ECLI:NL:RBAMS:2011:BP8063

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
252124 - HA ZA 02-2335
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot terugkomen van bindende eindbeslissing en bewijswaardering in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 maart 2011 uitspraak gedaan in de zaak tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Eurotank Amsterdam B.V. (eiseres) en de rechtspersoon naar het recht van Duitsland [A] GmbH (gedaagde). De zaak betreft een verzoek van Eurotank om terug te komen op een bindende eindbeslissing die eerder was genomen in een tussenvonnis van 13 april 2005. Eurotank betwistte de aannames van de rechtbank over de oorzaak van een incident dat zich had voorgedaan met melasse in tank 0231. De rechtbank had eerder vastgesteld dat de verwarmingsspiralen van deze tank voor het incident lek waren, wat leidde tot microbiële groei en een Maillardreactie in de melasse. Eurotank voerde aan dat de rechtbank ten onrechte had aangenomen dat er een externe oorzaak nodig was voor de Maillardreactie en dat de omstandigheden die de rechtbank aan haar vermoeden ten grondslag had gelegd feitelijk onjuist waren.

De rechtbank heeft de argumenten van Eurotank beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet voldoende onderbouwd waren om de eerdere bindende eindbeslissing te herzien. De rechtbank oordeelde dat Eurotank niet in haar tegenbewijs was geslaagd en dat de eerder aangenomen feiten en omstandigheden, waaronder de lekkage van de verwarmingsspiralen, standhielden. De rechtbank heeft de vorderingen van Eurotank afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken op 9 maart 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 252124 / HA ZA 02-2335
Vonnis van 9 maart 2011
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EUROTANK AMSTERDAM B.V.
voorheen EUROPOINT TERMINALS NETHERLANDS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
advocaat mr. M.H.J. van Maanen te ‘s-Gravenhage,
tegen
de rechtspersoon naar het recht van Duitsland
[A] GMBH,
gevestigd te Hamburg, Duitsland,
gedaagde,
advocaat mr. A. Knigge te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Europoint en [A] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 13 april 2005;
- de akte uitlating enquête van Europoint van 8 juni 2005;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 16 september 2005;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 6 december 2005;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 7 april 2006;
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 27 oktober 2006;
- de akte overlegging producties van [A] van 22 november 2006;
- de conclusie na enquête met producties van Europoint van 26 augustus 2009;
- de antwoordconclusie na enquête met producties van [A] van 21 april 2010;
- het proces-verbaal van pleidooi van 13 december 2010 en de ter gelegenheid daarvan overgelegde akte overlegging productie van Europoint, de akte overlegging productie van [A], de pleitnota van Europoint en de pleitnota van [A].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
Verzoek terug te komen op onderdelen van het tussenvonnis
2.1. In het tussenvonnis van 13 april 2005 (hierna: het tussenvonnis) heeft de rechtbank voorshands als vaststaand aangenomen dat de verwarmingsspiralen van tank 0231 voor het Incident lek waren en dat dit heeft geleid tot microbiële groei in de melasse in die tank en tot de Maillardreactie die daarin is opgetreden en heeft zij Europoint in de gelegenheid gesteld dit vermoeden door het leveren van tegenbewijs te ontkrachten.
2.2. Europoint stelt zich op het standpunt dat de omstandigheden en aannames die de rechtbank aan voornoemd vermoeden ten grondslag heeft gelegd, feitelijk of rechtens onjuist zijn, althans ontoereikend zijn om dat vermoeden te kunnen dragen. Europoint voert daartoe het volgende aan.
