Parketnummers: 13/401683-09 (PROMIS)
Datum uitspraak: 19 januari 2011
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres] en aldaar feitelijk verblijvende.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 januari 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W. van Schaijck en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. R.P.G. van der Weide, en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan verdachte is telastegelegd, zoals is omschreven in de dagvaarding en de vordering wijziging tenlastelegging, toegewezen ter terechtzitting van 5 januari 2011, dat:
hij op of omstreeks 28 oktober 2009 te Amsterdam met [naam 1], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt meermalen, althans eenmaal een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig
- een of meermalen zijn penis en/of vinger(s) tegen de vagina van die [naam 1] brengen en/of duwen en/of
- strelen en/of betasten en/of likken van de borst(en) en/of bil(len) van die [naam 1] en/of
- zoenen van die [naam 1] en/of
- strelen en/of betasten en/of likken van de (ontblote) vagina, althans het lichaam en/of
- laten aftrekken, althans zijn penis laten betasten en/of laten strelen door die [naam 1] en/of
- een of meermalen een of meer vinger(s) in de vagina van die [naam 1] brengen en/of duwen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het telastegelegde bewezen dient te worden geacht. De officier van justitie heeft hiertoe onder andere het volgende aangevoerd.
Er bestaat geen discussie over welke ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden. Deze handelingen kunnen op grond van de jurisprudentie absoluut als ontuchtige handelingen worden aangemerkt. Als de handelingen vrijwillig plaatsvinden dan moet er gekeken worden of er sprake is van een affectieve relatie en gelijkwaardigheid tussen dader en slachtoffer. In deze zaak was er geen sprake van een affectieve relatie. Gezien het grote leeftijdsverschil was er ook geen sprake van gelijkwaardigheid.
De Hoge Raad heeft uitdrukkelijk bepaald dat de leeftijd in de telastelegging geobjectiveerd is. Verdachte had echter ook kunnen weten dat [naam 1] jonger dan zestien jaren oud was. Hij heeft immers zelf aangegeven dat hij zag dat de borsten van [naam 1] nog niet volgroeid waren. Bovendien heeft [naam 1] tegen verdachte gezegd dat ze niet 23 jaren oud was. Als ik naar haar foto in het dossier kijk, zie ik ook dat ze erg jong is. Één van de beveiligingsmedewerkers van de V&D viel dit ook meteen op toen ze uit het pashokje kwam. Als een willekeurig persoon het al opmerkt, dan had verdachte dat ook kunnen zien.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich met betrekking tot de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft verder onder andere het volgende aangevoerd.
De telastegelegde feitelijkheden zijn door verdachte en [naam 1] bevestigd en kunnen dus tot een bewezenverklaring leiden. Dan moet echter nog worden gekeken of de handelingen inderdaad als ontuchtige handelingen kunnen worden aangemerkt. Het Gerechtshof Den Bosch geeft in haar uitspraak die gepubliceerd is onder nummer LJN AT8354 aan dat het ontuchtige karakter onder bepaalde omstandigheden aan handelingen kan komen te ontvallen en verwijst daarbij naar de criteria van de affectieve relatie en gelijkwaardigheid. Daar moet in raadkamer goed naar worden gekeken, al denk ik dat in casu wel bewezen kan worden dat er sprake was van ontuchtige handelingen.
Verdachte had zich ervan moeten vergewissen dat [naam 1] ouder dan zestien jaren was en dat heeft hij niet gedaan.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
3.3.1. Redengevende feiten en omstandigheden
Nu verdachte het telastegelegde feit heeft bekend en de raadsman hiervoor geen vrijspraak heeft bepleit, kan, op grond van artikel 359, derde lid van het Wetboek van Strafvordering met hierna genoemde opgave van bewijsmiddelen worden volstaan.
Ten aanzien van het telastegelegde:
1. Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 16 december 2009 van de rechter-commissaris, mr. P.B. Martens, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van [naam 1].
2. Een proces-verbaal van verhoor van verdachte van 30 oktober 2009 van de rechter-commissaris, mr. P.B. Martens, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van verdachte.
3. De bekennende verklaring die verdachte ter terechtzitting van 5 januari 2011 heeft afgelegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hij op 28 oktober 2009 te Amsterdam met [naam 1], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig
- meermalen zijn penis en vinger tegen de vagina van die [naam 1] brengen en
- strelen en betasten van de borsten van die [naam 1] en
- zoenen van die [naam 1] en
- strelen en betasten en likken van de ontblote vagina en
- laten aftrekken door die [naam 1] en
- een vinger in de vagina van die [naam 1] brengen.
Voor zover in de telastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank heeft kennis genomen van het Pro Justitia rapport d.d. 6 april 2010, opgemaakt door klinisch psycholoog drs. A.W. Sierksma. Aan het genoemde rapport wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Op grond van testpsychologisch onderzoek en de differentiaal diagnostische overwegingen kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met kenmerken van onrijpheid, impulsiviteit, egocentriciteit, en met ontwijkende en afhankelijke kenmerken.
De persoonlijkheidsproblematiek in combinatie met een sterke seksuele drive heeft de gedragskeuzen en gedragingen van onderzochte in enige mate beïnvloed, maar niet zodanig dat onderzochte niet meer conform enig inzicht handelde. Geconcludeerd kan worden dat er sprake is van een enigszins verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare.
Het bewezen geachte kan verdachte derhalve wegens een persoonlijkheidsstoornis in verminderde mate worden toegerekend.
