vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 439761 / HA ZA 09-3165
de naamloze vennootschap
ING BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. L.A.L. Westerwoudt te Haarlem,
1. [A],
2. [B],
beiden wonende te --,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. O.L.M. Heuts te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ING en gedaagden in conventie, eisers in reconventie gezamenlijk [A] c.s. en afzonderlijk [A] en [B] worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, met producties
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie, met productie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, met producties
- de akte uitlating producties in conventie tevens conclusie van dupliek in reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [A] en [B] zijn gehuwd en hebben twee kinderen. [A] c.s. heeft met ING in juni 2005 een hypothecaire geldlening afgesloten betreffende een woning te --. Daarnaast is [A] c.s. in december 2005 ter financiering van een woning in -- met ING een hypothecaire geldlening aangegaan, waarna hij laatstgenoemde woning is gaan bewonen. Op beide leningen zijn algemene voorwaarden van toepassing, voor zover thans van belang luidende als volgt:
“Algemene bepalingen van geldlening
(…)
Artikel 10. Vervroegde opeisbaarheid van de lening
1. De bank zal van haar in lid 2 van dit artikel omschreven recht de lening op te eisen alleen dan gebruik maken, indien haar belangen dit naar haar oordeel wenselijk maken en zal ingeval van die opeising kunnen vorderen, dat de lening terstond wordt betaald.
2. De lening is terstond opeisbaar indien:
(…)
b. een verklaring of opgave van of namens schuldenaar in strijd is met de waarheid, een voor de bank van belang zijnde omstandigheid is verzwegen (…)”
“Algemene voorwaarden van de bank
(…)
Artikel 30. Opzegging van de relatie
De relatie tussen de cliënt en de bank kan zowel door de cliënt als door de bank worden opgezegd. Indien de bank de relatie opzegt zal zij de cliënt desgevraagd de reden van die opzegging meedelen. Na opzegging van de relatie zullen de tussen de cliënt en de bank bestaande individuele overeenkomsten zo spoedig mogelijk worden afgewikkeld met inachtneming van de daarvoor geldende termijnen. (…)”
2.2. [A] is bestuurder en aandeelhouder van de besloten vennootschap Transparanz B.V. (hierna: Transparanz), die bemiddelde bij hypotheekaanvragen onder meer bij ING. Bij Transparanz was vanaf augustus 2005 tot juli 2007 tevens werkzaam de heer [C] (hierna: [C]). [B] heeft een eenmanszaak met de naam Astoria Business Coaching (hierna: Astoria) en hield zich onder meer bezig met administratiewerkzaamheden ten behoeve van derden.
2.3. Een door medewerkers van ING opgesteld en door [D] (hierna: [D]) “voor akkoord” ondertekend interviewverslag van 12 december 2007 vermeldt, dat laatstgenoemde heeft verklaard, dat de aan haar getoonde en op haar naam gestelde werkgeversverklaring en loonafrekening van Astoria vals zijn, aangezien zij nooit werkzaam is geweest voor of loon heeft ontvangen van Astoria. Voorts heeft [D] verklaard dat haar inkomen bij KLM ontoereikend was om de door haar gewenste hypothecaire geldlening te verkrijgen en dat [A] haar toen op de loonlijst van Astoria heeft gezet. [D] heeft daarnaast nog volgens dat verslag verklaard dat zij voorafgaand aan het interview een SMS-bericht van [A] ontving, dat zij overigens aan de medewerkers van ING heeft laten lezen, met de volgende tekst:
“Hoi [D], nog een laatste ding, als ze vragen met wie je hebt gesproken bij Transparanz zeg dan dat je met [C] hebt gesproken, achternaam weet je niet. Als ze vragen of je [B] kent kun je gewoon vertellen dat haar kent ivm die belastingproblemen. Als ze vragen of je mij kent kun je zeggen dat je mij alleen telefonisch een keer hebt gesproken. (…)”.