2.3. De rechtbank is er ten onrechte vanuit gegaan dat er een externe oorzaak noodzakelijk was om de Maillardreactie op gang te brengen omdat – anders dan de rechtbank in het tussenvonnis overweegt – tussen partijen niet vaststaat dat een spontaan optredende Maillardreactie vrijwel uitgesloten is noch dat de starttemperatuur van een Maillardreactie 45 graden Celsius is. Het feit dat zich in tank 0240 geen Maillardreactie heeft voorgedaan kan – anders dan de rechtbank in het tussenvonnis overweegt – niet tot de conclusie leiden dat het niet aannemelijk is dat de melasse al bij lossing in tank 0231 een zodanig hoge temperatuur had dat een Maillardreactie in gang was gezet. De melasse in tank 0240 is immers niet gelijk aan de melasse in tank 0231, omdat een deel van de melasse die in tank 0231 is gepompt in het ruim van het schip “Gymnura” heeft gezeten, aldus Europoint.
2.4. Voorts komt de rechtbank ten onrechte tot de conclusie dat een lekkage in het verwarmingssysteem de (externe) oorzaak moet zijn geweest van de Maillardreactie omdat – anders dan de rechtbank in het tussenvonnis overweegt – tussen partijen niet vaststaat dat de tanks in het tankveld tijdens de relevante periode zijn verwarmd. Ook leidt de rechtbank ten onrechte uit het waterverbruik af dat er een lek in het verwarmingssysteem zat, omdat het waterverbruik te verklaren is door het verbruik van het water door het stoomsysteem. Tenslotte zegt het feit dat er na het Incident 7.000 liter water in tank 0231 is aangetroffen niets over de herkomst van dat water en zegt de staat en de levensduur van tank 0231 niets over de vraag of er een lek in de verwarmingsspiralen zat, aldus Europoint.
2.5. Voor zover voornoemde overwegingen van de rechtbank kwalificeren als bindende eindbeslissingen, hetgeen Europoint betwist, verzoekt Europoint de rechtbank daarop terug te komen.
2.6. [A] heeft hier onder meer tegenin gebracht dat zich geen bijzondere omstandigheden voordoen die de gebondenheid aan de eindbeslissing onaanvaardbaar zouden maken en dat – kort gezegd – hetgeen Europoint heeft aangevoerd slechts een herhaling van standpunten is welke reeds zijn meegewogen bij de totstandkoming van die bindende eindbeslissing.
2.7. De rechtbank overweegt als volgt.
2.8. [A] voert terecht aan dat het oordeel van de rechtbank, dat moet worden uitgegaan van het vermoeden dat de Maillardreactie veroorzaakt is door lekkage uit het verwarmingssysteem en dat Europoint bewijs zal moeten leveren van stellingen waaruit het tegendeel kan blijken, een uitdrukkelijke en zonder voorbehoud gegeven beslissing is en dus kwalificeert als een bindende eindbeslissing.
2.9. De rechtbank neemt tot uitgangspunt dat in beginsel niet kan worden teruggekomen van een in een eerder tussenvonnis gegeven bindende eindbeslissing, behoudens indien bijzondere, door de rechtbank in haar desbetreffende beslissing nauwkeurig aan te geven omstandigheden het onaanvaardbaar zouden maken dat de rechtbank aan de eindbeslissing in kwestie zou zijn gebonden. Dat kan met name het geval zijn indien sprake is van een evidente feitelijke of juridische misslag of indien de desbetreffende beslissing blijkt te berusten op een, niet aan de belanghebbende partij toe te rekenen, onjuiste feitelijke grondslag. Een bindende eindbeslissing berust onder meer op een onjuiste feitelijke grondslag indien de rechtbank na heroverweging inziet dat haar uitdrukkelijke en zonder voorbehoud gegeven oordeel was gegrond op een onhoudbare feitelijke lezing van een of meer gedingstukken, welke lezing, bij handhaving, zou leiden tot een einduitspraak waarvan de rechtbank overtuigd is dat die ondeugdelijk zou zijn.
