ECLI:NL:RBAMS:2010:BU8464

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HA RK 10.167
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in een strafzaak betreffende de teruggave van een in beslag genomen auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 maart 2010 uitspraak gedaan over een mondeling verzoek tot wraking van de rechter in een strafzaak. Het wrakingsverzoek was ingediend door verzoeker, die zich gestoord had aan een mededeling van de rechter tijdens een eerdere zitting. De rechter had vastgesteld dat de auto van verzoeker van diefstal afkomstig was, wat volgens verzoeker de ruimte voor een gedachtewisseling over de vraag of de auto daadwerkelijk van diefstal afkomstig was, had weggenomen. Verzoeker voelde zich hierdoor in zijn procesbelangen geschaad. Hij had zich echter al eerder bewust van deze situatie getoond, maar had toen niet gereageerd omdat hij dat niet gepast vond in zijn relatie tot de rechter.

De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien verzoeker op de hoogte was van de feiten en omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag lagen. Bijzondere omstandigheden die maakten dat verzoeker ontvankelijk zou moeten worden verklaard, waren niet gesteld of gebleken. De rechtbank concludeerde dat het niet op de spits willen drijven van de zaak geen bijzondere omstandigheid was en dat verzoeker niet had weersproken dat het proces-verbaal een zakelijke weergave was van hetgeen op de zitting van 10 november 2009 aan de orde was gekomen.