2.4. Blijkens een door medewerkers van ING opgesteld en door [E] (hierna: [E]) “voor akkoord” ondertekend interviewverslag van 10 januari 2008, heeft laatstgenoemde verklaard, dat [A] hem voorgehouden heeft dat als zijn inkomen onvoldoende was voor de door hem gewenste hypotheek hij in dienst kon gaan bij [F] Installaties B.V. (hierna: [F]), een bedrijf van de stiefvader van [B]. [E] was het volgens het verslag daar niet mee eens en heeft nooit voor [F] gewerkt en nooit loon ontvangen. De hem getoonde en door [B] getekende werkgeversverklaring van [F] van 21 februari 2007 en de salarisspecificatie over januari 2007 van [F] zijn volgens [E] dan ook vals. Kennelijk zijn deze stukken door [A] gebruikt voor de aanvraag van een hypotheek ten behoeve van [E], maar dat is dan buiten hem om gebeurd, aldus [E].
2.5. In een door medewerkers van ING opgesteld en door [G] (hierna: [G]) “voor akkoord” ondertekend interviewverslag van 5 februari 2008 staat vermeld dat laatstgenoemde heeft verklaard, dat hij vanaf 2001 tot september 2007 werkzaam was voor Transparanz. In verband met zijn behoefte aan een hypothecaire geldlening heeft [G] met [A] besproken dat zijn inkomen te laag was om de benodigde hypothecaire geldleningen te verkrijgen. Voorts heeft [G] verklaard dat [A] ervoor zorgde dat [B] een werkgeversverklaring en een loonstrook van Transparanz maakte waarop valselijk het voor de hypotheekaanvragen benodigde inkomen werd gezet. De aan [G] getoonde werkgeversverklaringen van Transparanz zijn, volgens zijn in het verslag opgenomen verklaring, vals, aangezien een hoger bruto jaarinkomen vermeld werd dan het werkelijk genoten inkomen. Ook de aan [G] getoonde salarisspecificaties van Transparanz over maart 2005 en november 2006 zijn volgens hem vals en zijn opgesteld door [B]. Bij dit verslag is een tweetal werkgeversverklaringen gevoegd, waarvan de ene van 11 april 2005 is ondertekend voor [B] en de andere van 19 oktober 2006 door [A]. Bij de handtekeningen van [A] c.s. staat vermeld: “Ondergetekende verklaart namens de werkgevers dat alle gegevens naar waarheid zijn ingevuld”.
2.6. Bij brief van 15 mei 2008 is door ING aangifte gedaan bij de Politie Flevoland tegen onder meer Transparanz, [A] c.s. en [C] ter zake valsheid in geschrifte en oplichting. ING stelt in deze aangifte dat bij diverse hypothecaire leningen, die via Transparanz tot stand zijn gekomen, de bij de aanvraag aangeleverde inkomensbescheiden (werkgeversverklaringen en loonafrekeningen) vals zijn. De aangifte heeft betrekking op 15 gevallen van hypothecaire geldverstrekking met, volgens ING, gebruikmaking van valse inkomensbescheiden na bemiddeling van Transparanz en betreft onder meer de hypotheekgevers [D], [G] en [E].
2.7. Na opzegging en opeising door ING van de hypothecaire geldleningen van [G] heeft laatstgenoemde in kort geding een verbod, althans schorsing van de executie gevorderd. Bij vonnis van 20 november 2008, welk vonnis inmiddels in kracht van gewijsde is gegaan, is die vordering afgewezen, waarbij onder meer het volgende is overwogen:
“Hoewel er vanuit mag worden gegaan dat [G] zich tijdens het gesprek met de medewerkers van de ING onder druk gezet voelde, heeft hij op geen enkele wijze aannemelijk kunnen maken dat hij als gevolg van die druk heeft verklaard in strijd met de waarheid. [G] heeft ter zitting bovendien bevestigd dat er twee versies bestaan van de salarisspecificatie van maart 2005, en dat de valse versie (met een hoger inkomen) is meegestuurd met de hypotheekaanvraag.
