ECLI:NL:RBAMS:2011:BP6943

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
465631 / HA ZA 10-2447
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verval van uitkering inboedelverzekering door opzet tot misleiden

In deze zaak vorderde eiser [A] een schadevergoeding van London Verzekeringen N.V. ter waarde van EUR 36.368,52, na een inbraak in zijn woning waarbij onder andere een trouwset werd gestolen. London had de schadeclaim afgewezen op basis van vermeende fraude, waarbij [A] opzettelijk onjuiste informatie zou hebben verstrekt. De rechtbank Amsterdam behandelde de zaak en oordeelde dat [A] inderdaad onjuiste inlichtingen had verstrekt door een factuur over te leggen die valselijk was opgemaakt. De rechtbank baseerde haar oordeel op het feit dat het euroteken en andere gegevens op de factuur met verschillende inkt waren geschreven, wat duidde op manipulatie. Bovendien waren de verklaringen van [A] en zijn zus inconsistent, wat de geloofwaardigheid van hun verhaal ondermijnde. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling van [A] dat hij geen opzet had om te misleiden. Hierdoor werd de vordering tot schadevergoeding afgewezen en werd [A] veroordeeld in de proceskosten van London, die op EUR 1.958,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 2 maart 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 465631 / HA ZA 10-2447
Vonnis van 2 maart 2011
in de zaak van
[A],
wonende te --,
eiser,
advocaat mr. C.C.C.A.M. Kuijken te Valkenswaard,
tegen
de naamloze vennootschap
LONDON VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.P. Vink te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [A] en London genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 september 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 20 december 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [A] heeft een inboedelverzekering afgesloten bij London. De algemene voorwaarden van London luiden – voor zover van belang – als volgt:
“ARTIKEL 4
Uitsluitingen
Van de verzekering is uitgesloten schade:
(…)
4.4 indien onjuiste gegevens zijn verstrekt e/o fraude is gepleegd
(…)
4.4.b. fraude:
Van de verzekering is uitgesloten fraude (handelen met als opzet de verzekeraar te misleiden), hetzij geheel danwel gedeeltelijk. Fraude heeft, afgezien van de overige vermelde gevolgen, tot gevolg dat:
(…)
- verzekeraar gerechtigd is, andere verzekeraars van de gepleegde fraude in kennis te stellen;
- er een registratie van persoonsgegevens plaatsvindt in de daartoe geëigende bestanden en tussen maatschappijen gangbare signaleringssystemen, ”
2.2. In het weekend van 18 en 19 april 2009 is er ingebroken in de woning van [A] aan het -- te --. [A] heeft op 20 april 2009 aangifte gedaan bij de politie en vervolgens ook melding gedaan bij London. Op het schadeclaimformulier heeft [A] onder meer vermeld dat een trouwset is ontvreemd ter waarde van EUR 18.150,00.
2.3. London heeft onderzoeksbureau Toplis [C] (hierna Toplis) opdracht gegeven onderzoek te doen naar de schadeclaim. Het eindverslag van expertise van Toplis (hierna het expertiseverslag) van 4 september 2009 luidt – voor zover van belang – als volgt:
“ Lijfsieraden
Met betrekking tot de schadevaststelling van de gestolen lijfsieraden overhandigde verzekerde ons meerdere originele facturen. Een van deze facturen betrof de aankoop van de gouden trouwsieraden. Deze factuur was afkomstig uit -- (India) en op de factuur was het bedrag van EUR 18.150,00 te lezen. De overige tekst op de factuur was in de Indiase taal geschreven en verzekerde verklaarde hierover dat dit de factuur betrof van de aankoop van de trouwsieraden. Tijdens nadere inspectie van deze factuur werd door ons opgemerkt dat het € teken op de factuur een andere inktkleur had dan het getal “18150”.
Onderzoek
Naar aanleiding van vorenstaande werd na overleg met opdrachtgever besloten tot het uitvoeren van een instrumentaal onderzoek waarbij werd vastgesteld dat het € teken én de punt en komma met een andere inkt was geschreven. De tekst op de factuur werd vertaald waaruit bleek dat het niet ging om de aankoop van gouden trouwsieraden maar om de aankoop van slechts één ring. (…)
(…)
Op 10 juni 2009 brachten wij een tweede bezoek aan verzekerde waarbij twee verklaringen werden opgenomen.
(…)
Op 10 juli 2009 brachten wij een bezoek aan de zus van verzekerde.
