ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ7172

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13.706108-11, 11/873
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering aan België toegestaan met voorrang boven Deens EAB

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 april 2011 uitspraak gedaan over de vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan België. De vordering was ingediend door de officier van justitie en betreft een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 2 februari 2011 door de onderzoeksrechter in Hasselt, België, was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Oekraïne en thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Haarlem, wordt verdacht van diefstal door twee of meer verenigde personen, een feit dat zowel naar Belgisch als naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) is voldaan, waaronder de vereiste van dubbele strafbaarheid, aangezien het feit in beide landen met een vrijheidsstraf van ten minste twaalf maanden kan worden bestraft.

Tijdens de zitting op 18 maart 2011 zijn de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw gehoord. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Oekraïense nationaliteit heeft. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van een aanhoudingsbevel uit Denemarken, dat op 4 februari 2011 was uitgevaardigd. De officier van justitie heeft betoogd dat de overlevering aan België voorrang dient te krijgen, omdat de Belgische autoriteiten eerder een verzoek hebben ingediend en de Deense autoriteiten hebben aangegeven akkoord te gaan met een onmiddellijke overlevering naar België. Zowel de opgeëiste persoon als zijn raadsvrouw hebben deze voorkeur ondersteund.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de officier van justitie in redelijkheid tot zijn keuze heeft kunnen komen en heeft het oordeel bevestigd dat het Belgische EAB voorrang dient te krijgen. De rechtbank heeft vervolgens besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan de onderzoeksrechter in Hasselt toe te staan. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13.706108-11
RK nummer: 11/873
Datum uitspraak: 1 april 2011
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 4 februari 2011 en strekt onder meer tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB), uitgevaardigd op 2 februari 2011 door de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt, België. Dit bevel betreft de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
alias [alias],
geboren te [geboorteplaats] (Oekraïne) op [geboortedatum] 1972,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gede¬tineerd in het Huis van Bewaring “Haarlem” te Haarlem.
hierna te noemen de opgeëiste persoon.
1. Procesgang
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 maart 2011. Daarbij zijn de offi¬cier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsvrouw, mr. C.W. Dirkzwager namens mr. M.J. van Essen, advocaat te Amsterdam, gehoord. De opgeëiste persoon is bijgestaan door een tolk in de Russische taal.
2. Grondslag en inhoud van het EAB
Aan het EAB ligt een aanhoudingsmandaat bij verstek van 2 februari 2011 ten grondslag.
Het EAB houdt het verzoek in om overlevering ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek. Dit onderzoek betreft het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schul¬dig heeft gemaakt aan één naar het recht van België strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB, waarvan een door de griffier gewaarmerkte fotokopie als bijlage aan deze uitspraak is gehecht.
3. Identiteit van de opgeëiste persoon
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij niet de Nederlandse, maar de Oekraïense nationaliteit heeft.
4. Strafbaarheid
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
Het feit is zowel naar het recht van Belgisch als naar Nederlands recht strafbaar.
Op dit feit is in beide staten een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden gesteld.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.
5. Samenloop
Er is sprake van samenloop van het onderhavige aanhoudingsbevel met een aanhoudingsbevel uit Denemarken uitgevaardigd op 4 februari 2011.
In zijn schriftelijke samenvatting overweegt de officier van justitie dat voorrang dient te worden gegeven aan overlevering voor het Europees aanhoudingsbevel afkomstig van de Belgische justitiële autoriteiten. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de opgeëiste persoon op grond van dit EAB is aangehouden en het Deense EAB pas enige tijd later werd ontvangen. Bovendien hebben de Deense autoriteiten te kennen gegeven akkoord te gaan met een onmiddellijke overlevering naar België.
De opgeëiste persoon alsmede zijn raadsvrouw hebben te kennen gegeven eveneens de voorkeur te hebben om voorrang te geven aan het Belgische verzoek.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de officier van justitie in redelijkheid tot zijn keuze kunnen komen. De rechtbank bevestigt derhalve het oordeel van de officier van justitie dat aan het onderhavige Belgische EAB voorrang dient te worden gegeven.
6. Slotsom
Nu ten aanzien van het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd is vastgesteld dat aan alle eisen is voldaan die de OLW daaraan stelt, dient de overlevering te worden toegestaan.
7. Toepasselijke wetsbepalingen
Artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Artikelen 2, 5, 7 en 26 van de Overleveringswet.
8. Beslissing
STAAT TOE de overlevering van [opgeëiste persoon] aan de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg te Hasselt ten behoeve van het in België tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar het feit waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.
Aldus gedaan door
mr. J.H.J. Evers, voorzit¬ter,
mrs. S.A. Krenning en I.V.Ottens, rech¬ters,
in tegenwoordigheid van mr. A.B. Boukema, grif¬fier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 april 2011.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.