(…)
Vaststaat dat [G] heeft erkend dat hij geldleningen heeft aangevraagd op basis van valse werkgeversverklaringen en loonstroken. Vaststaat ook dat [G] op dat moment werkzaam was als hypotheekadviseur bij Transparanz, een financiële dienstverlener, werkzaam als intermediair voor banken en verzekeringsmaatschappijen in Nederland (…). ”
2.8. Bij brieven van 28 januari 2009 heeft ING de twee leningen van [A] c.s. onder verwijzing naar artikel 10.2.b van de algemene bepalingen (zie r.o. 2.1) opgeëist wegens valsheid in geschrifte “gepleegd jegens de ING Bank BV waarvoor op 15 mei 2008 ook aangifte is gedaan bij de Politie Flevoland”.
2.9. In een e-mail van [G] van 27 juli 2009 aan [A] staat voor zover thans van belang het volgende:
“Ik ben door ING uitgenodigd voor een gesprek omdat er onvolkomenheden met mijn hypotheek waren geconstateerd. (…)
Omdat ze me behoorlijk onder druk hebben gezet is er een hele vervelende verklaring uitgekomen (voor zowel jullie als voor mijzelf) waarbij er dingen anders opgeschreven zijn dan ik heb gezegd. Ik werd verplicht om de verklaring te ondertekenen, als ik niet zou tekenen zou mijn lening worden opgeeist.
We hebben tijdens mijn kort geding om de opeising tegen te gaan dit ook aangevoerd.”
2.10. Bij vonnis in kort geding van 13 augustus 2009 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank ING op vordering van [A] c.s. verboden om over te gaan tot parate executie van haar recht van hypotheek ten aanzien van de woning -- en de woning -- zolang niet voldoende aannemelijk is geworden dat [A] c.s. zich aan (een) andere fraudeza(a)k(en) dan de zaak [D] heeft schuldig gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 1 miljoen per keer dat zij in strijd handelt met dit verbod. Daarbij heeft de voorzieningenrechter onder meer overwogen:
“4.11 Al met al kan worden geconcludeerd dat gelet op de stand van zaken in het strafrechtelijk onderzoek, de omstandigheid dat – behalve in de zaak [D] – vooralsnog niet voldoende aannemelijk is dat eisers bij de overige fraudezaken (verwijtbaar) betrokken zijn, er (…) – mede gezien de belangen van eisers – niet voldoende zwaarwegende grond voor ING bestaat om thans tot beëindiging van de relatie met eisers over te gaan en in dat kader de hypothecaire geldleningen op te zeggen en tot parate executie over te gaan.
(…)
Als in het strafrechtelijk onderzoek naar voren komt dat eisers bij (een) andere fraudeza(a)k(en) dan de zaak [D] betrokken zijn, kan het opzeggen van de hypothecaire geldleningen gerechtvaardigd zijn.”
2.11. De relatie van ING met Transparanz is beëindigd. Transparanz verkeert sinds 4 mei 2010 in staat van faillissement.
3. Het geschil
in conventie
3.1. ING vordert samengevat – een verklaring voor recht dat er voldoende zwaarwegende gronden zijn voor haar om de relatie met [A] c.s. op te zeggen op grond van artikel 10.2b van de Algemene Bepalingen en/of artikel 30 van de Algemene voorwaarden en/of de toepasselijke Wft-regelgeving en dat er ook voldoende zwaarwegende gronden zijn om over te gaan tot parate executie van de woningen van [A] c.s. te -- en --, althans de niet-bewoonde woning te --, een en ander met veroordeling van [A] c.s. in de proceskosten en uitvoerbaar verklaring bij voorraad.
