ECLI:NL:RBAMS:2011:BP8951

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
466855 - HA ZA 10-2539
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kredietovereenkomst en zorgplicht van de bank in faillissement van Izecom B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, stond de kredietovereenkomst tussen ABN AMRO BANK N.V. en Izecom B.V. centraal. De eiseres, ABN AMRO, vorderde betaling van een bedrag van € 62.507,50 van [A], die zich hoofdelijk had verbonden voor de kredietschuld van Izecom. De procedure begon met een dagvaarding op 16 juli 2010, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een tussenvonnis en conclusies van antwoord. De feiten van de zaak zijn complex en betreffen onder andere de oprichting van Izecom B.V. door [A] en haar schorsing als bestuurder door de meerderheidsaandeelhouder, Izecom Inc. De rechtbank heeft vastgesteld dat [A] op 5 september 2007 is geschorst als bestuurder van Izecom, wat leidde tot een blokkering van de bankrekening van Izecom door ABN AMRO. [A] voerde aan dat de bank haar zorgplicht had geschonden door [B] toegang te geven tot de bankrekening, wat uiteindelijk leidde tot het faillissement van Izecom. De rechtbank oordeelde dat ABN AMRO niet onzorgvuldig had gehandeld en dat de vordering van [A] in reconventie werd afgewezen. De rechtbank veroordeelde [A] tot betaling van € 62.236,81 aan ABN AMRO, vermeerderd met rente, en wees de vordering in reconventie af. De proceskosten werden aan de zijde van ABN AMRO begroot op € 3.257,93 en € 894,00 in reconventie.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 466855 / HA ZA 10-2539
Vonnis van 23 februari 2011
in de zaak van
de naamloze vennootschap
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. D.K. Greveling te Hilversum,
tegen
[A],
wonende te --,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. S. Kroesbergen te Ede.
Partijen zullen hierna Abn Amro en [A] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 16 juli 2010, met producties,
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties,
- het tussenvonnis van 6 oktober 2010 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie, met producties, genomen ter comparitie van 10 januari 2011,
- het proces-verbaal van comparitie van 10 januari 2011 en de daarin vermelde processtukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
in conventie en in reconventie
2.1. [A] heeft op 15 mei 2002 de te Amsterdam gevestigde besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Izecom B.V. (verder: Izecom) opgericht, met haarzelf als enig bestuurder. De Amerikaanse vennootschap Izecom Inc., gevestigd te Sunnyvale, Californië, is enig aandeelhouder van Izecom. [A] is mede-aandeelhouder van Izecom Inc.
2.2. Op 28 september 2006 heeft Abn Amro een overeenkomst gesloten met Izecom voor het verlenen van een krediet tot een maximum bedrag van € 75.000,00 (verder: de kredietovereenkomst). [A] heeft zich daarbij hoofdelijk verbonden verklaard voor de betaling van de kredietschuld.
2.3. Bij ‘wijzigingsovereenkomst ondernemersrekeningcourantkrediet’ van 4 oktober 2006 zijn Izecom en Abn Amro overeengekomen het aan Izecom verleende krediet met ingang van 1 januari 2007 te verlagen tot € 50.000,00.
2.4. Bij brieven van 9 januari 2007, 23 januari 2007 en 21 augustus 2007 heeft Abn Amro Izecom erop gewezen dat haar rekening een niet toegestane debetstand vertoonde en erop aangedrongen dat het saldo weer binnen de grenzen van de overeengekomen limiet werd gebracht.
2.5. Bij brief van 27 augustus 2007 heeft [B] (verder: [B]), Executive Chairman van Izecom Inc. en FutureVest Inc. (een mede-aandeelhouder van Izecom Inc.), aan [A] geschreven:
“(…) Further to the Board of Directors meeting held on August 22nd, 2007 and August 24, 2007, this letter is being sent by FutureVest as majority shareholder of Izecom, Inc. At this time I regretfully notify you that your employment as CEO of Izecom, Inc. is now terminated with immediate effect for the following reasons:
TERMINATION FOR CAUSE: LOSS OF CONFIDENCE
As stated at our meeting, the majority of the Board of Directors, as well as the majority of the Shareholders, have lost confidence in your ability to lead Izecom as its CEO and to provide continued value to all of its shareholders.
