ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ4218

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
444262 / HA ZA 09-3785 (I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot oproeping derde in civiele procedure inzake brand in discotheek

In deze civiele procedure, aangespannen door [A] tegen de Coöperatieve Rabobank Bernheze Maasland U.A., heeft de rechtbank Amsterdam op 4 mei 2011 uitspraak gedaan in een incident. [A] vorderde verlof om KPN te dagvaarden om afschrift te verkrijgen van bepaalde stukken, onder verwijzing naar artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank overwoog dat er geen bijzondere rechtvaardiging was voor de oproeping van KPN, aangezien de benodigde informatie ook op andere manieren verkregen kon worden. De vordering werd dan ook afgewezen, en [A] werd veroordeeld in de kosten van het incident, die aan de zijde van de Rabobank op EUR 452,-- werden begroot.

In de hoofdzaak had [A] eerder de gelegenheid gekregen om zich uit te laten over de bewijslevering. Hij gaf aan bewijs te willen leveren door het horen van getuigen, waaronder [B]. De rechtbank bepaalde dat de getuigen op 27 juni 2011 zouden worden gehoord door mr. J.M. van Hall, die als rechter-commissaris was benoemd. De verdere beslissingen in de hoofdzaak werden aangehouden, en de rechtbank hield iedere verdere beslissing aan, wat betekent dat de procedure nog niet was afgerond.

Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. J.M. van Hall, die de zaak heeft behandeld. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging bij het oproepen van derden in civiele procedures, en de noodzaak van bijzondere rechtvaardiging voor dergelijke verzoeken.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 444262 / HA ZA 09-3785
Vonnis in incident van 4 mei 2011
in de zaak van
[A],
wonende te --,
eiser in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
advocaat: mr. P.N. van Regteren Altena te Amsterdam,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK BERNHEZE MAASLAND U.A.,
gevestigd te Heesch, gemeente Bernheze,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. A. van Hees te Amsterdam,
Partijen zullen hierna [A] en Rabobank worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 januari 2011 (hierna: tussenvonnis);
- de akte uitlating bewijs tevens houdende incidentele conclusie tot oproeping derde van 9 februari 2011 aan de zijde van [A], met producties;
- de antwoordconclusie in het incident tot oproeping derde.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1. [A] vordert dat hem verlof wordt verleend om, op grond van artikel 118 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), “KPN” te mogen dagvaarden teneinde van haar op grond van artikel 843a Rv afschrift te krijgen van de door hem in zijn incidentele conclusie vermelde stukken. [A] vordert dit onder compensatie van de kosten van het incident.
2.2. Rabobank voert verweer.
2.3. Er is aanleiding voor het oproepen van een derde in het geding als geen zinvolle beslissing kan worden genomen zonder de positie van de derde daarin te betrekken. Dat kan het geval zijn als een derde cruciale informatie kan verschaffen. Dan moet daarvoor echter wel een bijzondere rechtvaardiging zijn. De derde wordt immers bij gedwongen tussenkomst ook daadwerkelijk als partij opgeroepen. Die bijzondere rechtvaardiging kan bestaan als de informatie alleen via partijstelling kan worden verkregen. Daarvan is in dit geval geen sprake. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat afgifte niet in een kort gedingprocedure kan worden gevorderd. De vordering wordt dan ook afgewezen.
2.4. [A] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van Rabobank begroot op EUR 452,-- (1 punt x tarief EUR 452,--).
in de hoofdzaak
2.5. [A] is bij het tussenvonnis – samengevat – in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit laten over de vraag of en zo ja op welke wijze hij tot bewijslevering wil worden toegelaten. [A] heeft bij zijn akte medegedeeld dat hij bewijs wil leveren door zich te laten horen als getuige, alsmede door het horen van [B].
2.6. Gelet op de verhinderdata van partijen zullen de getuigen worden gehoord op de in het dictum vermelde datum.
2.7. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1. wijst het gevorderde af;
3.2. veroordeelt [A] in de kosten van het incident, aan de zijde van Rabobank tot op heden begroot op EUR 452,--;
in de hoofdzaak
3.3. bepaalt dat de getuigen op 27 juni 2011 van 9.30-12.30 uur in het gerechtsgebouw aan de Parnassusweg 220 zullen worden gehoord door het lid van deze rechtbank mr. J.M. van Hall, hierbij tot rechter-commissaris benoemd;
3.4. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Hall en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2011.?