3.2. [A] c.s. voert verweer. [A] heeft erkend dat hij bij de hypotheekaanvraag voor [D], een zuster van een schoonzuster van [B], gebruik heeft gemaakt van een door hemzelf opgemaakte verklaring op briefpapier van Astoria, waarin ten onrechte verklaard werd dat [D] in vaste dienst en tegen een bepaald salaris werkzaam is voor Astoria. [A] deed dit om [D] te helpen. ING heeft op basis van deze onjuiste gegevens een hypothecaire lening verstrekt. [B] was hiervan echter niet op de hoogte en de weergave (r.o. 2.3) van het door [D] aan ING getoonde sms-bericht is onjuist. [D] heeft zich inmiddels van haar tegenover ING afgelegde verklaring gedistantieerd. Bovendien vormen de gedragingen van [A] geen grond voor opzegging van de hypothecaire geldlening van [A] c.s. in privé, aangezien hij de hem verweten handelingen verrichtte in hoedanigheid van werknemer/bestuurder van Transparanz, aldus [A] c.s. Parate executie is voorts disproportioneel en levert misbruik van bevoegdheid op. De hypotheekfraude is immers mogelijk gemaakt door (medewerkers van) ING zelf, doordat Transparanz op voorspraak van ING met [C] in zee is gegaan. ING heeft bovendien pas vier dagen voor het kort geding van [A] c.s. tegen ING inzicht gegeven in de documenten die aan de beschuldigingen ten grondslag liggen. ING heeft de betrokken hypotheekgevers aangezet tot het afleggen van negatieve verklaringen en zij heeft geweigerd met gedaagden in overleg te treden over onderhandse verkoop van de woning in -- en herfinanciering van de woning in --. Herfinanciering is overigens niet mogelijk zolang de vermelding van [A] c.s. in het Externe Verwijzings Register gehandhaafd blijft.
3.3. Met betrekking tot het dossier [G] heeft [A] c.s. voorts verklaard dat ING [G] onder druk heeft gezet om [A] c.s. te beschuldigen door te dreigen zijn woning te executeren indien hij zijn verhaal niet in de door ING gewenste zin zou aanpassen. Daarop heeft [G] verklaard dat de werkgeversverklaring vals is en dat [B] daarvoor verantwoordelijk is. [G] heeft inmiddels toegegeven (in de in r.o. 2.9 aangehaalde e-mail) dat hij aldus tegen ING niet naar waarheid heeft verklaard, aldus [A] c.s.
3.4. Met betrekking tot het dossier [E] heeft [A] c.s. aangevoerd dat [B], die de salarisadministratie van [F] verrichtte, in opdracht van de directie van [F] een werkgeversverklaring heeft opgesteld en dat de directie dit weer heeft gedaan op verzoek van [E]. [A] heeft deze werkgeversverklaring vervolgens gebruikt bij de hypotheekaanvraag van [E]. Het is volgens [A] c.s. zeer de vraag of deze werkgeversverklaring vals is.
3.5. Met betrekking tot de overige, in de aangifte van ING genoemde dossiers heeft [A] c.s. iedere betrokkenheid betwist.
in reconventie
3.6. [A] c.s. vordert samengevat - veroordeling van ING tot betaling van EUR 2 miljoen en tot verstrekking van een correctieafrekening, op straffe van een dwangsom van EUR 100 per dag, en tot betaling van hetgeen ING blijkens deze correctieafrekening aan [A] c.s. verschuldigd is, vermeerderd met rente en kosten. [A] c.s. voert daartoe aan dat op 18 augustus 2009 door de deurwaarder is geconstateerd dat ING de parate executie van haar hypotheekrecht na betekening van het kort-geding vonnis van 13 augustus 2009 heeft voortgezet, doordat de woningen op eerstgenoemde datum nog altijd vermeld stonden in de openbare veilingaankondigingen, meer in het bijzonder op de internetsite www.veilingbiljet.nl. Daarnaast is ING gehouden een deugdelijke correctieafrekening te verstrekken, zonder doorbelasting van kosten van de door de voorzieningenrechter verboden veiling en zonder vermelding dat sprake is van een achterstand.
