ECLI:NL:RBAMS:2011:BP4360

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
456850 - HA RK 10-328
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een vereffenaar in een nalatenschap met ouderlijke boedelverdeling

In deze zaak verzochten de verzoekers, de kleinkinderen van de overledene, om de benoeming van een vereffenaar voor de nalatenschap van hun (groot)moeder. De rechtbank Amsterdam behandelde het verzoek op 3 februari 2011. De procedure omvatte verschillende stukken, waaronder verzoekschriften en proces-verbaal van eerdere zittingen. De feiten van de zaak zijn als volgt: de (groot)moeder was gehuwd met (groot)vader tot zijn overlijden in 1980. Uit hun huwelijk zijn drie kinderen geboren, waaronder de verweerder. Een van de kinderen, [G], overleed in 2001, waarna de verzoekers als kleinkinderen erfgenamen werden. De (groot)moeder had bij testament een ouderlijke boedelverdeling gemaakt, waarbij de goederen aan de verweerder waren toebedeeld, met de verplichting om de schulden van de nalatenschap te voldoen. De verzoekers stelden dat de nalatenschap negatief was en dat de verweerder zijn taak als executeur niet naar behoren vervulde, wat hun verzoek tot benoeming van een vereffenaar rechtvaardigde. De rechtbank oordeelde dat de verweerder de nalatenschap beneficiair had aanvaard, wat hem beschermde tegen het voldoen van schulden uit zijn privévermogen. De rechtbank benadrukte dat de beneficiaire aanvaarding een onherroepelijke keuze is. De rechtbank hield de verdere beslissing aan, zodat verzoekers zich konden uitlaten over de situatie. De zaak illustreert de complexiteit van nalatenschappen met ouderlijke boedelverdelingen en de rol van vereffenaars in dergelijke situaties.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 456850 / HA RK 10-328
Beschikking van 3 februari 2011
in de zaak van
1. [A],
wonende te --,
2. [B],
wonende te --,
verzoekers,
advocaat mr. M.C. Leenhouts te Zoetermeer,
tegen
[C],
wonende te --,
verweerder,
advocaat mr. A.M. Vreeswijk te Hilversum.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties,
- het verweerschrift met producties,
- de brief van 27 mei 2010 van mr. Leenhouts met producties,
- de beschikking van 10 juni 2010,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 24 augustus 2010,
- het proces-verbaal van de voortzetting van de mondelinge behandeling op 4 november 2010.
2. De feiten
2.1. [D], hierna: (groot)moeder, is gehuwd geweest met [E], hierna: (groot)vader, tot aan zijn overlijden op 11 december 1980. Uit hun huwelijk zijn drie kinderen geboren: [F], [G] en [C] (verweerder).
2.2. (Groot)vader heeft bij testament over zijn nalatenschap beschikt. In het testament is op de voet van het destijds geldende artikel 1167 van het Burgerlijk Wetboek (BW) een zogenoemde ouderlijke boedelverdeling opgenomen, waarbij alle goederen en schulden aan (groot)moeder zijn toebedeeld en de kinderen een vordering ter grootte van hun erfdeel op (groot)moeder kregen, met de bepaling dat deze eerst bij haar overlijden opeisbaar zou zijn. De vordering is vastgesteld op f. 87.556,72 (€ 39.731,50) per kind.
2.3. [G] is op 16 mei 2001 overleden, met achterlating van twee kinderen: verzoekers.
Bij testament van 18 maart 1992 heeft zij over haar nalatenschap beschikt. In het testament is een ouderlijke boedelverdeling opgenomen, waarbij alle goederen en schulden aan haar echtgenoot, [H], zijn toebedeeld en hun kinderen (verzoekers) een vordering ter grootte van hun erfdeel op hem kregen.
2.4. Erflaatster is op 3 augustus 2008 overleden.
2.5. Erflaatster heeft bij testament van 10 januari 1991 over haar nalatenschap beschikt.
Daarbij heeft zij aan ieder van haar kleinkinderen f. 6.000,-- gelegateerd.
Onder de last van dat legaat heeft zij als haar enige erfgenamen haar kinderen benoemd, dat wil zeggen: [F] (1/3 deel), verzoekers als plaatsvervullers van hun moeder (tezamen 1/3 deel, ieder 1/6 deel) en verweerder (1/3 deel).
In het testament heeft zij op de voet van artikel 1167 (oud) BW een zogenoemde ouderlijke boedelverdeling opgemaakt, in die zin dat aan haar zoon [C] (verweerder) - kort gezegd - alle goederen van de nalatenschap zijn toebedeeld onder de verplichting alle schulden van de nalatenschap te voldoen en, wegens overbedeling, aan haar andere erfgenamen hun erfdeel uit te keren. Daarbij is bepaald dat over de vorderingen wegens overbedeling vanaf de dag van haar overlijden rente van 6% per jaar is verschuldigd en dat die vorderingen wegens overbedeling en de rente daarover pas opeisbaar zijn vanaf drie maanden na de definitieve aanslag successierecht.
Verder is in het testament bepaald dat de erfgenamen vrijgesteld zijn van de verplichting tot inbreng in de nalatenschap van de door hen van haar ontvangen schenkingen.
Ten slotte heeft erflaatster bij het testament verweerder als executeur benoemd, onder toekenning aan hem van het recht tot inbezitneming van de gehele nalatenschap zolang de afwikkeling daarvan duurt.
2.6. Verweerder heeft zijn benoeming als executeur aanvaard.
2.7. Erflaatsters erfgenamen hebben haar nalatenschap beneficiair aanvaard.
3. Het verzoek
3.1. Verzoekers verzoeken bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I de heer F. van Ooijen van Van Ooijen Belastingadviseurs te Haarlem, althans een van de medewerkers van dat kantoor te benoemen tot vereffenaar van de nalatenschap van (groot)moeder;
II verweerder te veroordelen tot afgifte aan de vereffenaar van de financiële administratie, waaronder alle bankafschriften, van (groot)moeder binnen één week na betekening van de in deze af te geven beschikking, zulks op straffe van een dwangsom ad € 500,-- per dag, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, voor iedere dag dat verweerder in gebreke blijft aan deze verplichting te voldoen.
3.2. Verzoekers stellen daartoe dat, nu volgens de opgave van de executeur (verweerder) de schulden van de nalatenschap de baten overtreffen, de nalatenschap op grond van artikel 4:202 lid 1 sub a BW vereffend moet worden. Aangezien de executeur volgens hen ernstig tekort schiet in de vervulling van zijn taak als executeur hebben zij er belang bij dat een ander dan verweerder tot vereffenaar wordt benoemd, aldus verzoekers.
3.3. Verweerder betwist het verzoek.
4. De beoordeling
4.1. Het verzoek strekt – kort gezegd - tot het benoemen van een vereffenaar van de nalatenschap van (groot)moeder. De in art. 4:206 BW genoemde personen, voor zover bekend, zijn gehoord ([H]) althans behoorlijk opgeroepen ([F]).
4.2. Verzoekers hebben aangevoerd dat, nu het om een ouderlijke boedelverdeling gaat, de nalatenschap (naar de rechtbank begrijpt: door verweerder) niet beneficiair kan worden aanvaard. Bovendien heeft verweerder, volgens hen, de nalatenschap te laat beneficiair aanvaard omdat hij al werkzaamheden voor de nalatenschap had verricht, zoals het leeghalen van het huis.
4.3. De rechtbank is van oordeel dat de werkzaamheden die verweerder vóór zijn beneficiaire aanvaarding ten aanzien van de nalatenschap heeft verricht, geacht moeten worden te zijn gedaan in zijn hoedanigheid van executeur. Daarmee stonden ze een beneficiaire aanvaarding niet in de weg.
Verder deelt de rechtbank niet het (kennelijke) standpunt van verzoekers dat degene ten behoeve van wie een ouderlijke boedelverdeling is opgemaakt de nalatenschap niet beneficiair kan aanvaarden. Het standpunt van verzoekers, dat door hen overigens niet nader wordt onderbouwd, ontbeert iedere rechtsgrond. Daarbij komt dat het thans (sinds 1 januari 2003) geldende artikel 4:202 lid 3 BW met zoveel woorden ook onderstreept dat degene aan wie de goederen van de nalatenschap zijn toebedeeld (hier op grond van artikel 4:13 BW: bij wet; in het onderhavige geval: bij testament in het kader van een ouderlijke boedelverdeling) de nalatenschap beneficiair kan aanvaarden.
4.4. De situatie is daarmee als volgt. Bij testament heeft verweerder de goederen, waaronder het woonhuis van (groot)moeder, toebedeeld gekregen. Op grond van het testament is hij verplicht de schulden van de nalatenschap en de vorderingen uit overbedeling aan de andere erfgenamen van (groot)moeder te voldoen, maar, nu hij de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard, behoeft hij de schulden van de nalatenschap
– anders dan verzoekers kennelijk menen - niet ten laste van zijn privévermogen te voldoen.
De rechtbank merkt nog op dat de beneficiaire aanvaarding een onherroepelijke keuze is, waarop – anders dan verweerder meent – hij niet meer kan terug komen door de nalatenschap alsnog zuiver te aanvaarden of te verwerpen (artikel 4:190 lid 4 BW).
