dat hij bepaalde formulieren moest tekenen. Verbalisanten tonen [persoon 5] twee brieven van de Postbank, van 5 respectievelijk 6 mei 2008, aan hem gericht. Deze brieven hebben betrekking op rekeningnummer [rekeningnr 5]. [persoon 5] herkent de formulieren niet; het is ook niet zijn rekeningnummer, aldus [persoon 5].25
Op 17 februari 2009 om om 12.50 uur wordt op naam van [persoon 6] (hierna: [persoon 6]) een met zijn DigiD-code ondertekende aangifte IB 2008 ingediend.26 Deze aangifte resulteert in een teruggave ten bedrage van € 7.386,-. Op 6 mei 2009 is deze teruggave betaald op rekeningnummer [rekeningnr 6].27
Het rekeningnummer [rekeningnr 6] staat op naam van verdachte.28
In het systeem FiBase van de Belastingdienst zijn geen loongegevens van [persoon 6] bekend over het jaar 2008.29
Op 17 februari 2009 om 12.51 uur wordt op naam van [persoon 6] een met zijn DigiD-code ondertekende aangifte IB 2007 ingediend.30 Deze aangifte resulteert in een teruggave ten bedrage van € 7.753,- (belastingteruggave en heffingsrente). Op 25 maart 2009 is deze teruggave betaald op rekeningnummer [rekeningnr 7].31
Op 7 mei 2009 ontvangt de Belastingdienst Amsterdam een brief, ondertekend door [persoon 6], inhoudende dat de teruggave op een onjuist rekeningnummer is gedaan. De zich [persoon 6] noemende verzoekt de bank het geld terug te boeken en te storten op de rekening met nummer [rekeningnr 6]. Hij vermeldt als telefoonnummer waarop hij te bereiken is [tel.nr 1].32 Dat telefoonnummer is op dat moment in gebruik bij verdachte.33
In het systeem FiBase van de Belastingdienst is te zien dat [persoon 6] in het jaar 2007 € 361,- aan inkomsten heeft genoten bij Vedior Uitzendbureau.34
Deze aangiften IB worden alle gedaan vanaf het IP-adres [IP-adres]. Dat IP-adres wordt gebruikt vanaf de [D-straat nr.] in [woonplaats].35
[persoon 6] heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij nog nooit een aangifte IB heeft gedaan.36 Bij de politie heeft [persoon 6] verklaard dat hij ook nooit een ander aangifte IB voor hem heeft laten doen. De bedragen zoals genoemd in de op zijn naam gedane aangifte IB over het jaar 2007 (een bedrag van
€ 41.417,- aan loon uit arbeid bij ASML, een bedrag van € 12.419,- aan ingehouden loonheffing en een teruggave ten bedrage van € 7.753,-) kloppen niet. De rekeningnummers [rekeningnummer 7] en [rekeningnr 6] zijn niet zijn rekeningnummers. Voorts heeft [persoon 6] verklaard dat hij in 2008 geen inkomen had, omdat hij gedetineerd was.37 Hij heeft voorts als getuige ter zitting verklaard dat hij verdachte nooit eerder heeft gezien.38 Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [persoon 6] ook niet kent en dat dit niet de heer [persoon 6] is, die hij als cliënt had.39
Op 21 februari 2009 om 12.07 uur wordt vanaf het IP-adres [IP-adres] op naam van [persoon 7]40 (hierna: [persoon 7]) een met zijn DigiD-code ondertekende aangifte IB 2007 ingediend. De teruggave moet volgens deze aangifte worden gestort op bankrekeningnummer [rekeningnummer 8]. 41
In de systemen van de Belastingdienst is te zien dat een belastingaanslag IB 2007 op naam van [persoon 7] is opgelegd en dat op grond van deze aanslag een bedrag van € 9.624,- is betaald op rekeningnummer [rekeningnummer 8].42
In FiBase is te zien dat [persoon 7] in het jaar 2007 een bedrag van € 38,- aan loon heeft genoten waarover een loonbelasting van € 2,- is ingehouden.43
Op 14 mei 2009 ontvangt de Belastingdienst Amsterdam een brief, ondertekend door [persoon 7], inhoudende dat de teruggave op een onjuist rekeningnummer is gedaan. De zich [persoon 7] noemende verzoekt het geld terug te halen en te storten op de rekening met nummer [rekeningnummer 9]. Hij vermeldt als telefoonnummer waarop hij te bereiken is [tel.nr 2].44 Dat telefoonnummer is op dat moment in gebruik bij verdachte.45 Het bedrag wordt uiteindelijk door de Belastingdienst op 14 juli 2009 alsnog op bankrekeningnummer [rekeningnummer 9] gestort.46
Op 15 juli 2009 wordt van die rekening in vier tranches in totaal € 9.000,- opgenomen.47
[persoon 7] heeft bij de politie verklaard dat hij nog nooit een aangifte IB heeft gedaan of iemand voor hem aangifte heeft laten doen. De loongegevens en werkgever die staan vermeld op de op zijn naam ingediende aangifte IB 2007 kloppen niet. Het bankrekeningnummer [rekeningnummer 8], zegt hem niets. Het bedrag van € 9.624,- dat door de Belastingdienst op voornoemde rekening is uitbetaald, heeft hij nooit ontvangen.48
Ter terechtzitting heeft [persoon 7] als getuige herhaald dat hij nooit aangifte IB heeft gedaan. Voorts heeft hij verklaard dat hij geen klant van verdachte is.49 Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [persoon 7] ook niet herkent als zijn cliënt.50
De rekening met nummer [rekeningnummer 9] staat op naam van [moeder verdachte] (hierna: [moeder verdachte]), moeder van verdachte.51
Op 21 februari 2009 is op naam van [persoon 8] (hierna: [persoon 8]) een met zijn DigiD-code ondertekende aangifte IB 2006 ingediend.52 Deze aangifte resulteerde in een teruggave van € 8.096,-. Deze teruggave is op 1 april 2009 uitbetaald op rekeningnummer [rekeningnummer 8].
Op 21 februari 2009 om 12.04 uur is op naam van [persoon 8] een met zijn DigiD-code ondertekende aangifte IB/2007 ingediend.53 Deze aangifte resulteerde in een teruggave van € 8.045,-. Volgens de ingediende aangifte zou de teruggave gestort moeten worden op bankrekeningnummer [rekeningnummer 8]. Deze teruggave is uiteindelijk uitbetaald op 24 april 2009 op rekeningnummer [rekeningnr 6].
[persoon 8] heeft verklaard dat hij over het jaar 2007 geen aangifte IB heeft gedaan. De door de verbalisanten getoonde aangifte IB over dat jaar is niet in zijn opdracht opgemaakt. De gegevens die op de aangifte staan, kloppen niet. Hetzelfde geldt voor de aangifte IB 2006. Voorts heeft [persoon 8] verklaard dat hij de naam [verdachte] niet kent. Hij heeft geen geld ontvangen naar aanleiding van belastingteruggaven over het jaar 2006 en 2007 Hij herkent de bankrekeningnummers [rekeningnr 6] en [rekeningnummer 8] niet.54
Op 21 februari 2009 om 12.18 uur is op naam van [persoon 9] (hierna: [persoon 9]) een met haar DigiD-code ondertekende aangifte IB 2008 ingediend.55 Deze aangifte resulteerde in een claim van € 7.676,-. Naar aanleiding van deze aangifte is op 6 mei 2009 een voorlopige aanslag IB 2008 opgelegd. Dit bedrag is op 27 april 2009 uitbetaald op bankrekeningnummer [rekeningnummer 9].56
In het systeem FiBase van de Belastingdienst is te zien dat [persoon 9] in het jaar 2008 geen loon heeft genoten.57
[persoon 9] heeft verklaard dat zij in 2008 geen inkomen had en ook geen aangifte IB over dat jaar heeft gedaan of heeft laten doen. De gegevens betreffende werkgever, loon(heffing) en buitengewone uitgaven die op door de verbalisanten getoonde aangifte IB staan, kloppen niet. Het rekeningnummer [rekeningnummer 9] is niet haar rekeningnummer. Voorts heeft zij verklaard dat zij geen [verdachte] kent.58
In maart 2009 zijn bij de Belastingdienst twaalf verzoeken binnengekomen om het adres [C-straat nr.], te Amsterdam Zuidoost te gebruiken als correspondentieadres. Het betrof onder meer de verzoeken van [persoon 10],59 [persoon 11]60 en [persoon 12] (hierna: [persoon 12]).61 De Belastingdienst stuurt [persoon 10], op zijn GBA-adres, een brief ter bevestiging van het postadres aan de [C-straat]. [persoon 10] stuurt die bevestiging retour en meldt dat het niet klopt dat hij post op dat adres wil ontvangen.62 Hetzelfde geldt voor [persoon 11].63 [persoon 12] heeft ook een brief bevestiging postadres gehad, maar nooit gereageerd.
Op 16 april 2009 komen bij de Belastingdienst per diskette de aangiften inkomensbelasting over het jaar 2006 binnen van [persoon 10],64 [persoon 11]65 en [persoon 12].66 Zowel bij
[persoon 10] als bij [persoon 11] wordt een bedrag van € 43.046,- aan loon en een bedrag van € 13.304,- aan loonbelasting opgegeven. Uit navraag bij de Belastingdienst komt naar voren dat de uit te keren bedragen op het bankrekeningnummer [rekeningnr 5] (t.n.v. [persoon 5] Klussenbedrijf) geboekt moet worden.67
Uit het systeem FiBase van de Belastingdienst komt naar voren dat [persoon 10] in 2006 € 339,- aan loon heeft genoten bij de werkgever [werkgever].68
[persoon 11] heeft volgens FiBase in 2006 € 3.174,- aan loon genoten van de werkgevers Honeywellp en Maas International BV.69
[persoon 12] heeft in 2006 volgens FiBase € 58,- verdiend waarvan € 20,- is ingehouden aan loonheffing.70
[persoon 10] heeft verklaard dat hij in 2006 in de zomervakantie heeft gewerkt bij [werkgever] en daarmee € 339,- heeft verdiend. Hij weet niets van een aangifte IB over het jaar 2006 waarin is opgegeven dat een bedrag van € 43.046,- aan loon is genoten bij Aries direct en waarover een bedrag van € 13.304,- is ingehouden aan loonheffing.71
[persoon 11] heeft verklaard dat hij nooit op de [C-straat nr.] te Amsterdam Zuidoost heeft gewoond. Hij heeft per brief de vraag van de Belastingdienst of het postadres moet worden gewijzigd ontkennend beantwoord.72 Het bankrekeningnummer [rekeningnr 5] dat vermeld staat in de ingediende aangifte is niet van hem. Voorts heeft hij verklaard dat hij in 2006 alleen in de vakanties en misschien tussendoor op vrijdag heeft gewerkt bij Maas International. Als verbalisanten hem de aangifte IB 2006 tonen, verklaart [persoon 11] dat hij die aangifte niet heeft gedaan en dat hij de handtekening niet herkent. Als werkgever staat vermeld Fortis ASR, het bedrag dat aan loon is genoten bedraagt
€ 43.046,- en het bedrag aan ingehouden loonheffing bedraagt € 13.304,-. Er is een hoog bedrag aan buitengewone lasten in de aangifte opgenomen. Deze gegevens zijn niet juist. Hij heeft nooit een elektronische handtekening aangevraagd, aldus [persoon 11].73
[persoon 12] heeft verklaard dat hij nog nooit een aangifte IB heeft gedaan of heeft laten doen. In 2006 was hij gedetineerd en heeft hij alleen binnen de gevangenis gewerkt. Van een aangifte IB 2006 weet hij niets. Voorts heeft [persoon 12] verklaard dat hij nooit geld heeft gekregen van de Belastingdienst. Het rekeningnummer [rekeningnr 5] komt hem niet bekend voor. De handtekening op het formulier opgaaf elektronische handtekening74 is niet van hem. Het adres [C-straat nr.] te Amsterdam Zuidoost kent hij niet, aldus [persoon 12].75
Op 2 mei 2009 om 16.20 uur is op naam van [medeverdachte 2] een met zijn DigiD-code ondertekende aangifte IB 2008 ingediend.76 In die aangifte is opgegeven dat een bedrag aan loon uit tegenwoordige arbeid is genoten van € 61.800,- bij Oce, waarover een bedrag aan loonheffing zou zijn ingehouden van € 20.932,-. Deze aangifte resulteerde in een claim van € 13.611,-. De teruggave zou moeten worden gestort op bankrekeningnummer [rekeningnummer 10].