3.7. ING voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
Inzake [D]
4.1. Zonder nadere bewijslevering kan als vaststaand worden aangenomen dat [A] bij de hypotheekaanvraag van [D] gebruik heeft gemaakt van een door [A] zelf op briefpapier van Astoria gestelde valse werkgeversverklaring en dat ING mede op basis van die verklaring een hypothecaire lening aan [D] heeft verstrekt. Daarnaast is er volgens ING bij de hypotheekaanvraag een op naam van [D] gestelde valse loonafrekening gebruikt van Astoria. [A] c.s. heeft dit niet weersproken, zodat ook dit vaststaat en aangenomen moet worden (gelet op zijn verklaring met betrekking tot de werkgeversverklaring en de verklaring van [D] dat zij van beide stukken voor het eerst op 12 december 2007 kennis heeft genomen) dat [A] ook verantwoordelijk is voor de valse loonafrekening. Het verweer dat [D] zich volgens [A] c.s. inmiddels zou distantiëren van haar tegenover ING afgelegde verklaring wordt verworpen, omdat [A], die heeft toegegeven betrokken te zijn geweest bij deze hypotheekaanvraag met valse werkgeversverklaring, niet heeft toegelicht hoe en wanneer de verklaring is herroepen en dat en waarom de verklaring van [D] onjuist is.
Inzake [G]
4.2. Niet is weersproken door [A] c.s. dat in dit dossier gebruik is gemaakt van een valse werkgeversverklaring en salarisspecificatie. Evenmin is weersproken de door [G] beschreven rol (r.o. 2.5) van [A]. Ter ondersteuning van zijn verweer, dat [G] onder druk van ING ten onrechte [A] c.s. heeft beschuldigd van gebruikmaking van een valse werkgeversverklaring en salarisspecificatie, is verwezen naar de schriftelijke verklaring van [G] (r.o. 2.9). [G] verklaart daarin weliswaar dat “er dingen anders zijn opgeschreven dan ik heb gezegd”, maar niet wat dan wel de juiste lezing is. Blijkens het vonnis van de voorzieningenrechter van 20 november 2008 heeft [G] in zijn kort geding tegen ING aangevoerd dat [A] en [B] gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de gebruikte werkgeversverklaring en dat zij handelden op advies van een medewerker van ING (r.o. 3.2). Daarnaast heeft [G] toen verklaard dat er twee versies van de salarisspecificatie van maart 2005 in omloop waren (r.o. 4.3). [A] c.s. heeft in dit verband slechts aangevoerd dat [B] voor Astoria, die de salarisadministratie van Transparanz deed, de werkgeversverklaring op naam van Transparanz op verzoek van [G] heeft opgesteld, maar dat zij over de inhoud van die verklaring niet kon oordelen omdat zij niet de werkgever van [G] is. Naar het oordeel van de rechtbank kan [A] c.s. zich niet verschuilen achter [G] als het gaat om de juistheid van de op de werkgeversverklaringen (en salarisspecificatie) vermelde gegevens, aangezien [A] c.s. als ondertekenaar heeft in te staan voor de juistheid van de ingevulde gegevens, zoals ook onderaan de verklaring vermeld staat (“Ondergetekende verklaart namens de werkgevers dat alle gegevens naar waarheid zijn ingevuld”). Nu de ene werkgeversverklaring, naar ING onweersproken stelt, is ondertekend door [A] en de andere door [B], staat vast dat beiden betrokken waren bij de valsheid. [B] heeft blijkens de verklaring namens Transparanz getekend zodat het op haar weg lag om nader toe te lichten wat zij heeft gedaan om bij [A], directeur van Transparanz, de juistheid van de gegevens te verifiëren. [A] heeft de verklaring bij ING ingediend.