2.10. Naar het oordeel van de rechtbank komen de bezwaren van Europoint tegen de beslissing van de rechtbank er in de kern op neer dat Europoint van mening is dat aan hetgeen zij voorafgaand aan het tussenvonnis heeft aangevoerd door de rechtbank onvoldoende gewicht is toegekend, waardoor stellingen van [A] als door Europoint onvoldoende betwist als vaststaande feiten zijn aangenomen. Zo heeft Europoint
– onder meer – aangevoerd, zoals hiervoor onder 2.3. overwogen, dat van belang is dat de melasse die in de Ageliki is vervoerd zowel in tank 0231 als in tank 0240 is gelost, maar dat een deel van de lading melasse voor tank 0231 nog enige tijd in de Gymnura is vervoerd alvorens die in de tank werd gelost. Nu er zich volgens Europoint geen Maillardreactie in tank 0240 heeft voorgedaan, bestaat hier een verschil dat – zo formuleert Europoint – causaal relevant zou kunnen zijn. Echter, zonder verdere nadere toelichting of feitelijke onderbouwing, die ontbreekt, is een dergelijke aanname onvoldoende om te kunnen oordelen dat er sprake is van een evidente feitelijke of juridische misslag dan wel van een onjuiste feitelijke grondslag. Te meer nu tussen partijen vaststaat dat de tanks van de Gymnura na het Incident zijn geïnspecteerd en dat die inspectie niets heeft opgeleverd ter onderbouwing van de aanname van Europoint dat er iets met de melasse is gebeurd tijdens het vervoer in de Gymnura waardoor het Incident zou zijn veroorzaakt. Ook ten aanzien van hetgeen Europoint overigens aanvoert geldt dat een enkele herhaling van zetten, mede gelet op de eindfase na bewijslevering waarin deze procedure thans verkeert, onvoldoende is om te kunnen oordelen dat er sprake is van een evidente feitelijke of juridische misslag dan wel van een onjuiste feitelijke grondslag. Het had hier op de weg van Europoint gelegen om niet alleen aan te voeren maar met onderbouwing aan te tonen waarom de door de rechtbank gekozen uitgangspunten evident onjuist waren. Hiervan is echter niet gebleken. Evenmin is de rechtbank van oordeel dat haar beslissing is gegrond op een onhoudbare feitelijke lezing van de gedingstukken welke zou leiden tot een ondeugdelijke einduitspraak. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding terug te komen op haar eerdere in het tussenvonnis gegeven bindende eindbeslissing zoals hiervoor in 2.1 verwoord.
Bewijswaardering
2.11. Bij tussenvonnis is Europoint in de gelegenheid gesteld tegenbewijs te leveren tegen het vermoeden dat de verwarmingspiralen van tank 0231 (hierna: de spiralen) voor het Incident lek waren en dat dit het Incident heeft veroorzaakt. Daartoe is – kort samengevat – overwogen dat:
- het voorshands niet aannemelijk is dat de oorzaak spontaan is ontstaan omdat een spontaan optredende Maillardreactie vrijwel uitgesloten is;
- het voorshands niet aannemelijk is dat de oorzaak van de Maillardreactie in de melasse zelf moet worden gezocht, omdat zich in tank 0240 waarin dezelfde melasse was opgeslagen geen Maillardreactie heeft voorgedaan en er geen concrete aanwijzingen zijn dat er met de melasse in tank 0231 iets bijzonders aan de hand was;
- uitgesloten is dat te hoge verwarming van de tank 0231 de oorzaak is geweest van de Maillardreactie omdat het verwarmingssysteem van de tanks op tankveld 2 met elkaar in verbinding staan en de melasse in de andere tanks dan tank 0231 onaangetast is gebleven;
- als mogelijke oorzaak van de Maillardreactie overblijft (over)verhitting door microbiële groei na inwerking van water;
- vaststaat dat zich in de melasse in tank 0231 microbiële groei heeft voorgedaan;
- gebleken is dat de spiralen van tank 0231 in ieder geval na het Incident stuk waren;
- gebleken is dat in de weken voor het Incident regelmatig de druk uit het verwarmingssysteem is weggevallen ten gevolge van lekkages, waarvan niet vast te stellen is waar die lekkages zich hebben voorgedaan noch dat die lekkages zijn gerepareerd;
- gebleken is dat het waterreservoir, dat wordt gebruikt om de het verwarmingsysteem bij te vullen, veelvuldig bijgevuld moest worden;
- vaststaat dat na het Incident 7.000 liter water in tank 0231 is aangetroffen.
