ECLI:NL:RBAMS:2011:BP9466

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/3168 BESLU
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet ontvankelijk verklaring van administratief beroep inzake examencommissie Universiteit van Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 maart 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. H. Sluiter, en de Universiteit van Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. F. Boekhorst. De zaak betreft een beroep tegen een besluit van de examencommissie rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam, waarbij eiseres niet ontvankelijk werd verklaard in haar administratief beroep tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door de examencommissie. Eiseres had eerder een cijfer van 5 ontvangen voor het vak Interne Rechtsvergelijking en was van mening dat de examencommissie onzorgvuldig had gehandeld.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 19 januari 2011 en heeft geoordeeld dat de niet ontvankelijk verklaring van het administratief beroep niet standhoudt, omdat eiseres schade heeft aangevoerd. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd voor zover het betreft de niet ontvankelijk verklaring en heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde deel in stand blijven. Tevens is de Universiteit van Amsterdam veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van €150 en de proceskosten van €644 aan eiseres. Daarnaast is de Universiteit van Amsterdam veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €1.000 aan eiseres wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de totale procedure meer dan drie jaar heeft geduurd, wat in strijd is met de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens. De overschrijding van de termijn is niet te wijten aan de rechtbank, maar aan de Universiteit van Amsterdam. Eiseres heeft recht op schadevergoeding voor deze overschrijding, wat heeft geleid tot de beslissing om de Universiteit van Amsterdam te veroordelen tot betaling van €1.000.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/3168 BESLU
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde mr. H. Sluiter,
en
College van Beroep voor de Examens van de Universiteit van Amsterdam (UvA),
verweerder,
gemachtigde mr. F. Boekhorst.
Procesverloop
Op 27 juni 2007 heeft de examencommissie rechtsgeleerdheid van de Universiteit van Amsterdam (de examencommissie) aan eiseres het cijfer 5 bekend gemaakt voor het van Interne Rechtsvergelijking. Verweerder heeft het administratief beroep van eiseres daartegen bij besluit van 14 maart 2008 gegrond verklaard. Verweerder heeft hierbij bepaald dat de examencommissie binnen één maand een nieuw besluit moet nemen.
Op 15 juni 2008 heeft eiseres bij de rechtbank beroep ingesteld tegen het uitblijven van een nieuw besluit. Dit beroep is bij brief van 9 januari 2009 door de rechtbank doorgezonden naar verweerder om als administratief beroep te worden behandeld.
Bij besluit van 26 juni 2008 (het primaire besluit) heeft de examencommissie het cijfer 5 ongewijzigd gelaten.
Bij besluit van 2 juni 2009 heeft verweerder het administratief beroep van eiseres voor zover gericht tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en het administratief beroep voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door de examencommissie niet ontvankelijk verklaard (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 januari 2011.
Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door mr. F. Boekhorst.
Overwegingen
1 Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank het administratief beroep tegen het niet tijdig beslissen ten onrechte zonder in te gaan op de door eiseres gestelde schade niet ontvankelijk verklaard. Het beroep van eiseres is daarom gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen voor zover daarbij het administratief beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door de examencommissie niet ontvankelijk is verklaard.
2 Ter beoordeling van de schade die eiseres stelt te hebben geleden overweegt de rechtbank het volgende. Eiseres heeft noch in het kader van het administratief beroep noch in het kader van haar beroep bij de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat er een verband bestaat tussen het niet tijdig beslissen en de door haar gestelde schade om een resterend procesbelang aan te nemen. De rechtbank ziet daarom aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtsgevolgen van het vernietigde gedeelte van het besluit in stand te laten.