(…)
At this time (…) this termination will not be made public (…). However, please be advised that all shareholders will be sent a copy of this letter and appraised of the company’s leadership change. (…)
Thank you for your efforts as CEO but it is the final decision of the majority shareholder, FutureVest backed by a majority of the Izecom board of directors to appoint a new CEO for Izecom and in the interim I will handle the responsibilities as Interim CEO.
(…)
2.6. Bij e-mail van 30 augustus 2007 heeft [C] (verder: [C]), lid van de Board of Directors van Izecom Inc., aan een mede-aandeelhouder van Izecom Inc., bericht:
“Er zijn vorige week twee BoD-meetings geweest (…). Bij beide ben ik telefonisch aanwezig geweest. In geen van beide meetings is het ontslag van [A] [[A], rechtbank] geagendeerd noch aan de orde geweest. Daar heb ik dus geen oordeel over gegeven.
Overigens zit ik in de BoD op persoonlijke titel. Hoewel ik geen deskundige ben op dit gebied, is de situatie mijns inziens vergelijkbaar met een RvC in Nederland. (…) Afgelopen maandag ben ik door [B] [[B], rechtbank] van zijn voornemen [A] te ontslaan telefonisch op de hoogte gesteld. Dit was enkele uren voordat hij zijn brief van zeven pagina’s verzond. Die was, volgens [B], opgesteld in overleg met advocaten en lag overduidelijk toen al klaar. (…)”
2.7. Per faxbericht van 31 augustus 2007 heeft [A] aan Abn Amro gemeld:
“(…)
Gaarne wil ik het volgende onder uw aandacht brengen. De kans bestaat dat de bank wordt benaderd om de rekeningen van Izecom BV te wijzigen, in de zin (…) dat ondergetekende niet meer gemachtigd is, en één of meer personen in de Verenigde Staten in plaats van mij. De documenten die zij daarbij overleggen, zijn niet rechtsgeldig. Ik verzoek u eerst met mij te overleggen en geen wijzigingen aan te brengen. Ik heb dinsdagmiddag om 3 uur in de namiddag een afspraak met u. (…)”
2.8. Bij brieven van 3 september 2007 heeft Abn Amro Izecom wederom op de niet toegestane debetstand op haar rekening gewezen en Izecom meegedeeld dat Abn Amro haar creditcards en haar rekening, alsmede haar bankpassen en incasso’s door derden, heeft geblokkeerd.
2.9. Per faxbericht van 3 september 2007 heeft mr. B.A. de Ruijter, advocaat te Amsterdam, Abn Amro onder meer als volgt bericht:
Ik treed op namens de enig aandeelhouder van Izecom B.V., Izecom Inc. Bijgevoegd treft u een kopie van het uittreksel van het handelsregister van Izecom B.V. (bijlage I).
Eind vorige week is Izecom, Inc. een schorsings/ontslagprocedure gestart jegens mevrouw [A] in haar hoedanigheid van bestuurder van Izecom B.V. en Izecom, Inc, als bewijs waarvan een kopie van de ontslagbrief is bijgevoegd als bijlage II.
Izecom, Inc is bevreesd dat mevrouw [A] tijdens de afwikkeling van de schorsings/ontslagprocedure gelden van Izecom B.V. gaat vervreemden van de bankrekening van Izecom B.V., waarover mevrouw [A] gemachtigd is te beschikken. Hierover heeft de heer [D], COO van Izecom, Inc, reeds vorige week telefonisch contact me u gehad.
Daarom vraag ik u namens Izecom, Inc om ervoor te zorgen dat de bankrekening van Izecom B.V. (…) zo spoedig mogelijk wordt geblokkeerd voor mevrouw [A], zodat de schade voor Izecom B.V. zo veel mogelijk kan worden beperkt.
2.10. Op 5 september 2007 heeft in Santa Monica (Californië) een bijzondere algemene vergadering van aandeelhouders van Izecom plaatsgevonden. In de notulen van die vergadering is vermeld dat [A] heeft meegedeeld dat zij niet persoonlijk aanwezig kon zijn, en dat [A] bij herhaling is uitgenodigd om in te bellen maar dat zij op deze uitnodiging niet is ingegaan. Op de hier bedoelde vergadering is het besluit genomen [A] met ingang van die dag te schorsen als bestuurder, en [B] te benoemen tot bestuurder, van Izecom, welk besluit ten overstaan van een Notary Public is bevestigd.
