Beschikking op het verzoek tot wraking ex artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering van:
[ ],
verzoeker tot wraking,
raadsman mr. W.J.E. Hendriks, advocaat te Amsterdam,
welk verzoek strekt tot wraking van mrs.[ ], [ ]en [ ], hierna: de rechters, leden van de strafkamer belast met de behandeling van een tegen verzoeker aanhangige strafzaak.
Ter zitting van 28 september 2010 heeft de raadsman van verzoeker een mondeling verzoek tot wraking van de rechters gedaan.
De rechters hebben bij monde van de voorzitter medegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 28 september 2010, waar de rechtbank verzoeker, diens raadsman, de rechters en de officier van justitie heeft gehoord.
Na behandeling ter zitting is na schorsing en hervatting van de behandeling mondeling op het verzoek tot wraking beslist.
De beslissing op het verzoek is in het openbaar uitgesproken, waarbij is meegedeeld dat de schriftelijke uitwerking zou volgen.
Deze beschikking vormt die uitwerking.
Gronden van de beslissing
1. Het verzoek en de gronden daarvan
Aan het verzoek heeft de raadsman van verzoeker het volgende ten grondslag gelegd.
In het dossier bevindt zich onder meer een audio verhoor van de aangeefster. De raadsman heeft vervolgens aan het Openbaar Ministerie verzocht of ter zitting audiovisuele apparatuur aanwezig kon zijn. Eind vorige week heeft de raadsman zijn verzoek schriftelijk onder de aandacht van het Openbaar Ministerie gebracht. De raadsman heeft tevens verzocht zijn pleidooi te mogen ondersteunen door middel van een PowerPoint presentatie. De raadsman had bij een eerdere gelegenheid aan een van de bodes gevraagd of het technisch mogelijk was een dergelijke presentatie te houden. Dat bleek het geval te zijn. Bij aanvang van de zitting werd echter vastgesteld dat het niet mogelijk was aan dat verzoek te voldoen omdat de audiovisuele apparatuur het liet afweten. Op grond daarvan is verzoeker van mening dat de verdediging niet kan beschikken over dezelfde middelen als waarover het Openbaar ministerie kan beschikken. Hiermee is naar de mening van verzoeker de schijn gewekt dat de rechters niet meer onbevooroordeeld naar zijn zaak kunnen kijken.
2. De reactie van de rechters
De rechters hebben bij monde van de voorzitter het volgende aangevoerd. De raadsman van verzoeker heeft bij brief, ontvangen op 27 september 2010 verzocht zijn pleidooi te mogen ondersteunen door middel van een presentatie in PowerPoint. Omdat dit verzoek in een laat stadium is gedaan, is bij aanvang van de zitting aandacht aan dat verzoek besteed. Aangezien de in de zittingzaal aanwezige apparatuur het liet afweten, heeft de rechtbank besloten niet te wachten of de PowerPoint presentatie op een ander moment mogelijk was maar eerst te onderzoeken of het niet mogelijk is het pleidooi te houden aan de hand van de door de raadsman vervaardigde sheets. De rechtbank heeft dit besluit ter zitting nader toegelicht. De raadsman beriep zich daarbij op het onmiddellijkheidsbeginsel. De rechtbank heeft medegedeeld dat dit verweer door raadsman van verzoeker onvoldoende was onderbouwd. De raadsman heeft daarop aangegeven de zaal te verlaten omdat hij van mening was dat verzoeker in zijn verdediging werd geschaad. Vervolgens is aan verzoeker gevraagd of hij de behandeling wilde voortzetten zonder zijn raadsman. De raadsman heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat hij de gemachtigde is van verzoeker en heeft het verzoek tot wraking gedaan.
3. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek ongegrond is. Uit de het feit dat de rechtbank, nadat was geconstateerd dat een PowerPoint presentatie technisch onmogelijk was, heeft onderzocht het door de raadsman te houden pleidooi niet op een andere wijze kon worden gehouden, valt geen (schijn van) bevooroordeeldheid van de rechters af te leiden.
4. De beoordeling van het verzoek
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering dient in een wrakingprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2 Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij vooringenomen is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
4.3 De vraag of sprake is van rechterlijke partijdigheid moet worden beantwoord aan de hand van twee criteria: het subjectieve criterium en het objectieve criterium. Bij het subjectieve criterium gaat het om de vraag of sprake is van een gebleken persoonlijke overtuiging en/of zodanig gedrag van een specifieke rechter dat de conclusie moet worden getrokken dat deze rechter partijdig is. Bij het objectieve criterium gaat het om de vraag of onafhankelijk van het gedrag van een specifieke rechter, vastgesteld moet worden dat er sprake is van een bij verzoeker bestaande, objectief gerechtvaardigde vrees dat de onpartijdigheid bij deze rechter ontbreekt.
4.4 De rechtbank is van oordeel dat aan de door verzoeker aangevoerde omstandigheden geen aanwijzing is te ontlenen dat de rechter - subjectief - partijdig was. Ook overigens is voor zodanig oordeel geen aanknopingspunt gevonden.
4.5 Te onderzoeken staat vervolgens of de aangevoerde omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is.
4.6 Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet het geval. In deze zaak wilde de advocaat een van de gebruikelijke vorm afwijkend pleidooi houden. Naar het oordeel van de rechtbank ligt het in eerste instantie dan op de weg van de raadsman een dergelijk verzoek tijdig aan de rechtbank te doen voorzien van de vraag of dit technisch ook mogelijk is. Omdat het verzoek in een laat stadium werd gedaan is het verzoek van de raadsman bij aanvang van de zitting besproken. Daar bleek dat de in de zittingzaal aanwezige apparatuur het op dat moment niet mogelijk maakte het pleidooi in de door de raadsman van verzoeker gewenste vorm (als PowerPoint presentatie) te houden. Gegeven die technische onmogelijkheid heeft de rechtbank vervolgens besloten te onderzoeken of het pleidooi kon worden gehouden aan de hand van de door de raadsman voor zijn presentatie vervaardigde sheets. De raadsman wenste hier niet aan mee te werken omdat verzoeker in zijn verdediging zou worden geschaad.
4.7 Naar het oordeel van de rechtbank valt uit deze gang van zaken niet een objectief gerechtvaardigd vermoeden af te leiden dat de rechters bij het onderzoek ter terechtzitting vooringenomen zullen zijn. Hieruit is evenmin de schijn af te leiden dat de rechters niet langer onpartijdig of onbevooroordeeld zullen kunnen beslissen op hetgeen verzoeker strafrechtelijk wordt verweten. Het onderzoek naar de zogenaamde 'directe' bronnen moet nog worden gedaan. Verzoeker zal tijdens dat onderzoek nog de gelegenheid hebben zijn standpunt ten aanzien van dat onderzoek naar voren te brengen. Bijzondere omstandigheden die maken dat anders moet worden geoordeeld zijn niet gebleken.
4.8 Nu van feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, niet is gebleken, heeft de rechter geen grond gegeven voor de vrees dat het hem bij de behandeling van de zaak jegens verzoeker aan onpartijdigheid ontbreekt, zodat het wrakingsverzoek als ongegrond dient te worden afgewezen.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
? wijst het verzoek tot wraking af;
Aldus gegeven door mrs. F.G. Bauduin, R.A.J. van der Linde en N.C.H. Blankevoort, leden van genoemde kamer, en uitgespro¬ken ter open¬bare terecht¬zitting van 28 september 2010, in tegen¬woor¬dig¬heid van de grif¬fier.
Tegen deze beslissing staat op grond van artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.