2.12. Europoint heeft de heer [B], de heer [C] en de heer [D] als getuige doen horen en de volgende stukken in het geding gebracht:
- een deel van het logboek dat technisch personeel van Europoint heeft bijgehouden;
- een rapport van TNO d.d. 22 april 2009 betreffende onderzoek naar de lekkage van de verwarmingsspiralen na een op 22 oktober 2007 uitgevoerde inspectie aan het leidingenwerk van het verwarmingssysteem van de – inmiddels ontmantelde – tank 0231;
- een e-mail van TNO d.d. 17 augustus 2009 en een memorandum van TNO d.d. 15 juni 2010.
2.13. [A] heeft de heer [E], de heer [F] en de heer [G] als getuigen doen horen. Daarnaast heeft zij in het geding gebracht:
- een fax van [H & I] B.V.;
- een tekening van het tankveld 2;
- een rapport van [E] Marine B.V. met bijlagen, betreffende de inspectie van opslagtank 0231 tijdens de sloopwerkzaamheden, gevolgd door onderzoek naar de lekkage van de verwarmingsspiralen;
- een hoeveelheidverantwoording omtrent de afleveringen van melasse in en uit de verschillende tanks over de periode van 9 mei 2001 tot en met 13 juni 2001;
- de in de akte overlegging producties d.d. 22 november 2006 genoemde producties.
Lek in de verwarmingsspiralen voor het Incident?
2.14. Europoint voert aan dat uit het feit dat het tijdens het Incident mogelijk was om een
koeloperatie uit te voeren volgt dat de spiralen voor het Incident niet lek waren. Er is urenlang gekoeld water door de spiralen geleid, wat niet had gekund als daar een lek in zat. Dit is bevestigd door de heer [D] en de heer [C]. Als er een lek is dan valt de druk weg van de leiding waardoor het water niet meer rondgepompt kan worden. Als dit zich zou hebben voorgedaan dan zou dat als relevante mutatie in het logboek zijn gerelateerd. Het logboek maakt hier echter geen melding van. Ten slotte kan ook TNO op basis van haar onderzoeksresultaten niet bevestigen dat er voor het Incident al sprake was van een lekkage in de leidingen van het verwarmingssysteem, aldus Europoint.
2.15. De rechtbank stelt voorop dat het logboek niet kan bijdragen aan het bewijs van de stelling dat er geen sprake is geweest van drukverlies tijdens de koeloperatie. [A] voert terecht aan dat reeds bij tussenvonnis is vastgesteld dat in de weken voorafgaand aan het Incident meerdere keren de druk van het verwarmingssysteem is weggevallen – waaronder op 9 juni 2001, de dag van het Incident en de dag waarop de koeloperatie heeft plaatsgevonden – terwijl dit niet in het logboek is gerelateerd. Hieruit volgt dat het logboek niet als een sluitende registratie van het wegvallen van de druk in het verwarmingssysteem heeft te gelden. De enkele stelling dat als de koeloperatie niet kon worden uitgevoerd vanwege het wegvallen van druk in het verwarmingssysteem dit een relevante mutatie zou zijn geweest die in het logboek vermeld zou zijn, kan aan deze conclusie niet af doen.
2.16. De verklaring van de heer [D] doet evenmin afbreuk aan het vermoeden dat er een lek in de spiralen zat voorafgaand aan het Incident. De heer [D] verklaart immers slechts dat als er een groot lek in het warmwatersysteem van tank 0231 had gezeten, het niet mogelijk geweest zou zijn om koelwater rond te pompen. Ongeacht de bewijswaarde van deze verklaring, kan zij er slechts toe leiden dat wordt aangenomen dat er voor het Incident geen groot lek in het warmwatersysteem zat. Dit laat de mogelijkheid dat de spiralen voor het Incident lek waren, onverlet.