2.11. Uit (pagina 2 van) een Engelstalig uittreksel van 6 september 2007 uit het handelsregister met daarop het dossiernummer van Izecom blijkt dat [A] op 5 september 2007 is geschorst en niet langer bevoegd is tot vertegenwoordigen. Met ingang van die laatste datum staat [B] als enige bevoegde vertegenwoordiger ingeschreven.
2.12. (Onder meer) de onder 2.10 en 2.11 genoemde stukken zijn met een begeleidende brief van de advocaat van Izecom Inc. op 21 september 2007 (per koerier) aan Abn Amro toegestuurd als ‘identificatiedocumenten’ van [B] ten behoeve van de omzetting van de machtiging tot de bankrekening van Izecom. Vervolgens is [B] door Abn Amro als gemachtigde tot de rekening van Izecom geregistreerd.
2.13. Op 23 oktober 2007 is Izecom gefailleerd en haar onderneming is vervolgens opgeheven. Daarop heeft Abn Amro de kredietovereenkomst opgezegd en [A] aangeschreven het aan Izecom verleende krediet af te lossen. Partijen hebben vervolgens daarover gecorrespondeerd.
2.14. Ter comparitie heeft [A] twee e-mails in het geding gebracht. Op 9 januari 2011 heeft [E] aan de advocaat van [A] ge-e-maild:
“Hierbij verklaar ik het volgende:
- Ik was mede aandeelhouder van Izecom B.V. toen het besluit was genomen om [A] te ontslaan als directeur.
- Ik was niet op de hoogte dat dit besluit genomen zou worden. Ik ben alleen achteraf op de hoogte gesteld van dit besluit.”
[F] heeft diezelfde dag aan de advocaat van [A] bij e-mail, voor zover van belang, bericht:
“Onlangs kwam tot mij het verzoek aan u te verklaren dat ik destijds aandeelhouder was van (het inmiddels failliete) Izecom B.V. / Inc.
Dit klopt (…).
Met name de ‘onteigening’ van Izecom B.V. door mw. [A] -naar aanleiding van een ‘aandeelhoudersvergadering’- door haar als CEO te ontslaan, heeft me destijds verrast (…). Het was mij destijds niet bekend (en ik weet bijna zeker dat dit ook voor de andere Nederlandse aandeelhouders gold) dat er een aandeelhoudersvergadering gehouden zou worden die ertoe zou kunnen leiden dat (…) [A] onderwerp van gesprek was, laat staan dat haar ontslag zou worden aangezegd. (…)”
3. Het geschil
in conventie
3.1. Abn Amro vordert [A] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad te veroordelen tot betaling van € 62.507,50, vermeerderd met (de overeengekomen) rente en proceskosten.
3.2. Abn Amro legt - kort gezegd - aan haar vordering ten grondslag dat [A] hoofdelijk aansprakelijk is voor de verplichtingen van Izecom uit hoofde van de kredietovereenkomst.
3.3. [A] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in voorwaardelijke reconventie
3.4. [A] vordert, onder voorwaarde dat de vordering in conventie wordt toegewezen, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Abn Amro te veroordelen aan [A] de schade te vergoeden die zij lijdt ten gevolge van het tekortschieten van Abn Amro, welke schade in elk geval wordt begroot op het bedrag waartoe [A] in conventie wordt veroordeeld, met veroordeling van Abn Amro in de proceskosten.
3.5. [A] stelt daartoe dat Abn Amro haar zorgplicht heeft geschonden door [B] toegang te laten verkrijgen tot de bankrekening van Izecom. [B] heeft vervolgens het krediet van Izecom uitgeput en uiteindelijk Izecom failliet laten gaan. Door het faillissement is onderhavige vordering van Abn Amro opeisbaar geworden. Volgens [A] is haar schorsing niet rechtsgeldig geweest en heeft [B] met valse documenten zich als bestuurder van Izecom aan Abn Amro gepresenteerd. Het ongeldige besluit tot schorsing van [A] blijkt onder meer uit de e-mail van [C] waarin deze schrijft dat de Board of Directors geen toestemming heeft gegeven voor het ontslag van [A] als bestuurder van Izecom Inc. Nadat [A] is geïnformeerd over haar ontslag heeft zij aangifte gedaan bij de politie te San Jose (Californië) van fraude. Verder heeft zij Abn Amro van deze gang van zaken per fax van 31 augustus 2007 op de hoogte gebracht. Desondanks heeft Abn Amro [B] de macht over de rekening van Izecom gegeven. Als Abn Amro zorgvuldiger met de belangen van Izecom en [A] was omgegaan, was Izecom niet gefailleerd en was Izecom haar verplichtingen uit de kredietovereenkomst blijven nakomen, aldus steeds [A].