4.5. Als hoofdregel heeft te gelden dat, wanneer de nalatenschap door een of meer erfgenamen beneficiair is aanvaard, de nalatenschap wordt vereffend volgens de derde afdeling van de zesde titel van boek 4 BW (de wettelijke vereffening), behoudens enkele uitzonderingen, die hier echter niet van toepassing zijn (artikel 4:202 BW). In het bijzonder is hier niet van toepassing de uitzondering op de verplichting tot vereffening in het geval er een tot voldoening van de opeisbare schulden en legaten bevoegde execteur is en deze kan aantonen dat de goederen der nalatenschap ruimschoots toereikend zijn om alle schulden der nalatenschap te voldoen. Immers volgens de opgave van de executeur (verweerder) is de nalatenschap negatief en omvat deze (ten tijde van het overlijden van (groot)moeder) het volgende:
Activa:
Woonhuis € 218.000,--
Saldi rekeningen bij ING bank € 135.228,--
Vorderingen € 1.620,--
Meubilair, sieraden ed. € 1.680,--
€ 356.528,--
Passiva
Vorderingen uit hoofde nalatenschap (groot)vader € 468.612,24
Schulden € 586,--
Begrafenis/crematiekosten € 7.909,--
€ 477.107,24
De vorderingen uit de nalatenschap van (groot)vader heeft verweerder als volgt berekend: de vordering per kind van f. 87.556,72 (€ 39.731,50), vermeerderd met de op grond van het testament van (groot)vader verschuldigde rente van 11% per jaar van 11/12/1980 – 3/8/2008: 26,65 jaar x 11% x f. 87.556,50 (= f. 256.672,--) f. 344.228,50 (€ 156.204,08), in totaal 3 (kinderen) x € 156.204,08 = € 468.612,24.
4.6. Is een nalatenschap door een of meer erfgenamen beneficiair aanvaard en moet zij daarom wettelijk worden vereffend, dan zijn alle erfgenamen (van rechtswege) vereffenaar (artikel 4:195 lid 1 BW) en eindigt de taak van de executeur (artikel 4:149 lid 1 sub d).
De erfgenamen oefenen hun bevoegdheid als vereffenaars van de beneficiair aanvaarde nalatenschap tezamen uit, maar daden van gewoon onderhoud en tot behoud van de goederen en in het algemeen daden die geen uitstel kunnen lijden, kunnen door ieder van hen zo nodig zelfstandig worden verricht (artikel 4:198 BW).
Op verzoek van een erfgenaam kan de rechtbank echter een vereffenaar benoemen, die dan in de plaats treedt van de erfgenamen (artikel 4:203 BW). Verzoekers/erfgenamen doen thans een verzoek tot benoeming van een vereffenaar. De vraag is of zij dit verzoek wensen te handhaven, gezien de eerdere en de hierna volgende overwegingen van de rechtbank, en aangenomen dat zij thans, conform de bij de behandeling gemaakte afspraken, kennis hebben kunnen nemen van nadere informatie van verweerder.
4.7. Een van de taken van de vereffenaar is dat hij de goederen der nalatenschap te gelde maakt, voor zover dit voor de voldoening van de schulden van de nalatenschap nodig is (artikel 4:215 BW). Naar de rechtbank begrijpt, gaat het in de onderhavige nalatenschap om slechts één goed van substantiële waarde: het woonhuis. Dit zal te gelde gemaakt moeten worden om de schulden van de nalatenschap te voldoen. Opmerking verdient dat de toedeling van de goederen aan verweerder in het kader van de ouderlijke boedelverdeling hieraan niet afdoet; verdeling en vereffening staan los van elkaar.
Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat het woonhuis in de verkoop is, maar dat het nog niet gelukt is het te verkopen. De rechtbank houdt partijen voor dat de mogelijkheid bestaat dat de opbrengst van het te gelde maken van de goederen van de nalatenschap onvoldoende is om de schulden van de nalatenschap te voldoen. Een door de rechter benoemde vereffenaar zou dan de reeds aan de kleinkinderen uitgekeerde legaten kunnen terugvorderen (artikel 4:216 BW).
Voor zover er na vereffening al een positief saldo van de nalatenschap mocht resteren, zal dat restant over de erfgenamen verdeeld moeten worden, in die zin dat, voor zover er na vereffening nog goederen resteren, deze resterende goederen, op grond van de ouderlijke boedelverdeling, aan verweerder toekomen, en hij, voor zover hij daarbij is overbedeeld, de vordering uit overbedeling aan de andere erfgenamen zal moeten voldoen.
2. De beslissing
De rechtbank:
- laat verzoekers toe zich uiterlijk op 3 maart 2011 uit te laten als hiervoor onder rechtsoverweging 4.6 bedoeld omschreven doel;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.E. Dorsman en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2011.