(…)
Door ons is uitgebreid onderzoek verricht naar de aantoonbaarheid van de geclaimde inboedel, lijfsieraden, audiovisuele en computer apparatuur:
(…)
Trouwsieraden
Uit het instrumentaal onderzoek is gebleken dat het € teken en de punt/komma met een andere inkt zijn geschreven. Na vertaling blijkt de omschrijving op de factuur niet overeen te komen met hetgeen verzekerde heeft geclaimd. (ring i.p.v. set met trouwsieraden) Verder verklaarden verzekerde en zijn zus niet eensluidend over het ‘aanpassen’ van de factuur.
Verzekerde overhandigde ons diverse trouwfoto’s waarop de gestolen trouwsieraden zichtbaar zijn. Door ons is onderzoek verricht naar de prijzen van trouwsets afkomstig uit India. Vastgesteld is dat een gemiddelde prijs in India tussen de twee en drieduizend euro ligt. Het door verzekerde geclaimde bedrag van EUR 18.500,00 wordt door omschreven als extreem hoog. Gezien het vorenstaande hebben wij geen schade kunnen vastgesteld.
(…)
Wij hebben de schade, onder nadrukkelijk voorbehoud van dekking, als volgt vastgesteld.
Inboedel
(…)
Totaal inboedel inclusief BTW EUR 670,00
Computerapparatuur en toebehoren
(…)
Totaal computer inclusief BTW EUR 6.697,00
Audiovisueel
(…)
Totaal audiovisueel inclusief BTW EUR 6.301,52
Lijsieraden (aangetoond/aannemelijk)
(…)
Totaal inclusief BTW EUR 3.092,07
Ter beoordeling behandelaar
Cartier horloge (claim EUR 5.000,00) (…)
Rolex horloge (claim EUR 6.000,00 (…)
Trouwsieraden -- India (claim EUR 18.500,00)
Hanger en oorbel met diamanten Turkije (claim EUR 3.860,00)
Gouden ketting, armband, oorbellen. Ring met diamant Turkije (claim EUR 6.225,00) (…)
EUR 600,00 contant geld uit spaarpot dochter (…)
Totaal claim ter beoordeling EUR 39.835,00
(…)
2.4. De verklaringen van [A] zijn als bijlage bij het expertiseverslag gevoegd. Deze luiden voor zover van belang als volgt:
“Op 10 juni 2009, werd door mij, [D], werkzaam als schade-expert bij Toplis [C] een verklaring opgenomen van:
(…) [A]
(…)
U toont mij een factuur van [E] Jewelers te -- d.d. 14 augustus 2007. Hierop is het bedrag van EUR 18.150,00 te lezen. Dit betreft de aankoopnota van de trouwset van mijn echtgenote. Deze trouwset is zijn door mij zus, genaamd [B], in India gekocht. Zij was toen in India ze heeft deze sieraden toen voor ons gekocht. Zij bezocht daar onze [F] en ik had haar het geld meegegeven. Ik heb haar toen meer als EUR 25.000,00 meegegeven. Hiervan heeft ze dus de trouwset gekocht. Dat ik haar dat geld heb gegeven is geen bewijs. Trouwsieraden zijn redelijk universeel en zien er vaak hetzelfde uit. Het handwerk, het aantal delen en het gewicht bepalen uiteindelijk de waarde. (…)”
“Op 10 juni 2009, werd door mij, [D], werkzaam als schade-expert bij Toplis [C] een verklaring opgenomen van :
(…) [A]
(…)
Ik heb zojuist een verklaring afgelegd omtrent de door mij geclaimde lijfsieraden. Hierbij heb ik uitleg gegeven over de aankoop van een trouwset in -- (…)
(…)
U confronteert mij met het feit dat er aan deze aankoopnota een instrumentaal onderzoek is verricht (…).
Ik kan hierop zeggen dat mijn zus de set heeft gekocht. (…). Mijn zus heeft na de aankoop bemerkt dat er geen euroteken op de factuur stond en is naderhand teruggegaan om dit aan te laten passen. Vandaar dat er twee soorten inkt op deze factuur staan. Ik heb dit na uw eerste bezoek nagevraagd bij mijn zus.”