2.17. De heer [C] heeft verklaard dat er tijdens de koeloperatie langdurig water werd rondgepompt en dat dat in zijn herinnering niet had gekund met een lek. Hij vertelt hier echter niet bij waarop zijn herinnering is gebaseerd, laat staan dat hij die wetenschap toespitst op het onderhavige geval. Over de toestand van de spiralen in tank 0231 voorafgaand aan het Incident verklaart de heer [C] niets. Deze weinig concrete verklaring legt onvoldoende gewicht in de schaal om het – gemotiveerde – vermoeden dat de spiralen voor het Incident lek waren, te ontzenuwen.
2.18. Verder voert Europoint aan dat TNO op basis van het door haar verrichte onderzoek niet kan bevestigen dat er voor het Incident al sprake was van lekkage in de leidingen. Europoint erkent echter terecht dat TNO dat evenmin kan uitsluiten. Aan dit rapport is dan ook geen bewijs te ontlenen voor de stelling dat er geen lek zat in de spiralen voorafgaand aan het Incident. De conclusies van TNO over de grootte van de in de leidingen aangetroffen perforaties zijn, anders dan Europoint lijkt aan te nemen, slechts relevant in het kader van de waardering van het tegenbewijs dat strekt ter ontkrachting van het vermoeden dat een lek in de spiralen de oorzaak is geweest van het Incident, waarover hierna meer.
2.19. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat op basis van de door Europoint aangedragen bewijsmiddelen het vermoeden dat de spiralen voor het Incident lek waren niet is ontkracht en dat Europoint dus niet in het haar ter zake opgedragen tegenbewijs is geslaagd. Hiermee is vast komen te staan dat de spiralen voor het Incident lek waren.
Tank 0231 op het verwarmingssysteem aangesloten?
2.20. Europoint stelt dat tank 0231 ten tijde van het Incident niet was aangesloten op het verwarmingssysteem en er dus geen water door de spiralen is geleid. Dit wordt bevestigd door de verklaringen van de heer [B], de heer [C] en de heer [D] en blijkt uit het logboek, aldus Europoint.
2.21. De rechtbank stelt voorop dat uit de verklaringen van de door Europoint naar vorengebrachte getuigen, in onderling verband gezien, volgt dat tank 0231 alleen op de verwarming kan zijn aangesloten als de kogelkraan die zich buiten tank 0231 op de ringleiding bevindt (hierna: de kogelkraan), open is gedraaid. Ook blijkt hieruit dat dit een handeling is die verricht wordt door een operator en waarvan geen geautomatiseerde registratie plaatsvindt, maar dat het af- of aansluiten van een tank op het verwarmingssysteem in het logboek wordt geregistreerd als dit door de operator aan de wachtchef wordt doorgegeven. Dit brengt met zich dat slechts uit eigen waarneming kan worden verklaard dat tank 0231 niet op de verwarming was aangesloten, indien de betreffende getuige zelf heeft gezien dat de kogelkraan van tank 0231 dicht stond. Dit is voor geen van de door Europoint naar vorengebrachte getuigen het geval, wat ten koste gaat van de bewijswaarde van hetgeen zij over de aansluiting van tank 0213 op het verwarmingssysteem hebben verklaard.
2.22. Daarnaast geldt dat de heer [B] op 9 juni 2001 weliswaar heeft verklaard dat het waterverwarmingssysteem niet op de tank stond aangesloten, maar dat hij daarbij niet heeft toegelicht waarop hij zijn conclusie baseert. Dat hij volgens zijn verklaring van 16 september 2005 door de afdeling Shipping is geïnstrueerd om de verwarming van de tanks met melasse uit te laten, is onvoldoende om te kunnen concluderen dat de verwarming ook daadwerkelijk niet op tank 0231 is aangesloten voorafgaand aan het Incident. Dit klemt te meer nu de verwarming van een tank blijkens de verklaring van de heer de [C] ook bij gebreke van enige instructie kon worden aangezet door de ervaren operatoren.