In het systeem FiBase van de Belastingdienst is te zien dat [medeverdachte 2] in het jaar 2008 geen loon heeft genoten.77
Het rekeningnummer [rekeningnummer 10] staat op naam van [medeverdachte 1].78
Op 2 mei 2009 om 16.22 uur is op naam van [medeverdachte 2] een met zijn DigiD-code ondertekende aangifte IB 2007 ingediend.79 Daarin is opgegeven dat een bedrag aan loon uit tegenwoordige arbeid is genoten van € 42.751,- bij Oce, waarover een bedrag aan loonheffing zou zijn ingehouden van € 12.978,-. Deze aangifte resulteerde in een claim van € 12.851,-. De teruggave zou moeten worden gestort op bankrekeningnummer [rekeningnummer 11]. Na verrekening is op 10 juni 2009 een bedrag van € 8.943,- betaald op voornoemd bankrekeningnummer,80 alwaar het op 17 juni 2009 bijgeboekt wordt.
In het systeem FiBase van de Belastingdienst is te zien dat [medeverdachte 2] in het jaar 2007 geen loon heeft genoten.81
Het bankrekeningnummer [rekeningnummer 11] staat op naam van [vader verdachte]; vader van verdachte. Het bij vermelde adres is [D-straat nr.] te [woonplaats];82 woonadres van verdachte.
In de periode van 17 juni 2009 tot en met 25 juni 2009 wordt in dertien keren een bedrag van € 9.600,- van die rekening opgenomen.83
Op 13 mei 2009 is per aangiftediskette op naam van [medeverdachte 2] een aangifte IB 2006 ingediend.84 In die aangifte is opgegeven dat een bedrag van € 43.046,- aan loon is genoten bij Océ. Hierover zou een bedrag van € 13.304,- zijn ingehouden aan loonheffing. Deze aangifte inkomensbelasting resulteert in een claim van € 11.079,- aan belastingteruggave. De teruggave zou moeten worden gestort op bankrekeningnummer [rekeningnummer 11].
Uit het systeem FiBase van de Belastingdienst komt naar voren dat [medeverdachte 2] in 2006 geen inkomen uit loon heeft gehad.85
Op 2 mei 2009 om 16.18 uur is op naam van [medeverdachte 1] een met zijn DigiD-code ondertekende aangifte IB 2008 ingediend. In die aangifte is opgegeven dat een bedrag aan loon uit tegenwoordige arbeid is genoten van € 37.825,- bij de Belastingdienst, waarover een bedrag aan loonheffing zou zijn ingehouden van € 10.862,-.86
Tien minuten later wordt nog een aangifte IB 2008 ingediend op naam van [medeverdachte 1]. Het verschil tussen de aangiften is de opgegeven werkgever; Adecco in plaats van Belastingdienst. Deze aangifte resulteerde in een claim van € 10.111,- en de teruggave zou moeten worden gestort op bankrekeningnummer [rekeningnummer 10] t.n.v. [medeverdachte 1].87
In het systeem FiBase van de Belastingdienst is te zien dat [medeverdachte 1] in het jaar 2008 loon heeft genoten van
- TEMPOTEAMP in de periode 01-01 t/m 31-12 (LBnummer [LBnummer 1]);
- TEMPOTEAMU in de periode 01-01 t/m 31-12 (LBnummer [LBnummer 2]);
- ACHMEVERZE in de periode 06-10 t/m 02-11 (LBnummer [LBnummer 3]);
- ACHMEVERZE in de periode 01-12 t/m 28-12 (LBnummer [LBnummer 4]);
- STARTPEOPL in de periode 01-01 t/m 31-12 (LBnummer [LBnummer 5]);
- WERKNEMERS in de periode 01-09 t/m 02-09 (LBnummer [LBnummer 6]);
- WERKNEMERS in de periode 29-10 t/m 12-11 (LBnummer [LBnummer 7]);
- WERKNEMERS in de periode 27-11 t/m 28-11 (LBnummer [LBnummer 8]).
In totaal heeft hij in het jaar 2008 voor een bedrag van € 27.343,- aan loon genoten, waarover € 6.326,- aan loonbelasting is ingehouden en afgedragen.88
Naar aanleiding van deze op naam van [medeverdachte 1] ingediende aangiften IB 2008 is op 13 juli 2009 een bedrag van € 585,- betaald op bankrekeningnummer [rekeningnummer 10] t.n.v. [medeverdachte 1].89
Vanaf het IP-adres van verdachte vinden onder meer de volgende acties plaats:
- in de periode van 13 april 2009 tot en met 27 mei 2009 is via internet 13 keer ingelogd op de rekening met nummer [rekeningnr 5] t.n.v. [persoon 5] Klussenbedrijf;90
- op 1 juli 2009 om 13.07 uur wordt via "Mijn ING" ingelogd op de bankrekening [rekeningnr 5] t.n.v. [persoon 5] Klussenbedrijf;91
- de elektronische aangiften IB op naam van [persoon 6], [persoon 7], [persoon 8] en [persoon 9] worden via dit IP-adres ingezonden;92
- de elektronische aangiften IB op naam van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] worden via dit IP-adres ingezonden.93
Op 6 oktober 2009 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte.94
Daar werd onder meer aangetroffen:95
1. Contant geldbedrag van € 26.635,-
2. Post [C-straat nr.] Amsterdam, waaronder een aanslag inkomstenbelasting 2007 op naam van [persoon 10]96
3. Kopieën van brieven aan de Belastingdienst van [persoon 10], [persoon 11] en [persoon 12] betreffende opgaaf elektronische handtekening en wijziging postadres97
4. Kopieën opgaaf elektronische handtekening betreffende o.m. [persoon 4] en een lijst met BSN/NAW gegevens, waaronder [persoon 4]98
5. Twee lijsten van in totaal 7 A4-tjes met BSN/NAW gegevens waaronder de gegevens van [persoon 10], [persoon 11], [persoon 12] en [persoon 4]99
6. Lijst met NAW/telefoon gegevens100
7. Bankpassen op naam van [moeder verdachte] (moeder verdachte), [persoon 13] MAR EN O OFFICE DEPOT, [X] Klussenbedrijf en [persoon 14]101
8. Tickets geldopneming (pinbonnen) [X BV]102
9. Uittreksel van de KvK van [X BV]103
10. Brief van de Postbank met TAN-codes van Porte Malize BV104
11. Tickets geldopneming (pinbonnen) rekeningnummer [rekeningnummer 9] t.n.v. [moeder verdachte]105
12. Tickets geldopneming (pinbonnen) rekeningnummer [rekeningnummer 11] t.n.v. [vader verdachte]106
13. Brieven van de ING voor [vader verdachte] betreffende rekeningnummer [rekeningnummer 11]107
14. Bankafschriften van de ING betreffende rekeningnummer [rekeningnummer 11] t.n.v. [vader verdachte]108
15. Twee brieven van de Postbank voor [persoon 5]109
16. Losse blaadjes met namen (waaronder [persoon 8], [persoon 6], [persoon 7] en [persoon 9]) en BSN/NAW gegevens of bedragen.110
17. Een computer en een laptop waarop onder meer de volgende bestanden/ sporen werden aangetroffen:
* een document met diverse BSN/NAW gegevens, onder meer van [persoon 4];
* gegevens betreffende bankrekeningnummer [rekeningnummer 5] t.n.v. van [persoon 5] Klussenbedrijf;
* een bestand met drie opgaven rekeningnummer op naam van [persoon 6], [persoon 8] en [persoon 7];
* ontvangstbevestigingen aangifte IB op naam van o.m. voornoemde [persoon 6], [persoon 8] en [persoon 7] en [medeverdachte 2], [medeverdachte 1] en [persoon 9]
* brieven aan de Triodosbank ter zake terugstorten geld t.b.v. [persoon 8] of [persoon 6];
* een lijst met NAW/BSN gegevens.111
Bovenstaande voorwerpen en gegevens zijn op verschillende plaatsen in de woning van verdachte aangetroffen. De voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 3, 5 en 8 zijn aangetroffen in de bedombouw op de slaapkamer van verdachte. De voorwerpen onder de nummers 4, 7, 9 en 10 zijn aangetroffen op de zolder, die alleen bereikbaar is via de slaapkamer van verdachte. De voorwerpen onder de nummers 6 en 14 tot en met 16 zijn aangetroffen bij het bureau van verdachte in een kamer op de eerste etage.
Forensisch technisch rechercheur en deskundig documentenonderzoeker [rechercheur] heeft een vergelijking gemaakt van de brieven inhoudende een verzoek tot wijziging adres in het correspondentieadres [C-straat nr.] te Amsterdam Zuidoost en de brieven inhoudende een verzoek tot wijziging adres in het correspondentieadres [B-straat nr.] Amsterdam Zuidoost. De conclusie van dat onderzoek luidt dat met uitzondering van de variabele gegevens (afzender, een afwijkende datering, de BSN nummers en de ondertekening) de teksten van de brieven 132 tot en met 135, 139 en 141 exact op elkaar passen. Op de brieven met de nummers 132 tot en met 135 en 139 is het huisnummer [nr.] van de [C-straat] met pen geschreven op een strookje correctietape. Daaronder staat het cijfer [nr.] geprint. Op de brief nummer 141 staat het huisnummer [nr.] geprint.112
Het pand aan de [C-straat nr.] te Amsterdam Zuidoost staat op naam van [persoon 15] (hierna: [persoon 15]) en [persoon 16].113
Tijdens stelselmatige observatie wordt het volgende waargenomen.
Op de beelden van 26 mei 2009, omstreeks half vijf is te zien dat een man in een auto met kenteken [kenteken] stapt en wegrijdt. De auto staat op naam van [persoon 15]. 114 Een verbalisant herkent de man op de beelden als [persoon 15], na vergelijking van de beelden met een foto van [persoon 15].115
Op de camerabeelden is tevens te zien dat [persoon 15] op 11 en 20 juni 2009 om 13.22 uur respectievelijk 18.23 uur post ophaalt op het adres [C-straat nr.] te Amsterdam Zuidoost. Hierbij is zichtbaar dat hij beide keren een blauwe envelop in zijn handen heeft.116
Het is een feit van algemene bekendheid dat de Belastingdienst haar post in blauwe enveloppen verzendt.
Tijdens het onderzoek worden diverse telefoonnummers getapt. De volgende gesprekken worden opgenomen:
* een gesprek op 27 juni 2009 om 14.22 uur tussen [persoon 15] en [medeverdachte 3], waarin wordt gesproken over brieven voor de heer [achternaam personen 10 en 11]: 117 (NNman is [medeverdachte 3])118
NNman: "[persoon 15]"
[persoon 15]: "Hai, eehh er zijn weer brieven voor de
heer [achternaam personen 10 en 11]. Heb jij het nodig of moet ik het eehh."
NNman: "Nee hoor. Gewoon verscheur alles maar."
[persoon 15]: "Ja?"
NNman: "Ja, ja, ja."
[persoon 15]: "ok"
NNman: "Ja?"
[persoon 15]: "Ja hoor, is goed."
NNman: "ok, hoi hoi"119
* op 29 juni 2009 om 10.51 uur wordt [persoon 15] gebeld door [medeverdachte 3], waarna het volgende gesprek volgt:
[medeverdachte 3]: Hai [persoon 15], je had gebeld.
[persoon 15]: Kom jij toevallig in de bijlmer vandaag.
[medeverdachte 3]: Nee, [persoon 15], nee. Ja ik kom wel, maar later pas.
[persoon 15]: Okay, bel me als je in de bijlmer bent, ik wil je één of twee vragen stellen.
[medeverdachte 3]: Is goed, stél maar, dan geef ik je toch antwoord!
[persoon 15]: Nee, nee, niet telefonisch, ja.
[medeverdachte 3]: Okay, is goed, dan spreek ik je later wel.120
* op 1 juli 2009 om 13.04 uur een gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 2]: (NNman is [medeverdachte 2])121
NNman: "Ok, heel even kort. Dat ding wat allemaal naar Amsterdam ging."
[verdachte]: "Ja"
NNman: "Die man die zag natuurlijk niks, dus ik had net die andere man aan de lijn. Hij zegt hij stuurt alles terug. Ik zeg dat moet hij natuurlijk niet doen."
[verdachte]: "Hij stuurt alles terug?"
NNman: "Ja"
[verdachte]: "Ongelofelijk"
NNman: "Er waren twee van die dingen gekomen. Ik weet niet of hij het al heeft gedaan, maar hij rijdt nu naar hem toe, in ieder geval."
[verdachte]: "OK. Dat is natuurlijk niet de bedoeling."
NNman: "Nee.....(ntv)...... Maar als het goed is je moet dat ding van je even bijhouden, dan hè."
[verdachte]: "wat zei je?"
NNman: "ik zeg dan moet je dat ding even van je bijhouden, want de kans is groot dat ie bij jou is. Snap je?"
[verdachte]: "Ok, dat ding bij me bijhouden. Watte watte wat. Wat bedoel je?"
NNman: "Dat ding wat je altijd checkt."
[verdachte]: "ja, ja, ja"
NNman: "of het er is of niet weet je dat moet je even bijhouden."
[verdachte]: "ok, ok, ok, ok. ..(ntv).. Maar in ieder geval, hij moet, er moeten geen dingen terug gestuurd worden, natuurlijk. Dat moeten we eventjes eehhh dat moet je wel even in de gaten houden, in ieder geval.
NNman: "Ja, dat klopt. Die man is nou daar naar toe aan het rijden. Ja, fock, weet je. Hij zegt ja die man had zo iets van ja. Er waren er al twee gekomen, maar ik had niks, weet je. Het duurde zo lang.
[verdachte]: "Ja"
NNman: "dus toen zei ik ja man dat is het juist er komen twee keer dingen"
[verdachte]: "Ja, ja, ja inderdaad. Er komt, er komt niet, er komt niet elke dag, er komen niet elke dag wat, daarom. Er kan, weet je. Eens in de week of misschien komt er een week niks. Dan misschien een week. Dat moet wel allemaal, hij moet het wel allemaal bewaren natuurlijk.
NNman: "dus dat, man. Er zijn er drie die gaan.. (ntv)..Maar er wordt nu heen gereden"
[verdachte]: "Ok, is goed is goed is goed is goed"
NNman: "Ja. Maar je moet het wel checken, hoor. Voor het zelfde geld, je weet toch?"
[verdachte]: "Ja, ja, ja ja ja. Nee nee Dat dat sowieso dat sowieso dat sowieso"
NNman: "Ok, is goed man. Man, dan hoor ik het wel"
[verdachte]: "Is goed gozer. Abou, ciao ciao.
NNman: "Ja, ok man."122
* een gesprek op 09 juli 2009 om 19.50 uur tussen verdachte en [medeverdachte 2]:
[verdachte]: Goeienavond, met [verdachte].
[medeverdachte 2]: Kerel.
[verdachte]: Gozer.
[medeverdachte 2]. Hé. Heel even hoor.
[verdachte]: Ja.
[medeverdachte 2]: Weet je waarom die kerel van Amsterdam die dingen. Hij heeft ze niet gestuurd, maar hij heeft ze verscheurd. Weet je waarom?
[verdachte]: Nou.
[medeverdachte 2]: Bij eentje had ie. Omdat het duurde toch lang, wat ik je zei.
[verdachte]: Ja, ja, ja.
[medeverdachte 2]: Bij eentje had ie er achteraan gebeld. En de naam was [achternaam personen 10 en 11], degene die wat gehad had. Snap je?
[verdachte]: Okay, diegene had wat gehad?
[medeverdachte 2]: Die [achternaam personen 10 en 11], zeg maar.
[verdachte]: Ja.
[medeverdachte 2]: Die heeft z'n doekoe al gehad, zeg maar. Daar is ie dus als het ware achter gekomen, en toen had zoiets van, he ik wordt hier gewoon genaaid.
[verdachte]: Okay, okay, okay.
[medeverdachte 2]: Dus, dan moet je dat effe nachecken, misschien dat iemand jou naait, of zo? Dat, ik weet niet?
[verdachte]: Nee, nee, nee, maar dat zal het niet zijn, want het is. Ja. Nou ja. Dat ga ik je nu niet uitleggen op deze manier.
[medeverdachte 2]: Nee, okay.
[verdachte]: In ieder geval. Ja. Maar, het is ook niet de bedoeling. Ja. Laat dan ook maar zitten. Want het is niet de bedoeling dat mensen dingen gaan openen. Want dat is bullshit.
[medeverdachte 2]: Nee, nee, precies. Dus.
[verdachte]: Dus, snap je? Dus als het op deze manier gaat, dan hoeft het van mij ook helemaal niet meer. Want dat.
[medeverdachte 2]: Ja.
[verdachte]: Dat gaat niet zoals het afgesproken was. Afgesproken was dat we laten die dingen komen, en die worden afgegeven, en that's it.
[medeverdachte 2]: Ja, klopt, ja.
[verdachte]: Als ze dingen gaan lopen kijken. Dat is niet wat we af hebben gesproken.
[medeverdachte 2]: Nee, precies. Nou ja.
[verdachte]: Snap je, dus, laat het dan maar. Ja. Zie je, dat bedoel ik. En eh, als nu al spaakt om zoiets heel kleins, weet je, dan is het, eh.
[medeverdachte 2]: Hoofdpijn.
[verdachte]: Dan is het al nu al hoofdpijn. Weet je, en ik bedoel. Het is nu dus, het gaat helemaal nergens over, nu nog.
[medeverdachte 2]: Nee, precies, okay. Maar je hebt die andere nu wel naar die andere gedaan, toch?
[verdachte]: Ja, eh, maar de meeste zijn hiernaartoe gegaan, natuurlijk.
[medeverdachte 2]: Eh, maar dan moet ik wel met die man persoonlijk gaan praten.
[verdachte]: Ja, daarom. Natuurlijk moet je persoonlijk met hem gaan praten. Want je moet hem uitleggen dat dit niet de bedoeling was.
[medeverdachte 2]: Okay, ja. okay, weet je.
[verdachte]: Snap je.
[medeverdachte 2]: Okay. Kijk, ik moet morgen toch richting, eh, dinge, toch? Dan ga ik wel eerder weg. En, eh, dan rij ik wel zelf naar hem toe.
[verdachte]: Ja, ja. Ga effe kijken van hoe en wat daar, wat daar aan de hand is. Want ik weet niet of er meer dingen zijn gekomen, of wat dan maar ook.
[medeverdachte 2]: Ja.
[verdachte]: Want het lijkt mij stug dat er verder helemaal niks meer gekomen is. Dus.
[medeverdachte 2]: Okay.
[verdachte]: Weet je, en als mensen ook dingen gaan lopen openmaken. Dat is helemáal níet de bedoeling.
[medeverdachte 2]: Nee, dat klopt.
[verdachte]: Dat hebben we ook duidelijk afgesproken.
[medeverdachte 2]: Juist, dat heb ik toen ook al gezegd, weet je.
[verdachte]: Ja.
[medeverdachte 2]: Dus ik snap het ook niet hoor. Maar, okay.
[verdachte]: Ja.
[medeverdachte 2]: Nou, ik ga morgen wel effe der heen, man.
[verdachte]: Is goed, is goed, is goed.
[medeverdachte 2]: Ja?
[verdachte]: Ja, no spang. later dan.
[medeverdachte 2]: Is goed, man.
[verdachte]: Later dan.
[medeverdachte 2]: Okay.
[verdachte]: Ciao, ciao123
3.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle feiten bewezen kunnen worden. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft de officier van justitie een bewijsmiddelenoverzicht overgelegd. Kort samengevat wijst de officier van justitie daarbij op
- de verklaringen van [medeverdachte 2];
- de getapte telefoongesprekken tussen [persoon 15], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en verdachte;
- de documenten die tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte zijn aangetroffen;
- de verklaringen van de getuigen op wiens naam valse aangiften zijn gedaan.