2.5. De verklaring van de zus van [A] is als bijlage bij het expertiseverslag gevoegd. Deze luidt voor zover van belang als volgt:
“Op 10 juli 2009, werd door mij, [D], werkzaam als schade-expert bij Toplis [C] een verklaring opgenomen van:
[B]
(…)
Ik kan u zeggen dat ik deze sieraden inderdaad heb gekocht. Dit was in augustus 2007 toen ik samen met mijn gezin in India op vakantie was. Wij hadden een rondreis gepland en mijn broer [A] had mij EUR 25.000,00 meegegeven. [A] ging namelijk in september 2007 trouwen en hij verzocht mij om traditionele trouwsieraden en Indiase kleding te kopen. Hij gaf me dus EUR 25.000,00 contant geld mee.
(…)
Uiteindelijk heb ik een set trouwsieraden voor mijn broer gekocht. Dit waren oorbellen, drie kettingen en ringen voor de vrouw van [A] maar ook ringen, een armband en een ketting voor hem zelf. Dit waren gewoon de traditionele sieraden in 22 karaat goud.
(…)
U toont mij nu de nota (…). Ik kan u zeggen dat dit inderdaad de nota is die ik van de verkoper in -- heb gekregen. U vraagt mij of er nog iets bijzonders met de bon aan de hand was. Nee, met de bon was niets bijzonders. Ik heb de sieraden meegekregen en gewoon betaald.
U deelt mij mede dat u de nota heeft laten onderzoeken en dat blijkt dat het EUR teken een andere inktsoort heeft. Ik kan u zeggen dat ik dit niet wist. Kennelijk heeft de verkoper met verschillende pennen op de nota geschreven.
U deelt mij mede dat mijn broer [A] tegenover u heeft verklaard dat ik het euro teken er ná de aankoop op heb laten zetten omdat ik opgemerkt zou hebben dat er geen valutateken op de nota stond. Ik zou zelfs terug zijn gegaan om dit alsnog te laten aanvullen. Ik kan u zeggen dat dit niet klopt. Ik ben niet terug gegaan. Dit is de eerste keer dat ik dit nu hoor. Ik heb geen idee hoe hij hier bij komt. Ik heb het nooit met hem over een euroteken op die nota gehad.
(…)
Ik kan u nogmaals zeggen dat ik deze nota heb gekregen voor de aankoop van die sieraden, Ik heb het euro teken niet laten aanbrengen.”
2.6. De door [A] aan London verstrekt factuur ten behoeve van de trouwset (hierna de factuur) is als bijlage bij het expertiseverslag gevoegd en luidt als volgt:
2.7. Bij brief van 23 september 2009 heeft London [A] bericht dat [A] opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt met het kennelijke doel haar te misleiden en dat het verzoek tot schade-uitkering onder de inboedelverzekering wordt afgewezen. Verder heeft London [A] bericht dat zij de gegevens van [A] zal laten opnemen in het Incidentenregister en het Centraal Informatie Systeem.
2.8. Een brief van de advocaat van [A] aan de zus van [A] van 10 december 2009 luidt – voor zover van belang – als volgt:
“ In opgemelde zaak heb ik u op 9 december 2009 gebeld en u gevraagd wat u hebt gezegd tegen expert [D] (…).
U hebt mij medegedeeld, dat u de heer [D] duidelijk hebt medegedeeld, dat u in de winkel bemerkte dat er geen valutateken was geplaatst en dat u vervolgens aan de verkoopster hebt gevraagd om een valutateken te plaatsen.
U deelde mede ook tegen de onderzoeker te hebben gezegd, dat u niet bent teruggegaan naar de winkel omdat u nog in de winkel was.
U hebt mij nog gevraagd wat de betekenis is van de zin in mijn verklaring: “ik heb het nooit met hem over een euroteken op die nota gehad”.
Als antwoord hierop geef ik: bij terugkomst in Nederland heb ik de rekening aan mijn broer gegeven.
Hierbij heb ik mijn broer niets verteld omtrent het feit dat ik in de winkel nog tot de ontdekking kwam, dat er geen valutateken was geplaatst en dat ik daarom alsnog heb gevraagd een valutateken te plaatsen. Ik heb dat niet verteld, omdat ik het niet heb gezien als iets van enig belang.
Indien u van mening bent dat het hiervoor cursief opgenomen gedeelte van deze brief een juiste weergave is van ons telefoongesprek, dan mag ik u vragen om het hierbijgaande extra kopie van deze brief voor akkoord te ondertekenen (…).”
2.9. Bij vonnis van 14 januari 2010 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de vorderingen van [A] tot uitkering van de schade tot een bedrag van EUR 22.700,00 en tot doorhaling van de registratie in de registers afgewezen. Volgens de voorzieningenrechter is niet uit te sluiten dat de bodemrechter tot de conclusie komt dat sprake is van fraude bij de door [A] ingestelde claim tot vergoeding van de Indiase trouwset.
3. Het geschil
3.1. [A] vordert samengevat - veroordeling van London tot betaling van EUR 36.368,52 vermeerderd met rente en kosten. Daarnaast vordert [A] London te veroordelen om, op straffe van verbeurte van een dwangsom, aan alle personen en rechtspersonen waaraan zij of Toplis kenbaar heeft gemaakt dat [A] ten aanzien van de verzekeringsclaim heeft gefraudeerd, dan wel onwaarheden bij die claim heeft verteld en/of onbetrouwbaar zou zijn schriftelijk kenbaar te maken dat die uitlatingen onjuist zijn en London te bevelen dat zij zich tot het uiterste inspant om de vermeldingen van [A] in het Incidentenregister, het centraal Informatie Systeem en het Bureau Justitiële Zaken ongedaan te maken.
3.2. [A] legt aan zijn vordering het navolgende ten grondslag.
London weigert ten onrechte uitkering van het schadebedrag. [A] betwist dat hij met de factuur (zie 2.6) opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt. Dat blijkt volgens [A] ook niet uit de door London daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden. [A] vordert uitkering van de door hem geleden schade zoals vastgesteld in het expertiseverslag. De schade is als volgt samengesteld:
Inboedel EUR 670,00
Computerapparatuur EUR 6.697,00
Audiovisueel EUR 6.301,52
Lijfsieraden EUR 22.700,00
Totaal EUR 36.368,52.
3.3. London voert verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. London heeft zich beroepen op het verval van rechten van [A] uit hoofde van de verzekeringsovereenkomst. Daarbij heeft zij zich gebaseerd op artikel 7:941 lid 5 BW en artikel 4 van haar algemene voorwaarden. Volgens London heeft [A] haar met de factuur onjuiste inlichtingen verstrekt met de opzet haar te misleiden.
4.2. Vast staat dat [A] in verband met de trouwset een factuur aan London heeft verstrekt die blijkens de omschrijving ziet op de aanschaf van een ring met gele topaas. Daarmee heeft [A] onjuiste inlichtingen verschaft aan London. [A] zegt ook zelf dat indien hij zou hebben geweten dat de omschrijving onjuist was, hij de factuur niet, althans niet zonder toelichting, had overgelegd.
4.3. [A] stelt zich echter op het standpunt dat bij hem geen opzet tot misleiden aanwezig is geweest. Hij is de Indiase taal niet machtig en hij wist niet dat de omschrijving onjuist was.
4.4. London heeft verschillende omstandigheden naar voren gebracht waaruit de opzet tot misleiding van London zou kunnen blijken. Nadat [A] de factuur had ingediend om zijn schadeclaim te ondersteunen, kreeg London het vermoeden dat deze factuur valselijk was opgemaakt. London is hierop een onderzoek gestart. Daaruit is gebleken dat het € teken voor de cijfers 18150 en de komma en de punt na de cijfers 18150 (zie 2.6.) met een andere inkt zijn geschreven. [A] en zijn zus hebben daarover wisselende en met elkaar tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Daar komt nog bij dat volgens de schade-expert van London een trouwset in India gemiddeld EUR 2.000,= tot EUR 3.000,= kost. Verder stelt London dat 18150 rupee omgerekend naar de wisselkoers ten tijde van de aankoop EUR 330,59 bedraagt en dat daaruit kan worden afgeleid dat de factuur inderdaad ziet op de aankoop van een ring met gele topaas.
4.5. Met London is de rechtbank van oordeel dat uit de door haar genoemde feiten en omstandigheden de opzet tot misleiden van [A] kan worden afgeleid. Blijkens de omschrijving ziet de factuur op de aanschaf van een gele topaas ring en [A] heeft onvoldoende weersproken dat een bedrag van 18150 rupee voor een dergelijke ring een reële prijs is. Verder staat vast dat het euroteken en de komma en de punt met een andere inkt zijn geschreven. Tussen partijen is niet in geschil dat het euroteken, de komma en punt er later zijn bijgeschreven. De vraag is alleen door wie deze er zijn bijgeschreven.