3.6. Abn Amro voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en in voorwaardelijke reconventie
4.1. Gelet op de standpunten van partijen leent deze zaak zich voor gelijktijdige behandeling van de vorderingen in conventie en in reconventie.
4.2. [A] erkent dat zij hoofdelijk schuldenaar is ter zake van het door Abn Amro aan Izecom verleende krediet. [A] stelt zich evenwel op het standpunt dat zij door Abn Amro niet kan worden gehouden tot terugbetaling van dat krediet omdat Abn Amro het faillissement van Izecom in de hand heeft gewerkt door toe te laten dat haar de controle over de rekening van Izecom werd ontnomen en deze aan [B] te verlenen.
4.2.1. [A] heeft daartoe betoogd dat [B] de ondernemingsrekening van Izecom heeft uitgeput. Abn Amro heeft echter onweersproken gesteld - en uitvoerig gemotiveerd met verwijzing naar door haar overgelegde bankafschriften en brieven - dat reeds vóór de bedoelde wijziging van gemachtigde op de rekening van Izecom sprake was van een herhaalde overschrijding van het aan Izecom verleende krediet. Vaststaat dat, nadat begin augustus 2007 opnieuw de kredietlimiet was overschreden, Abn Amro bij brief van 21 augustus 2007 Izecom tot 2 september 2007 de tijd heeft gegeven om het saldo weer binnen de overeengekomen limiet te brengen. Omdat aanzuivering niet tijdig heeft plaatsgevonden heeft Abn Amro vervolgens op 3 september 2007 (zie onder 2.8) de rekening van Izecom geblokkeerd. Daarnaast is onbetwist dat na september 2007 (het moment dat [B] gemachtigde is geworden tot de rekening van Izecom) naast de gewoonlijk in rekening gebrachte rente en kosten voor het verleende krediet, slechts een bedrag van € 1.654,84 aan creditcardbetalingen is gedebiteerd op die rekening. Uit dit alles volgt niet dat sprake is geweest van het uitputten van het krediet door [B]. Voor zover [A] aan Abn Amro verwijt dat zij door de (door Abn Amro mogelijk gemaakte) wijziging van de gemachtigde tot de rekening geen rekeningen van Izecom heeft kunnen betalen, miskent zij dat dit hoe dan ook vanwege de blokkering van de rekening in verband met de overschrijding van de kredietlimiet niet mogelijk zou zijn geweest. Deze blokkering staat immers los van de wijziging van de gemachtigde tot de rekening van Izecom.
4.2.2. Uit het vorenstaande volgt dat, als al zou worden aangenomen dat Abn Amro ten aanzien van de wijziging van de gemachtigde tot de rekening van Izecom onzorgvuldig jegens [A] en/of Izecom heeft gehandeld, niet is gebleken dat dit handelen tot het faillissement van Izecom en daarmee tot de door haar gestelde schade heeft geleid. Reeds daarom faalt haar verweer in conventie en dient haar reconventionele vordering te worden afgewezen.
4.2.3. [A] heeft nog betoogd dat zij het faillissement van Izecom had kunnen voorkomen omdat zij in de zomer van 2007 in gesprek was geraakt met een in samenwerking geïnteresseerd bedrijf dat ook wilde investeren in Izecom (dan wel Izecom Inc.). Zonder nadere onderbouwing, die ontbreekt, kan dit betoog niet leiden tot een andere conclusie.
4.3. Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen. Het standpunt van [A] is gestoeld op het in haar visie niet rechtsgeldige besluit haar te ontslaan als bestuurder van Izecom Inc., dat heeft geleid tot haar schorsing als bestuurder van Izecom. Volgens haar had Abn Amro na haar fax van 31 augustus 2007 (zie onder 2.7) moeten onderzoeken of het verzoek van [B] om hem als gemachtigde tot de rekening van Izecom aan te merken op rechtsgeldige besluitvorming gebaseerd was, aldus [A].
4.3.1. Abn Amro heeft gesteld dat zij bij de beoordeling van dat verzoek vooral is afgegaan op de aan haar verstrekte informatie uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel. Daarnaast heeft zij (zie onder 2.12) nadere informatie en gegevens ontvangen van de advocaat van Izecom Inc. over de besluitvorming betreffende de benoeming van [B] als bestuurder van Izecom (en de schorsing uit die functie van [A]).
