ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3375
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing beslagverlof op grond van artikel 21 Rv
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 april 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot beslagverlof. Verzoekster had op 2 maart 2011 een verzoek ingediend voor derdenbeslagen tot een bedrag van € 200.000, maar in het onderhavige verzoek werd een bedrag van € 178.000 gevraagd, met een nadere toelichting op de gestelde schade. Het eerdere verzoek was op 3 maart 2011 verleend, maar de voorzieningenrechter had op 10 maart 2011 uitspraak gedaan in een kort geding tot opheffing van de gelegde beslagen, waarbij de vordering was herbegroot op € 80.000.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het onderhavige verzoekschrift geen melding maakte van het eerder verleende verlof en de daaropvolgende opheffing van de beslagen. Dit was in strijd met artikel 21 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat vereist dat partijen alle relevante feiten volledig en naar waarheid aanvoeren. Door deze essentiële informatie weg te laten, had verzoekster geprobeerd de voorzieningenrechter te misleiden, wat in strijd was met de goede procesorde.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen grond was aangevoerd die zou kunnen leiden tot een afwijkende beslissing van de herbegroting op 10 maart 2011. Gezien de omstandigheden en de schending van de procesorde, werd het gevraagde verlof geweigerd. De uitspraak benadrukt het belang van transparantie en eerlijkheid in juridische procedures, vooral bij het indienen van verzoeken tot beslag.