ECLI:NL:RBAMS:2010:BT8846

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/467449-08 (PROMIS)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van (zware) mishandeling met mes

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van zware mishandeling door het steken van de aangever met een mes, heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 oktober 2010 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 23 augustus 2008 in de Javastraat te Amsterdam, waarbij de aangever verklaarde dat de verdachte hem met een mes in zijn been had gestoken. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewijs, voornamelijk bestaande uit getuigenverklaringen, niet voldoende was om de schuld van de verdachte boven redelijke twijfel te verheffen.

De officier van justitie had gevorderd om de verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, omdat er niet kon worden uitgesloten dat de verdachte een geslaagd beroep op noodweer zou kunnen doen. De verdediging stelde dat er onvoldoende bewijs was om aan te nemen dat de verdachte de aangever had aangevallen. De rechtbank heeft de verklaringen van zowel de aangever als de verdachte en de getuigen zorgvuldig gewogen. De camerabeelden van het incident waren vernietigd, waardoor de rechtbank niet zelf kon vaststellen wat er precies was gebeurd.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan. De rechtbank sprak de verdachte vrij en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte van het hem ten laste gelegde werd vrijgesproken. De rechtbank gelastte tevens de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/467449-08 (PROMIS)
Datum uitspraak: 28 oktober 2010
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaatas] op [1989],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] te [woonplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
14 oktober 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N.A. Wissema en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. R.I. Takens en
door de verdachte naar voren is gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 augustus 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
aan een persoon (te weten [aangever]), opzettelijk en met voorbedachten rade,
althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (te weten een (snij)wond in het
(boven)been van die [aangever] van ongeveer 4 centimeter), heeft toegebracht, door
deze opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk met
een mes, althans met een scherp en puntig voorwerp in het (boven)been van
voornoemde [aangever] te steken en/of te snijden;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 23 augustus 2008 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
opzettelijk en met voorbedachten rade mishandelend, althans opzettelijk
mishandelend, een persoon, [aangever], opzettelijk, na kalm beraad en rustig
overleg, althans opzettelijk met een mes, althans met een scherp en puntig
voorwerp in het (boven)been heeft gestoken en/of gesneden, tengevolge waarvan
die [aangever] enig lichamelijk letsel,(te weten een (snij)wond in het (boven)been
van die [aangever] van ongeveer 4 centimeter) heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden.
2. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Beoordeling van de ten laste gelegde feiten
3.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, omdat niet kan worden uitgesloten dat hem een geslaagd beroep op noodweer zou toekomen. Zij voert daartoe aan dat er een schermutseling heeft plaatsgevonden, waarbij aangever [aangever] in zijn been is gestoken. Dat blijkt uit de waarnemingen van verbalisanten aan de hand van de camerabeelden en uit de letselverklaring die zich in het dossier bevindt. Verdachte verklaart dat aangever een mes pakt, dit openklapt en dat hij het vervolgens meteen uit zijn handen pakt. Aangever probeert het mes terug te pakken en korte tijd hebben zowel verdachte als aangever het mes vast. Door het heen en weer trekken is het mes in het been van het slachtoffer terecht gekomen.
De situatie waarin verdachte zich op dat moment bevond was - indien we zijn verhaal zouden moeten geloven - zodanig dat hij het mes van aangever mocht afpakken. Op het moment dat beiden het mes beet hadden en aangever het terug probeerde te krijgen, mocht verdachte met aangever om het mes worstelen. Door aan het mes te trekken heeft verdachte er mede voor gezorgd dat het mes in het been van aangever terecht is gekomen. De onderhavige situatie is echter een noodweersituatie en verdachte mocht zich tegen de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn lijf verweren zoals hij heeft gedaan. Derhalve verzoekt de officier van justitie de rechtbank verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging.
3.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd. Op basis van het dossier kan niet buiten redelijke twijfel worden aangenomen dat verdachte aangever heeft aangevallen met een mes en hem daarmee heeft gestoken. Op basis van de camerabeelden en de getuigenverklaringen die op essentiële punten verschillen, kan niet worden uitgesloten dat het zo is gegaan als verdachte heeft verklaard. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.
3.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende.
Aangever [aangever] verklaart in zijn aangifte dat verdachte hem op 23 augustus 2008 op de Javastraat te Amsterdam met een mes in zijn been heeft gestoken. Aangever bevond zich bij de kapper in de Javastraat en zag verdachte buiten staan. Verdachte stond daar kennelijk enige tijd op aangever te wachten en toen laatstgenoemde zich naar buiten begaf stapte verdachte op hem af en stak hem met een mes in zijn been.i
Verdachte verklaart dat hij zich op 23 augustus 2008 in de Javastraat te Amsterdam bevond. Daar werd hij aangesproken door aangever die hem bedreigde en een mes uit zijn broekzak haalde. Verdachte pakte het mes beet en korte tijd hadden zowel aangever als verdachte het mes vast. Toen verdachte losliet, kwam het mes in het been van aangever terecht. Daarna heeft verdachte het mes ter plaatse weggegooid en is weggerend.ii
Op de camerabeelden van de Javastraat is te zien dat verdachte op 23 augustus 2008 in de Javastraat te Amsterdam loopt. Hij loopt daar gedurende 26 minuten op en neer, waarbij hij regelmatig in de richting van de kapperszaak kijkt, waar aangever zich op dat moment bevindt. Op het moment dat aangever naar buiten komt staan verdachte en aangever dicht bij elkaar op het voetpad van de Javastraat, voor de kapperszaak. Plotseling stappen zowel verdachte als aangever een pas naar achteren. Vervolgens is duidelijk een schermutseling zichtbaar tussen verdachte en aangever. Uiteindelijk rent verdachte weg.iii