3.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte integraal moet worden vrijgesproken. De verdediging is van mening dat de verklaringen van S.A. onbetrouwbaar zijn en bol staan van de tegenstrijdigheden en leugens. Deze verklaringen kunnen niet meewerken tot het bewijs. Voorts heeft de verdediging - kort samengevat - het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1 heeft verdachte de aangiften voor [persoon 6], [persoon 7], [persoon 8] en [persoon 9] verstuurd met medeweten van die belastingplichtigen. Dat verdachte de aangiften opzettelijk onjuist/ onvolledig heeft ingevuld en verstuurd, is niet te bewijzen, aldus de verdediging. De aangiften van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zijn ingevuld en verzonden door [medeverdachte 2]. De verklaring van [medeverdachte 2] dat verdachte dat zou hebben gedaan, is onjuist en onbegrijpelijk, daar [medeverdachte 2] een motief had om onjuiste aangifte te doen, aldus de verdediging.
Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte niets te maken kan hebben met de aangiften op naam van [persoon 2], [persoon 1], [persoon 10], [persoon 11] en [persoon 12], omdat de aangiften van deze personen zijn gedaan vóór verdachte de beschikking kreeg over de lijsten waar de gegevens over deze personen op stonden. Ten aanzien van [persoon 6], [persoon 7], [persoon 8] en [persoon 9] heeft verdachte verklaard dat hij met medeweten van deze personen - zijn klanten - heeft gehandeld. Gezien het feit dat verdachte, als hij twee personen met die achternaam niet herkent, kan de mogelijkheid dat iemand misbruikt heeft gemaakt van de identiteit van die personen niet worden uitgesloten. Tot slot is er te veel twijfel om tot een bewezenverklaring te komen, nu uit verklaringen van [medeverdachte 1] blijkt dat bij de Belastingdienst Rijswijk de beveiliging zo lek was als een mandje.
Ten aanzien van feit 3 voert de verdediging aan dat verdachte sinds 2005 een eigen, goedlopende onderneming drijft. Uit de inkomsten van die onderneming heeft hij de aangetroffen € 26.635,- gespaard en zijn auto betaald. Voor de bedragen die ten name van de belastingplichtigen zijn teruggevorderd, geldt dat verdachte deze bedragen ontving met de bedoeling deze direct te retourneren aan zijn cliënten.
Ten aanzien van feit 4 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte niemand heeft aangestuurd en dat de regie en het initiatief steeds afkomstig was van [medeverdachte 2]. Verdachte heeft met niemand anders dan [medeverdachte 2] contact gehad. Een ander belangrijk kenmerk van een criminele organisatie, namelijk de geldverdeling, ontbeert enige feitelijke onderbouwing.
3.4 Beoordeling van de bewijsmiddelen
3.4.1 Betrouwbaarheid verklaringen [medeverdachte 2]
[medeverdachte 2] heeft, kort samengevat, het volgende verklaard.
Verdachte heeft hem verteld dat hij geld van de belasting terug kon krijgen. Verdachte heeft vervolgens de aangiften IB 2006, 2007 en 2008 betreffende hem ingevuld en ingezonden. [medeverdachte 2] heeft nooit voor Océ, de werkgever die in die aangiften IB staat vermeld, gewerkt. Het gironummer [rekeningnummer 11] kent hij niet. Hij heeft wel het geld van verdachte gehad, hij denkt dat dat € 8.000,- aan contant geld moet zijn geweest.
Verdachte heeft op dezelfde wijze aangiften IB gedaan voor zijn broer, [medeverdachte 1]. [medeverdachte 2] heeft daarvoor de gegevens van zijn broer aan verdachte gegeven, zonder medeweten van zijn broer. Hij heeft voorts verklaard dat hij wekelijks contact, voornamelijk telefonisch, met verdachte had.
Verdachte heeft hem gevraagd of hij aan gegevens kon komen van belastingplichtigen, zodat hij door middel van het doen van (valse) aangifte IB geld kon krijgen. Hij heeft rondgevraagd en is uiteindelijk bij [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]) en zijn broer terecht gekomen.
Over het getapte telefoongesprek (D-040) tussen hem en verdachte, verklaart hij dat het gaat over een postadres. Verdachte heeft hem gevraagd of hij een adres had om post van de Belastingdienst op te kunnen ontvangen. Hij zou daarvoor € 500,- per belastingaangifte krijgen. Toen heeft [medeverdachte 2] [medeverdachte 3] gebeld, die zei dat hij het wel kon regelen. [medeverdachte 3] heeft een adres geregeld in Amsterdam Zuidoost. Ze hebben ook een afspraak over de verdeling van de verdiensten gemaakt: de man van het adres zou € 300,- krijgen en [medeverdachte 3] en hij zouden ieder € 100,- krijgen. Verdachte heeft tegen hem gezegd dat de post niet opengemaakt mocht worden. Het telefoongesprek (D-040) gaat er over dat [medeverdachte 3] hem heeft verteld dat de man de post een keer heeft opengemaakt. Hij had gezien dat er geld verdiend was en hij had niets gehad, daarom heeft die man besloten de post terug te sturen naar de Belastingdienst.
Hij heeft tegen [medeverdachte 3] gezegd dat het niet de bedoeling was dat de post werd opengemaakt en [medeverdachte 3] zou naar die man, [persoon 15], gaan om het recht te trekken. Dat is niet gelukt. De afspraak was dat de eigenaar van het postadres de [C-straat nr.] de post van de Belastingdienst naar [medeverdachte 3] zou brengen. [medeverdachte 3] zou het naar hem brengen en hij zou het vervolgens weer afgeven aan verdachte. Verdachte wilde niemand zien en hij had geld nodig, dus het boeide hem niet zo.
Hij heeft van [medeverdachte 3] een lijst met gegevens van personen gehad. Die lijst bestond uit een stapeltje A-4tjes. Die lijst heeft hij in een plastic boodschappentas van de Vomar of AH gedaan en daarna aan verdachte gegeven. [medeverdachte 3] wist wat verdachte en hij met die lijst gingen doen, want hij had dat aan hem uitgelegd. Hij had met verdachte afgesproken dat hij een vierde deel zou krijgen van de teruggave. Hij zou zijn deel vervolgens weer delen met [medeverdachte 3].
Naast [medeverdachte 3], levert ook zijn broer, [medeverdachte 1], gegevens aan. Hij heeft hem daarom gevraagd en na enig aandringen heeft [medeverdachte 1] toegestemd om NAW-gegevens te leveren. [medeverdachte 1] werkte bij de Belastingdienst afdeling Toeslagen te Rijswijk. [medeverdachte 1] heeft toen een collega gevraagd om gegevens te regelen. Hij heeft die jongen (dit is [medewerker Bd 1] (hierna: [medewerker Bd 1]), zo blijkt uit de verklaring van [medeverdachte 1]124) twee keer ontmoet. Die jongen leverde de stukken aan [medeverdachte 1], die ze vervolgens aan zijn broer gaf. [medeverdachte 2] gaf de stukken weer aan verdachte. De eerste keer ontbraken er essentiële gegevens, namelijk de geboortedata, zo hoorde hij van verdachte. Vervolgens heeft hij geprobeerd die gegevens alsnog te verkrijgen en de lijsten terug te geven aan zijn broertje.
Hij heeft verklaard dat hij met verdachte nooit afspraken heeft gemaakt over verzekeringen en zeker niet over uitvaartverzekeringen.
Hij is maar een enkele keer bij verdachte thuis geweest en hij heeft nooit achter zijn computer gezeten.125
Bij de rechter-commissaris heeft hij overeenkomstig verklaard.126
3.4.2 Verdachte daarentegen heeft verklaard dat [medeverdachte 2] liegt en de verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [medeverdachte 2] onbetrouwbaar zijn, nu die geen steun vinden in de feiten en bol staan van leugens en onwaarheden.
3.4.3 De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank onderkent dat de verklaringen van [medeverdachte 2] niet op alle punten consistent zijn. Dit betekent echter niet dat de gehele verklaring van [medeverdachte 2] daarmee in zijn geheel als ongeloofwaardig of onbetrouwbaar moet worden beschouwd.
[medeverdachte 2] heeft wel op consistente wijze verklaard over de rol van verdachte. Bovendien worden zijn verklaringen, anders dan de verdediging stelt, wel ondersteund door andere bewijsmiddelen. De rechtbank wijst bijvoorbeeld op de peilgegevens van de mobiele telefoons van [medeverdachte 2].127 Uit deze gegevens blijkt (zie ook het door de raadsvrouw overgelegde overzicht peilgegevens (productie 8)), dat de mobiele telefoon van [medeverdachte 2] niet in de buurt van de woning van verdachte aanstraalt op de momenten dat er valse aangiften werden verzonden vanaf het IP-adres van verdachte. De valse aangiften betreffende [persoon 10], [persoon 11] en [persoon 12] zijn immers alle verzonden op 16 april 2009 en uit de peilgegevens komt niet naar voren dat een telefoon van [medeverdachte 2] de zendpaal aan de [E-straat] te [woonplaats] (de zendpaal die het dichtst bij de woning van verdachte staat) aanstraalt in die periode. Deze gegevens ondersteunen de verklaring van [medeverdachte 2] dat hij geen valse aangiften heeft gedaan vanaf de computer van verdachte en ontkrachten de verklaring van verdachte dat het steeds [medeverdachte 2] moet zijn geweest die vanaf de computer van verdachte valse aangiften verstuurde. De verklaring van verdachte dat het steeds [medeverdachte 2] was die van zijn computer de valse aangiften heeft gedaan, strookt niet met de beschikbare peilgegevens.
Het is juist dat de telefoons van [medeverdachte 2] de zendpaal aan de [E-straat] in [woonplaats] op andere dagen dan in voormelde periode aanstraalt. [medeverdachte 2] woonde destijds in [woonplaats]. Het is daarom mogelijk dat hij in de buurt van de zendpalen in [woonplaats] heeft getelefoneerd.
