vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 481509 / KG ZA 11-138 Pee/KR
Vonnis in kort geding van 17 maart 2011
[eiseres],
in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van
[zoon],
wonende te [woonplaats],
eiseres bij dagvaarding van 18 februari 2011,
advocaat mr. J.R.E. Alberts te Amsterdam,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
GEMEENTELIJK VERVOERBEDRIJF EXPLOITATIE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap
[gedaagde sub 2],
gevestigd te Amsterdam,
gedaagden,
advocaat mr. G.C. Endedijk te Amsterdam.
Eiseres zal hierna [eiseres] worden genoemd en haar minderjarige zoon [zoon]. Gedaagden zullen hierna GVB en VGA worden genoemd.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 3 maart 2011 heeft [eiseres] gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding, met dien verstande dat [eiseres] ter zitting haar eis heeft gewijzigd als na te melden. Het GVB en VGA hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Ter zitting waren aanwezig: aan de zijde van [eiseres]: mr. Alberts en een kantoorgenoot, mr. A. Latour. Aan de zijde van gedaagden zijn, voor zover van belang, verschenen: [persoon 2], stafmedewerker bij het GVB, [persoon 3], senior- schadespecialist bij VGA, alsmede mr. Endedijk. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
2. De feiten
2.1. Het GVB is verantwoordelijk voor de exploitatie van het openbaar vervoer in en om Amsterdam, middels bus, tram, metro en veer.
2.2. Op 19 november 2010 is [zoon] betrokken geraakt bij een ernstig ongeval op metrostation Lelylaan, waarbij [zoon] onder een metro terecht is gekomen. [zoon] heeft hierbij ernstig letsel opgelopen aan onder andere zijn rechterarm en beide benen. [zoon] verblijft thans nog in een instelling voor gezondheidszorg ter revalidatie.
2.3. [zoon] heeft het GVB aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden en nog te lijden schade.
2.4. Het ongeval is opgenomen door beveiligingscamera’s van het GVB. De met de beveiligingscamera’s gemaakte beelden zijn vastgelegd op een cd-rom.
2.5. De originele cd-rom met daarop de camerabeelden van het ongeval is op
19 november 2010 door de politie Amsterdam-Amstelland in beslag genomen en van de beelden is door de politie een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Het GVB is in het bezit van een kopie van de cd-rom.
2.6. Het GVB heeft een intern protocol, "Protocol voor cameratoezicht op stations en haltes van GVB" in het geding gebracht. Hierin is het volgende bepaald omtrent het verstrekken van camerabeelden aan derden:
"(…)
10. Het verstrekken van voor langere tijd vastgelegde, specifieke camerabeelden
Camerabeelden, die overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 9 op Cd-rom en/of foto zijn vastgelegd, worden uitsluitend verstrekt aan politie en/of justitie.
De verstrekking geschiedt:
a. indien GVB besluit van het incident en/of de onregelmatigheid aangifte te doen; en/of
b. politie en/of justitie de vastgelegde camerabeelden vorderen.
(…) "
2.7. De advocaat van [eiseres] heeft om een kopie van de beelden verzocht.
Bij e-mail van 10 en 14 januari 2011 heeft [onderzoeksbureau], het door het GVB en VGA ingeschakelde onderzoeksbureau, aan de advocaat van [eiseres] bericht dat het GVB niet bereid is om een kopie van de videobeelden ter beschikking te stellen. Wel is de advocaat van [eiseres] in de gelegenheid gesteld om de beelden bij het GVB te bekijken.
3.1. [eiseres] vordert, op straffe van verbeurte van een dwangsom, het GVB en het VGA te veroordelen een kopie te verstrekken van de cd-rom met daarop de camerabeelden van het ongeval van 19 november 2010. Ter zitting heeft [eiseres] haar eis gewijzigd in die zin dat zij subsidiair heeft gevorderd het GVB en het VGA te veroordelen een kopie van de cd-rom aan haar advocaat te verstrekken. Voorts vordert [eiseres] het GVB en het VGA te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2. [eiseres] legt hieraan -samengevat- het volgende ten grondslag. [zoon] heeft het GVB op grond van een onrechtmatige daad aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van het ongeval. Het rechtmatig belang bij de vordering is enerzijds gelegen in het belang van feitenonderzoek en anderzijds in een bewijsbelang, nu [zoon] in een bodemprocedure vermoedelijk de bewijslast zal dragen voor de aansprakelijkheid van het GVB. Nu het om een rechtsbetrekking gaat waarbij het GVB partij is en de vordering ziet op het verstrekken van een kopie van de cd-rom waarop het ongeval te zien is, is ook aan de overige vereisten van artikel
843a Rv voldaan. Door de weigering van het GVB om een kopie van de cd-rom aan [eiseres] of haar advocaat te verstrekken ontstaat een processuele ongelijkheid.