Getuige [getuige 1] verklaart dat hij op enig moment een mes in de handen van aangever heeft gezien, maar hij heeft hem dit mes niet zien trekken. Er ontstond een worsteling, waarbij aangever gewond is geraakt.iv Getuige [getuige 2] verklaart dat hij heeft gezien dat aangever een mes uit zijn broeksband trok en daarmee een uithaal probeerde te maken naar verdachte. Vervolgens ontstond een worsteling. Hij heeft niet gezien of er iemand geraakt is met het mes.v Getuige [getuige 3] heeft gezien dat aangever een mes in zijn handen had en een steekbeweging maakte in de richting van verdachte. Daarna ontstond er een worsteling met de handen. [getuige 3] is vervolgens naar binnen gegaan en heeft het verdere verloop van het incident niet gezien.vi
Getuige [getuige 4] heeft verdachte met een metalen voorwerp in zijn hand gezien, waarvan hij denkt dat het een mes is. Hij heeft verdachte daarmee een zwaaiende beweging zien maken in de richting van aangever. Daarna ging verdachte er direct vandoor.vii Getuigen [getuige 5] en [getuige 6] hebben het incident tussen aangever en verdachte niet waargenomen, maar zijn achter verdachte aangerend. Zij hebben in zijn handen een mes gezien.viii
Op basis van het voorgaande kan worden vastgesteld dat zowel verdachte als aangever zich op 23 augustus 2008 in de Javastraat te Amsterdam bevonden. Op de camerabeelden van het incident is volgens het proces-verbaal van bevindingen niet te zien of er een mes is getrokken en, zo ja, door wie. Ook is niet zichtbaar of er stekende bewegingen worden gemaakt en, zo ja, door wie. Omdat de beelden inmiddels zijn vernietigd, heeft de rechtbank zelf aan de hand van de camerabeelden niets kunnen vaststellen. Op de zich in het dossier bevindende beelden, de zogenaamde videostills, is naar het oordeel van de rechtbank niet meer vast te stellen dan dat verdachte gedurende enige tijd heen en weer liep in de Javastraat. Dat er tussen hem en aangever een schermutseling heeft plaatsgevonden is op basis van de stills niet vast te stellen. Evenmin is op de videostills een mes zichtbaar.
Dan blijven de voornoemde getuigenverklaringen en de verklaringen van aangever en verdachte over. De rechtbank stelt daarbij voorop dat er wel aanwijzingen in het dossier te vinden zijn, dat het zo is gegaan als aangever heeft verklaard. Dit scenario is echter niet boven elke twijfel verheven. De raadsman betoogt dat getuige [getuige 4] voorafgaand aan zijn verklaring voldoende tijd heeft gehad om zijn verklaring af te stemmen met aangever. Dit betoog is juist, maar hetzelfde kan worden gezegd van de getuigen die ten opzichte van aangever belastend verklaren. Op basis van die enkele vaststelling kan echter niet worden gezegd dat daarmee de ene verklaring minder betrouwbaar is dan de ander. De rechtbank heeft ook overigens geen factoren kunnen vaststellen, op basis waarvan aan de ene getuigenverklaring meer waarde moet worden toegekend dan aan de andere.
Gelet op het voorgaande is het niet mogelijk om vast te stellen of verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van de benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever] heeft een vordering tot vergoeding van geleden immateriële schade ingediend voor een totaalbedrag van € 1.500,00.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, nu verdachte volgens haar moet worden ontslagen van rechtsvervolging. De raadsman heeft afwijzing van de vordering verzocht omdat deze ongegrond zou zijn.
Gelet op het feit dat verdachte van het hem ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
4. Beslissing
Verklaart het ten last gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart de benadeelde partij, [aangever], niet ontvankelijk in zijn vordering.
Ten aanzien van het beslag
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte, [verdachte], van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven goederen, te weten:
1. 1.00 STK Broek Kl: zwart
CHAMPION
Champion joggingbroek (3422726)
2. 1.00 STK Shirt Kl: groen
-
(3422727)
3. 1.00 STK Schoeisel Kl: zwart
DIOR
Sportschoen zwart met zilver (3422731)
4. 1.00 STK Jas Kl: zwart
(3422733)
Zwarte parka met kapuchon en bontkraag aan kapuchon
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Dondorp, voorzitter,
mrs. C.E.M. Marsé en J.O. Rutten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. G. Veldman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 oktober 2010.
i Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2008236415-1 van 24 augustus 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2], doorgenummerde pag. 7-11, inhoudende de verklaring van [aangever].
ii Een proces-verbaal van verhoor verdachte met nummer 2008236415-8 van 25 augustus 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], doorgenummerde pag. 53-57, inhoudende de verklaring van verdachte.
iii Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2008236415-1 van 24 augustus 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], doorgenummerde pag. 14-16, inhoudende de verklaring van voornoemde opsporingsambtenaar.
iv Een proces-verbaal van verhoor van getuige van 26 januari 2009 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, niet doorgenummerd, inhoudende de verklaring van [getuige 1].
v Een proces-verbaal van verhoor getuige van 26 januari 2009 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, niet doorgenummerd, inhoudende de verklaring van [getuige 2].
vi Een proces-verbaal van verhoor getuige van 11 december 2009 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, niet doorgenummerd, inhoudende de verklaring van [getuige 3].
vii Een proces-verbaal van verhoor getuige van 26 januari 2009 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, niet doorgenummerd, inhoudende de verklaring van [getuige 4].
viii Een proces-verbaal van verhoor getuige van 28 augustus 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], doorgenummerde pag. 79-81, inhoudende de verklaring van [getuige 5] & een proces-verbaal van verhoor getuige van 28 augustus 2008, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2], doorgenummerde pag. 82-83, inhoudende de verklaring van [getuige 6].