ECLI:NL:RBAMS:2010:BU4475
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- F.G. Bauduin
- G.H. Marcus
- W.M. de Vries
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een wrakingsverzoek in een civiele procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 juli 2010 uitspraak gedaan over een schriftelijk verzoek tot wraking van een kantonrechter, ingediend door een verzoeker die gedaagde was in een aanhangige procedure. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de verzoeker telkens werd geconfronteerd met verschillende rechters, waardoor hij het gevoel had dat niemand echt naar zijn zaak keek. De verzoeker had al geruime tijd geen toegang tot het door hem gehuurde pand en wilde dat de rechter ter plaatse kwam kijken.
De wrakingskamer oordeelde dat de zaak van de verzoeker inhoudelijk niet door de rechter werd behandeld, maar dat de rechter als rolrechter een beslissing had genomen over het verdere verloop van de procedure. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker het vervelend vond om telkens met andere rechters te maken te hebben, maar dat dit niet getuigde van vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing vormen voor vooringenomenheid.
De rechtbank heeft de aangevoerde omstandigheden van de verzoeker beoordeeld aan de hand van zowel het subjectieve als het objectieve criterium voor rechterlijke partijdigheid. De rechtbank kwam tot de conclusie dat er geen aanwijzingen waren voor subjectieve partijdigheid van de rechter en dat de vrees van de verzoeker voor onpartijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. Daarom werd het wrakingsverzoek als ongegrond afgewezen.
De rechtbank heeft vervolgens bepaald dat de procedure met het rolnummer CV [ ] wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek. Tegen deze beslissing staat op grond van artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.