7. Motivering van de straffen
7.1. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem bewezengeachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 (vier) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 (drie) jaren, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich onverwijld stelt en dat hij gedurende de proeftijd blijft onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland en zich gedurende die proeftijd gedraagt naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen, ook als dit het continueren van zijn behandeling bij De Waag en begeleiding inhoudt, zolang de Reclassering dit nodig acht. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Uit het dossier komt naar voren dat [naam 1] een meisje is dat met zichzelf en haar thuissituatie in de knoop zit en momenteel zelfs in een opvanghuis woont. Het handelen van verdachte is uiterst verwerpelijk. Het had verdachte absoluut duidelijk moeten zijn dat hij aan dingen begon die niet door de beugel konden. Uit onderzoeken blijkt dat slachtoffers van dergelijke delicten hier nog lang last van ondervinden. Verdachte heeft er op zitting geen blijk van gegeven zich bewust te zijn van de gevolgen van zijn handelen voor [naam 1] maar heeft slechts zijn eigen problemen met zijn hypotheek en echtscheiding benoemd. Daarom dient er ook een stevige straf te volgen, waarbij een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Daarnaast moet er als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dit behandeling bij De Waag inhoudt, worden opgelegd. Gezien de ernst van het feit en de bij verdachte benodigde gedragsveranderingen, dient een verlengde proeftijd van drie jaren te worden opgelegd.
7.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat aan verdachte slechts een deels voorwaardelijke werkstraf opgelegd dient te worden. De raadsman heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Verdachte had zich ervan moeten vergewissen dat [naam 1] ouder was dan zestien jaren. Dat heeft hij niet gedaan, maar hij heeft ter terechtzitting wel aangegeven dat hij inziet dat hij fout heeft gehandeld. Wel is de vrijwilligheid van het slachtoffer van belang in het kader van de strafmaat.
Uit de rapportage van de psycholoog blijkt dat verdachte beperkte intellectuele capaciteiten heeft. Dat zal zeker een rol hebben gespeeld bij zijn handelen en moet dus meegewogen worden bij het bepalen van de straf.
Ook moet worden meegewogen dat verdachte een zeer beperkt strafblad heeft en dat deze zaak al grote gevolgen voor hem heeft gehad. Hij mocht niet meer in zijn eigen huis komen of met zijn kinderen omgaan omdat hij werd beschuldigd van pedofilie.
Verdachte heeft van meet af aan toegegeven wat er gebeurd is.
In een vergelijkbare ontuchtsituatie, die echter vier jaren duurde, heeft de rechtbank Haarlem slechts een werkstraf van 240 uren opgelegd . Het gerechtshof Den Haag heeft in een andere vergelijkbare zaak in 2007 zelfs slechts een werkstraf van 30 uren opgelegd. Een deels voorwaardelijke werkstraf is dus ook de meest aangewezen straf.
Ook de persoonlijke belangen van verdachte, te weten dat hij zijn baan kwijt zou raken als hij een gevangenisstraf uit moet zitten, zijn een reden om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Een dergelijke straf is ten slotte ook niet nodig om verdachte zich te laten realiseren dat dit gedrag niet kan.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft, terwijl hij 34 jaren oud was, ontuchtige handelingen verricht met het slachtoffer, dat toen pas 13 jaren oud was. Hij heeft hierdoor inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van een heel jong meisje. Het is aannemelijk dat zij daarvan nadelige gevolgen zal ondervinden in haar geestelijke ontwikkeling, ook al is van geweld of dwang geen sprake geweest.
Uit een uittreksel van de Justitièle Documentatie van verdachte blijkt dat hij één keer eerder, in 2005, is veroordeeld voor schennis van de eerbaarheid.
Hoewel uit onderzoek niet is gebleken dat verdachte pedoseksuele neigingen heeft, toont verdachte – ook ter terechtzitting – niet of nauwelijks inzicht in de kwalijkheid van zijn handelen. De rechtbank heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van 29 april 2010, waarin – onder meer - wordt geconcludeerd dat verdachte zich niet bewust lijkt te zijn van de ernst van zijn grensoverschrijdende gedrag en de verantwoordelijkheid voor het delict niet op zich neemt, dat de recidivekans zonder behandeling hoog geacht wordt en dat gedragsinterventie en behandeling geïndiceerd zijn.
De rechtbank is gelet op het voorgaande, met de psycholoog en de reclassering, van oordeel dat verdachte begeleiding en behandeling nodig heeft om de kans op recidive te verminderen. Gelet op het gebrek aan inzicht dat verdachte lijkt te hebben en de aard van het delict is de rechtbank, met de officier van justitie, van oordeel dat een verlengde proeftijd voor de duur van drie jaren aangewezen is.
Gelet op dit gebrek aan inzicht en het zeer grote leeftijdsverschil tussen verdachte en het slachtoffer is de rechtbank tevens van oordeel dat niet kan worden volstaan met een deels voorwaardelijke werkstraf en dat een voorwaardelijke gevangenisstraf geboden is.
De rechtbank ziet, gelet op uitspraken in vergelijkbare zaken, aanleiding om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank houdt tevens rekening met de hiervoor aangehaalde conclusie uit het Pro Justitia Rapport, inhoudende dat sprake is van enigszins verminderde mate van toerekeningsvatbaarheid.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
• Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Tevens kan de tenuitvoerlegging worden gelast indien veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat veroordeelde zich onverwijld stelt en dat hij gedurende de proeftijd blijft onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland en zich gedurende die proeftijd gedraagt naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen, ook als dit het continueren van zijn behandeling bij De Waag en begeleiding inhoudt, zolang de Reclassering dit nodig acht.
• Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 (honderd) dagen,
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag.
Beveelt dat verdachte de aanwijzingen en opdrachten opvolgt die hem in het kader van de tenuitvoerlegging van de taakstraf door of namens de reclassering worden gegeven.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Wesdorp, voorzitter,
mrs. S. van Eunen en J.O. Rutten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Spliet, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 januari 2011.