ECLI:NL:RBAMS:2010:BT2625

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
CV09-6047
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming pensioentoezegging en schadevergoeding verjaard

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 8 december 2010, heeft de kantonrechter zich gebogen over een vordering van eiser, [eiser], tegen gedaagde, de besloten vennootschap [gedaagde]. Eiser vorderde nakoming van een pensioentoezegging en betaling van schadevergoeding. De zaak is eerder behandeld in een tussenvonnis van 14 juli 2010, waarin een comparitie van partijen is gelast. Tijdens deze comparitie, die op 17 september 2010 plaatsvond, zijn beide partijen verschenen en hebben zij hun standpunten toegelicht.

De kern van het geschil betreft de vraag of de vorderingen van eiser zijn verjaard. Gedaagde heeft aangevoerd dat zowel de vordering tot nakoming van de pensioentoezegging als de vordering tot schadevergoeding zijn verjaard. De kantonrechter heeft geoordeeld dat dit verweer slaagt. Eiser is op 1 april 1983 uit dienst getreden, waarna de verplichtingen van gedaagde uit hoofde van de pensioenregeling zijn geëindigd. Gedaagde heeft onweersproken gesteld dat er bij de beëindiging van het dienstverband een premievrij kapitaal is vastgesteld, waarover eiser op de hoogte had kunnen zijn.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verjaringstermijnen van vijf jaar, zoals genoemd in artikel 3:307 BW, en de langere termijn van artikel 3:310 BW zijn gaan lopen vanaf de datum van beëindiging van het dienstverband. Eiser heeft zich pas in 2005 met zijn vorderingen tot gedaagde gewend, wat betekent dat zijn vorderingen zijn verjaard. De kantonrechter heeft eiser niet-ontvankelijk verklaard in zijn vorderingen en hem veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 1.800,00. De kostenveroordeling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
SECTOR KANTON - LOCATIE HILVERSUM
Kenmerk : CV 09-6047
Datum : 8 december 2010
450
Vonnis van de kantonrechter te Hilversum in de zaak van:
[eiser]
wonende te Almere
eiser
nader te noemen [eiser]
gemachtigde: mr. S. Mollee-Wijga
t e g e n:
de besloten vennootschap [gedaagde]
gevestigd te Weesp
gedaagde
nader te noemen [gedaagde]
gemachtigden: mr. drs. C.R. Boekkooi en mr. N.M. Opdam
VERDERE VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij het in deze zaak tussen partijen gewezen tussenvonnis van de kantonrechter van 14 juli 2010 is een comparitie van partijen gelast. Deze heeft op 17 september 2010 plaatsgevonden. [eiser] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens [gedaagde] is [naam directeur ], algemeen directeur, verschenen, bijgestaan door de gemachtigden. Partijen hebben nadere inlichtingen verschaft en hun stellingen toegelicht, ieder aan de hand van een pleitnotitie. Daarbij heeft [eiser] de gevorderde benodigde koopsom verminderd tot € 80.847,02.
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. De kantonrechter blijft bij eerdergenoemd tussenvonnis van 14 juli 2010.
2. Allereerst is aan de orde het meest verstrekkende verweer van [gedaagde] dat zowel de primaire vordering van [eiser] tot nakoming van de pensioentoezegging, zoals verwoord in de pensioenbrief van 2 augustus 1982, als de vordering tot betaling van een schadevergoeding is verjaard. Naar het oordeel van de kantonrechter slaagt dit beroep.
3. [eiser] is op 1 april 1983 bij [gedaagde] uit dienst getreden. Op dat moment is het pensioenkapitaal van de individuele pensioenregeling premievrij gemaakt en zijn de verplichtingen voor [gedaagde] uit hoofde van de individuele pensioenregeling geëindigd. [gedaagde] heeft onweersproken aangevoerd dat er ten tijde van de beëindiging van het dienstverband een premievrij kapitaal is vastgesteld van NLG 80.105 (EUR 36.350). [eiser] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat hem daarvan bij de beëindiging ook een opgave is verstrekt. Aan de hand van deze opgave had [eiser] kunnen weten of [gedaagde] jegens hem aan haar verplichtingen uit hoofde van de gesloten pensioenovereenkomst had voldaan en voorts of er door nalatigheid van [gedaagde], zijnde de schadeveroorzakende gebeurtenis, enige schade was ontstaan. De verjaringstermijn van artikel 3:307 BW (vijf jaar) evenals de verjaringstermijn van artikel 3:310 BW (vijf dan wel twintig jaar) moeten dan ook geacht worden vanaf 1 april 1983 te zijn gaan lopen. [eiser] heeft zich voor het eerst bij brief van 28 september 2005 bij [gedaagde] gemeld met zijn vermeende vorderingen, hetgeen later is dan vijf en later dan twintig jaar na 1 april 1983. Dit betekent dat zijn vorderingsrecht is verjaard. Dat [eiser] zich pas rond zijn pensioendatum is gaan verdiepen in de aan hem toekomende pensioenbedragen, komt voor zijn rekening en risico en weegt niet op tegen het belang van de rechtszekerheid.
4. [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding gevallen aan de zijde van [gedaagde].
BESLISSING
De kantonrechter:
I. verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn vorderingen;
II. veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot heden begroot op € 1.800,00 wegens salaris gemachtigde;
III. verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. A. Sissing, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 december 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter