ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ7197

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/845052-09 (PROMIS)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Identiteits- en belastingfraude door ambtenaren van de Belastingdienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 januari 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij identiteits- en belastingfraude. De verdachte, die werkzaam was bij de Belastingdienst, heeft samen met medeverdachten op gestructureerde wijze valse aangiften gedaan op naam van diverse personen zonder hun medeweten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten gebruik maakten van persoonsgegevens die zij op onrechtmatige wijze hadden verkregen, waarbij ook medewerkers van de Belastingdienst betrokken waren. De tenlastelegging omvatte onder andere het doen van valse aangiften voor de inkomstenbelasting over de jaren 2006, 2007 en 2008, waarbij onterecht belastingteruggaven werden aangevraagd en ontvangen.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan deelname aan een criminele organisatie, verduistering in functie, opzettelijke schending van een ambtsgeheim en het doen van een belofte aan ambtenaren om hen te bewegen in strijd met hun plicht te handelen. De rechtbank heeft daarbij de verklaringen van medeverdachten en getuigen als bewijs gebruikt, evenals de documenten die tijdens doorzoekingen zijn aangetroffen. De verdachte heeft een gevangenisstraf van acht maanden gekregen, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en het misbruik van de vertrouwenspositie bij de Belastingdienst zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/845052-09 (PROMIS)
Datum uitspraak: 10 januari 2011
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 juni 2010 (regiezitting) en 6, 7, 9 en 27 december 2010 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. F. Heus en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. I. de Vos en
door de verdachte naar voren is gebracht.
1. Tenlastelegging
Na wijziging van de tenlastelegging op 6 december 2010 is aan verdachte ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2009 tot en met 6 oktober 2009 te Amsterdam en/of Almere en/of Rijswijk en/of Den Haag en/of elders in Nederland,
heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband tussen
(onder andere)
verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3]
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven (AH-054), te weten het misdrijf van:
-artikel 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen en/of
-artikel 225 lid 1 en/of lid 2 Wetboek van strafrecht en/of
-artikel 326 Wetboek van strafrecht en/of
-artikel 420bis Wetboek van strafrecht;
2.
hij op of omstreeks 02 mei 2009 te Amsterdam en/of Almere en/of Apeldoorn en/of Den Haag en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene Wet inzake rijksbelastingen, te weten een aangifte voor de inkomstenbelasting over het jaar 2008 (D-660-3 t/m D-660-6 en/of D-660-7 t/m D-660-10; AH-075) onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk op die/dat bij de inspecteur der belastingen en/of de Belastingdienst ingediende (elektronische) aangifte en/of ingeleverde aangiftebiljet inkomstenbelasting over genoemd jaar, een onjuist (belastbaar) loon en/of (belastbaar) inkomen en/of een onjuist bedrag aan loonheffing en/of (een) te hoge en/of onjuiste aftrekpost(en) opgegeven, terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
3.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en met 8 oktober 2009 te Rijswijk en/of Den Haag en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk (gedeelten van)
-(een) brie(f)(ven) (D-309-a en/of D-310) en/of
-(een) beschikking(en) (D-302-2 t/m D-302-5 en/of D-307 en/of D-308 en/of D-309-b en/of D-311 en/of D-312 en/of D-313) en/of
-(een kopie van) een WFM_2006 document en/of printlijst (D-272-6) en/of
-(een kopie van) (een) ingescand(e) document(en) (D-314),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de Belastingdienst (afdeling Toeslagen in Rijswijk), in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) uit hoofde van zijn/hun persoonlijke dienstbetrekking van/als medewerker (van de afdeling Toeslagen in Rijswijk) van de Belastingdienst, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had(den), zich wederrechtelijk heeft toegeëigend;
4.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en met 8 oktober 2009 te Rijswijk en/of Den Haag en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (een) geheim(en) waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat hij/zij uit hoofde van ambt en/of beroep en/of wettelijk voorschrift, te weten als medewerker(s) (afdeling Toeslagen) van de Belastingdienst, verplicht was/waren te bewaren, te weten
-NAW-gegevens en/of (een) BSN-nummer(s) en/of (een) geboortedat(um)(a) en/of andere informatie uit het BVR-systeem, althans een of meer bedrijfsprocessensyste(e)m(en) (van de afdeling Toeslagen) van de Belastingdienst en/of
-NAW-gegevens en/of (een) BSN-nummer(s) en/of (een) geboortedat(um)(a) en/of andere informatie afkomstig van en/of vermeld op (een) brie(f)(ven) van en/of gericht aan (de afdeling Toeslagen van) de Belastingdienst en/of
-NAW-gegevens en/of (een) BSN-nummer(s) en/of (een) geboortedat(um)(a) en/of andere informatie afkomstig van en/of vermeld op (een) beschikking(en) van (de afdeling Toeslagen van) de Belastingdienst
(telkens) opzettelijk heeft/hebben geschonden, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededaders deze/dit NAW-gegevens en/of BSN-nummer(s) en/of geboortedat(um)(a) en/of (andere) informatie op (een) papier(en) (D-255 en/of D-272-6 en/of D-302 en/of D-302-1 en/of
D-433-1 en/of D-434-1 en/of D-435-1 en/of D-436-1 en/of D-437-1 en/of D-438-1 en/of
D-439-1 en/of D-440-1 en/of D-441-1 en/of D-442-1 en/of D-443-1) overgenomen en/of overgeschreven en/of (deze/dit papier(en)) doorgegeven en/of verstrekt en/of ter beschikking gesteld aan [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of (een of meer) ander(e) perso(o)n(en);
5.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en met 8 oktober 2009 te Rijswijk en/of Den Haag en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, aan [medewerker Bd 1] en/of [medewerker Bd 2] en/of [medewerker Bd 3] (elk) zijnde een ambtenaar, een gift en/of een belofte heeft gedaan, bestaande die gift en/of belofte (telkens) uit (een toezegging van) een betaling van 200 euro, althans van een geldbedrag, en/of (een toezegging van) een (andere) beloning, met het oogmerk om die [medewerker Bd 1] en/of [medewerker Bd 2] en/of [medewerker Bd 3] te bewegen in zijn/hun (toenmalige) bediening, in strijd met zijn/hun plicht, iets te doen en/of na te laten, te weten het (met gebruikmaking van zijn/hun toegang tot de systemen van de Belastingdienst) opvragen en/of (aan)leveren en/of verstrekken van geboortedata en/of (andere) (persoons)gegevens aan verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2009 tot en met 8 oktober 2009 te Rijswijk en/of Den Haag en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, aan [medewerker Bd 1] en/of [medewerker Bd 2] en/of [medewerker Bd 3] (elk) zijnde een ambtenaar, een gift en/of een belofte heeft gedaan, bestaande die gift en/of belofte (telkens) uit (een toezegging van) een betaling van 200 euro, althans van een geldbedrag, en/of (een toezegging van) een (andere) beloning, met het oogmerk om die [medewerker Bd 1] en/of [medewerker Bd 2] en/of [medewerker Bd 3] te bewegen in zijn/hun (toenmalige) bediening, zonder daarmee in strijd met zijn/hun plicht te handelen, iets te doen en/of na te laten, te weten het (met gebruikmaking van zijn/hun toegang tot de systemen van de Belastingdienst) opvragen en/of (aan)leveren en/of verstrekken van geboortedata en/of (andere) (persoons)gegevens aan verdachte en/of zijn mededader(s).
2. Voorvragen
2.1 De geldigheid van de dagvaarding
De raadsman van verdachte heeft gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde nietig is, omdat niet wordt verwoord waarin de deelname aan de verboden organisatie bestond.
De rechtbank volgt de raadsman niet. Een tenlastelegging is voldoende feitelijk indien de rechter op basis van de tenlastelegging weet wat hij moet onderzoeken en het verdachte voldoende duidelijk is waarvan hij wordt beschuldigd. De tenlastelegging moet daarom in voldoende precieze termen worden geformuleerd opdat verdachte daaruit kan begrijpen waarvoor hij zich moet verantwoorden, en hij zich op een adequate wijze tegen de aanklacht kan verdedigen.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval voldoende duidelijk wat de verdachte wordt verweten. Niet alleen worden de namen van de overige betrokkenen genoemd, tevens wordt er verwezen naar ambtshandeling 54 waarin de beschuldiging uitgebreid staat beschreven.
2.2 Overige voorvragen
De rechtbank heeft vervolgens vastgesteld dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Vrijspraak
Er is geen bewijs dat verdachte betrokken was bij de onjuiste aangifte inkomstenbelasting 2008 die op zijn naam is gedaan door [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]) en [medeverdachte 2]. De rechtbank acht daarom met de officier van justitie en de verdediging niet bewezen hetgeen onder feit 2 is tenlastegelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
4 Waardering van het bewijs
4.1 De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden1 2
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
In de maanden juli en augustus 2007 zijn bij de Belastingdienst ruim honderd verzoeken ingediend tot wijziging van het postadres van belastingplichtigen van '[A-straat nr.], Amsterdam' in '[B-straat nr.], Amsterdam Zuidoost'. Alvorens deze mutatie door te voeren, heeft de Belastingdienst de betrokkenen schriftelijk om een bevestiging gevraagd. Niemand reageerde en de mutaties zijn uiteindelijk niet doorgevoerd. In augustus en september 2007 is binnen de systemen nagegaan of ten aanzien van betrokkenen aangiften inkomstenbelasting (hierna: aangiften IB) dan wel verzoeken tot teruggaaf zijn ingediend. Dat was toen niet geval.
Rond 15 oktober 2007 is ten aanzien van een klein aantal belastingplichtigen een hernieuwd verzoek ingediend tot wijziging van het postadres naar: '[B-straat nr.], Amsterdam Zuidoost'.
Onder meer de heer [persoon 1]3 (hierna [persoon 1]) en de heer [persoon 2]4 (hierna: [persoon 2]) hebben een verzoek gedaan om hun postadres te wijzigen in [B-straat nr.] te Amsterdam Zuidoost.
Van dat adres is bekend dat daar de instelling [instelling] gevestigd is. [instelling] is een onderdeel van de Stichting [stichting].
[vader medeverdachte 1] (hierna: [vader medeverdachte 1]) is de vader van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1]). Hij heeft verklaard dat hij vanaf 2004 tot en met 20 augustus 2009 bij [instelling] heeft gewerkt.5 Voorts heeft hij verklaard dat [medeverdachte 1] vaak bij [stichting] komt, omdat hij veel klanten in de Bijlmer heeft.6
In de tweede helft van oktober 2007 meldde de Centrale Administratie van de Belastingdienst Amsterdam dat meerdere sofinummers werden gekoppeld aan bankrekeningen van de Postbank. Het betrof de bankrekeningnummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnr 2].
In het najaar van 2007 heeft de Belastingdienst naar de rekeninghouders een onderzoek ingesteld. Daaruit kwamen de volgende rekeninghouders naar voren:
* bij nummer [rekeningnummer 1]: [X BV] te Huizen
* bij nummer [rekeningnr 2]: Poste Malize BV.
Door middel van diskettes zijn dertien aangiften IB 2006 ingediend. Alle aangiften - op één na - maken melding van een loonbedrag van € 43.046,- en een bedrag aan loonheffing van € 13.304,-. In drie gevallen heeft het computersysteem van de Belastingdienst de aangifte gevolgd, zodat er in die gevallen daadwerkelijk geld is uitbetaald.7
Deze uitbetaling vond plaats op rekeningnummer [rekeningnummer 1] ([X BV]) op 8 oktober 2007.8 Het ging onder meer om een bedrag van € 9.727,- op naam van [persoon 2]9 en een bedrag van € 13.003,- op naam van [persoon 1],10 in beide gevallen vanwege de eerste voorlopige aanslag IB 2006.
Op 9, 10, 11 en 15 oktober 2007 is negen keer geld opgenomen van voornoemde rekening voor een totaalbedrag van € 5.550,-.11
In het systeem FiBase van de Belastingdienst is te zien dat [persoon 2] in het jaar 2006 € 8.292,- aan inkomsten heeft genoten, waarover € 1.673,- loonheffing is geheven.12
In het systeem FiBase van de Belastingdienst is te zien dat [persoon 1] in het jaar 2006
€ 10.139,- aan inkomsten heeft genoten, waarover € 2.029,- loonheffing is geheven.13
Volgens het handelsregister van de Kamer van Koophandel is [X BV] (beheermaatschappij) op 13 april 2000 opgericht. Enig aandeelhouder en bestuurder van deze vennootschap is [persoon 3], geboren op [geboortedatum] 1968 te [geboorteplaats].14
Voormelde [persoon 3] heeft op 24 oktober 2007 aangifte gedaan van oplichting. [persoon 3] verklaarde dat zijn voormelde BV 'slapend' was. Op 11 oktober 2007 kreeg hij bericht van de Postbank dat zij zijn rekening had geblokkeerd vanwege opvallende geldopnames. [persoon 3] kent het rekeningnummer helemaal niet en heeft deze rekening niet geopend en er geen geld van af gehaald.15
Op 12 maart 200816 en 31 maart 200817 werd er ten behoeve van [persoon 4] (hierna: [persoon 4]) per diskette aangifte IB over het jaar 2006 gedaan. Hierin is het opgegeven loonbedrag € 43.046,- en het bedrag aan loonheffing € 13.304,-.
In juni 2008 kwamen bij de Belastingdienst/ Centrale Facilitaire Diensten tien verzoeken binnen, inhoudende een "opgave rekeningnummer Particulieren". De verzoeken zijn alle gedateerd 2 juni 2008 en strekken ertoe het reeds bij de Belastingdienst bekende rekeningnummer te wijzigen in het Postbanknummer [rekeningnr 5] ten name van de heer [persoon 5].18 Één van deze verzoeken staat op naam van reeds genoemde [persoon 4].19 Uit onderzoek blijkt dat als postadres van [persoon 4] in het systeem van de Belastingdienst het adres [B-straat nr.] Amsterdam Zuidoost staat vermeld.20
[persoon 4] heeft verklaard dat hij in juni 2008 twee brieven had ontvangen van de Belastingdienst/ Centrale Administratie waarin stond dat zijn bankrekeningnummer was gewijzigd. Daarna was hem gebleken dat zijn postadres is gewijzigd. Hij heeft voorts verklaard dat hij, anders dan in de aangifte vermeld, in 2006 niet bij Shell werkte, dat hij niet wist dat er op zijn naam aangifte is gedaan over 2006 voor de inkomstenbelasting en dat hij niets heeft teruggekregen van de Belastingdienst. De rekeningen met nummers [rekeningnr 3] en [rekeningnr 4] zijn niet van hem. Het bedrijf '[X] Klussenbedrijf', de houder van de rekening met nummer [rekeningnr 4], zegt hem - [persoon 4] - niets.21
De rekening met nummer [rekeningnr 5] staat op naam van [persoon 5] Klussenbedrijf met als eerste vertegenwoordiger [persoon 5] (hierna: [persoon 5]).22
Op 1 september 2007 heeft [persoon 5] aangifte van vermissing van zijn identiteitskaart gedaan. Op 29 augustus 2007 heeft hij aangifte gedaan van vermissing van zijn paspoort.23 Op 17 september 2008 heeft hij aangifte gedaan van fraude. Hij heeft verklaard dat hij in juni 2007 weer in Nederland is komen wonen en dat hij in die periode zijn Nederlandse identiteitskaart, Postbankpas en pincode heeft afgegeven aan twee personen genaamd "[bijnaam 1]" en "[bijnaam 2]".24
[persoon 5] is op 7 oktober 2009 als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat hij destijds bij de Kamer van Koophandel is geweest samen met [bijnaam 2]. [bijnaam 2] voerde het woord en vertelde [persoon 5] dat hij bepaalde formulieren moest tekenen. Verbalisanten tonen [persoon 5] twee brieven van de Postbank, van 5 respectievelijk 6 mei 2008, aan hem gericht. Deze brieven hebben betrekking op rekeningnummer [rekeningnr 5]. [persoon 5] herkent de formulieren niet; het is ook niet zijn rekeningnummer, aldus [persoon 5].25
Op 17 februari 2009 om om 12.50 uur wordt op naam van [persoon 6] (hierna: [persoon 6]) een met zijn DigiD-code ondertekende aangifte IB 2008 ingediend.26 Deze aangifte resulteert in een teruggave ten bedrage van € 7.386,-. Op 6 mei 2009 is deze teruggave betaald op rekeningnummer [rekeningnr 6].27
Het rekeningnummer [rekeningnr 6] staat op naam van [medeverdachte 1].28
In het systeem FiBase van de Belastingdienst zijn geen loongegevens van [persoon 6] bekend over het jaar 2008.29
Op 17 februari 2009 om 12.51 uur wordt op naam van [persoon 6] een met zijn DigiD-code ondertekende aangifte IB 2007 ingediend.30 Deze aangifte resulteert in een teruggave ten bedrage van € 7.753,- (belastingteruggave en heffingsrente). Op 25 maart 2009 is deze teruggave betaald op rekeningnummer [rekeningnr 7].31
Op 7 mei 2009 ontvangt de Belastingdienst Amsterdam een brief, ondertekend door [persoon 6], inhoudende dat de teruggave op een onjuist rekeningnummer is gedaan. De zich [persoon 6] noemende verzoekt de bank het geld terug te boeken en te storten op de rekening met nummer [rekeningnr 6]. Hij vermeldt als telefoonnummer waarop hij te bereiken is [tel.nr 1].32 Dat telefoonnummer is op dat moment in gebruik bij [medeverdachte 1].33
In het systeem FiBase van de Belastingdienst is te zien dat [persoon 6] in het jaar 2007 € 361,- aan inkomsten heeft genoten bij Vedior Uitzendbureau.34
Deze aangiften IB worden alle gedaan vanaf het IP-adres [IP-adres]. Dat IP-adres wordt gebruikt vanaf de [D-straat nr.] in [woonplaats medeverdachte 1].35
[persoon 6] heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij nog nooit een aangifte IB heeft gedaan.36 Bij de politie heeft [persoon 6] verklaard dat hij ook nooit een ander aangifte IB voor hem heeft laten doen. De bedragen zoals genoemd in de op zijn naam gedane aangifte IB over het jaar 2007 (een bedrag van
€ 41.417,- aan loon uit arbeid bij ASML, een bedrag van € 12.419,- aan ingehouden loonheffing en een teruggave ten bedrage van € 7.753,-) kloppen niet. De rekeningnummers [rekeningnummer 7] en [rekeningnr 6] zijn niet zijn rekeningnummers. Voorts heeft [persoon 6] verklaard dat hij in 2008 geen inkomen had, omdat hij gedetineerd was.37 Hij heeft voorts als getuige ter zitting verklaard dat hij [medeverdachte 1] nooit eerder heeft gezien.38
Op 21 februari 2009 om 12.07 uur wordt vanaf het IP-adres [IP-adres] op naam van [persoon 7]39 (hierna: [persoon 7]) een met zijn DigiD-code ondertekende aangifte IB 2007 ingediend. De teruggave moet volgens deze aangifte worden gestort op bankrekeningnummer [rekeningnummer 8]. 40
In de systemen van de Belastingdienst is te zien dat een belastingaanslag IB 2007 op naam van [persoon 7] is opgelegd en dat op grond van deze aanslag een bedrag van € 9.624,- is betaald op rekeningnummer [rekeningnummer 8].41
In FiBase is te zien dat [persoon 7] in het jaar 2007 een bedrag van € 38,- aan loon heeft genoten waarover een loonbelasting van € 2,- is ingehouden.42
Op 14 mei 2009 ontvangt de Belastingdienst Amsterdam een brief, ondertekend door [persoon 7], inhoudende dat de teruggave op een onjuist rekeningnummer is gedaan. De zich [persoon 7] noemende verzoekt het geld terug te halen en te storten op de rekening met nummer [rekeningnummer 9]. Hij vermeldt als telefoonnummer waarop hij te bereiken is [tel.nr 2].43 Dat telefoonnummer is op dat moment in gebruik bij [medeverdachte 1].44 Het bedrag wordt uiteindelijk door de Belastingdienst op 14 juli 2009 alsnog op bankrekeningnummer [rekeningnummer 9] gestort.45
Op 15 juli 2009 wordt van die rekening in vier tranches in totaal € 9.000,- opgenomen.46
[persoon 7] heeft bij de politie verklaard dat hij nog nooit een aangifte IB heeft gedaan of iemand voor hem aangifte heeft laten doen. De loongegevens en werkgever die staan vermeld op de op zijn naam ingediende aangifte IB 2007 kloppen niet. Het bankrekeningnummer [rekeningnummer 8], zegt hem niets. Het bedrag van € 9.624,- dat door de Belastingdienst op voornoemde rekening is uitbetaald, heeft hij nooit ontvangen.47
Ter terechtzitting heeft [persoon 7] als getuige herhaald dat hij nooit aangifte IB heeft gedaan. Voorts heeft hij verklaard dat hij geen klant van [medeverdachte 1] is.48
De rekening met nummer [rekeningnummer 9] staat op naam van [moeder medeverdachte 1] (hierna: [moeder medeverdachte 1]), moeder van [medeverdachte 1].49
Op 21 februari 2009 is op naam van [persoon 8] (hierna: [persoon 8]) een met zijn DigiD-code ondertekende aangifte IB 2006 ingediend.50 Deze aangifte resulteerde in een teruggave van € 8.096,-. Deze teruggave is op 1 april 2009 uitbetaald op rekeningnummer [rekeningnummer 8].
Op 21 februari 2009 om 12.04 uur is op naam van [persoon 8] een met zijn DigiD-code ondertekende aangifte IB/2007 ingediend.51 Deze aangifte resulteerde in een teruggave van € 8.045,-. Volgens de ingediende aangifte zou de teruggave gestort moeten worden op bankrekeningnummer [rekeningnummer 8]. Deze teruggave is uiteindelijk uitbetaald op 24 april 2009 op rekeningnummer [rekeningnr 6].
[persoon 8] heeft verklaard dat hij over het jaar 2007 geen aangifte IB heeft gedaan. De door de verbalisanten getoonde aangifte IB over dat jaar is niet in zijn opdracht opgemaakt. De gegevens die op de aangifte staan, kloppen niet. Hetzelfde geldt voor de aangifte IB 2006. Voorts heeft [persoon 8] verklaard dat hij de naam [medeverdachte 1] niet kent. Hij heeft geen geld ontvangen naar aanleiding van belastingteruggaven over het jaar 2006 en 2007 Hij herkent de bankrekeningnummers [rekeningnr 6] en [rekeningnummer 8] niet.52
Op 21 februari 2009 om 12.18 uur is op naam van [persoon 9] (hierna: [persoon 9]) een met haar DigiD-code ondertekende aangifte IB 2008 ingediend.53 Deze aangifte resulteerde in een claim van € 7.676,-. Naar aanleiding van deze aangifte is op 6 mei 2009 een voorlopige aanslag IB 2008 opgelegd. Dit bedrag is op 27 april 2009 uitbetaald op bankrekeningnummer [rekeningnummer 9].54
In het systeem FiBase van de Belastingdienst is te zien dat [persoon 9] in het jaar 2008 geen loon heeft genoten.55
[persoon 9] heeft verklaard dat zij in 2008 geen inkomen had en ook geen aangifte IB over dat jaar heeft gedaan of heeft laten doen. De gegevens betreffende werkgever, loon(heffing) en buitengewone uitgaven die op door de verbalisanten getoonde aangifte IB staan, kloppen niet. Het rekeningnummer [rekeningnummer 9] is niet haar rekeningnummer. Voorts heeft zij verklaard dat zij geen [medeverdachte 1] kent.56
In maart 2009 zijn bij de Belastingdienst twaalf verzoeken binnengekomen om het adres [C-straat nr.], te Amsterdam Zuidoost te gebruiken als correspondentieadres. Het betrof onder meer de verzoeken van [persoon 10],57 [persoon 11]58 en [persoon 12] (hierna: [persoon 12]).59 De Belastingdienst stuurt [persoon 10], op zijn GBA-adres, een brief ter bevestiging van het postadres aan de [C-straat]. [persoon 10] stuurt die bevestiging retour en meldt dat het niet klopt dat hij post op dat adres wil ontvangen.60 Hetzelfde geldt voor [persoon 11].61 [persoon 12] heeft ook een brief bevestiging postadres gehad, maar nooit gereageerd.
Op 16 april 2009 komen bij de Belastingdienst per diskette de aangiften inkomensbelasting over het jaar 2006 binnen van [persoon 10],62 [persoon 11]63 en [persoon 12].64 Zowel bij
[persoon 10] als bij [persoon 11] wordt een bedrag van € 43.046,- aan loon en een bedrag van € 13.304,- aan loonbelasting opgegeven. Uit navraag bij de Belastingdienst komt naar voren dat de uit te keren bedragen op het bankrekeningnummer [rekeningnr 5] (t.n.v. [persoon 5] Klussenbedrijf) geboekt moet worden.65
Uit het systeem FiBase van de Belastingdienst komt naar voren dat [persoon 10] in 2006 € 339,- aan loon heeft genoten bij de werkgever [werkgever].66
[persoon 11] heeft volgens FiBase in 2006 € 3.174,- aan loon genoten van de werkgevers Honeywellp en Maas International BV.67
[persoon 12] heeft in 2006 volgens FiBase € 58,- verdiend waarvan € 20,- is ingehouden aan loonheffing.68
[persoon 10] heeft verklaard dat hij in 2006 in de zomervakantie heeft gewerkt bij [werkgever] en daarmee € 339,- heeft verdiend. Hij weet niets van een aangifte IB over het jaar 2006 waarin is opgegeven dat een bedrag van € 43.046,- aan loon is genoten bij Aries direct en waarover een bedrag van € 13.304,- is ingehouden aan loonheffing.69
[persoon 11] heeft verklaard dat hij nooit op de [C-straat nr.] te Amsterdam Zuidoost heeft gewoond. Hij heeft per brief de vraag van de Belastingdienst of het postadres moet worden gewijzigd ontkennend beantwoord.70 Het bankrekeningnummer [rekeningnr 5] dat vermeld staat in de ingediende aangifte is niet van hem. Voorts heeft hij verklaard dat hij in 2006 alleen in de vakanties en misschien tussendoor op vrijdag heeft gewerkt bij Maas International. Als verbalisanten hem de aangifte IB 2006 tonen, verklaart [persoon 11] dat hij die aangifte niet heeft gedaan en dat hij de handtekening niet herkent. Als werkgever staat vermeld Fortis ASR, het bedrag dat aan loon is genoten bedraagt
€ 43.046,- en het bedrag aan ingehouden loonheffing bedraagt € 13.304,-. Er is een hoog bedrag aan buitengewone lasten in de aangifte opgenomen. Deze gegevens zijn niet juist. Hij heeft nooit een elektronische handtekening aangevraagd, aldus [persoon 11].71
[persoon 12] heeft verklaard dat hij nog nooit een aangifte IB heeft gedaan of heeft laten doen. In 2006 was hij gedetineerd en heeft hij alleen binnen de gevangenis gewerkt. Van een aangifte IB 2006 weet hij niets. Voorts heeft [persoon 12] verklaard dat hij nooit geld heeft gekregen van de Belastingdienst. Het rekeningnummer [rekeningnr 5] komt hem niet bekend voor. De handtekening op het formulier opgaaf elektronische handtekening72 is niet van hem. Het adres [C-straat nr.] te Amsterdam Zuidoost kent hij niet, aldus [persoon 12].73
Op 2 mei 2009 om 16.20 uur is op naam van [medeverdachte 2] een met zijn DigiD-code ondertekende aangifte IB 2008 ingediend.74 In die aangifte is opgegeven dat een bedrag aan loon uit tegenwoordige arbeid is genoten van € 61.800,- bij Oce, waarover een bedrag aan loonheffing zou zijn ingehouden van € 20.932,-. Deze aangifte resulteerde in een claim van € 13.611,-. De teruggave zou moeten worden gestort op bankrekeningnummer [rekeningnummer 10].
In het systeem FiBase van de Belastingdienst is te zien dat [medeverdachte 2] in het jaar 2008 geen loon heeft genoten.75
Het rekeningnummer [rekeningnummer 10] staat op naam van verdachte.76
Op 2 mei 2009 om 16.22 uur is op naam van [medeverdachte 2] een met zijn DigiD-code ondertekende aangifte IB 2007 ingediend.77 Daarin is opgegeven dat een bedrag aan loon uit tegenwoordige arbeid is genoten van € 42.751,- bij Oce, waarover een bedrag aan loonheffing zou zijn ingehouden van € 12.978,-. Deze aangifte resulteerde in een claim van € 12.851,-. De teruggave zou moeten worden gestort op bankrekeningnummer [rekeningnummer 11]. Na verrekening is op 10 juni 2009 een bedrag van € 8.943,- betaald op voornoemd bankrekeningnummer,78 alwaar het op 17 juni 2009 bijgeboekt wordt.
In het systeem FiBase van de Belastingdienst is te zien dat [medeverdachte 2] in het jaar 2007 geen loon heeft genoten.79
Het bankrekeningnummer [rekeningnummer 11] staat op naam van [vader medeverdachte 1]; vader van [medeverdachte 1]. Het bij vermelde adres is [D-straat nr.] te [woonplaats medeverdachte 1];80 woonadres van [medeverdachte 1].
In de periode van 17 juni 2009 tot en met 25 juni 2009 wordt in dertien keren een bedrag van € 9.600,- van die rekening opgenomen.81
Op 13 mei 2009 is per aangiftediskette op naam van [medeverdachte 2] een aangifte IB 2006 ingediend.82 In die aangifte is opgegeven dat een bedrag van € 43.046,- aan loon is genoten bij Océ. Hierover zou een bedrag van € 13.304,- zijn ingehouden aan loonheffing. Deze aangifte inkomensbelasting resulteert in een claim van € 11.079,- aan belastingteruggave. De teruggave zou moeten worden gestort op bankrekeningnummer [rekeningnummer 11].
Uit het systeem FiBase van de Belastingdienst komt naar voren dat [medeverdachte 2] in 2006 geen inkomen uit loon heeft gehad.83
Op 2 mei 2009 om 16.18 uur is op naam van verdachte een met zijn DigiD-code ondertekende aangifte IB 2008 ingediend. In die aangifte is opgegeven dat een bedrag aan loon uit tegenwoordige arbeid is genoten van € 37.825,- bij de Belastingdienst, waarover een bedrag aan loonheffing zou zijn ingehouden van € 10.862,-.84
Tien minuten later wordt nog een aangifte IB 2008 ingediend op naam van verdachte. Het verschil tussen de aangiften is de opgegeven werkgever; Adecco in plaats van Belastingdienst. Deze aangifte resulteerde in een claim van € 10.111,- en de teruggave zou moeten worden gestort op bankrekeningnummer [rekeningnummer 10] t.n.v. verdachte.85
In het systeem FiBase van de Belastingdienst is te zien dat verdachte in het jaar 2008 loon heeft genoten van
- TEMPOTEAMP in de periode 01-01 t/m 31-12 (LBnummer [LBnummer 1]);
- TEMPOTEAMU in de periode 01-01 t/m 31-12 (LBnummer [LBnummer 2]);
- ACHMEVERZE in de periode 06-10 t/m 02-11 (LBnummer [LBnummer 3]);
- ACHMEVERZE in de periode 01-12 t/m 28-12 (LBnummer [LBnummer 4]);
- STARTPEOPL in de periode 01-01 t/m 31-12 (LBnummer [LBnummer 5]);
- WERKNEMERS in de periode 01-09 t/m 02-09 (LBnummer [LBnummer 6]);
- WERKNEMERS in de periode 29-10 t/m 12-11 (LBnummer [LBnummer 7]);
- WERKNEMERS in de periode 27-11 t/m 28-11 (LBnummer [LBnummer 8]).
In totaal heeft hij in het jaar 2008 voor een bedrag van € 27.343,- aan loon genoten, waarover € 6.326,- aan loonbelasting is ingehouden en afgedragen.86
Naar aanleiding van deze op naam van verdachte ingediende aangiften IB 2008 is op 13 juli 2009 een bedrag van € 585,- betaald op bankrekeningnummer [rekeningnummer 10] t.n.v. verdachte.87
Vanaf het IP-adres van [medeverdachte 1] vinden onder meer de volgende acties plaats:
- in de periode van 13 april 2009 tot en met 27 mei 2009 is via internet 13 keer ingelogd op de rekening met nummer [rekeningnr 5] t.n.v. [persoon 5] Klussenbedrijf;88
- op 1 juli 2009 om 13.07 uur wordt via "Mijn ING" ingelogd op de bankrekening [rekeningnr 5] t.n.v. [persoon 5] Klussenbedrijf;89
- de elektronische aangiften IB op naam van [persoon 6], [persoon 7], [persoon 8] en [persoon 9] worden via dit IP-adres ingezonden;90
- de elektronische aangiften IB op naam van [medeverdachte 2] en verdachte worden via dit IP-adres ingezonden.91
Op 6 oktober 2009 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van [medeverdachte 1].92
Daar werd onder meer aangetroffen:93
1. Contant geldbedrag van € 26.635,-
2. Post [C-straat nr.] Amsterdam, waaronder een aanslag inkomstenbelasting 2007 op naam van [persoon 10]94
3. Kopieën van brieven aan de Belastingdienst van [persoon 10], [persoon 11] en [persoon 12] betreffende opgaaf elektronische handtekening en wijziging postadres95
4. Kopieën opgaaf elektronische handtekening betreffende o.m. [persoon 4] en een lijst met BSN/NAW gegevens, waaronder [persoon 4]96
5. Twee lijsten van in totaal 7 A4-tjes met BSN/NAW gegevens waaronder de gegevens van [persoon 10], [persoon 11], [persoon 12] en [persoon 4]97
6. Lijst met NAW/telefoon gegevens98
7. Bankpassen op naam van [moeder medeverdachte 1] (moeder [medeverdachte 1]), [persoon 13] MAR EN O OFFICE DEPOT, [X] Klussenbedrijf en [persoon 14]99
8. Tickets geldopneming (pinbonnen) [X BV]100
9. Uittreksel van de KvK van [X BV]101
10. Brief van de Postbank met TAN-codes van Porte Malize BV102
11. Tickets geldopneming (pinbonnen) rekeningnummer [rekeningnummer 9] t.n.v. [moeder medeverdachte 1]103
12. Tickets geldopneming (pinbonnen) rekeningnummer [rekeningnummer 11] t.n.v. [vader medeverdachte 1]104
13. Brieven van de ING voor [vader medeverdachte 1] betreffende rekeningnummer [rekeningnummer 11]105
14. Bankafschriften van de ING betreffende rekeningnummer [rekeningnummer 11] t.n.v. [vader medeverdachte 1]106
15. Twee brieven van de Postbank voor [persoon 5]107
16. Losse blaadjes met namen (waaronder [persoon 8], [persoon 6], [persoon 7] en [persoon 9]) en BSN/NAW gegevens of bedragen.108
17. Een computer en een laptop waarop onder meer de volgende bestanden/ sporen werden aangetroffen:
* een document met diverse BSN/NAW gegevens, onder meer van [persoon 4];
* gegevens betreffende bankrekeningnummer [rekeningnummer 5] t.n.v. van [persoon 5] Klussenbedrijf;
* een bestand met drie opgaven rekeningnummer op naam van [persoon 6], [persoon 8] en [persoon 7];
* ontvangstbevestigingen aangifte IB op naam van o.m. voornoemde [persoon 6], [persoon 8] en [persoon 7] en [medeverdachte 2], verdachte en [persoon 9]
* brieven aan de Triodosbank ter zake terugstorten geld t.b.v. [persoon 8] of [persoon 6];
* een lijst met NAW/BSN gegevens.109
Bovenstaande voorwerpen en gegevens zijn op verschillende plaatsen in de woning van [medeverdachte 1] aangetroffen. De voorwerpen onder de nummers 1 tot en met 3, 5 en 8 zijn aangetroffen in de bedombouw op de slaapkamer van [medeverdachte 1]. De voorwerpen onder de nummers 4, 7, 9 en 10 zijn aangetroffen op de zolder, die alleen bereikbaar is via de slaapkamer van [medeverdachte 1]. De voorwerpen onder de nummers 6 en 14 tot en met 16 zijn aangetroffen bij het bureau van [medeverdachte 1] in een kamer op de eerste etage.
Forensisch technisch rechercheur en deskundig documentenonderzoeker [rechercheur] heeft een vergelijking gemaakt van de brieven inhoudende een verzoek tot wijziging adres in het correspondentieadres [C-straat nr.] te Amsterdam Zuidoost en de brieven inhoudende een verzoek tot wijziging adres in het correspondentieadres [B-straat nr.] Amsterdam Zuidoost. De conclusie van dat onderzoek luidt dat met uitzondering van de variabele gegevens (afzender, een afwijkende datering, de BSN nummers en de ondertekening) de teksten van de brieven 132 tot en met 135, 139 en 141 exact op elkaar passen. Op de brieven met de nummers 132 tot en met 135 en 139 is het huisnummer [nr.] van de [C-straat] met pen geschreven op een strookje correctietape. Daaronder staat het cijfer [nr.] geprint. Op de brief nummer 141 staat het huisnummer [nr.] geprint.110
Het pand aan de [C-straat nr.] te Amsterdam Zuidoost staat op naam van [persoon 15] (hierna: [persoon 15]) en [persoon 16].111
Tijdens stelselmatige observatie wordt het volgende waargenomen.
Op de beelden van 26 mei 2009, omstreeks half vijf is te zien dat een man in een auto met kenteken [kenteken] stapt en wegrijdt. De auto staat op naam van [persoon 15]. 112 Een verbalisant herkent de man op de beelden als [persoon 15], na vergelijking van de beelden met een foto van [persoon 15].113
Op de camerabeelden is tevens te zien dat [persoon 15] op 11 en 20 juni 2009 om 13.22 uur respectievelijk 18.23 uur post ophaalt op het adres [C-straat nr.] te Amsterdam Zuidoost. Hierbij is zichtbaar dat hij beide keren een blauwe envelop in zijn handen heeft.114
Het is een feit van algemene bekendheid dat de Belastingdienst haar post in blauwe enveloppen verzendt.
Tijdens het onderzoek worden diverse telefoonnummers getapt. De volgende gesprekken worden opgenomen:
* een gesprek op 27 juni 2009 om 14.22 uur tussen [persoon 15] en [medeverdachte 3], waarin wordt gesproken over brieven voor de heer [achternaam personen 10 en 11]: 115 (NNman is [medeverdachte 3])116
NNman: "[persoon 15]"
[persoon 15]: "Hai, eehh er zijn weer brieven voor de
heer [achternaam personen 10 en 11]. Heb jij het nodig of moet ik het eehh."
NNman: "Nee hoor. Gewoon verscheur alles maar."
[persoon 15]: "Ja?"
NNman: "Ja, ja, ja."
[persoon 15]: "ok"
NNman: "Ja?"
[persoon 15]: "Ja hoor, is goed."
NNman: "ok, hoi hoi"117
* op 29 juni 2009 om 10.51 uur wordt [persoon 15] gebeld door [medeverdachte 3], waarna het volgende gesprek volgt:
[medeverdachte 3]: Hai [persoon 15], je had gebeld.
[persoon 15]: Kom jij toevallig in de bijlmer vandaag.
[medeverdachte 3]: Nee, [persoon 15], nee. Ja ik kom wel, maar later pas.
[persoon 15]: Okay, bel me als je in de bijlmer bent, ik wil je één of twee vragen stellen.
[medeverdachte 3]: Is goed, stél maar, dan geef ik je toch antwoord!
[persoon 15]: Nee, nee, niet telefonisch, ja.
[medeverdachte 3]: Okay, is goed, dan spreek ik je later wel.118
* op 1 juli 2009 om 13.04 uur een gesprek tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]: (NNman is [medeverdachte 2])119
NNman: "Ok, heel even kort. Dat ding wat allemaal naar Amsterdam ging."
[medeverdachte 1]: "Ja"
NNman: "Die man die zag natuurlijk niks, dus ik had net die andere man aan de lijn. Hij zegt hij stuurt alles terug. Ik zeg dat moet hij natuurlijk niet doen."
[medeverdachte 1]: "Hij stuurt alles terug?"
NNman: "Ja"
[medeverdachte 1]: "Ongelofelijk"
NNman: "Er waren twee van die dingen gekomen. Ik weet niet of hij het al heeft gedaan, maar hij rijdt nu naar hem toe, in ieder geval."
[medeverdachte 1]: "OK. Dat is natuurlijk niet de bedoeling."
NNman: "Nee.....(ntv)...... Maar als het goed is je moet dat ding van je even bijhouden, dan hè."
[medeverdachte 1]: "wat zei je?"
NNman: "ik zeg dan moet je dat ding even van je bijhouden, want de kans is groot dat ie bij jou is. Snap je?"
[medeverdachte 1]: "Ok, dat ding bij me bijhouden. Watte watte wat. Wat bedoel je?"
NNman: "Dat ding wat je altijd checkt."
[medeverdachte 1]: "ja, ja, ja"
NNman: "of het er is of niet weet je dat moet je even bijhouden."
[medeverdachte 1]: "ok, ok, ok, ok. ..(ntv).. Maar in ieder geval, hij moet, er moeten geen dingen terug gestuurd worden, natuurlijk. Dat moeten we eventjes eehhh dat moet je wel even in de gaten houden, in ieder geval.
NNman: "Ja, dat klopt. Die man is nou daar naar toe aan het rijden. Ja, fock, weet je. Hij zegt ja die man had zo iets van ja. Er waren er al twee gekomen, maar ik had niks, weet je. Het duurde zo lang.
[medeverdachte 1]: "Ja"
NNman: "dus toen zei ik ja man dat is het juist er komen twee keer dingen"
[medeverdachte 1]: "Ja, ja, ja inderdaad. Er komt, er komt niet, er komt niet elke dag, er komen niet elke dag wat, daarom. Er kan, weet je. Eens in de week of misschien komt er een week niks. Dan misschien een week. Dat moet wel allemaal, hij moet het wel allemaal bewaren natuurlijk.
NNman: "dus dat, man. Er zijn er drie die gaan.. (ntv)..Maar er wordt nu heen gereden"
[medeverdachte 1]: "Ok, is goed is goed is goed is goed"
NNman: "Ja. Maar je moet het wel checken, hoor. Voor het zelfde geld, je weet toch?"
[medeverdachte 1]: "Ja, ja, ja ja ja. Nee nee Dat dat sowieso dat sowieso dat sowieso"
NNman: "Ok, is goed man. Man, dan hoor ik het wel"
[medeverdachte 1]: "Is goed gozer. Abou, ciao ciao.
NNman: "Ja, ok man."120
* een gesprek op 09 juli 2009 om 19.50 uur tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]:
[medeverdachte 1]: Goeienavond, met [medeverdachte 1].
[medeverdachte 2]: Kerel.
[medeverdachte 1]: Gozer.
[medeverdachte 2]. Hé. Heel even hoor.
[medeverdachte 1]: Ja.
[medeverdachte 2]: Weet je waarom die kerel van Amsterdam die dingen. Hij heeft ze niet gestuurd, maar hij heeft ze verscheurd. Weet je waarom?
[medeverdachte 1]: Nou.
[medeverdachte 2]: Bij eentje had ie. Omdat het duurde toch lang, wat ik je zei.
[medeverdachte 1]: Ja, ja, ja.
[medeverdachte 2]: Bij eentje had ie er achteraan gebeld. En de naam was [achternaam personen 10 en 11], degene die wat gehad had. Snap je?
[medeverdachte 1]: Okay, diegene had wat gehad?
[medeverdachte 2]: Die [achternaam personen 10 en 11], zeg maar.
[medeverdachte 1]: Ja.
[medeverdachte 2]: Die heeft z'n doekoe al gehad, zeg maar. Daar is ie dus als het ware achter gekomen, en toen had zoiets van, he ik wordt hier gewoon genaaid.
[medeverdachte 1]: Okay, okay, okay.
[medeverdachte 2]: Dus, dan moet je dat effe nachecken, misschien dat iemand jou naait, of zo? Dat, ik weet niet?
[medeverdachte 1]: Nee, nee, nee, maar dat zal het niet zijn, want het is. Ja. Nou ja. Dat ga ik je nu niet uitleggen op deze manier.
[medeverdachte 2]: Nee, okay.
[medeverdachte 1]: In ieder geval. Ja. Maar, het is ook niet de bedoeling. Ja. Laat dan ook maar zitten. Want het is niet de bedoeling dat mensen dingen gaan openen. Want dat is bullshit.
[medeverdachte 2]: Nee, nee, precies. Dus.
[medeverdachte 1]: Dus, snap je? Dus als het op deze manier gaat, dan hoeft het van mij ook helemaal niet meer. Want dat.
[medeverdachte 2]: Ja.
[medeverdachte 1]: Dat gaat niet zoals het afgesproken was. Afgesproken was dat we laten die dingen komen, en die worden afgegeven, en that's it.
[medeverdachte 2]: Ja, klopt, ja.
[medeverdachte 1]: Als ze dingen gaan lopen kijken. Dat is niet wat we af hebben gesproken.
[medeverdachte 2]: Nee, precies. Nou ja.
[medeverdachte 1]: Snap je, dus, laat het dan maar. Ja. Zie je, dat bedoel ik. En eh, als nu al spaakt om zoiets heel kleins, weet je, dan is het, eh.
[medeverdachte 2]: Hoofdpijn.
[medeverdachte 1]: Dan is het al nu al hoofdpijn. Weet je, en ik bedoel. Het is nu dus, het gaat helemaal nergens over, nu nog.
[medeverdachte 2]: Nee, precies, okay. Maar je hebt die andere nu wel naar die andere gedaan, toch?
[medeverdachte 1]: Ja, eh, maar de meeste zijn hiernaartoe gegaan, natuurlijk.
[medeverdachte 2]: Eh, maar dan moet ik wel met die man persoonlijk gaan praten.
[medeverdachte 1]: Ja, daarom. Natuurlijk moet je persoonlijk met hem gaan praten. Want je moet hem uitleggen dat dit niet de bedoeling was.
[medeverdachte 2]: Okay, ja. okay, weet je.
[medeverdachte 1]: Snap je.
[medeverdachte 2]: Okay. Kijk, ik moet morgen toch richting, eh, dinge, toch? Dan ga ik wel eerder weg. En, eh, dan rij ik wel zelf naar hem toe.
[medeverdachte 1]: Ja, ja. Ga effe kijken van hoe en wat daar, wat daar aan de hand is. Want ik weet niet of er meer dingen zijn gekomen, of wat dan maar ook.
[medeverdachte 2]: Ja.
[medeverdachte 1]: Want het lijkt mij stug dat er verder helemaal niks meer gekomen is. Dus.
[medeverdachte 2]: Okay.
[medeverdachte 1]: Weet je, en als mensen ook dingen gaan lopen openmaken. Dat is helemáal níet de bedoeling.
[medeverdachte 2]: Nee, dat klopt.
[medeverdachte 1]: Dat hebben we ook duidelijk afgesproken.
[medeverdachte 2]: Juist, dat heb ik toen ook al gezegd, weet je.
[medeverdachte 1]: Ja.
[medeverdachte 2]: Dus ik snap het ook niet hoor. Maar, okay.
[medeverdachte 1]: Ja.
[medeverdachte 2]: Nou, ik ga morgen wel effe der heen, man.
[medeverdachte 1]: Is goed, is goed, is goed.
[medeverdachte 2]: Ja?
[medeverdachte 1]: Ja, no spang. later dan.
[medeverdachte 2]: Is goed, man.
[medeverdachte 1]: Later dan.
[medeverdachte 2]: Okay.
[medeverdachte 1]: Ciao, ciao121
Voorts ten aanzien van het onder 4 en 5 primair ten laste gelegde:
Verdachte heeft op 21 juli 2008 een geheimhoudingsverklaring ondertekend,122 evenals [medewerker Bd 1]123 (hierna: [medewerker Bd 1]), [medewerker Bd 2]124 (hierna: [medewerker Bd 2]) en [medewerker Bd 3]125 (hierna: [medewerker Bd 3]).
4.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, behoudens feit 2, alle feiten bewezen kunnen worden. Ter onderbouwing van dat standpunt heeft de officier van justitie een bewijsmiddelenoverzicht overgelegd. Kort samengevat wijst de officier van justitie daarbij op
? ten aanzien van het onder 1 en 3 ten laste gelegde
- de verklaringen van [medeverdachte 2];
- de getapte telefoongesprekken tussen [persoon 15], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1];
- de documenten die tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] zijn aangetroffen;
- de verklaringen van de getuigen op wiens naam valse aangiften zijn gedaan;
? ten aanzien van het onder 4 en 5 ten laste gelegde
- de door verdachte ondertekende geheimhoudingsverklaring;
- het feit dat [medewerker Bd 1], [medewerker Bd 3] en [medewerker Bd 2] allen bij de afdeling Toeslagen van de Belastingdienst werkzaam waren als ambtenaar (vlg HR 13 oktober 2009, LJN BJ 6793);
- de verklaringen van verdachte;
- de verklaringen van [medeverdachte 2];
- de verklaringen van [medewerker Bd 1], [medewerker Bd 3], [medewerker Bd 2] en [medewerker Bd 4];
- de verklaring van [teamleider Bd].
4.3 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van deelname aan een criminele organisatie, omdat - kort samengevat - geen sprake is van een organisatie met een oogmerk, laat staan dat verdachte daar aan heeft deelgenomen. Er is slechts sprake van een incidentele samenwerking tussen verdachte en zijn broer, omdat verdachte zijn broer wilde helpen. Voorts is de verdediging met de officier van justitie van mening dat verdachte van het hem onder 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 en 3:
4.4.1 Verklaringen van [medeverdachte 2] en van verdachte
[medeverdachte 2] heeft, kort samengevat, het volgende verklaard.
[medeverdachte 1] heeft hem verteld dat hij geld van de belasting terug kon krijgen. [medeverdachte 1] heeft vervolgens de aangiften IB 2006, 2007 en 2008 betreffende hem ingevuld en ingezonden. Hij heeft nooit voor Océ, de werkgever die in die aangiften IB staat vermeld, gewerkt. Het gironummer [rekeningnummer 11] kent hij niet. Hij heeft wel het geld van [medeverdachte 1] gehad, hij denkt dat dat € 8.000,- aan contant geld moet zijn geweest.
[medeverdachte 1] heeft op dezelfde wijze aangiften IB gedaan voor zijn broer, verdachte. Hij heeft daarvoor de gegevens van zijn broer aan [medeverdachte 1] gegeven, zonder medeweten van zijn broer. Hij heeft voorts verklaard dat hij wekelijks contact, voornamelijk telefonisch, met [medeverdachte 1] had.
[medeverdachte 1] heeft hem gevraagd of hij aan gegevens kon komen van belastingplichtigen, zodat hij door middel van het doen van (valse) aangifte IB geld kon krijgen. Hij heeft rondgevraagd en is uiteindelijk bij [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3]) en zijn broer terecht gekomen.
Over het getapte telefoongesprek (D-040) tussen hem en [medeverdachte 1] , verklaart hij dat het gaat over een postadres. [medeverdachte 1] heeft hem gevraagd of hij een adres had om post van de Belastingdienst op te kunnen ontvangen. Hij zou daarvoor € 500,- per belastingaangifte krijgen. Toen heeft hij [medeverdachte 3] gebeld, die zei dat hij het wel kon regelen. [medeverdachte 3] heeft een adres geregeld in Amsterdam Zuidoost. Ze hebben ook een afspraak over de verdeling van de verdiensten gemaakt: de man van het adres zou € 300,- krijgen en [medeverdachte 3] en hij zouden ieder € 100,- krijgen. [medeverdachte 1] heeft tegen hem gezegd dat de post niet opengemaakt mocht worden. Het telefoongesprek (D-040) gaat er over dat [medeverdachte 3] hem heeft verteld dat de man de post een keer heeft opengemaakt. Hij had gezien dat er geld verdiend was en hij had niets gehad, daarom heeft die man besloten de post terug te sturen naar de Belastingdienst.
Hij heeft tegen [medeverdachte 3] gezegd dat het niet de bedoeling was dat de post werd opengemaakt en [medeverdachte 3] zou naar die man, [persoon 15], gaan om het recht te trekken. Dat is niet gelukt. De afspraak was dat de eigenaar van het postadres de [C-straat nr.] de post van de Belastingdienst naar [medeverdachte 3] zou brengen. [medeverdachte 3] zou het naar hem brengen en hij zou het vervolgens weer afgeven aan [medeverdachte 1]. [medeverdachte 1] wilde niemand zien en hij had geld nodig, dus het boeide hem niet zo.
Hij heeft van [medeverdachte 3] een lijst met gegevens van personen gehad. Die lijst bestond uit een stapeltje A-4tjes. Die lijst heeft hij in een plastic boodschappentas van de Vomar of AH gedaan en daarna aan [medeverdachte 1] gegeven. [medeverdachte 3] wist wat [medeverdachte 1] en hij met die lijst gingen doen, want hij had dat aan hem uitgelegd. Hij had met [medeverdachte 1] afgesproken dat hij een vierde deel zou krijgen van de teruggave. Hij zou zijn deel vervolgens weer delen met [medeverdachte 3].
Naast [medeverdachte 3], levert ook zijn broer, verdachte, gegevens aan. Hij heeft hem daarom gevraagd en na enig aandringen heeft verdachte toegestemd om NAW-gegevens te leveren. Verdachte werkte bij de Belastingdienst afdeling Toeslagen te Rijswijk. Verdachte heeft toen een collega gevraagd om gegevens te regelen. Hij heeft die jongen (dit is [medewerker Bd 1], zo blijkt uit de verklaring van verdachte126) twee keer ontmoet. Die jongen leverde de stukken aan verdachte, die ze vervolgens aan zijn broer gaf. Hij gaf de stukken weer aan [medeverdachte 1]. De eerste keer ontbraken er essentiële gegevens, namelijk de geboortedata, zo hoorde hij van [medeverdachte 1]. Vervolgens heeft hij geprobeerd die gegevens alsnog te verkrijgen en de lijsten terug te geven aan zijn broer.
Hij heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 1] nooit afspraken heeft gemaakt over verzekeringen en zeker niet over uitvaartverzekeringen.
Hij is maar een enkele keer bij [medeverdachte 1] thuis geweest en hij heeft nooit achter zijn computer gezeten.127
Bij de rechter-commissaris heeft hij overeenkomstig verklaard.128
Verdachte heeft verklaard dat hij bij de Belastingdienst te Rijswijk werkte en dat zijn broer, [medeverdachte 2], hem op enig moment vroeg of hij aan NAW-gegevens kon komen. In eerste instantie heeft hij geweigerd, maar daar is hij later op teruggekomen. Hij heeft een stapeltje brieven en beschikkingen (D 302)129 meegenomen en aan zijn broer gegeven. Zijn broer belde een dag later op dat er gegevens mistten; hij had ook de geboortedata nodig. [verdachte] heeft vervolgens aan [medewerker Bd 1] een lijst met burgerservicenummers gegeven en gevraagd of hij er geboortedata bij wilde zoeken.130 Hij heeft nog twee personen, [medewerker Bd 2] en [medewerker Bd 3], benaderd om gegevens aan televeren.131Hij heeft niet alleen handgeschreven lijsten met NAW-gegevens en geboortedata aangeleverd, maar ook een USB-stick, die hij had gekregen van zijn broer. Hij schreef de burgerservicenummers op een lijst en de drie jongens zochten er dan de geboortedata bij. Die schreven zij vervolgens op die lijst. Verdachte voerde thuis op de computer die geboortedata in een excelbestand in dat op de USB-stick stond.132
De documenten D 307, D 308, D 309A, D 309B, D 310, D 311, D 312 en D 313 heeft hij meegenomen van zijn werk bij de Belastingdienst. Het waren documenten die in een kast op zijn kamer lagen en die in de kliko gegooid moesten worden om vernietigd te worden. Hij heeft een aantal documenten gekopieerd, waaronder de WFM lijsten D 314 en D 272-6.133
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben - kort samengevat - verklaard dat [medeverdachte 2] liegt.
De rechtbank constateert dat wat verdachte heeft verklaard, overeenkomt met wat [medeverdachte 2] heeft verklaard.134
De rechtbank acht de verklaringen van [medeverdachte 2] en verdachte over de gang van zaken geloofwaardig. Deze verklaringen worden, anders dan de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3], ondersteund door andere bewijsmiddelen (zie rubriek 4.1).
4.4.2 Samenvatting modus operandi
De modus operandi kan in vijf verschillende fasen worden onderscheiden:
1) Men krijgt de beschikking over namen, adressen, geboortedata en de bijbehorende burgerservicenummers van belastingplichtigen.
2) Op naam van de belastingplichtigen wordt een verzoek gedaan tot wijziging van het postadres, een zogenaamd 'opvangadres' dat wordt gecontroleerd door verdachten.
3) Verdachte zorgt voor een bankrekening waar de beoogde teruggaaf door de Belastingdienst op kan worden gestort.
4) Verdachte doet per diskette of via zijn computer via internet een onjuiste aangifte IB op naam van de belastingplichtige.
5) Als de Belastingdienst het geld op een rekening gestort heeft waar verdachte over beschikt, haalt hij dat geld vervolgens kort daarop van die rekening af.
Ad 1) Verdachte verkrijgt de benodigde gegevens op twee manieren. Enerzijds levert [medeverdachte 3] lijsten met daarop gegevens aan [medeverdachte 2] (die ze vervolgens aan verdachte geeft) en anderzijds levert [verdachte], die bij de Belastingdienst werkt, lijsten met gegevens aan [medeverdachte 2]. [verdachte] regelt NAW-gegevens en schakelt vervolgens drie collega's in om aan de bijbehorende geboortedata te komen.
Ad 2) Het betreffen de adressen [B-straat nr.] en [C-straat nr.], beide te Amsterdam Zuidoost. De woning aan de [C-straat] staat op naam van [persoon 15]. Als er post van de Belastingdienst binnenkomt, stelt hij [medeverdachte 3] hiervan op de hoogte en levert hij de brieven aan hem af. [medeverdachte 3] geeft de brieven vervolgens aan [medeverdachte 2]. Hij zorgt ervoor dat de brieven bij verdachte terechtkomen. Het adres [B-straat nr.] is het adres waar de vader van verdachte tot augustus 2009 heeft gewerkt en waar verdachte regelmatig kwam. In rubriek 4.1 is reeds beschreven dat bij de Belastingdienst brieven binnen zijn gekomen van [persoon 2] en [persoon 1] met het verzoek hun postadres te wijzigen in [B-straat nr.] te Amsterdam Zuidoost en van [persoon 10], [persoon 11] en [persoon 12] met het verzoek hun postadres te wijzigen in [C-straat nr.] te Amsterdam Zuidoost. De conclusie van het onderzoek door forensisch technisch rechercheur en deskundig documentenonderzoeker [rechercheur] luidt dat de onderzochte verzoeken wijziging postadres wat betreft lay out en inhoud grote overeenkomsten vertonen. De rechtbank acht het, mede in het licht bezien van de overige bewijsmiddelen, hoogst waarschijnlijk dat al deze verzoeken een zelfde oorsprong en herkomst hebben.
Ad 3) Verdachte neemt het bankrekeningnummer waar hij over kan beschikken op in de aangifte of wijzigt het bankrekeningnummer na het doen van aangifte door middel van een "opgaaf rekeningnummer particulier" of in het kader van een TOR-procedure (Ten Onrechte Restitutie). Zo worden de volgende rekeningnummers gekoppeld aan de navolgende personen:
[rekeningnummer 1] ([X BV]): [persoon 2], [persoon 1]
[rekeningnr 4] ([X] Klussenbedrijf): [persoon 4]
[rekeningnr 5] ([persoon 5] Klussenbedrijf): [persoon 4] (via opgaaf rekeningnummer gewijzigd), [persoon 10], [persoon 11] en [persoon 12]
[rekeningnr 6] ([medeverdachte 1]): [persoon 6] en [persoon 8]
[rekeningnummer 9] ([moeder medeverdachte 1]): [persoon 7] en [persoon 9]
[rekeningnummer 11] ([vader medeverdachte 1]): [medeverdachte 2]
Volgens de rechtbank beschikte verdachte over voornoemde rekeningen. Immers, de bankpassen van de rekeningen van [moeder medeverdachte 1] en [X] Klussenbedrijf en pinbonnen van de rekeningen van [moeder medeverdachte 1], [X BV] en [vader medeverdachte 1] zijn in zijn woning aangetroffen. Ook zijn diverse andere bescheiden die betrekking hebben op voornoemde opgesomde rekeningen (brieven, rekeningafschriften et cetera) daar aangetroffen.
Ad 4) De aangiften IB van [persoon 2], [persoon 1], [persoon 4], [persoon 10], [persoon 11], [persoon 12] en [medeverdachte 2] (met betrekking tot de aangifte 2006) zijn per diskette gedaan. De aangiften IB van [persoon 6], [persoon 7], [persoon 8], [persoon 9], [medeverdachte 2] (aangiften 2007 en 2008) en [verdachte] zijn elektronisch verstuurd vanaf de computer van verdachte.
Ad 5) Op 8 oktober 2007 stort de Belastingdienst € 9.727,- t.b.v. [persoon 2] en € 13.003,- t.b.v. [persoon 1] op rekeningnummer [rekeningnummer 1] ([X BV]). Op 9, 10, 11 en 15 oktober 2007 wordt van deze rekening in negen keer geld opgenomen voor een totaalbedrag van € 5.550,-.
Op 14 juli 2009 stort de Belastingdienst € 9.624,- t.b.v. [persoon 7] op rekeningnummer [rekeningnummer 9] ([moeder medeverdachte 1]). Één dag later, op 15 juli 2009, wordt in vier keer een bedrag van € 9.000,- opgenomen.
Op 17 juni 2009 stort de Belastingdienst € 8.943,- t.b.v. [medeverdachte 2] op rekeningnummer [rekeningnummer 11] ([vader medeverdachte 1]). In de periode van 17 tot en met 25 juni 2009 wordt in dertien keer een bedrag van in totaal € 9.600,- opgenomen.
4.4.3 De verdediging heeft betoogd dat geen sprake is van deelneming aan een criminele organisatie.
De rechtbank overweegt als volgt.
Volgens bestendige jurisprudentie moet onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht worden verstaan een samenwerkingsverband met een zekere duurzaamheid en structuur tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.135 Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken. Evenmin is vereist dat het samenwerkingsverband steeds uit dezelfde personen bestaat of dat alle deelnemers elkaar kennen.136
Het samenwerkingsverband is reeds besproken in rubriek 4.4.2 (modus operandi). Zoals uit het daar besprokene blijkt, was er een duidelijke taakverdeling tussen de deelnemers van de organisatie. [medeverdachte 1] stuurt het geheel aan en is daarmee leidinggever. Hij schakelt [medeverdachte 2] in om persoonsgegevens te bemachtigen die hij kan gebruiken voor het doen van valse aangiften. [medeverdachte 2] regelt op zijn beurt deze gegevens. Enerzijds verkrijgt hij deze van [medeverdachte 3] en anderzijds van zijn broer (verdachte). [medeverdachte 2] regelt via [medeverdachte 3] ook een postadres, de [C-straat]. Als [medeverdachte 1] eenmaal over de benodigde persoonsgegevens beschikt, start hij het traject van het aanvragen van een postadres en een rekeningnummer waar hij al dan niet via anderen toegang toe heeft. Vervolgens dient hij onjuiste aangiften inkomensbelasting in, wat er toe leidt dat er geld wordt uitbetaald. Zodra de Belastingdienst het geld heeft overgemaakt op een rekening waar [medeverdachte 1] over kan beschikken, haalt hij het geld van deze rekening af.
4.4.4 Ten aanzien van de feiten 4 en 5 primair:
Verdachte heeft voorts verklaard dat [medewerker Bd 1], nadat hij aan hem had gevraagd of hij gegevens wilde leveren, diezelfde vraag heeft gesteld aan iemand met de naam - maar dat weet hij niet zeker - [medewerker Bd 4]. Hij heeft [medewerker Bd 1], [medewerker Bd 2] en [medewerker Bd 3] een beloning beloofd voor hun inspanningen.137
[medewerker Bd 1] heeft verklaard dat hij met verdachte en [medeverdachte 2] heeft gesproken over sofi-nummers en geboortedata en dat hij zou kijken of hij dat wilde doen. Hij heeft meerdere blaadjes van verdachte gehad.138
[medewerker Bd 4] (hierna: [medewerker Bd 4]) heeft verklaard dat [medewerker Bd 1] wel eens met een papiertje bij hem kwam. Voor de pauze vroeg [medewerker Bd 1] of hij ander werk wilde doen en na de pauze kwam hij dan met een A-4tje met daarop sofi-nummers onder elkaar met daarachter open vakjes waar hij de geboortedata in moest vullen. In totaal heeft [medewerker Bd 1] hem drie A-4tjes gebracht. Dat gebeurde meestal op vrijdagmiddag. Er stond niemand bij als hij de blaadjes gaf. [medewerker Bd 4] had er geen goed gevoel over, omdat hij normaal zijn werkopdrachten digitaal kreeg. [medewerker Bd 4] zocht in het systeem BVR de geboortedata op bij de sofi-nummers die op de lijst stonden.139
[medewerker Bd 1] heeft verklaard dat hij de blaadjes met sofi-nummers na een paar dagen weer aan [verdachte] terug heeft gegeven, zonder er iets mee te doen. Verdachte heeft verklaard dat hij van [medewerker Bd 1] de lijst terugkreeg met daarop de geboortedata, ook heeft hij verklaard dat hij dacht dat [medewerker Bd 1] aan iemand anders heeft gevraagd de desbetreffende gegevens op te zoeken. [medewerker Bd 4] heeft verklaard dat [medewerker Bd 1] hem inderdaad een paar keer A-4tjes heeft gegeven met de vraag geboortedata bij de sofi-nummers in te vullen. Gelet op de verklaringen van verdacht een [medewerker Bd 4] is de rechtbank van oordeel dat [medewerker Bd 1] niet de waarheid spreekt en dat hij er wel degelijk voor heeft gezorgd dat verdachte de lijsten terug kreeg met daarop de benodigde geboortedata.
[medewerker Bd 2] heeft verklaard dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) hem heeft gevraagd om geboortedata te zoeken bij sofi-nummers. [medewerker Bd 2] heeft deze voor hem opgezocht. [verdachte] heeft hem dat drie keer gevraagd. Twee keer heeft [medewerker Bd 2] de geboortedata voor hem opgezocht, de derde keer is het er niet van gekomen.140
Voorts heeft [medewerker Bd 2] verklaard dat [verdachte] hem had gezegd dat hij er wat voor zou krijgen. Het feit dat hij er een beloning voor zou krijgen, maakte het voor [medewerker Bd 2] duidelijk dat het niet juist was wat hij moest doen. Hij heeft met [medewerker Bd 3] (de rechtbank begrijpt: [medewerker Bd 3]), aan wie [verdachte] dezelfde vraag had gesteld, over hun twijfels gesproken.141
[medewerker Bd 3] heeft verklaard dat [verdachte] met blaadjes bij hem kwam en vroeg wat geboortedata op te zoeken. [verdachte] deed dat 'heel sneaky'. [medewerker Bd 3] had het idee dat [verdachte] niet wilde dat anderen hoorden dat hij dat aan hem vroeg. [medewerker Bd 3] heeft de geboortedata waar [verdachte] om vroeg gegeven. [verdachte] heeft hem beloofd dat hij er wat voor zou krijgen.142
Uit de verklaringen van [medeverdachte 2], verdachte, [medewerker Bd 1], [medewerker Bd 4], [medewerker Bd 2] en [medewerker Bd 3] leidt de rechtbank af dat - kort samengevat - verdachte op verzoek van zijn broer gegevens van belastingplichtigen aan hem heeft geleverd. Hij heeft brieven en beschikkingen van de Belastingdienst aan belastingplichtigen meegenomen teneinde de gegevens van die personen aan zijn broer te geven. Nadat hem was gebleken dat de bijbehorende geboortedata nodig waren, heeft hij aan drie medewerkers van de Belastingdienst ([medewerker Bd 1], [medewerker Bd 2] en [medewerker Bd 3]) gevraagd of zij die geboortedata erbij konden zoeken. [medewerker Bd 3] en [medewerker Bd 2] hebben dat zelf gedaan en [medewerker Bd 1] heeft [medewerker Bd 4] gevraagd die gegevens voor hem op te zoeken. Vervolgens hebben zij de geboortedata bij de sofi-nummers geschreven en deze blaadjes aan verdachte gegeven die ze vervolgens aan zijn broer gaf.
Voorts ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
4.4.5 Schending van geheimhoudingsplicht uit hoofde van ambt
Verdachte is sinds juni 2007 via het uitzendbureau Tempo Team werkzaam bij de Belastingdienst in Rijswijk, afdeling Toeslagen.143
Verdachte heeft verklaard dat hij bij zijn aanstelling door het uitzendbureau is gewezen op zijn geheimhoudingsplicht betreffende gegevens van de Belastingdienst. Hij moest bij zijn aanstelling een formulier ondertekenen en het was hem duidelijk wat dat formulier betekende.144
In de door verdachte ondertekende geheimhouderverklaring staat dat de ondertekenaar strikte geheimhouding in acht zal nemen omtrent al hetgeen hem bij diens werkzaamheden of in verband met die werkzaamheden op enigerlei wijze bekend wordt.
[teamleider Bd], teamleider bij de Belastingdienst afdeling Toeslagen in Rijswijk, heeft verklaard dat aan verdachte, noch aan [medewerker Bd 2], [medewerker Bd 1], [medewerker Bd 3] of [medewerker Bd 4] toestemming is verleend om documenten buiten het pand te brengen of weg te nemen voor eigen gebruik. Zij mogen de documenten alleen gebruiken in het werkproces en niet voor eigen doeleinden die buiten de hun opgedragen werkzaamheden bij Toeslagen liggen. Aan voornoemde personen is ook geen toestemming verleend om geboortedata bij burgerservicenummers te zoeken in de geautomatiseerde systemen van de Belastingdienst afdeling Toeslagen en deze gegevens te gebruiken voor doeleinden die buiten de opgedragen werkzaamheden liggen. Zij hadden niet de bevoegdheid om gegevens op wettelijke basis te verstrekken.145
Verdachte stond niet in een direct dienstverband tot de Belastingdienst, maar werkte daar via uitzendbureau Tempo Team. Hij was dus geen ambtenaar in de zin van artikel 84 Wetboek van Strafrecht. Echter dienen de begrippen 'ambtenaar' en diens volgens het begrip 'ambtsgeheim' volgens de jurisprudentie ruim te worden uitgelegd. Onder ambtenaar moet worden verstaand 'degene die onder toezicht en verantwoordelijkheid van de overheid is aangesteld in een functie waaraan een openbaar karakter niet kan worden ontzegd teneinde een deel van de taak van de Staat of zijn organen te verrichten'.146 Nu verdachte werkzaamheden uitvoerde in opdracht en ten behoeve van de Belastingdienst afdeling Toeslagen, dient verdachte gelijkgesteld te worden met een ambtenaar. Door gegevens te verzamelen bij de Belastingdienst en deze buiten de organisatie waar hij werkzaam was te brengen voor niet reglementaire doeleinden, heeft verdachte zijn ambtsgeheim geschonden.
Voorts ten aanzien van het onder 5 primair ten laste gelegde:
4.4.6 Omkoping van ambtenaren
De rechtbank acht onvoldoende bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring te komen dat verdachte [medewerker Bd 1], [medewerker Bd 2] en [medewerker Bd 3] een bepaald geldbedrag heeft beloofd, maar dat hij hun een beloning heeft toegezegd acht de rechtbank wel bewezen. Dat heeft verdachte immers zelf verklaard (rubriek 4.4.4).
5. Bewezenverklaring
De rechtbank heeft uit de wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte
Ten aanzien van feit 1:
in de periode van 1 januari 2009 tot en met 6 oktober 2009 te Amsterdam en/of Almere en/of elders in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, zijnde een samenwerkingsverband tussen onder anderen verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten
het misdrijf van:
-artikel 69 lid 2 Algemene wet inzake rijksbelastingen en
-artikel 225 lid 1 en/of lid 2 Wetboek van strafrecht en
-artikel 326 Wetboek van strafrecht en
-artikel 420bis Wetboek van strafrecht;
Ten aanzien van feit 3:
zich in de periode van 1 april 2009 tot en met 8 oktober 2009 te Rijswijk tezamen en in vereniging met anderen telkens opzettelijk (gedeelten van) brieven en beschikkingen en een kopie van een WFM_2006 document of printlijst en (een kopie van) ingescande documenten die toebehoorden aan de Belastingdienst (afdeling Toeslagen in Rijswijk) en welke goederen verdachte en zijn mededaders uit hoofde van hun persoonlijke dienstbetrekking als medewerker (van de afdeling Toeslagen in Rijswijk) van de Belastingdienst onder zich hadden wederrechtelijk heeft toegeëigend;
Ten aanzien van feit 4:
in de periode van 1 april 2009 tot en met 8 oktober 2009 te Rijswijk tezamen en in vereniging met anderen geheimen waarvan hij en zijn mededaders wisten dat zij uit hoofde van ambt, te weten als medewerkers (afdeling Toeslagen) van de Belastingdienst, verplicht waren te bewaren, te weten
-NAW-gegevens en/of BSN-nummers en geboortedata uit het BVR-systeem, althans bedrijfsprocessensystemen (van de afdeling Toeslagen) van de Belastingdienst en
-NAW-gegevens en BSN-nummers vermeld op brieven van en/of gericht aan (de afdeling Toeslagen van) de Belastingdienst en
-NAW-gegevens en BSN-nummers vermeld op beschikkingen van (de afdeling Toeslagen van) de Belastingdienst
telkens opzettelijk hebben geschonden, immers hebben verdachte en zijn mededaders deze NAW-gegevens en BSN-nummers en geboortedata overgenomen en/of overgeschreven en deze papieren doorgegeven en ter beschikking gesteld aan [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1];
Ten aanzien van feit 5 primair:
in de periode van 1 april 2009 tot en met 8 oktober 2009 te Rijswijk aan [medewerker Bd 1] en [medewerker Bd 2] en [medewerker Bd 3] elk zijnde een ambtenaar, een belofte heeft gedaan, bestaande die belofte telkens uit een toezegging van een beloning, met het oogmerk om die [medewerker Bd 1] en [medewerker Bd 2] en [medewerker Bd 3] te bewegen in hun (toenmalige) bediening, in strijd met hun plicht, iets te doen, te weten het met gebruikmaking van hun toegang tot de systemen van de Belastingdienst opvragen en aanleveren en verstrekken van geboortedata en aan verdachte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straf
8.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 3, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft een aantal strafmatigende omstandigheden genoemd en zich op het standpunt gesteld dat een werkstraf met eventueel een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in een periode van een half jaar meermalen lijsten met NAW-gegevens, burgerservicenummers en geboortedata tijdens zijn werkzaamheden bij de Belastingdienst verduisterd. Hiertoe heeft hij drie collega's overgehaald om de voor het plegen van belastingfraude benodigde gegevens te verzamelen. Verdachte heeft op grove wijze misbruik gemaakt van zijn positie bij de Belastingdienst. Zo heeft hij niet alleen het vertrouwen dat zijn werkgever in hem stelde ernstig beschaamd, maar hij heeft tevens de kans in het leven geroepen dat het vertrouwen dat de samenleving mag hebben in de integriteit van een overheidsdienst ernstig beschaamd.
De burger moet er op kunnen vertrouwen dat het ambtelijke en bestuurlijke apparaat zorgvuldig en integer handelt. De belofte van een beloning in ruil voor een illegitieme dienst corrumpeert het ambtelijk apparaat. Verdachte heeft hiermee het adequaat functioneren van de Belastingdienst in gevaar gebracht. Daarbij is niet alleen de Belastingdienst door zijn handelen financieel benadeeld, ook zijn vele belastingplichtigen benadeeld. De belastingplichtigen wisten van niets, terwijl zij mede door toedoen van verdachte het risico op ernstig financieel nadeel hebben gelopen, dat zich zou hebben gerealiseerd indien de fiscus het op ogenschijnlijk hun aangiften teveel betaalde van hen zou hebben teruggevorderd of erger, zelf als belastingfraudeur zouden worden aangezien met alle mogelijke consequenties van dien. Met het redresseren van de gevolgen gaat zeer veel tijd en geld teloor, zulks ten laste van de gemeenschap.
In strafmatigende zin weegt de rechtbank mee dat verdachte zijn aandeel (behalve wat de beloning aan zijn collega's betreft) snel heeft toegegeven en het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, zoals blijkt uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 11 november 2010.
De rechtbank constateert, met de officier van justitie en de verdediging dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim betreffende van artikel 126 nf van het Wetboek van Strafvordering (het opvragen van paspoort en identiteitsbewijs zonder machtiging van de rechter-commissaris). De rechtbank zal daar echter geen consequenties aan verbinden, nu verdachte niet in zijn belangen is geschaad.
Gezien de ernst en de aard van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een werkstraf. Zij zal daarom een gevangenisstraf opleggen. Deze straf dient ook als signaal en waarschuwing naar anderen om niet in de verleiding te komen dergelijke strafbare feiten te plegen, aangezien dan een gevangenisstraf zal volgen. Om verdachte ervan te weerhouden dat hij zich in de toekomst wederom met strafbare feiten zal bezighouden, zal de rechtbank een aanzienlijk deel van de op te leggen straf in voorwaardelijke vorm opleggen.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 140, 177, 272, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
10. Beslissing
Verklaart het onder 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 3, 4 en 5 primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
Ten aanzien van feit 3:
verduistering in functie gepleegd, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 4:
medeplegen van opzettelijke schending van een ambtsgeheim, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 5 primair:
aan een ambtenaar een belofte doen met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening, in strijd met zijn plicht, iets te doen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 4 (vier) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A.M. van Oosten voorzitter,
mrs. C. Kraak en N.J. Koene rechters,
in tegenwoordigheid van N.C. van Geel griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 januari 2011.
1 De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zoals vermeld in de voetnoten zijn vervat.
2 Waar hierna wordt verwezen naar bewijsmiddelen betreft dit telkens processtukken, behorende bij het dossier tegen de verdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [verdachte]. Waar in de hierna volgende voetnoten wordt verwezen naar de processtukken met rubriekletter
'V', betreft dit telkens een proces-verbaal van verhoor verdachte;
'G', betreft dit telkens een proces-verbaal van verhoor getuige;
'AH', betreft dit telkens een proces-verbaal van ambtshandeling;
'BOB', betreft dit telkens een proces-verbaal bijzondere opsporingsbevoegdheden;
'D', betreft dit telkens een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 onder 5 Wetboek van Strafvordering;
tenzij dit in de voetnoot uitdrukkelijk anders is vermeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gebruikte bewijsmiddelen zijn opgemaakt overeenkomstig de daarvoor geldende wettelijke regels. Als het bewijsmiddel bestaat uit een verklaring die door een verdachte of getuige bij de rechter-commissaris wordt afgelegd, zal dit uitdrukkelijk worden vermeld.
3 D 382-3
4 D 541-3; meneer [oude naam persoon 2] heeft later zijn naam gewijzigd in [nieuwe naam persoon 2].
5 V08-02, p. 3
6 V08-02, p. 4
7 AH 01, p. 4 en 5 en AH 07, p. 5
8 OPV-1, p. 30
9 D 608
10 D 607
11 Bijlage bij BOB 001 (afschriften girorekening [rekeningnummer 1])
12 D 1200
13 D 1201
14 AH 01, p. 5
15 D 632-1 en D 632-2
16 D 206-3 en D 206-4
18 AH 007, p. 6
19 D 207
20 D 737
21 G11-01, p. 2, tot en met 5
22 D 233-1
23 AH 001, p. 7
24 D 232-1 en D 232-2
25 G14-01, p. 2 en 4.
26 D 131-9 tot en met D 131-13
27 D 129
28 AH 096, p. 2
29 D 227
30 D 131
31 D 130
32 D 44a
33 AH 006, p. 1
34 D 228
35 BOB 015-A
36 G04-01, p. 2 en verklaring afgelegd als getuige ter terechtzitting d.d. 7 december 2010.
37 G04-01, p. 3 en 4
38 Verklaring afgelegd als getuige ter terechtzitting d.d. 7 december 2010.
39 Meneer [oude naam persoon 7] heeft zijn naam op enig moment gewijzigd in zijn oorspronkelijke achternaam: [nieuwe naam persoon 7]
40 D 221, D 221-6 tot en met D 221-10
41 D 171
42 D 223
43 D 56a
44 AH 006, p. 1
45 D 972-2
46 D 972-1 en D 487
47 G06-01, p. 2 tot en met 5
48 Verklaring afgelegd als getuige ter terechtzitting d.d. 6 december 2010.
49 AH 097, p. 2
50 D 093-1, D 093-3 en D 093-4
51 D 094, D 094-4 tot en met D 094-7
52 G07-01, p. 2 tot en met 6
53 D 213-1, D 213-3 tot en met D 213 213-6
54 D 181
55 D 214
56 G05-01, p. 2 tot en met 4.
57 D 280
58 D 281
59 D 279
60 D 236
61 D 241
62 D 132, D 132-2, D 132-3 en D 244
63 D134, D 134-2, D 134-3 en D 246
64 D 133, D 133-2, D 133-3 en D 245
65 AH 005, p. 2
66 D 187
67 D 203
68 D 191
69 G01-01, p. 2 en 3
70 D 241
71 G03-01, p. 2 tot en met 6
72 D 248
73 G02-01, p. 2 en 3
74 D 157-7 tot en met D 157-11
75 D 152
76 AH 146, p. 2
77 D 157-3 tot en met D 157-6
78 D 156
79 D 151
80 AH 098 p. 2
81 D 479
82 D 157-12 en D 157-13
83 D 150
84 D 660-1 en D 660-3 tot en met D 660-6
85 D 660-1 en D 660-7 tot en met D 660-10
86 D 1048
87 D 661
88 AH 005, p. 2 en 3
89 AH 063, p. 23
90 AH 062, p. 2, D 516 en V01-05, p. 6 en verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 6 december 2010
91 AH 075, p. 3 en p. 7
92 AH 012
93 AH 060, p. 1
94 D 477-5 en D 477-6
95 D 279, D 280, D 281, D 304, D 305 en D 306
96 D 482 en D 480
97 D 277 en D 278
98 D 486
99 D 267
100 D 360
101 D 476
102 D 481
103 D 487
104 D 488
105 D 275 en D 276
106 D 479
107 D 263 en D 264
108 D 478
109 AH 062
110 AH 010
111 D 031
112 BOB 016, p. 4
113 BOB 016, p. 6
114 BOB 018, p. 6 en bijlage 2 (afdrukken camerabeelden) Ook AH 123 en AH 124
115 BOB 019, p. 7 en bijlage 2
116 AH 006, p. 3
117 D 033-1
118 D 039
119 AH 007, p. 14 en 15
120 D 040
121 D 043
122 D 595
123 D 596
124 D 597
125 D 598
126 V06-03, p. 4
127 V02-02, p. 3, V 02-03, p. 2, p. 4, V02-04, p. 3, V02-05, p. 2, V02-06, p. 2 en p. 3, V02-07, p. 3, V02-08, p. 3
128 Getuigenverhoor bij de rechter-commissaris van [medeverdachte 2] d.d. 10 augustus 2010.
129 V06-04, p. 5
130 V06-01, p. 2 en p. 3
131 V06-02, p. 3
132 V06-04, p. 4
133 V 06-05, p. 6 en p. 7
134 Zie bijvoorbeeld V06-01, p. 2 en 3 en V06-02, p. 2
135 HR 22 januari 2008, LJN BB7134
136 Gerechtshof Amsterdam 17 december 2010, LJN BO7690
137 V06-03, p. 2 en p. 3
138 V09-01, p. 3 en V09-04, p. 10
139 V12-01, p. 4
140 V10-01, p. 2 en p. 3
141 V10-02, p. 6 en p. 7
142 V11-01, p. 5
143 G17-01, p. 3 en V06-01, p. 2
144 V06-03, p. 2
145 G17-01, p. 9
146 Zie HR 30 mei 1995 en recenter HR 18 mei 2004, LJN AO2599, HR 7 april 2009, LJN BG7743 en HR 13 oktober 2009, LJN BJ 6793.