De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek en bepaalde dat de behandeling van de zaak, geregistreerd onder nummer RK 09/3989, werd hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van indiening van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat ingevolge artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het tijdens de terechtzitting van 10 februari 2010 gedane en onder rekestnummer HA RK 10.167 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
raadsman mr. D.R. Changoer, advocaat te Amsterdam,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. [rechter], hierna te noemen: de rechter in de procedure met zaaknummer RK 09/3989.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
- de processen-verbaal behandeling in raadkamer van 10 november 2009 en 10 februari 2010, welk laatste proces-verbaal het wrakingsverzoek bevat.
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 16 maart 2010, alwaar de rechtbank verzoeker, zijn raadsman, de rechter en de officier van justitie heeft gehoord. De uitspraak is bepaald op 30 maart 2010.
1. Gronden van de beslissing
Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
a) Verzoeker heeft een klaagschrift ingediend ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift is geregistreerd onder nummer RK 09/3989 en is behandeld in enkelvoudige openbare raadkamer door de rechter op 10 november 2009.
b) Volgens het proces-verbaal van deze terechtzitting handelt het klaagschrift over de teruggave van een door klager via de website Marktplaats.nl gekochte en onder hem door Justitie in beslag genomen auto. Op de zitting is aan de orde gekomen dat er aangifte van diefstal van de auto was gedaan, dat er door middel van politieonderzoek is vastgesteld dat de auto was “omgekat” en dat de schade was geclaimd bij een verzekeringsmaatschappij. De raadsman heeft gesteld dat verzoeker bij de aanschaf van de auto te goeder trouw was en dat hij recht heeft op teruggave van de auto.
c) In het proces-verbaal staat vermeld: “De rechter deelt hierop mee dat de vraag of klager de auto te goeder trouw heeft aangeschaft nu niet ter discussie staat, maar de vraag of de auto terug kan naar klager. Gelet op de stukken kan voor deze raadkamerprocedure worden vastgesteld dat de auto van diefstal afkomstig is en is omgekat. De vraag is of klager nu aanspraak op de auto kan maken, dan wel wie de eigenaar is.”
d) De rechter heeft het onderzoek in raadkamer geschorst tot 10 februari 2010, teneinde de belanghebbende, te weten de verzekeringsmaatschappij op te roepen en de officier van justitie nader onderzoek te laten doen naar de stand van zaken van (een mogelijke) strafzaak tegen verzoeker in verband met de aanschaf van de auto.
e) Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 februari 2010 heeft de raadsman direct na aanvang van de zitting namens verzoeker het wrakingsverzoek ingediend.
2. Het verzoek en de gronden daarvan
2.1 Verzoeker heeft aan zijn verzoek – kort samengevat - ten grondslag gelegd dat de rechter zich partijdig heeft getoond.
2.2 De rechter heeft het betoog van de raadsman op de eerste terechtzitting over artikel 86 van het Burgerlijk Wetboek onderbroken met de woorden “dat is niet relevant”, al is het mogelijk dat zijn opmerking sloeg op het feit dat er nog een belanghebbende bleek te zijn.
2.3 Verzoeker heeft zich met name gestoord aan de mededeling van de rechter zoals verwoord in het proces-verbaal, namelijk de vaststelling door de rechter op de zitting dat de auto van diefstal afkomstig was. Dat omvat - aldus verzoeker - een eindbeslissing en deze beslissing is prematuur, omdat slechts aangifte is gedaan. Hierdoor was er - aldus verzoeker - geen ruimte meer voor een gedachtewisseling over de vraag of de auto daadwerkelijk van diefstal afkomstig is. Verzoeker is hierdoor in zijn procesbelangen geschaad.
2.4 Verzoeker was zich hiervan weliswaar al bewust ter gelegenheid van de behandeling op 10 november 2010 maar heeft toen niet gereageerd, omdat hij dat in eerste instantie niet gepast vond in zijn relatie tot de rechter en hij de zaak niet op de spits wilde drijven. Hij is na de zitting op die opvatting teruggekomen en vond toen in de aanvang van de behandeling op 10 februari 2010 de eerste gelegenheid om alsnog een wrakingsincident op te werpen.
3. Het verweer van de rechter
3.1 De rechter heeft primair aangevoerd dat het verzoek niet tijdig is gedaan.
3.2 De rechter heeft het verzoek voorts weersproken. Hij heeft op de zitting bedoeld te willen vaststellen dat hij gelet op de voorliggende rechtsvraag, namelijk een verzoek om teruggave van een in beslag genomen auto, de vraag wie aanspraak kan maken op die auto van meer belang vond dan de vraag naar de goede trouw bij de aanschaf van de auto. Alleen om die reden heeft hij het betoog van de raadsman over de goede trouw van verzoeker bij aanschaf van de auto onderbroken. De rechter heeft weersproken dat hij op de zitting heeft verklaard te hebben vastgesteld dat de auto was gestolen.
4. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich aangesloten bij het standpunt van de rechter.
5. De ontvankelijkheid van het verzoek
5.1 Ingevolge artikel 513, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering moet het verzoek tot wraking worden gedaan zodra de feiten en omstandigheden waarop verzoeker zijn wrakingsverzoek baseert, aan hem bekend zijn geworden.
5.2 Naar het oordeel van de rechtbank is het verzoek niet gedaan zodra bedoelde feiten en omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden. Dat was immers op de zitting van 10 november 2009, dan wel kort daarna. Bijzondere omstandigheden die maken dat verzoeker
wel ontvankelijk dient te worden verklaard, zijn gesteld noch gebleken. Het niet op de spits willen drijven, is niet zo’n bijzondere omstandigheid en bovendien heeft verzoeker heeft niet
weersproken dat het proces-verbaal een zakelijke weergave is van hetgeen op de zitting van 10 november 2009 aan de orde is gekomen.
5.3 Ten overvloede overweegt de rechtbank dat de door verzoeker aangedragen feiten en omstandigheden de rechterlijke onpartijdigheid niet kunnen schaden. Die feiten houden immers niet meer in dan dat de rechter een voor verzoeker ongunstig en daarom hem onwelgevallig oordeel heeft. Dat kan echter nimmer een grond zijn voor wraking van een rechter. Daardoor lijdt de rechterlijke partijdigheid nog geen schade.
6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
- bepaalt de behandeling van de zaak geregistreerd onder nummer RK 09/3989 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mrs. E.R.S.M. Marres, M.W. van der Veen en A.J.R.M. Vermolen leden van genoemde kamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 maart 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat ingevolge artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.