2.23. De verklaring van de heer [C], dat er in mei/juni 2001 geen verwarming heeft gestaan op het veld van tank 0231 omdat dat niet nodig was en er geïnstrueerd was niet onnodig te verwarmen, is door Europoint zelf bij pleidooi weersproken. Europoint heeft immers bepleit dat het goed mogelijk is dat andere tanks dan tank 0231 in de relevante periode wel waren aangesloten op het verwarmingssysteem van tankveld 2.
2.24. Tenslotte is de verklaring van de heer [D] op dit punt van weinig toegevoegde waarde omdat hij zijn wetenschap dat tank 0231 niet op de verwarming was aangesloten ontleent aan hetgeen de heer [J] hem daarover heeft verteld. Een verklaring van horen zeggen is minder waardevol dan een directe verklaring.
2.25. Uit het feit dat in het logboek niet is vermeld dat tank 0231 voor het Incident op de verwarming is aangesloten en daarin wel is vermeld dat tank 0231 ten behoeve van de koeloperatie op het verwarmingssysteem is aangesloten, kan naar het oordeel van de rechtbank niet met een voldoende mate van waarschijnlijkheid worden afgeleid dat tank 0231 voor het Incident niet op de verwarming was aangesloten. De registraties in het logboek over het af- en aansluiten van tanks op het warmwatersysteem zijn – zo blijkt uit de verklaring van de heer [B] – opgetekend op basis van meldingen van operatoren in het veld. Nu de heer [C] (die destijds werkzaam was bij die operationele dienst) echter heeft verklaard dat hij niet uitsluit dat de operatoren ook wel eens niet aan de wachtchef meldden dat zij een tank op de verwarming hadden aangesloten, dat hij (als ervaren operator) alleen aan de wachtchef meldde dat hij een tank op de verwarming had af- of aangesloten als er bijzonderheden waren en dat het heel goed mogelijk is dat een wachtchef niet wist of de verwarming op een tank was aangesloten of niet, kan niet worden aangenomen dat het logboek een sluitende registratie is van het af- en aansluiten van het verwarmingssysteem op een bepaalde tank.
2.26. Dat er volgens Europoint geen aanleiding was om tank 0231 te verwarmen omdat daaruit niet (op korte termijn) hoefde te worden geleverd, wordt door haar niet voldoende onderbouwd. De door Europoint voortgebrachte getuigen hebben niets verklaard over welke tank de aflevertank was, noch over de termijn tussen een opdracht van [A] en het moment van aflevering van een partij melasse. Dat, zoals door Europoint gesteld, hier geruime tijd tussen zat, verhoudt zich echter niet met de – onbetwist gelaten – orderformulieren waarin een gemiddelde levertermijn van één dag wordt gehanteerd. Ook de enkele stelling dat tank 0240 als eerste zou worden geleegd, is onvoldoende om te kunnen oordelen dat tank 0231 niet verwarmd hoefde te worden omdat daaruit niet hoefde te worden geleverd. Dit klemt te meer nu tussen partijen vaststaat dat op 10 mei 2001 uit tank 0231 melasse is overgeladen in een vrachtwagen, terwijl niet gesteld of gebleken is dat er uit tank 0240 melasse is geleverd.
2.27. Uit het voorgaande volgt dat op basis van de door Europoint in het geding gebrachte bewijsmiddelen niet kan worden aangenomen dat tank 0231 ten tijde van het Incident niet op het verwarmingssysteem was aangesloten.
Water uit de spiralen gelekt?
2.28. Europoint stelt dat het niet mogelijk is dat er een hoeveelheid water in de tank is gelekt die causaal relevant kan zijn voor het stimuleren van microbiële groei en het optreden van de Maillardreactie. Zij voert hiertoe aan dat de aangetroffen perforaties in de spiralen indertijd zo klein zijn geweest dat daardoor geen causaal relevante hoeveelheid water in de tank kan zijn gelekt. Als er ergens een groter lek in de leidingen zou hebben gezeten dan zou dit tot drukverlies in de leidingen hebben geleid waardoor het verwarmingssysteem zou zijn uitgevallen voordat er een causaal relevante hoeveelheid water in de tank kon lekken. Bovendien zou er bij een lek in de leidingen geen water in de tank stromen omdat de druk en het gewicht van de melasse in de tank hoger is dan de – inmiddels weggevallen – druk van het water in het leidingensysteem onder in de tank.