3.3. Het GVB en het VGA voeren -samengevat- het volgende verweer. De vordering jegens het VGA dient te worden afgewezen omdat het VGA niet in het bezit is van het gevorderde beeldmateriaal. Voorts voert het GVB aan dat ook de vordering jegens haar dient te worden afgewezen, omdat niet aan de vereisten van artikel 843a Rv is voldaan. Ook brengt het zwaarwegende belang van het GVB, haar medewerkers en derden mee dat de vordering van [eiseres] dient te worden afgewezen. Het GVB benadrukt dat zij met haar personeel, dat zich door het intensief gebruik van camerabewaking in zijn vrijheid van handelen beperkt voelt, strikte afspraken heeft gemaakt over het gebruik van door camera’s vastgelegde beelden, welke afspraken zijn neergelegd in het Protocol voor cameratoezicht op stations en haltes van GVB. GVB meent op dat protocol geen inbreuk te kunnen maken.
4. De beoordeling
4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 Rv - waarin is bepaald dat aan het niet binnen vier weken betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.2. Beoordeeld dient te worden of het GVB en het VGA gehouden zijn een kopie van het gevorderde beeldmateriaal aan [eiseres] of haar advocaat te verstrekken. Aan de toewijsbaarheid van een vordering op grond van artikel 843a Rv zijn de volgende cumulatieve voorwaarden verbonden: (i) eiser dient een rechtmatig belang te hebben, en (ii) het moet gaan om bepaalde bescheiden (iii) aangaande een rechtsbetrekking waarin eiser of zijn rechtsvoorgangers partij zijn. Bovendien (iv) dient de wederpartij over de bescheiden te beschikken of deze onder haar berusting te hebben. Indien aan deze voorwaarden is voldaan, is degene die de stukken waarvan afgifte wordt gevraagd niettemin niet gehouden deze af te geven indien (a) een gewichtige reden zich daartegen verzet of (b) redelijkerwijze aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder afgifte van de gevraagde stukken is gewaarborgd.
4.3. Nu het VGA heeft aangevoerd dat zij niet in het bezit is van het gevorderde beeldmateriaal en dit door [eiseres] niet is betwist, is de vordering jegens het VGA niet toewijsbaar.
4.4. Ten aanzien van de vordering jegens het GVB geldt het volgende. Niet in geschil is dat aan de hiervoor onder i t/m iv gestelde voorwaarden van artikel
843a Rv is voldaan. Aan de hand van de beelden kan immers de toedracht van het ongeval worden onderzocht en zal [zoon] de mogelijkheid hebben bewijs te leveren van zijn stellingen aangaande de mogelijke aansprakelijkheid van het GVB in een aanhangig te maken bodemprocedure. Een rechtmatig belang aan de zijde van [zoon] is naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook aanwezig. Voorts kan een vordering uit onrechtmatige daad volgens de parlementaire geschiedenis als een relevante rechtsbetrekking gelden in het kader van een vordering op grond van artikel 843a Rv. Een kopie van de cd-rom met daarop de beelden van het ongeluk is tot slot zodanig concreet dat aan het vereiste van voldoende bepaalbaarheid is voldaan.
4.5. Het GVB heeft aangevoerd dat gewichtige redenen in de weg staan aan het verstrekken van een kopie van het gevraagde beeldmateriaal. Het verstrekken van het beeldmateriaal aan derden is in strijd met haar interne protocol dat is gericht op bescherming van de privacy en veiligheid van medewerkers van het GVB en derden. Gelet op de maatschappelijke omstandigheden waarbinnen het GVB haar taak moet verrichten, weegt dit belang erg zwaar. Door het verstrekken van de camerabeelden aan derden, anders dan politie of justitie, komen deze belangen mogelijk in gevaar.
4.6. De voorzieningenrechter dient het belang van [zoon], om de toedracht van het ongeval te kunnen achterhalen en bewijslevering voor de aansprakelijkheid op dit punt te kunnen onderbouwen, af te wegen tegen het belang van het GVB dat erop is gericht de privacy en veiligheid van haar medewerkers en derden die op de beelden te zien zijn te waarborgen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het belang van [zoon], zijn ernstige lichamelijke schade in aanmerking nemend, bij een kopie van de beelden zo zwaar weegt, dat van het GVB gevergd kan worden dat zij met voorbijgaan aan het interne protocol een kopie van de cd-rom verstrekt. De door het protocol aan de belangen van het personeel van GVB en van derden beoogde bescherming is een groot goed, maar moet wijken voor het grote belang van [zoon] bij beschikbaarheid van een uiterst klein deel van het dagelijks beschikbare beeldmateriaal. Ter bescherming van de privacy en veiligheid van de medewerker van het GVB en derden die op de beelden te zien zijn, ziet de voorzieningenrechter wel aanleiding te bepalen dat alleen aan de advocaat van [eiseres] een kopie van het beeldmateriaal wordt verstrekt. Voorts heeft de advocaat van [eiseres] toegezegd met betrekking tot het beeldmateriaal een geheimhoudingsverklaring te zullen ondertekenen.
Voorts behoeft het GVB slechts het beeldmateriaal te verstrekken vanaf het moment dat [zoon] de metro uitkomt (volgens het proces-verbaal van bevindingen tijdstip 15.27.30 uur) tot en met het tijdstip waarop te zien is dat de metro vertrokken was en [zoon] op de grond tussen de rails en het perron bleef liggen (15.28.07 uur). Dit gedeelte van het beeldmateriaal stelt de advocaat van [eiseres] voldoende in staat om de toedracht van het ongeval en de mogelijke aansprakelijkheid van het GVB nader te onderzoeken, terwijl ook de privacy en veiligheid van de bestuurder van de metro wordt beschermd nu blijkens het proces-verbaal van bevindingen de bestuurder in deze periode niet zichtbaar is op de beelden. Voorts wordt met dit gedeelte van het beeldmateriaal zoveel mogelijk voorkomen dat derden op het beeldmateriaal te zien zijn.
4.7. Het verweer van het GVB dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder de gevraagde beelden is gewaarborgd, omdat er geen sprake is van een ongelijkheid van posities, houdt geen stand. Nu [eiseres] niet over een kopie van de beelden beschikt en het GVB wel, is er sprake van een ongelijkheid van posities. Weliswaar heeft het GVB de advocaat van [eiseres] de mogelijkheid geboden om de beelden op het kantoor van het GVB te bekijken, maar voldoende aannemelijk is dat dit op praktische bezwaren stuit en het de advocaat van [eiseres] onvoldoende in staat stelt om de belangen van zijn cliënt naar behoren te behartigen. De advocaat moet in de gelegenheid zijn de beelden zorgvuldig en bij herhaling te bestuderen op meerdere tijden, telkens wanneer dat voor een goede voorbereiding van zijn zaak dienstig kan zijn, zonder daarvoor afhankelijk te zijn van zijn wederpartij. Een behoorlijke rechtsbedeling is zonder voortdurende beschikbaarheid van de gevraagde gegevens dan ook niet gewaarborgd. Aan het verweer dat het verstrekken van de beelden aan de advocaat van [eiseres] niet kan worden toegewezen omdat het protocol niet toestaat dat de beelden aan de eigen advocaat van het GVB worden verstrekt, wordt voorbij gegaan. Onder de gegeven omstandigheden kan het GVB de beelden, onder dezelfde voorwaarden als waaronder de beelden aan de advocaat van [eiseres] worden vertrekt, ook aan de advocaat van het GVB verstrekken.
4.8. Tot slot heeft het GVB nog aangevoerd dat de vordering moet worden afgewezen omdat het beeldmateriaal op een andere manier te verkrijgen is. Volgens het GVB had [eiseres] op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (hierna: Wjsg) aan de officier van justitie kunnen verzoeken het beeldmateriaal te verstrekken. Voorshands is onvoldoende gebleken dat een strafvorderlijk onderzoek is ingesteld naar de toedracht van het metro-ongeval en dat de gevorderde beelden deel uitmaken van een strafdossier. Het door [eiseres] gevorderde beeldmateriaal is daarom niet aan te merken als strafvorderlijke gegevens in de zin van artikel 1 van de Wjsg. Dat de beelden op grond van artikel 39 Wsjg aan [eiseres] verstrekt zouden worden, is derhalve onvoldoende aannemelijk. Bovendien staat het [eiseres] vrij, ook als de weg van artikel 39 Wsjg openstaat, om haar vordering op grond van artikel 843a Rv aanhangig te maken.
4.9. Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat zich gewichtige redenen voordoen als bedoeld in artikel 843a lid 4 Rv, terwijl niet is gebleken dat zonder verschaffing van de gevraagde gegevens een behoorlijke rechtsbedeling is gewaarborgd. De vordering van [eiseres] zal daarom worden toegewezen als na te melden.
4.10. Hoewel de vordering jegens het VGA is afgewezen, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om [eiseres] in de kosten van het VGA te veroordelen. Het VGA en het GVB zijn immers door dezelfde advocaat vertegenwoordigd en het verweer van het VGA is gelijkluidend aan het verweer van het GVB. Het GVB zal daarom als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- explootkosten EUR 90,81
- griffierecht 71,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 977,81
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt het GVB om, binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, een kopie van de cd-rom met daarop de camerabeelden van het ongeval van 19 november 2010 vanaf het tijdstip 15.27.30 uur tot en met het tijdstip 15.28.07 uur aan mr. J.R.E. Alberts te verstrekken onder gelijktijdige ondertekening van een geheimhoudingsverklaring door mr. J.R.E. Alberts, inhoudende dat hij de beelden alleen ten behoeve van de schadevordering met betrekking tot [zoon] zal gebruiken,
5.2. veroordeelt het GVB om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van EUR 1.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van EUR 50.000,- is bereikt,
5.3. veroordeelt het GVB in de kosten van deze procedure, aan de zijde van
[eiseres] begroot op EUR 977,81, waarvan EUR 90,81 aan explootkosten te voldoen aan de griffier door overmaking op rekeningnummer 56.99.90.491 ten name van Arrondissement 521 Amsterdam onder vermelding van “proceskostenveroordeling” en het zaak- en rolnummer,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.J. Peeters, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. K.M.E. Ritzen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2011.
Bij afwezigheid van mr. J.A.J. Peeters, is dit vonnis ondertekend door
mr. Sj. A. Rullmann, voorzieningenrechter, die het vonnis uitsprak.