4.6. Volgens [A] is dit door de verkoper in de winkel gedaan. [A] baseert deze stelling op hetgeen zijn zus daarover tegenover hem zou hebben verklaard. Zelf was hij naar eigen zeggen bij de aankoop niet aanwezig. [A] legt evenwel wisselende verklaringen af over hetgeen hij van zijn zus zou hebben gehoord. In eerste instantie verklaart hij dat zij na de aankoop bemerkte dat het valutateken ontbrak en dat zij is teruggegaan. Later verklaart hij dat zij het al in de winkel bemerkte. In eerste instantie verklaart hij dat hij dit alles van zijn zus heeft gehoord. Later verklaart hij dat hij dit van zijn zwager heeft gehoord. Ter comparitie verklaart [A] vervolgens dat zijn zwager ontdekte dat het euroteken ontbrak. Wat er verder ook van zij, de zus van [A] weerspreekt tegenover de onderzoeker van Toplis de stelling van [A]. Zij heeft tegenover de onderzoeker verklaard dat de verklaring van [A] niet juist is en dat zij het euro teken niet heeft laten aanbrengen. Weliswaar heeft [A] daarna een verklaring in het geding gebracht waarin zijn zus (zie 2.8) kennelijk terugkomt van deze verklaring, maar anders dan [A] betoogt betekent dat niet dat de eerste verklaring tegenover de onderzoeker dan onjuist is. Beide verklaringen zijn door de zus ondertekend en niet kan worden vastgesteld welke verklaring de juiste is. [A] heeft aangevoerd dat zijn zus de verklaring zoals afgelegd tegenover de onderzoeker tamelijk vluchtig en zonder leesbril heeft gelezen en dat zij niet heeft begrepen dat deze wellicht niet geheel overeenstemde met hetgeen zij had gezegd. Bovendien stelt [A] dat zijn zus de Nederlandse taal niet goed machtig is en dat de verklaring niet werd voorgelezen. Tot slot had zij net nachtdienst gehad. Nog daargelaten dat de onderzoeker zulks betwist, betekent dat nog niet dat de verklaring zoals door de onderzoeker is opgenomen en door haar is ondertekend niet juist is.
[A] legt ter onderbouwing van zijn stelling dat de winkelier het valutateken heeft aangebracht dus wisselende verklaringen af, die ook niet steeds overeenstemmen met de verklaringen van zijn zus. Daarmee heeft hij zijn verweer onvoldoende onderbouwd. Daar komt nog bij dat onvoldoende is gesteld of gebleken waarom het voor de zus van belang was dat er door de winkelier alsnog een valutateken op werd geplaatst. Volgens [A] hechtte hij zelf geen waarde aan een bonnetje. Volgens de verklaring van de zus van [A] hebben zij destijds een bedrag meegekregen van [A] om sieraden en kleding te kopen en mochten zij het restant houden. Niet is dan ook komen vast te staan dat het euroteken door de winkelier erop is gezet. Namens [A] is nog aangevoerd dat het dan door iemand anders erop moet zijn gezet. Voor zover hij doelt op zijn zus, dan wel zijn zwager, valt niet in te zien welk belang zij daarbij zouden hebben gehad. Onweersproken is immers gebleven dat zij het restant mocht houden.
4.7. Het voorgaande leidt ertoe dat [A] een factuur heeft overgelegd, waarvan op basis van het onderzoek kan worden aangenomen dat deze valselijk is opgemaakt en dat [A] onvoldoende heeft aangevoerd om de aanpassingen op de factuur te verklaren. De rechtbank gaat om die reden dan ook voorbij aan het bewijsaanbod en gaat er vanuit dat [A] deze factuur heeft overgelegd met de opzet te misleiden.
4.8. Gelet op het voorgaande is de verplichting voor London tot uitkering van de schade vervallen. Dit zou alleen anders kunnen zijn indien zich bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die ertoe leiden dat het gehele verval van de uitkering niet gerechtvaardigd is. Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn niet gesteld of gebleken. De vordering tot uitkering van de schade wordt dan ook afgewezen.
4.9. Nu niet is weersproken dat London in geval van fraude op grond van de algemene voorwaarden gerechtigd is tot registratie van de gegevens van [A], is de vordering tot ongedaanmaking van die registratie evenmin toewijsbaar.
4.10. [A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van London worden begroot op:
- vast recht 800,00
- salaris advocaat 1.158,00 (2,0 punten × tarief EUR 579,00)
Totaal EUR 1.958,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van London tot op heden begroot op EUR 1.958,00,
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Hall en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2011.