2.29. De rechtbank stelt voorop dat Europoint, noch [A] voldoende concreet heeft gesteld hoeveel water er nodig is om tot microbiële groei te kunnen leiden waardoor de temperatuur in de melasse zou gaan stijgen en de Maillardreactie zou veroorzaken. Bij gebreke van een ijkpunt kan de rechtbank niet beoordelen of er al dan niet voldoende water in de tank heeft kunnen lekken om (uiteindelijk) de Maillardreactie te veroorzaken. Nu Europoint belast is met het tegenbewijs tegen het vermoeden dat lekkage van water uit het verwarmingssysteem in de tank het Incident heeft veroorzaakt, dient deze onzekerheid naar het oordeel van de rechtbank voor haar risico te komen. Aan waardering van hetgeen Europoint naar voren heeft gebracht ter bewijs van haar stelling dat er niet zoveel water uit de spiralen in de tank kan zijn gelekt dat dit (uiteindelijk) tot de Maillardreactie heeft geleid, komt de rechtbank aldus niet toe.
2.30. Het voorgaande brengt met zich dat Europoint slechts in het haar opgedragen tegenbewijs kan slagen als zij aannemelijk maakt dat er – ondanks dat de spiralen lek waren – geen water in de tank is gelekt. Hiertoe voert Europoint aan dat de druk en het gewicht van de melasse hoger was dan de druk van het water in de spiralen, waardoor er geen water uit de spiralen de tank in heeft kunnen stromen. Dit wordt bevestigd door de verklaring van de heer [C] en TNO, aldus Europoint.
2.31. De verklaring van de heer [C], dat bij een volle tank de druk van de melasse op het water groter is dan de druk op het water in de spiraal, is niet met berekeningen of stukken gestaafd. Dit in tegenstelling tot de door [A] berekende druk van de melasse in de tank (2,1878 bar) en de uit de meetgegevens van het ketelhuis blijkende druk van het water in het verwarmingssysteem (3,4 – 4,4 bar), hetgeen overigens door Europoint niet is betwist. Wat TNO over de tegendruk opmerkt kan evenmin afbreuk doen aan deze onderbouwde berekening, nu TNO bij haar onderzoek uitgaat van het – zoals hiervoor onder 2.20 tot en met 2.27 uiteen is gezet – onjuiste uitgangspunt dat het verwarmingssysteem ten tijde van het Incident niet in functie was en daardoor geen druk stond op het water in de spiralen.
2.32. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat op basis van de door Europoint in het geding gebrachte bewijsmiddelen niet kan worden aangenomen dat de druk van de melasse er aan in de weg heeft gestaan dat er water uit de spiralen in tank 0231 is gelekt.
Slotsom
2.33. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat op basis van de door Europoint aangedragen bewijsmiddelen het vermoeden dat de spiralen voor het Incident lek waren en dat dit de oorzaak is geweest van het Incident niet is ontkracht en dat Europoint dus niet in het haar ter zake opgedragen tegenbewijs is geslaagd.
2.34. Op grond van het vorenstaande in verbinding met hetgeen in het tussenvonnis is bepaald onder 14., liggen de vorderingen van Europoint voor afwijzing gereed.
Proceskosten
2.35. Europoint zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [A] worden begroot op € 193,-- vastrecht, € 600,-- getuigenkosten (bestaande uit de taxe van de heer [E] € 400,--, de taxe van de heer [F] € 100,-- en de taxe van de heer [G] € 100,--) en € 4.746,-- salaris advocaat (10,5 punt x tarief € 452,-- ).
3. De beslissing
De rechtbank:
3.1. wijst de vorderingen van Europoint af,
3.2. veroordeelt Europoint in de proceskosten, aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 5.539,--,
3.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Tonkens - Gerkema, mr. S. Ju en mr. B.M. Visser en in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2011.?