De verklaring van [medeverdachte 2] over de gang van zaken worden ook ondersteund door diverse tapgesprekken. De rechtbank wijst met name op de tapgesprekken tussen verdachte en [medeverdachte 2] d.d. 1 juli 2009128 en 9 juli 2009129 in samenhang bezien met het gesprek op 27 juni 2009130 tussen [persoon 15] en [medeverdachte 3]. In dit laatste tapgesprek wordt gesproken over brieven voor de heer [achternaam personen 10 en 11] die mogen worden verscheurd. In de tapgesprekken die vervolgens tussen verdachte en [medeverdachte 2] plaatsvinden, komt expliciet aan de orde dat [achternaam personen 10 en 11] zijn geld al heeft gehad en dat de brieven, tegen de afspraak in, niet zijn afgegeven, maar verscheurd. Het gesprek tussen [medeverdachte 2] en verdachte d.d. 1 juli 2009 vindt plaats om 13.04 uur. Daarin wordt gesproken over 'dat ding dat jij altijd checkt bijhouden' en 'er zijn er drie die gaan'. Enkele minuten na dat gesprek, om 13.07 uur, wordt vanaf het IP-adres van verdachte op "mijnING.nl" ingelogd op rekeningnummer [rekeningnr 5] t.n.v. [persoon 5] Klussenbedrijf. De inhoud van deze tapgesprekken in combinatie met het inloggen op voornoemde rekening ondersteunt de verklaringen van [medeverdachte 2]. De verklaring van verdachte dat deze gesprekken betrekking hebben op een samen met [medeverdachte 2] op te zetten project betreffende uitvaartverzekeringen, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Ter zitting immers heeft verdachte verklaard dat het uitvaartverzekeringstraject nog van start moest gaan en dat er nog geen klanten waren. De rechtbank vermag niet in te zien hoe deze tapgesprekken te rijmen zijn met de lezing van verdachte. De verklaring van verdachte over de tapgsprekken wordt evenmin ondersteund door enig ander bewijsmiddel in het dossier.
Zoals reeds in rubriek 3.1 is vermeld, zijn tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte diverse bescheiden aangetroffen die verband houden met de ingediende valse aangiften. Deze bescheiden worden aangetroffen op de zolder, die te bereiken is via de slaapkamer van verdachte, en verstopt in de ombouw van het bed van verdachte. Ook op de computer en laptop van verdachte worden bestanden aangetroffen die rechtstreeks en zonder twijfel verband houden met de valse aangiften.
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij slechts één keer in de slaapkamer van verdachte is geweest, omdat hij papieren moest afgeven.131 [medeverdachte 2] verklaart dat hij nooit achter de computer van verdachte heeft gezeten.132
3.4.4 Geloofwaardigheid van de verklaringen van verdachte
Verdachte heeft - kort gezegd - verklaard dat [medeverdachte 2] liegt. Hij heeft ontkend enig aandeel in de valse aangiftes IB te hebben.
Verdachte heeft echter in eerste instantie bij de politie en aanvankelijk ook ter terechtzitting verklaard hij 'in principe' de enige was die van zijn computer gebruik maakte. Vrienden of klanten werken soms met zijn computer.133 Later heeft hij verklaard dat [medeverdachte 2] het 2e of 3e kwartaal van 2008 bij hem over de vloer kwam en structureel gebruik maakte van zijn kantoorinventaris, waaronder zijn computer. Hij kwam gemiddeld 2 tot 3 keer per week en bleef dan minimaal 20 minuten.134 Verdachte heeft ook verklaard dat [medeverdachte 2] op zijn computer bezig is geweest in verband met een gezamenlijk op te zetten project betreffende uitvaartverzekeringen. 135 Verdachte heeft dit ter terechtzitting herhaald.136
Ook [vriendin], vriendin van verdachte en ten tijde van het ten laste gelegde samenwonend met verdachte, heeft verklaard dat zij [medeverdachte 2] niet kent en hem nog nooit bij verdachte thuis heeft gezien.137 De verklaring van [vriendin] maakt de lezing van [medeverdachte 2] aannemelijk.
Verdachte heeft voorts verklaard dat de bescheiden (zie rubriek 3.1) die in de bedombouw in zijn slaapkamer en op de zolder van zijn woning zijn aangetroffen niet van hem zijn, maar van [medeverdachte 2], die deze bescheiden daar neergelegd heeft.
De getapte telefoongesprekken tussen hem en [medeverdachte 2] hadden niets te maken met (het doen van) valse aangiften, maar met het project uitvaartverzekeringen, aldus verdachte. [medeverdachte 2] heeft dit ontkend. Volgens hem hadden die gesprekken wel degelijk betrekking op het doen van valse aangiften.
Voorts heeft verdachte verklaard dat hij de aangiften van [persoon 7], [persoon 6], [persoon 8] en [persoon 9] op hun verzoek heeft ingediend. Dit wordt echter weersproken door al deze betrokkenen (zie rubriek 3.1).
In rubriek 3.4.3 heeft de rechtbank al geoordeeld dat zij de verklaringen van [medeverdachte 2] betrouwbaar acht. De verklaringen van verdachte stroken niet met de verklaringen van [medeverdachte 2] en staan geheel op zich. De rechtbank acht daarom de verklaringen van verdachte ongeloofwaardig. Met betrekking tot verdachtes verklaring dat [medeverdachte 2] de bescheiden in de ombouw van verdachtes bed en op verdachtes zolder heeft neergelegd, is de rechtbank voorts van oordeel dat deze verklaringen gezien deze bijzondere plaatsen ongeloofwaardig zijn. In de bedombouw lag ook een groot geldbedrag, ruim zesentwintigduizend euro, waarvan verdachte heeft verklaard dat het wel van hem is. Het geld en de bescheiden lagen onder een plank verstopt. Het geld is pas gevonden toen de geldhond aansloeg en de plank werd opgetild.
3.4.5 Overige verklaringen
[medeverdachte 3] heeft verklaard:
- dat [medeverdachte 2] hem had benaderd;
- dat een vriend van hem een adres nodig had om zich in te schrijven en post te ontvangen;
- dat hij toen het adres [C-straat nr.] te Amsterdam Zuidoost, het adres van [persoon 15], geregeld heeft;138
- - dat [medeverdachte 2] hem heeft benaderd met de vraag of hij namen en adressen van belastingplichtigen kon verstrekken en dat [medeverdachte 2] daarbij zei dat hij daar geld mee kon verdienen;
- Dat hij vervolgens een lijst met NAW-gegevens aan [medeverdachte 2] heeft gegeven. Die lijst bevatte geen sofi-nummers of geboortedata.139
[persoon 15] heeft verklaard:
- dat hij zijn adres [C-straat nr.] te Amsterdam Zuidoost ter beschikking heeft gesteld aan [medeverdachte 3];
- dat hij één keer een brief van [persoon 10] overhandigd heeft aan [medeverdachte 3];
- dat hij alle andere brieven op naam van [achternaam personen 10 en 11] heeft hij teruggestuurd naar de Belastingdienst;
- dat hij [medeverdachte 2] niet kent .140
[medeverdachte 1] heeft verklaard
- dat hij bij de Belastingdienst te Rijswijk werkte en dat zijn broer, [medeverdachte 2], hem op enig moment vroeg of hij aan NAW-gegevens kon komen. In eerste instantie heeft hij geweigerd, maar daar is hij later op teruggekomen. Hij heeft een stapeltje brieven en beschikkingen (D 302)141 meegenomen en aan zijn broer gegeven. Zijn broer belde een dag later op dat er gegevens mistten; hij had ook de geboortedata nodig. [medeverdachte 1] heeft vervolgens aan [medewerker Bd 1] een lijst met burgerservicenummers gegeven en gevraagd of hij er geboortedata bij wilde zoeken;142
- dat hij nog twee personen, [medewerker Bd 2] (hierna: [medewerker Bd 2]) en [medewerker Bd 3] (hierna: [medewerker Bd 3]) heeft benaderd om gegevens aan te leveren;143
- dat [medewerker Bd 1], nadat hij aan hem had gevraagd of hij gegevens wilde leveren, diezelfde vraag gesteld aan iemand met de naam - maar dat weet hij niet zeker - [medewerker Bd 4];
- dat hij [medewerker Bd 1], [medewerker Bd 2] en [medewerker Bd 3] een beloning heeft beloofd voor hun inspanningen.144
Hij heeft niet alleen handgeschreven lijsten met NAW-gegevens en geboortedata aangeleverd, maar ook een USB-stick, die hij had gekregen van zijn broer, aldus [medeverdachte 1]. Hij schreef de burgerservicenummers op een lijst en de drie jongens zochten er dan de geboortedata bij. Die schreven zij vervolgens op die lijst. [medeverdachte 1] voerde thuis op de computer die geboortedata in een excelbestand in dat op de USB-stick stond.145
De documenten D 307, D 308, D 309A, D 309B, D 310, D 311, D 312 en D 313 heeft [medeverdachte 1] meegenomen van zijn werk bij de Belastingdienst. Het waren documenten die in een kast op zijn kamer lagen en die in de kliko gegooid moesten worden om vernietigd te worden. [medeverdachte 1] heeft een aantal documenten gekopieerd, waaronder de WFM lijsten D 314 en D 272-6.146
[medewerker Bd 1] heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] heeft gesproken over sofi-nummers en geboortedata en dat hij zou kijken of hij dat wilde doen. Hij heeft meerdere blaadjes van [medeverdachte 1] gehad.147
[medewerker Bd 4] (hierna: [medewerker Bd 4]) heeft verklaard dat [medewerker Bd 1] wel eens met een papiertje bij hem kwam. Voor de pauze vroeg [medewerker Bd 1] of hij ander werk wilde doen en na de pauze kwam hij dan met een A-4tje met daarop sofi-nummers onder elkaar met daarachter open vakjes waar hij de geboortedata in moest vullen. In totaal heeft [medewerker Bd 1] hem drie A-4tjes gebracht. Dat gebeurde meestal op vrijdagmiddag. Er stond niemand bij als hij de blaadjes gaf. [medewerker Bd 4] had er geen goed gevoel over, omdat hij normaal zijn werkopdrachten digitaal kreeg. [medewerker Bd 4] zocht in het systeem BVR de geboortedata op bij de sofi-nummers die op de lijst stonden.148
[medewerker Bd 1] heeft verklaard dat hij de blaadjes met sofi-nummers na een paar dagen weer aan [medeverdachte 1] terug heeft gegeven, zonder er iets mee te doen. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij van [medewerker Bd 1] de lijst terugkreeg met daarop de geboortedata, ook heeft hij verklaard dat hij dacht dat [medewerker Bd 1] aan iemand anders heeft gevraagd de desbetreffende gegevens op te zoeken. [medewerker Bd 4] heeft verklaard dat [medewerker Bd 1] hem inderdaad een paar keer A-4tjes heeft gegeven met de vraag geboortedata bij de sofi-nummers in te vullen. Gelet op de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medewerker Bd 4] is de rechtbank van oordeel dat [medewerker Bd 1] niet de waarheid spreekt en dat hij er wel degelijk voor heeft gezorgd dat [medeverdachte 1] de lijsten terug kreeg met daarop de benodigde geboortedata.