Inzake [E]
4.3. Ook ten aanzien van [E] heeft te gelden dat [A] en [B] zich niet kunnen verschuilen achter een derde, die bovendien tevens belanghebbende is bij de hypotheekaanvraag, indien zij door ondertekening verklaren in te staan voor de waarheid van de ingevulde gegevens. [B] heeft, naar ING onweersproken stelt, de werkgeversverklaring voor [F] opgesteld en [A] heeft de verklaring bij ING ingediend. Het lag op hun weg, gelet op de verklaring van [E], om nader toe te lichten wat zij hebben gedaan om de juistheid van de gegevens te verifiëren, hetgeen zij hebben nagelaten. [A] c.s. heeft niet meer gesteld dan dat het de vraag is of de werkgeversverklaring vals is, omdat [E] bij [A] is gekomen met de werkgeversverklaring. Daarmee is niet gemotiveerd weersproken dat de door [B] namens [F] ondertekende werkgeversverklaring vals is en door [A] gebruikt is voor de hypotheekaanvraag van [E], zoals door [E] blijkens het interviewverslag is verklaard. Daarom moet worden aangenomen dat [A] c.s. bij deze fraude betrokken zijn.
De rechtsverhouding tussen partijen
4.4. Uit het vorenstaande blijkt dat zonder nader bewijslevering kan worden vastgesteld dat [A] c.s. betrokken is geweest bij meerdere gevallen van hypotheekfraude, waarbij ING door het gebruik van valse of vervalste documenten is bewogen tot het verstrekken van hypothecaire geldleningen aan derden. Dat [A] en [B] daarbij niet (altijd) handelden als privé personen, maar ook wel als bestuurder/werknemer of gemachtigde van Transparanz en andere (rechts)personen, is naar het oordeel van de rechtbank niet van doorslaggevend belang bij beoordeling van de vraag of opzegging van de geldleningen toelaatbaar is. Onder deze omstandigheden kan van ING redelijkerwijs niet worden gevergd dat zij tegen haar zin in een contractuele verhouding blijft staan met de personen die meermalen betrokken zijn geweest bij jegens haar gepleegde frauduleuze handelingen. Dat zij de overeenkomsten van geldlening zijn aangegaan als natuurlijke personen, terwijl zij als bestuurder/werknemer of gemachtigde van een rechtspersoon betrokken waren bij de fraude is niet relevant, al was het maar omdat een rechtspersoon altijd handelt via een natuurlijke persoon. Een bank heeft gelet op de vereiste vertrouwensrelatie met haar cliënten een gerechtvaardigd belang om haar relatie te beëindigen in het geval van fraude, ongeacht de hoedanigheid waarin de fraude is gepleegd. Daarbij komt dat [B] de haar verweten handelingen verrichtte als natuurlijke persoon, handelend onder de naam Astoria. ING maakt dan ook geen misbruik van haar bevoegdheid door de relatie met [A] c.s. op te zeggen en over te gaan tot opeising van de geldleningen op grond van artikel 10.2b van de Algemene Bepalingen van Geldlening en artikel 30 van de Algemene voorwaarden van de bank. Indien de opgeëiste hypothecaire leningen niet binnen een redelijke termijn worden terugbetaald is ING op grond van het bepaalde in artikel 3:268 BW gerechtigd om over te gaan tot parate executie. Daarbij komt het de rechtbank redelijk voor dat aan [A] c.s. een termijn van minimaal 6 maanden wordt gegeven voor onderhandse verkoop, nu al vanaf de opzegging van 28 januari 2009 rekening had kunnen worden gehouden met het voornemen van ING de relatie te beëindigen. De primair gevorderde verklaring voor recht zal dan ook worden toegewezen zoals hierna vermeld.
4.5. [A] c.s. heeft nog aangevoerd dat bij toewijzing van de vordering hieraan de voorwaarde wordt verbonden dat ING ervoor zorgt dat de EVR-codering (extern verwijzingsregister) in het “Incidentenwaarschuwingssysteem financiële instellingen 2004” wordt verwijderd, althans gewijzigd in een IVR-codering (intern verwijzingsregister). ING stelt dat banken onderling gehouden zijn elkaar te waarschuwen in geval van fraude en dat de EVR registratie terecht is. Dat [A] c.s. door de registratie niet in staat is tot herfinanciering, is naar het oordeel van de rechtbank geen grond om ING gehouden te achten de registratie ongedaan te maken, aangezien het EVR er juist toe dient om banken te beschermen tegen fraude.
