In deze zaak vordert eiser, die een onderneming in overheaddeuren exploiteert, dat de coöperatie Rabobank aansprakelijk wordt gesteld voor schade die voortvloeit uit een bedrijfsongeval. Dit ongeval vond plaats op 22 november 2006, waarbij een werknemer van een klant van eiser letselschade opliep door een roldeur die door eiser was geïnstalleerd. Eiser had een aansprakelijkheidsverzekering afgesloten bij Nationale Nederlanden, die eindigde op 17 juni 2007. Eiser stelt dat Rabobank, als zijn assurantietussenpersoon, tekort is geschoten in haar zorg- en waakplicht door het schadevoorval niet tijdig bij Nationale Nederlanden te melden. Rabobank betwist dat eiser het ongeval tijdig heeft gemeld en stelt dat zij niet verantwoordelijk is voor de gevolgen van het niet melden.
De rechtbank overweegt dat de zorgplicht van een assurantietussenpersoon inhoudt dat deze tijdig en adequaat moet handelen om de belangen van de verzekeringnemer te beschermen. De rechtbank stelt vast dat indien eiser kan bewijzen dat hij Rabobank tijdig op de hoogte heeft gesteld van het ongeval, Rabobank mogelijk tekort is geschoten in haar zorgplicht. De rechtbank laat eiser toe tot bewijslevering om aan te tonen dat hij Rabobank eind 2006 of begin 2007 heeft geïnformeerd over het ongeval. De zaak wordt aangehouden voor verdere bewijslevering en de rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.