[medewerker Bd 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1]) hem heeft gevraagd om geboortedata te zoeken bij sofi-nummers. [medewerker Bd 2] heeft deze voor hem opgezocht. [medeverdachte 1] heeft hem dat drie keer gevraagd. Twee keer heeft [medewerker Bd 2] de geboortedata voor hem opgezocht, de derde keer is het er niet van gekomen.149
Voorts heeft [medewerker Bd 2] verklaard dat [medeverdachte 1] hem had gezegd dat hij er wat voor zou krijgen. Het feit dat hij er een beloning voor zou krijgen, maakte het voor [medewerker Bd 2] duidelijk dat het niet juist was wat hij moest doen. Hij heeft met [medewerker Bd 3] (de rechtbank begrijpt: [medewerker Bd 3]), aan wie [medeverdachte 1] dezelfde vraag had gesteld, over hun twijfels gesproken.150
[medewerker Bd 3] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] met blaadjes bij hem kwam en vroeg wat geboortedata op te zoeken. [medeverdachte 1] deed dat 'heel sneaky'. [medewerker Bd 3] had het idee dat [medeverdachte 1] niet wilde dat anderen hoorden dat hij dat aan hem vroeg. [medewerker Bd 3] heeft de geboortedata waar [medeverdachte 1] om vroeg gegeven. [medeverdachte 1] heeft hem beloofd dat hij er wat voor zou krijgen.151
Uit de verklaringen van [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medewerker Bd 1], [medewerker Bd 4], [medewerker Bd 2] en [medewerker Bd 3] leidt de rechtbank af dat - kort samengevat - [medeverdachte 1] op verzoek van zijn broer gegevens van belastingplichtigen aan hem heeft geleverd. Hij heeft brieven en beschikkingen van de Belastingdienst aan belastingplichtigen meegenomen teneinde de gegevens van die personen aan zijn broer te geven. Nadat hem was gebleken dat de bijbehorende geboortedata nodig waren, heeft hij aan drie medewerkers van de Belastingdienst ([medewerker Bd 1], [medewerker Bd 2] en [medewerker Bd 3]) gevraagd of zij die geboortedata erbij konden zoeken. [medewerker Bd 3] en [medewerker Bd 2] hebben dat zelf gedaan en [medewerker Bd 1] heeft [medewerker Bd 4] gevraagd die gegevens voor hem op te zoeken. Vervolgens hebben zij de geboortedata bij de sofi-nummers geschreven en deze blaadjes aan [medeverdachte 1] gegeven die ze vervolgens aan zijn broer gaf.
3.4.6 Samenvatting modus operandi
De modus operandi kan in vijf verschillende fasen worden onderscheiden:
1) Men krijgt de beschikking over namen, adressen, geboortedata en de bijbehorende burgerservicenummers van belastingplichtigen.
2) Op naam van de belastingplichtigen wordt een verzoek gedaan tot wijziging van het postadres, een zogenaamd 'opvangadres' dat wordt gecontroleerd door verdachten.
3) Verdachte zorgt voor een bankrekening waar de beoogde teruggaaf door de Belastingdienst op kan worden gestort.
4) Verdachte doet per diskette of via zijn computer via internet een onjuiste aangifte IB op naam van de belastingplichtige.
5) Als de Belastingdienst het geld op een rekening gestort heeft waar verdachte over beschikt, haalt hij dat geld vervolgens kort daarop van die rekening af.
Ad 1) Verdachte verkrijgt de benodigde gegevens op twee manieren. Enerzijds levert [medeverdachte 3] lijsten met daarop gegevens aan [medeverdachte 2] (die ze vervolgens aan verdachte geeft) en anderzijds levert [medeverdachte 1], die bij de Belastingdienst werkt, lijsten met gegevens aan [medeverdachte 2]. [medeverdachte 1] regelt NAW-gegevens en schakelt vervolgens drie collega's in om aan de bijbehorende geboortedata te komen.
Ad 2) Het betreffen de adressen [B-straat nr.] en [C-straat nr.], beide te Amsterdam Zuidoost. De woning aan de [C-straat] staat op naam van [persoon 15]. Als er post van de Belastingdienst binnenkomt, stelt hij [medeverdachte 3] hiervan op de hoogte en levert hij de brieven aan hem af. [medeverdachte 3] geeft de brieven vervolgens aan [medeverdachte 2]. Hij zorgt ervoor dat de brieven bij verdachte terechtkomen. Het adres [B-straat nr.] is het adres waar de vader van verdachte tot augustus 2009 heeft gewerkt en waar verdachte regelmatig kwam. In rubriek 3.1 is reeds beschreven dat bij de Belastingdienst brieven binnen zijn gekomen van [persoon 2] en [persoon 1] met het verzoek hun postadres te wijzigen in [B-straat nr.] te Amsterdam Zuidoost en van [persoon 10], [persoon 11] en [persoon 12] met het verzoek hun postadres te wijzigen in [C-straat nr.] te Amsterdam Zuidoost. De conclusie van het onderzoek door forensisch technisch rechercheur en deskundig documentenonderzoeker [rechercheur] luidt dat de onderzochte verzoeken wijziging postadres wat betreft lay out en inhoud grote overeenkomsten vertonen. De rechtbank acht het, mede in het licht bezien van de overige bewijsmiddelen, hoogst waarschijnlijk dat al deze verzoeken een zelfde oorsprong en herkomst hebben.
Ad 3) Verdachte neemt het bankrekeningnummer waar hij over kan beschikken op in de aangifte of wijzigt het bankrekeningnummer na het doen van aangifte door middel van een "opgaaf rekeningnummer particulier" of in het kader van een TOR-procedure (Ten Onrechte Restitutie). Zo worden de volgende rekeningnummers gekoppeld aan de navolgende personen:
[rekeningnr 1] ([X BV]): [persoon 2], [persoon 1]
[rekeningnr 4] ([X] Klussenbedrijf): [persoon 4]
[rekeningnr 5] ([persoon 5] Klussenbedrijf): [persoon 4] (via opgaaf rekeningnummer gewijzigd), [persoon 10], [persoon 11] en [persoon 12]
[rekeningnr 6] ([verdachte]): [persoon 6] en [persoon 8]
[rekeningnummer 9] ([moeder verdachte]): [persoon 7] en [persoon 9]
[rekeningnummer 11] ([vader verdachte]): [medeverdachte 2]
Volgens de rechtbank beschikte verdachte over voornoemde rekeningen. Immers, de bankpassen van de rekeningen van [moeder verdachte] en [X] Klussenbedrijf en pinbonnen van de rekeningen van [moeder verdachte], [X BV] en [vader verdachte] zijn in zijn woning aangetroffen. Ook zijn diverse andere bescheiden die betrekking hebben op voornoemde opgesomde rekeningen (brieven, rekeningafschriften et cetera) daar aangetroffen.
Ad 4) De aangiften IB van [persoon 2], [persoon 1], [persoon 4], [persoon 10], [persoon 11], [persoon 12] en [medeverdachte 2] (met betrekking tot de aangifte 2006) zijn per diskette gedaan. De aangiften IB van [persoon 6], [persoon 7], [persoon 8], [persoon 9], [medeverdachte 2] (aangiften 2007 en 2008) en [medeverdachte 1] zijn elektronisch verstuurd vanaf de computer van verdachte.
Ad 5) Op 8 oktober 2007 stort de Belastingdienst € 9.727,- t.b.v. [persoon 2] en
€ 13.003,- t.b.v. [persoon 1] op rekeningnummer [rekeningnr 1] ([X BV]). Op 9, 10, 11 en 15 oktober 2007 wordt van deze rekening in negen keer geld opgenomen voor een totaalbedrag van € 5.550,-.
Op 14 juli 2009 stort de Belastingdienst € 9.624,- t.b.v. [persoon 7] op rekeningnummer [rekeningnummer 9] ([moeder verdachte]). Één dag later, op 15 juli 2009, wordt in vier keer een bedrag van € 9.000,- opgenomen.
Op 17 juni 2009 stort de Belastingdienst € 8.943,- t.b.v. [medeverdachte 2] op rekeningnummer [rekeningnummer 11] ([vader verdachte]). In de periode van 17 tot en met 25 juni 2009 wordt in dertien keer een bedrag van in totaal € 9.600,- opgenomen.
3.5 Medeplegen/unus testis nullus testis
De verdediging heeft gesteld dat zich ten aanzien van alle feiten onvoldoende bewijs in het dossier bevindt om medeplegen aan te nemen. Van een bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering is geen sprake. De verklaringen van [medeverdachte 2] vormen het enige directe bewijs van dit feit en dat is in strijd met de unus testis nullus testis regel, aldus de verdediging.
De rechtbank verwerpt deze verweren. Op grond van het reeds in voorgaande rubrieken besprokene is de rechtbank van oordeel dat wel sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking. De verklaringen van [medeverdachte 2] acht de rechtbank geloofwaardig en zoals reeds besproken in rubriek 3.4.3 is de rechtbank van oordeel dat deze verklaringen worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
3.6 De periode mei/juni 2009
De verdediging heeft betoogd dat medeverdachten hebben verklaard dat de gegevens van de lijsten (met daarop de gegevens van [persoon 10], [persoon 11] en [persoon 12]) die afkomstig waren van de Belastingdienst en/of [medeverdachte 3] niet vóór mei/juni 2009 ter beschikking van verdachte waren. Alle frauduleuze handelingen met betrekking tot voornoemde belastingplichtigen hebben voor die periode plaatsgevonden. Verdachte kan dus niets te maken hebben met die valse aangiften, aldus de verdediging.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Uit de verklaringen van de werknemers van de Belastingdienst ([medewerker Bd 1], [medewerker Bd 4], [medewerker Bd 2] en [medewerker Bd 3]) en [medeverdachte 1] valt af te leiden dat zij de lijsten met sofinummers en geboortedata in 2009 hebben opgemaakt. Het staat echter niet vast dat de lijst waar de raadsvrouw op doelt (D 278-4) afkomstig is van [medeverdachte 1] of van de andere medewerkers van de Belastingdienst. Het is aannemelijk dat de desbetreffende lijst van een andere bron afkomstig is en dat verdachte in ieder geval vóór de periode mei/juni 2009 beschikte over deze lijst. Immers, zoals de raadsvrouw zelf heeft betoogd: de frauduleuze handelingen betreffende de belastingplichtigen genoemd op deze lijst dateren al van vóór mei 2009. Relevant hierbij is dat op de computer van verdachte een bestand is aangetroffen, aangemaakt op 30 januari 2008, met daarin gegevens betreffende een andere belastingplichtige ([persoon 4]) op wiens naam valse aangifte is gedaan.152
De raadsvrouwe heeft betoogd dat nu verdachte de getuigen [persoon 7] en [persoon 6] ter zitting niet herkende als de cliënten waarvoor hij aangiften heeft verzonden, er mogelijk sprake is van een situatie dat anderen zich tegenover verdachte hebben voorgedaan als deze personen. De rechtbank vindt in het dossier geen ondersteuning voor dit scenario. Het handelen van verdachte waaronder het voeren van correspondentie, het gebruik van zijn computer, het indienen van stukken en het verkrijgen van de beschikking over de gelden en het daadwerkelijk opnemen daarvan duiden in het licht van de geschetste modus operandi op een centrale rol van verdachte. Er is geen begin van bewijs dat er een groter frauduleus netwerk aanwezig is, waarvan verdachte als het slachtoffer zou moeten worden aangemerkt.