4.6. [A] c.s. wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten aan de zijde van ING veroordeeld, te weten:
Dagvaarding € 85,98
Vastrecht € 262,00
Salaris advocaat 2 punten tarief II € 904,00
Totaal € 1.251,98
in reconventie
4.7. In reconventie is eerst aan de orde de vraag of ING onder het vonnis van de voorzieningenrechter van 13 augustus 2009 dwangsommen heeft verbeurd, doordat zij heeft nagelaten tijdig zorg te dragen voor verwijdering van de woningen van de site www.veilingbiljet.nl. ING heeft aangevoerd dat de executie na betekening van het kortgeding vonnis wel degelijk is gestaakt en dat de woningen per abuis nog op de veilingsites vermeld stonden. Nu de woningen tot heden niet (executoriaal) zijn verkocht en ING na betekening van het vonnis geen stappen heeft genomen met het oog op een dergelijke verkoop, is de rechtbank van oordeel dat in redelijkheid niet kan worden volgehouden ING de executie na betekening heeft voortgezet. De dwangsom dient als prikkel tot nakoming van de hoofdveroordeling en ING heeft die nakoming niet gefrustreerd door te laat de veilingaankondigingen door te halen.
4.8. ING voert aan dat de vordering tot verstrekking van een correctieafrekening behoort te worden afgewezen, omdat deze al op 15 oktober 2009 aan [A] c.s. is toegezonden (conclusie van antwoord, productie 8). [A] c.s. stelt dat deze specificatie niet voldoet, aangezien er kosten zijn opgenomen die niet voor zijn rekening komen en omdat ten onrechte geen onderbouwing is gegeven van de in het overzicht genoemde achterstand. ING heeft erop gewezen dat de in de opgave genoemde achterstanden (bestaande uit taxatie- en advocaatkosten) blijkens die opgave zijn gecrediteerd, waardoor er een voorstand bestond van respectievelijk € 252,74 en € 213,78. Het standpunt van [A] c.s. is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende toegelicht, nu uit de opgave niet blijkt van in rekening gebrachte kosten of van een achterstand. De op de specificatie vermelde “achterstand” en “boetenota’s” zijn blijkens de specificatie gecorrigeerd. Om die reden zal ook dit onderdeel van de vordering worden afgewezen. Datzelfde lot treft ook de vordering tot betaling van deze voorstanden, nu ING onweeersproken stelt dat zij deze bedragen al heeft gerestitueerd. [A] c.s. wordt veroordeeld in de proceskosten van ING in reconventie. Deze kosten bedragen:
0,5 x 2 punten tarief II € 452,00
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1. verklaart voor recht dat er voldoende zwaarwegende gronden zijn voor ING om de relatie met [A] c.s. op te zeggen op grond van artikel 10.2b van de Algemene bepalingen van geldlening en artikel 30 van de Algemene voorwaarden van de bank en dat er met inachtneming van een termijn van zes maanden na betekening van dit vonnis ook voldoende zwaarwegende gronden zijn om over te gaan tot parate executie van de woningen van [A] c.s. te -- en --;
5.2. veroordeelt [A] c.s. in de kosten van het geding tot heden aan de zijde van ING begroot op € 1.251,98;
5.3. wijst af het meer of anders gevorderde
5.4. wijst af het gevorderde;
5.5. veroordeelt [A] c.s. in de kosten van het geding tot heden aan de zijde van ING begroot op € 452,00;
in conventie en reconventie
5.6. verklaart dit vonnis wat betreft de betalingsveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mrs. N.C.H. Blankevoort, A.W.H. Vink en L.S. Frakes en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2011.?