ECLI:NL:RBAMS:2010:BQ2118
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verblijf en bijstandsuitkering in verband met medische noodsituatie
Op 30 november 2010 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak AWB 10/4512 WWB, waarin eiser, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. Peeters, in beroep ging tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, vertegenwoordigd door B.A. Veenendaal. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit van 30 augustus 2010. Eiser had een verblijfsvergunning gekregen vanwege een medische noodsituatie, en de rechtbank oordeelde dat deze vergunning voldoende binding met Nederland opleverde om in aanmerking te komen voor een bijstandsuitkering. De rechtbank droeg verweerder op om binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, maar het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.
De rechtbank overwoog dat de Wet werk en bijstand een vangnet biedt voor mensen die niet in aanmerking komen voor andere uitkeringen. Eiser had een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, geldig tot 3 augustus 2012, en mocht niet werken. De rechtbank concludeerde dat eiser, gezien zijn medische situatie en de behandeling die hij in Nederland nodig heeft, sterk aan Nederland is gebonden. De rechtbank stelde vast dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag door verweerder onvoldoende rekening hield met deze binding en de omstandigheden van eiser. De rechtbank benadrukte dat het aan verweerder is om aan te tonen dat er een contra-indicatie is voor het recht op bijstand, mocht dit aan de orde zijn. De uitspraak biedt belangrijke inzichten in de relatie tussen verblijfsstatus en recht op bijstandsuitkeringen, vooral in situaties van medische noodzaak.