4.3.2. Daartegenover is niet gebleken dat [A] destijds op enige wijze aan Abn Amro heeft uiteengezet waarom in haar visie het besluit van de meerderheidsaandeelhouder van (het in Californië gevestigde) Izecom Inc. om [A] te ontslaan, dan wel te schorsen, als bestuurder niet rechtsgeldig was. [A] heeft volstaan met verzending van de fax van 31 augustus 2007 en nagelaten enige nadere onderbouwing van haar daarin vervatte standpunt te geven. De in die fax aangekondigde afspraak met Abn Amro heeft - om door [A] niet concreet toegelichte redenen - geen doorgang gevonden en ook later heeft [A] geen contact opgenomen met Abn Amro om een en ander nader toe te lichten. Haar stelling dat zij daartoe herhaaldelijk pogingen heeft ondernomen, maar dat dit niet is gelukt, wordt als onvoldoende onderbouwd gepasseerd.
4.3.3. Verder geldt dat kan worden aangenomen dat de door [A] in het geding gebrachte producties A (de kopie van een in Amerika gedane aangifte van fraude) en C (de onder 2.6 aangehaalde e-mail van [C]) Abn Amro niet zonder meer zouden hebben overtuigd dat sprake was van onregelmatige besluitvorming. Op de kopie van aangifte is niet vermeld wie aangifte heeft gedaan en tegen wie deze is gericht. Verder is uit de e-mail van [C] slechts op te maken dat hij niet op de hoogte is geweest van het besluit (en de totstandkoming daarvan) van de meerderheidsaandeelhouder van Izecom Inc. om [A] te ontslaan als bestuurder. Niet gesteld of gebleken is dat dit besluit door, of in overleg met, een ander orgaan (bijvoorbeeld de Board of Directors) had moeten worden genomen. Uit die e-mail (en de onder 2.14 aangehaalde e-mails) lijkt wel te volgen dat de andere aandeelhouders van Izecom Inc. niet op de hoogte waren van een aandeelhoudersvergadering waarin over het ontslag van [A] is beslist, maar onvoldoende is gesteld of gebleken dat de besluitvorming (om die reden) niet rechtsgeldig is geweest. Hoe dan ook had het op de weg van [A] gelegen Abn Amro in september 2007 gemotiveerd daarop te wijzen.
4.3.4. Al met al is niet gebleken van enige aanleiding voor Abn Amro om te twijfelen aan de juistheid van de door haar ontvangen stukken met betrekking tot de besluitvorming bij Izecom Inc. en Izecom over de positie van [A] en de rechtsgeldigheid van de genomen besluiten. Daarom kan niet worden geoordeeld dat Abn Amro haar zorgplicht jegens [A] heeft verzaakt.
4.4. Voorgaande leidt tot de conclusie dat de vordering in conventie zal worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde rente slechts over de hoofdsom (en niet over de reeds vervallen rente) verschuldigd is. Uit de door Abn Amro zelf overgelegde renteberekening (productie 2c bij conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie) volgt dat de hoofdsom inclusief rente per 7 juli 2010 € 62.236,81 bedraagt, zodat dit bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de overeengekomen rente over de (per 2 oktober 2008 openstaande) hoofdsom van € 49.006,10.
in conventie voorts
4.5. [A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van Abn Amro begroot op:
- explootkosten € 94,93
- vastrecht 1.375,00
- salaris advocaat 1.788,00 2 punten tarief IV (€ 894,00)
Totaal € 3.257,93
in reconventie voorts
4.6. [A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, aan de zijde van Abn Amro begroot op:
- salaris advocaat € 894,00 (= 0,5 x 2 punten tarief IV (€ 894,00)).
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. veroordeelt [A] te betalen aan Abn Amro een bedrag van € 62.236,81 (zegge: tweeënzestigduizend tweehonderdzesendertig euro en eenentachtig cent), te vermeerderen met de overeengekomen rente van 8,85% per jaar over het bedrag van
€ 49.006,10 vanaf 7 juli 2010 tot de dag der algehele voldoening,
5.2. veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Abn Amro begroot op € 3.257,93,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4. wijst de vordering af,
5.5. veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Abn Amro begroot op € 894,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.P. Pompe en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2011.?