3.7 Partiële vrijspraak t.a.v. feit 1, eerste cumulatief/alternatief
Het ten laste gelegde tweede lid van artikel 69 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR) stelt ook strafbaar het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte. Dit betreft een kwaliteitsdelict, omdat, gezien de verwijzing naar artikel 68 AWR, als normadressaat zijn aangewezen degenen op wie ingevolge de belastingwet fiscaal-wettelijke verplichtingen rusten. Gelet op de omstandigheid dat buiten [medeverdachte 2] geen der personen die zijn genoemd in het eerste cumulatief/alternatief wetenschap had omtrent de onjuiste aangiften, spreekt de rechtbank verdachte vrij van het medeplegen van het doen van onjuiste aangiften ten aanzien van die andere personen.
Voorts ten aanzien van zaak A feit 3
Vaststaat dat verdachte op 5 augustus 2009 een auto, Saab 9-3 Sport Sedan 1.8i heeft gekocht en deze contant heeft afgerekend.153 Gelet op de legale inkomsten van verdachte is de rechtbank van oordeel dat de aanschaf van deze auto in het uitgavenpatroon van verdachte past. Dat deze auto is gefinancieerd met uit misdrijf afkomstig geld is daarom niet vast te stellen. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
3.9 Witwassen geldbedrag van € 26.653,-
In de bedombouw van verdachte is een geldbedrag van € 26.653,- aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij dit bedrag heeft gespaard van zijn inkomsten uit zijn bedrijf [bedrijf]. Uit de door de verdediging bij pleidooi overgelegde aangiften inkomstenbelasting/premieheffing/inkomens-afhankelijke bijdrage Zvw 2007 en 2008 komt naar voren dat verdachte in 2007 een winst uit onderneming had van € 25.949,- en in 2008 een verlies van € 2.706,-. Van deze bedragen moeten zijn vaste lasten nog worden afgetrokken. Over het jaar 2009 heeft verdachte bij de politie verklaard dat hij gemiddeld € 2.500,- tot € 3.000,- per maand netto verdient en dat zijn vaste lasten afgerond ongeveer € 2.000,- per maand bedragen.154 Verdachte heeft verklaard dat hij het bedrag van € 26.653,- in ongeveer een jaar tijd (sinds het laatste kwartaal van 2008) gespaard heeft door een deel van zijn inkomen opzij te zetten.155 Zelfs als verdachte dit bedrag niet in één jaar, maar gedurende een langere periode heeft gespaard, kan het, gezien de hoogte van zijn legale inkomen enerzijds en zijn bij dit vonnis bewezengeachte criminele activiteiten anderszijds, niet anders dan dat het bedrag van € 26.653,- uit misdrijf afkomstig is.
Voorts ten aanzien van zaak B
3.10 Criminele organisatie
De verdediging heeft betoogd dat geen sprake is van deelneming aan een criminele organisatie.
De rechtbank overweegt als volgt.
Volgens bestendige jurisprudentie moet onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht worden verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.156 Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken. Evenmin is vereist dat het samenwerkingsverband steeds uit dezelfde personen bestaat of dat alle deelnemers elkaar kennen.157
Het samenwerkingsverband is reeds besproken in rubriek 3.4.6 (modus operandi). Zoals uit het daar besprokene blijkt, was er een duidelijke taakverdeling tussen de deelnemers van de organisatie. Verdachte stuurt het geheel aan en is daarmee leidinggever. Hij schakelt [medeverdachte 2] in om persoonsgegevens te bemachtigen die hij kan gebruiken voor het doen van valse aangiften. [medeverdachte 2] regelt op zijn beurt deze gegevens. Enerzijds verkrijgt hij deze van medeverdachte [medeverdachte 3] en anderzijds van zijn broer [medeverdachte 1]. [medeverdachte 2] regelt via [medeverdachte 3] ook een postadres, de [C-straat]. Als verdachte eenmaal over de benodigde persoonsgegevens beschikt, start hij het traject van het aanvragen van een postadres en een rekeningnummer waar hij al dan niet via anderen toegang toe heeft. Vervolgens dient hij onjuiste aangiften inkomensbelasting in, wat er toe leidt dat er geld wordt uitbetaald. Zodra de Belastingdienst het geld heeft overgemaakt op een rekening waar verdachte over kan beschikken, haalt hij het geld van deze rekening af.
De rechtbank heeft uit de wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte
Ten aanzien van zaak A:
1, eerste en tweede alternatief/cumulatief.
in de periode van 1 juli 2007 tot en met 6 oktober 2009 te Amsterdam en/of Almere, tezamen en in vereniging met een ander telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte inkomsten-belasting ten name van [medeverdachte 2] over het jaar 2006 en over het jaar 2007 en over het jaar 2008 onjuist heeft gedaan, immers heeft verdachte telkens opzettelijk op de bij de Belastingdienst ingediende (elektronische) aangifte inkomstenbelasting ten name van genoemde persoon over genoemde periode telkens een onjuist (belastbaar) loon en een onjuist bedrag aan loonheffing en te hoge en onjuiste aftrekposten opgegeven, terwijl die feiten telkens er toe strekten dat te weinig belasting werd geheven;
in de periode van 1 juli 2007 tot en met 6 oktober 2009 te Amsterdam en/of Almere tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift, te weten een aangifte inkomstenbelasting ten name van:
- [persoon 2] over het jaar 2006 en
- [persoon 1] over het jaar 2006 en
- [persoon 4] over het jaar 2006 en
- [persoon 10] over het jaar 2006 en
- [persoon 11] over het jaar 2006 en
- [persoon 12] over het jaar 2006 en
- [persoon 6] over het jaar 2007 en over het jaar 2008 en
- [persoon 7] over het jaar 2007 en
- [persoon 8] over het jaar 2006 en over het jaar 2007 en
- [persoon 9] over het jaar 2008 en
- [medeverdachte 1] over het jaar 2008
elk zijnde een geschrift dat bestemd is tot bewijs van enig feit te dienen als ware dit echt en onvervalst, bestaande het gebruikmaken telkens hierin dat hij deze (elektronische) aangifte heeft ingediend bij en verstuurd naar de Belastingdienst, en bestaande de valsheid telkens hierin dat
- een onjuist loon en een onjuist bedrag aan loonheffing en te hoge en onjuiste aftrekposten zijn opgegeven en ingevuld en
- de aangifte op naam van de betreffende persoon is gesteld en ingediend, terwijl deze persoon hiervan niet op de hoogte was en hiermee niet heeft ingestemd en
- zonder medeweten van de betreffende persoon een bankrekeningnummer is vermeld, terwijl deze bankrekening niet in gebruik was bij de betreffende persoon;
2.
in de periode van 1 januari 2007 tot en met 6 oktober 2009 te Amsterdam en/of Almere tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vals geschrift, te weten een brief en/of opgaaf ten name van
A. [persoon 2] en
[persoon 1] en
[persoon 10] en
[persoon 11] en
[persoon 12] en
B. [persoon 4] en
[persoon 6] en
[persoon 7] en
[persoon 8]
elk zijnde een geschrift dat bestemd is tot het bewijs van enig feit te dienen als ware dit echt en onvervalst, bestaande het gebruikmaken telkens hierin dat hij deze brieven en opgaven heeft ingediend bij en verstuurd naar de Belastingdienst, en bestaande de valsheid telkens hierin dat
- A. en B. de brief of opgaaf op naam van de betreffende persoon is gesteld en ondertekend, terwijl deze persoon hiervan niet op de hoogte was en hiermee niet mee heeft ingestemd en deze niet heeft ondertekend en
- A. zonder medeweten van de betreffende persoon om wijziging van een bij de Belastingdienst bekend postadres of correspondentieadres is verzocht of opgaaf is gedaan van een ander postadres of correspondentieadres, terwijl dit andere postadres of correspondentieadres niet in gebruik was bij de betreffende persoon doch bij verdachte en zijn mededaders en
- B. zonder medeweten van de betreffende persoon om wijziging van een bij de Belastingdienst bekend bankrekeningnummer is verzocht of opgaaf of mededeling is gedaan van een ander bankrekeningnummer, terwijl deze andere bankrekening niet in gebruik was bij de betreffende persoon doch bij verdachte;
3.
in de periode van 1 juli 2007 tot en met 6 oktober 2009 te Almere voorwerpen, te weten,
geldbedragen, te weten een geldbedrag van 26.653 euro contant en geldbedragen van 9.727 euro ([persoon 2]) en 13.003 euro ([persoon 1]) die door de Belastingdienst zijn overgemaakt op rekening [rekeningnr 1] en geldbedragen van 8.045 euro ([persoon 8]) en 7.386 euro ([persoon 6]) die door de Belastingdienst zijn overgemaakt op rekening [rekeningnr 6] en een geldbedrag van 7.676 euro ([persoon 9]) dat door de Belastingdienst is overgemaakt op rekening [rekeningnr 9] en een geldbedrag van 8.943 euro ([medeverdachte 2]) dat door de Belastingdienst is overgemaakt op rekening [rekeningnr 11] heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl verdachte wist dat deze voorwerpen - middellijk of onmiddellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, zulks terwijl verdachte van het plegen van voormelde feiten een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank leest het in de 8e regel van het tenlastegelegde vermelde "7.368 euro" als "7.386 euro", aangezien hier sprake is van een kennelijke misslag. Door de verbetering van deze misslag wordt verdachte niet in de verdediging geschaad.
in de periode van 1 januari 2009 tot en met 6 oktober 2009 te Amsterdam en/of Almere en/of elders in Nederland als leider, heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband tussen onder anderen verdachte en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
het misdrijf van:
-artikel 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen en
-artikel 225 lid 1 en/of lid 2 Wetboek van strafrecht en
-artikel 326 Wetboek van strafrecht en
-artikel 420bis Wetboek van strafrecht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straf
7.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder zaak A onder nummers 1, 2 en 3 en onder zaak B bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd de eis van de officier van justitie te matigen en voor zover de rechtbank van oordeel is dat er nog een straf moet volgen na elf maanden voorlopige hechtenis, verzocht met een voorwaardelijke straf te volstaan.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft gedurende een periode van ongeveer 2 1/2 jaar valse belastingaangiften gedaan op naam van andere personen. Die personen waren, met uitzondering van [medeverdachte 2] die er wel toestemming voor gaf, niet op de hoogte van het feit dat iemand anders op hun naam een valse belastingaangifte deed en op die manier geld ontving van de Belastingdienst. Verdachte is bij deze identiteits- en belastingfraude op gestructureerde en geraffineerde wijze te werk gegaan. Voor hij daadwerkelijk geld kon ontvangen, ging daar een uitgekiend en complex proces aan vooraf.
Na storting van de voorlopige teruggaaf op een rekening waar verdachte over kon beschikken, kon verdachte de door de Belastingdienst ten onrechte teruggestorte gelden tot zich nemen. Op die manier heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Witwassen vormt een aantasting van de integriteit van het financiële en economische verkeer, bedreigt de legale economie en daarmee de samenleving als geheel en criminaliteit wordt er door bevorderd.
De rechtbank acht de bewezenverklaarde en door verdachte gepleegde feiten van zeer ernstige aard. Het frauduleus handelen had de strekking om een financieel nadeel aan de Staat, en daarmee tevens de samenleving als geheel, toe te brengen. Verdachte deed dat uitsluitend om er zelf financieel beter van te worden. De belastingplichtigen wisten van niets, terwijl zij door toedoen van verdachte het risico op ernstig financieel nadeel hebben gelopen, dat zich zou hebben gerealiseerd indien de fiscus het op ogenschijnlijk hun aangiften teveel betaalde van hen zou hebben teruggevorderd of erger, zelf als belastingfraudeur zouden worden aangezien met alle negatieve consequenties van dien.
De rechtbank houdt ten nadele van verdachte er rekening mee dat hij over een langere periode vele mensen heeft gedupeerd. Bovendien heeft deze zorgvuldig opgetuigde fraude een enorme rompslomp tot gevolg bij zowel de belastingplichtigen op wiens naam geld is teruggevraagd als bij de Belastingdienst. De belastingplichtigen moeten immers aantonen dat het iemand anders is geweest die op hun naam een onjuiste belastingaangifte heeft gedaan en de Belastingdienst heeft haar werkvoorraad aanzienlijk zien toenemen, omdat alle aangiften van de betrokken belastingplichtigen moeten worden nagelopen en zo nodig moeten worden herzien. Verdachte heeft voorts door zijn handelen de goede inning van de te heffen inkomensbelasting aanzienlijk gefrustreerd.
Voorts houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met het feit dat hij de leider van de criminele organisatie is geweest. Hij had niet alleen een leidende rol, maar hij heeft anderen overgehaald om als onmisbare schakel mee te werken aan de fraude.
Tot slot houdt de rechtbank ten nadele van verdachte zijn proceshouding. Verdachte heeft bij de politie iedere betrokkenheid bij deze fraude ontkend. Ter terechtzitting heeft hij die verklaring herhaald en tegen beter weten in heeft hij op lafhartige wijze geprobeerd de schuld in de schoenen van één van zijn medeverdachte te schuiven.
De rechtbank houdt ten voordele van verdachte dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, zoals blijkt uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 november 2010.
De rechtbank constateert, met de officier van justitie en de verdediging dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim betreffende van artikel 126 nf van het Wetboek van Strafvordering (het opvragen van paspoort en identiteitsbewijs zonder machtiging van de rechter-commissaris). De rechtbank zal daar echter geen consequenties aan verbinden, nu verdachte niet in zijn belangen is geschaad.
De rechtbank acht een forse gevangenisstraf passend en geboden. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een gedeelte van die straf voorwaardelijk moet worden opgelegd om verdachte er van te weerhouden in de toekomst wederom strafbare feiten te plegen.
De hierna genoemde nummers betreffen de nummers op de aangehechte beslaglijst.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen onder de nummers 2 en 3 die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien die voorwerpen geheel of grotendeels door middel van of uit de baten uit het onder feit 1, 2 en 3 in zaak A en in zaak B bewezen geachte zijn verkregen.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen onder de nummers 5 tot en met 9 en 11 en 12 die aan verdachte toebehoren worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot die voorwerpen het onder feit 1, 2 en 3 in zaak A en in zaak B bewezen geachte is begaan.
Beveelt de teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen onder de nummers 4 en 10 aan verdachte.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 47, 57, 140, 225 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en;
- 69 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen.
Deze wettelijke voorschriften zijn van toepassing zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1, eerste en tweede alternatief/cumulatief:
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven
en
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
gewoontewitwassen
Ten aanzien van zaak B
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Verklaart verbeurd de voorwerpen onder de nummers 2, 3 en 5 tot en met 9 en 11 en 12 van de aangehechte beslaglijst.
Gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen onder de nummers 4 en 10 van de aangehechte beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A.M. van Oosten voorzitter,
mrs. C. Kraak en N.J. Koene rechters,
in tegenwoordigheid van N.C. van Geel griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 januari 2011.
1 De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zoals vermeld in de voetnoten zijn vervat.
2 Waar hierna wordt verwezen naar bewijsmiddelen betreft dit telkens processtukken, behorende bij het dossier tegen de verdachten [verdachte], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1]. Waar in de hierna volgende voetnoten wordt verwezen naar de processtukken met rubriekletter
'V', betreft dit telkens een proces-verbaal van verhoor verdachte;
'G', betreft dit telkens een proces-verbaal van verhoor getuige;
'AH', betreft dit telkens een proces-verbaal van ambtshandeling;
'BOB', betreft dit telkens een proces-verbaal bijzondere opsporingsbevoegdheden;
'D', betreft dit telkens een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 onder 5 Wetboek van Strafvordering;
tenzij dit in de voetnoot uitdrukkelijk anders is vermeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gebruikte bewijsmiddelen zijn opgemaakt overeenkomstig de daarvoor geldende wettelijke regels. Als het bewijsmiddel bestaat uit een verklaring die door een verdachte of getuige bij de rechter-commissaris wordt afgelegd, zal dit uitdrukkelijk worden vermeld.
3 D 382-3
4 D 541-3; meneer [oude naam persoon 2] heeft later zijn naam gewijzigd in [nieuwe naam persoon 2].
5 V08-02, p. 3
6 V08-02, p. 4
7 AH 01, p. 4 en 5 en AH 07, p. 5
8 OPV-1, p. 30
9 D 608
10 D 607
11 Bijlage bij BOB 001 (afschriften girorekening [rekeningnr 1])
12 D 1200
13 D 1201
14 AH 01, p. 5
15 D 632-1 en D 632-2
16 D 206-3 en D 206-4
18 AH 007, p. 6
19 D 207
20 D 737
21 G11-01, p. 2, tot en met 5
22 D 233-1
23 AH 001, p. 7
24 D 232-1 en D 232-2
25 G14-01, p. 2 en 4.
26 D 131-9 tot en met D 131-13
27 D 129
28 AH 096, p. 2
29 D 227
30 D 131
31 D 130
32 D 44a
33 AH 006, p. 1
34 D 228
35 BOB 015-A
36 G04-01, p. 2 en verklaring afgelegd als getuige ter terechtzitting d.d. 7 december 2010.
37 G04-01, p. 3 en 4
38 Verklaring afgelegd als getuige ter terechtzitting d.d. 7 december 2010.
39 Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 7 december 2010.
40 Meneer [oude naam persoon 7] heeft zijn naam op enig moment gewijzigd in zijn oorspronkelijke achternaam: [nieuwe naam persoon 7]
41 D 221, D 221-6 tot en met D 221-10
42 D 171
43 D 223
44 D 56a
45 AH 006, p. 1
46 D 972-2
47 D 972-1 en D 487
48 G06-01, p. 2 tot en met 5
49 Verklaring afgelegd als getuige ter terechtzitting d.d. 6 december 2010.
50 Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 6 december 2010.
51 AH 097, p. 2
52 D 093-1, D 093-3 en D 093-4
53 D 094, D 094-4 tot en met D 094-7
54 G07-01, p. 2 tot en met 6
55 D 213-1, D 213-3 tot en met D 213 213-6
56 D 181
57 D 214
58 G05-01, p. 2 tot en met 4.
59 D 280
60 D 281
61 D 279
62 D 236
63 D 241
64 D 132, D 132-2, D 132-3 en D 244
65 D134, D 134-2, D 134-3 en D 246
66 D 133, D 133-2, D 133-3 en D 245
67 AH 005, p. 2
68 D 187
69 D 203
70 D 191
71 G01-01, p. 2 en 3
72 D 241
73 G03-01, p. 2 tot en met 6
74 D 248
75 G02-01, p. 2 en 3
76 D 157-7 tot en met D 157-11
77 D 152
78 AH 146, p. 2
79 D 157-3 tot en met D 157-6
80 D 156
81 D 151
82 AH 098 p. 2
83 D 479
84 D 157-12 en D 157-13
85 D 150
86 D 660-1 en D 660-3 tot en met D 660-6
87 D 660-1 en D 660-7 tot en met D 660-10
88 D 1048
89 D 661
90 AH 005, p. 2 en 3
91 AH 063, p. 23
92 AH 062, p. 2, D 516 en V01-05, p. 6 en verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 6 december 2010
93 AH 075, p. 3 en p. 7
94 AH 012
95 AH 060, p. 1
96 D 477-5 en D 477-6
97 D 279, D 280, D 281, D 304, D 305 en D 306
98 D 482 en D 480
99 D 277 en D 278
100 D 486
101 D 267
102 D 360
103 D 476
104 D 481
105 D 487
106 D 488
107 D 275 en D 276
108 D 479
109 D 263 en D 264
110 D 478
111 AH 062
112 AH 010
113 D 031
114 BOB 016, p. 4
115 BOB 016, p. 6
116 BOB 018, p. 6 en bijlage 2 (afdrukken camerabeelden) Ook AH 123 en AH 124
117 BOB 019, p. 7 en bijlage 2
118 AH 006, p. 3
119 D 033-1
120 D 039
121 AH 007, p. 14 en 15
122 D 040
123 D 043
124 V06-03, p. 4
125 V02-02, p. 3, V 02-03, p. 2, p. 4, V02-04, p. 3, V02-05, p. 2, V02-06, p. 2 en p. 3, V02-07, p. 3, V02-08, p. 3
126 Getuigenverhoor bij de rechter-commissaris van [medeverdachte 2] d.d. 10 augustus 2010.
127 BOB 032, bijlage 5
128 D-040
129 D-043
130 D-033
131 V 02-03, p. 2
132 V 02-08, p. 3
133 V 01-02, p. 3
134 V 01-04, p. 2
135 V 01-05, p. 5 en 6
136 Verklaring zoals afgelegd door verdachte ter terechtzitting d.d. 6 december 2010.
137 G 08-01, p. 3
138 V03-03, p. 3 en p. 4
139 V03-04, p. 2 en 3
140 V04-01, p. 7 en 8
141 V06-04, p. 5
142 V06-01, p. 2 en p. 3
143 V06-02, p. 3
144 V06-03, p. 2 en p. 3
145 V06-04, p. 4
146 V 06-05, p. 6 en p. 7
147 V09-01, p. 3 en V09-04, p. 10
148 V12-01, p. 4
149 V10-01, p. 2 en p. 3
150 V10-02, p. 6 en p. 7
151 V11-01, p. 5
152 D 512, AH 065, p. 1
153 D 261
154 V01-02, p. 5
155 V01-01, p.6
156 HR 22 januari 2008, LJN BB7134
157 Gerechtshof Amsterdam 17 december 2010, LJN BO7690