3.1 De rechtbank stelt vast dat op grond van het bepaalde in artikel 8:4, aanhef en onder e, van de Awb geen beroep openstaat tegen een besluit inhoudende een beoordeling van het kennen en kunnen van een kandidaat of leerling die ter zake is geëxamineerd of op enigerlei andere wijze is getoetst, dan wel inhoudende de vaststelling van opgaven, beoordelingsnormen of nadere regels voor die examinering of toetsing. Dit betekent echter niet dat tegen een beoordeling van het kennen en kunnen in het geheel geen beroep mogelijk is, maar dat de omvang en aard van de toetsing door de bestuursrechter zodanig beperkt is dat slechts kan worden beoordeeld of met betrekking tot de besluitvorming aan de formele bij of krachtens de wet gestelde voorwaarden is voldaan.
3.2 Eiseres heeft tegen het bestreden besluit aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet heeft geoordeeld dat de examencommissie onzorgvuldig heeft gehandeld. De rechtbank volgt eiseres niet in deze stelling. De examencommissie heeft gevolg gegeven aan de in de uitspraak van 14 maart 2008 van verweerder vervatte opdracht om een tweede beoordelaar in te schakelen. Deze is tot hetzelfde oordeel gekomen als de eerste beoordelaar. Dat daarbij sprake zou zijn geweest van enige schijn van partijdigheid is de rechtbank niet gebleken. Ook van strijd met de rechtszekerheid en het willekeurigheidbeginsel is de rechtbank niet gebleken. Verweerder had dan ook naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding om het administratief beroep tegen het nieuwe besluit van de examencommissie gegrond te verklaren. De rechtbank laat dan ook het bestreden besluit in stand voor zover daarbij het administratief beroep ongegrond is verklaard.
4.1 Eiseres heeft ter zitting een beroep gedaan op overschrijding van de redelijke termijn in de bestuurlijke fase als bedoeld in artikel 6 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
4.2 Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 24 december 2008 (te vinden op rechtspraak.nl onder LJ-nummer: BG8294) volgt dat in zaken zoals deze, die uit een bezwaarschriften- of administratief beroepsprocedure en één rechterlijke instantie bestaan, in beginsel een totale lengte van de procedure van ten hoogste drie jaar redelijk is. Indien de totale procedure langer dan drie jaar heeft geduurd, dan dient per instantie te worden bezien of sprake is van een langere behandelingsduur dan gerechtvaardigd, waarbij de behandeling van het bezwaar c.q. administratief beroep ten hoogste één jaar mag duren en de behandeling van het beroep ten hoogste twee jaar mag duren. Voor de vaststelling van de hoogte van de voor de overschrijding toe te kennen schadevergoeding hanteert de Afdeling een tarief van € 500,- per half jaar dat de redelijke termijn is overschreden, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond.
4.3 De rechtbank stelt vast dat de gehele procedure, te rekenen vanaf de ontvangst van het administratief beroepschrift op 23 juli 2007 door verweerder tot de datum van deze uitspraak van de rechtbank, drie jaar en ruim zeven maanden in beslag heeft genomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een langere termijn dan drie jaar redelijk te achten. De redelijke termijn is dan ook met ruim zeven maanden overschreden. Deze overschrijding is niet te wijten aan de rechtbank nu deze niet langer heeft gedaan over de behandeling van het beroep dan twee jaar. De overschrijding komt dan ook voor rekening van verweerder. Gelet hierop dient verweerder aan eiseres een schadevergoeding van € 1.000,- te betalen.
4.4 Ten slotte ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat verweerder het griffierecht aan eiseres vergoedt. Verweerder wordt tevens veroordeeld in de proceskosten die eiseres heeft gemaakt.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij het administratief beroep tegen het niet tijdig nemen van een nieuw besluit door de examencommissie rechtsgeleerdheid van de UvA niet ontvankelijk is verklaard;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb in stand blijven;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 150 (honderdvijftig euro) vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van €644 (zeshonderdvierenveertig euro), te betalen aan de griffier;
- veroordeelt verweerder tot het betalen van een schadevergoeding van € 1.000,- aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P. Kijlstra, rechter, in aanwezigheid van J.J.M. Tol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2011.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB