RECHTBANK AMSTERDAM KORT GEDING
SECTOR KANTON - LOCATIE AMSTERDAM
Kenmerk : KK 10-471
Datum : 26 mei 2010
646
Vonnis van de kantonrechter te Amsterdam op de vordering in kort geding in de zaak van:
[eiser]
wonende te [woonplaats]
eiseres
gemachtigde: mr. C.G.J. van Oppen
[gedaagde]
gevestigd te [woonplaats]
gedaagde
gemachtigde: mr. H.H. Kelderhuis
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij dagvaarding van 6 mei 2010 heeft eiseres een voorziening gevorderd.
Ter terechtzitting van 19 mei 2010 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Eiseres is niet verschenen, doch haar echtgenoot, [partner eiseres], en haar gemachtigde zijn wel verschenen. Gedaagde is verschenen bij mevrouw [belanghebbende 1], [belanghebbende 2] en [belanghebbende 3] en de gemachtigde van gedaagde.
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Tot uitgangspunt in dit geding geldt het navolgende:
1.1 Eiseres, thans [leeftijd] jaar oud, is sedert [datum in dienst] in dienst van gedaagde als
docente op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Het brutosalaris bedraagt op fulltime basis EUR [salaris] per maand exclusief vakantietoeslag, waarvan eiseres wegens parttime dienstverband 84% van dit salaris ontvangt. In verband met ziekte bedraagt het loon thans 70% hiervan.
1.2 Sinds 9 januari 2009 is eiseres uitgevallen wegens ziekte. Eiseres heeft in de loop van 2009 diverse keren gesprekken met de bedrijfsarts van gedaagde afgezegd. Gedaagde heeft als reactie hierop bij brief van 8 december 2009 aan eiseres laten weten dat het niet-nakomen van re-integratieverplichtingen kan leiden tot het stopzetten van de salarisbetaling. Desalniettemin heeft eiseres de afspraak met gedaagde voor 5 januari 2010 ook afgezegd. Gedaagde heeft eiseres daarop bij brief van 7 januari 2010 uitgenodigd voor een gesprek op 12 januari 2010. Ook de afspraak van 12 januari 2010 heeft eiseres afgezegd. Eind januari 2010 werd eiseres opgenomen. Als gevolg hiervan heeft geen eerstejaars-ziekte-evaluatie kunnen plaatsvinden. Vervolgens heeft gedaagde met eiseres afgesproken om het evaluatiegesprek op 30 maart 2010 te laten plaatsvinden. Op 23 maart 2010 heeft eiseres aan gedaagde verzocht naar [land] te gaan. Gedaagde heeft hiertoe toestemming verleend op voorwaarde dat de eerstejaars evaluatie op 30 maart 2010 zou doorgaan, als ook dat eiseres weer op 24 april 2010 terug zou zijn in Nederland. Gedaagde stelde die voorwaarde omdat eiseres een operatie dient te ondergaan die in het AMC te Amsterdam zal worden uitgevoerd, en er voor 26 april 2010 een afspraak tussen eiseres en diverse artsen in het AMC gepland stond met betrekking tot de voorgenomen operatie. In de brief waarin gedaagde haar standpunt aan eiseres mededeelt schrijft zij: “Mocht u geen afspraak maken en/of na 24 april a.s. nog in [land] verblijven dan dient u er rekening mee te houden dat maatregelen zoals bedoeld in de ZAR zullen worden genomen. U dient hierbij te denken aan het opschorten van het salaris of in het uiterste geval ontslag.”
1.3 In een e-mail d.d. 25 maart 2010 heeft [de verzekeringsarts], een verzekeringsarts bij het
UWV, aan eiseres het volgende geschreven:
“Geachte mevrouw [eiseres], ik zou het volgende nog willen toevoegen.
Het is van groot belang dat u de adviezen van de psycholoog op korte termijn opvolgt om zo spoedig mogelijk naar [land] te vertrekken. Gezien de zeer complexe en risicovolle gezondheidstoestand waar u zich nu in bevindt is het belangrijk dat u in goede conditie de operatie zal ondergaan in een zeer gespecialiseerd ziekenhuis. Hoe eerder u naar [land] gaat en hoe eerder de operatie kan plaatsvinden, des te sneller kunt u herstellen. Nogmaals is het in belang van uw gezondheid en de re-integratie dat u zo spoedig mogelijk vertrekt naar [land]. Het gaat om een medische noodzaak.
Met vr gr [de verzekeringsarts], werkzaam als verzekeringsarts bij het UWV.”
[de verzekeringsarts] heeft gedaagde geen afschrift gestuurd van genoemd bericht.
1.4 Eiseres is op 30 maart 2010 bij gedaagde verschenen, vergezeld door haar advocaat.
Gedaagde heeft daarop laten weten door de niet aangekondigde aanwezigheid van de advocaat verrast te zijn, en het gesprek te willen verplaatsen.
1.5 Eiseres is begin april 2010 naar [land] vertrokken en heeft daarbij, naar haar gemachtigde ter zitting verklaard heeft, een retourticket voor [datum] gekocht.
1.6 De door eiseres in [land] geraadpleegde longarts [naam longarts] heeft op 15 april 2010 schriftelijk verklaard dat eiseres voor revalidatie in [land] is, dat er een verbetering bij haar merkbaar is maar dat het raadzaam is dat zij langer blijft in een omgeving waarbij er duidelijk verbetering optreedt. [naam longarts] heeft op 30 april 2010 een brief geschreven met de volgende inhoud: “ Zeer geachte collega, Bovengenoemde patiënt [eiseres] [voornaam eiseres], geboren [geboortedatum] is onder behandeling vanwege ernstig obstructief longlijden. Patiënt is thans in [land], waar bij longfunctie onderzoek duidelijk obstructie aanwezig is met name FEV1 38%. Patiënt geeft zelf aan dat zij zich in de omgeving iets beter voelt. Gezien de longfunctie is het af te raden thans een vliegreis te ondernemen zonder aangepaste maatregelen. “
1.7 Eiseres bevond zich op 24 april 2010 nog in [land], en heeft zich op die datum niet gemeld bij gedaagde. Hierop heeft gedaagde bij brief van 27 april 2010 eiseres laten weten haar salaris van eiseres met ingang van 27 april 2010 op te schorten.
2.1. Eiseres vordert in kort geding veroordeling van gedaagde tot doorbetaling van het loon
aan eiseres. Zij stelt daartoe dat zij gehandeld heeft in het belang van haar gezondheid, door het advies van de verzekeringsarts van het UWV op te volgen door begin naar [land] te gaan, en vervolgens het advies van haar behandelend arts in [land] op te volgen door daar ook na 24 april 2010 te blijven.
Verweer
3.1. Gedaagde verweert zich tegen de vordering van eiseres. Allereerst meent gedaagde dat er
geen sprake is van een spoedeisend belang. Voorts geeft gedaagde aan dat eiseres onvoldoende heeft meegewerkt aan haar re-integratie, door niet uiterlijk 24 april 2010 naar Nederland terug te keren en geen gevolg te geven aan de afspraak met het AMC op 26 april 2010.
4.1. In het onderhavige kort geding dient te worden beoordeeld of de omstandigheden een ordemaatregel vereisen dan wel of de vordering van eiseres in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd. Het navolgende behelst dan ook slechts een voorlopig oordeel.
4.2 Eiseres heeft een spoedeisend belang bij de door haar verzochte voorziening, aangezien betaling van haar inkomen is opgeschort en niet is gebleken dat zij een andere inkomensbron heeft.
4.3 Eiseres heeft niet dan wel onvoldoende weersproken dat gedaagde haar eind 2009 en begin 2010 herhaaldelijk, en ook schriftelijk, heeft gewaarschuwd mee te werken aan haar re-integratie en het daarover contact onderhouden met gedaagde. Op eiseres rustte daarmee de verplichting gedaagde op de hoogte te houden van haar re-integratie.
4.4 Eiseres heeft daaraan geen gevolg gegeven door aan een verzekeringsarts van het UWV, niet zijnde een arts belast met het geven van een zogenaamd deskundigenoordeel, een oordeel te vragen over de door haar gewenste reis naar [land], zonder hiervan van te voren melding te maken aan gedaagde.
4.5 Gedaagde heeft desondanks eiseres toestemming gegeven naar [land] te gaan, echter onder de - gelet op de met het AMC voor 26 april 2010 gemaakte afspraak - alleszins redelijke voorwaarde, dat eiseres weer op 24 april 2010 zou terugkeren naar Nederland. Eiseres heeft zich aan die voorwaarde kennelijk niets gelegen laten liggen door een vliegticket te boeken naar [land] met als retourdatum [datum]. Zij deed dit kennelijk voordat zij in [land] enige arts had geraadpleegd. Ook verzekeringsarts [de verzekeringsarts] maakt geen melding van de duur van het geadviseerde verblijf in [land]. Derhalve was niet de in [land] door longarts [naam longarts] geconstateerde verbetering reden voor eiseres om niet uiterlijk op 24 april 2010 naar Nederland terug te reizen, maar had eiseres deze intentie reeds vóór haar vertrek naar [land]. Eiseres heeft via haar gemachtigde ook geen redelijke verklaring gegeven voor de omstandigheid dat zij begin april 2010 kennelijk wel in staat was naar [land] te reizen, maar naar haar zeggen niet in staat was uiterlijk 24 april 2010 terug te reizen, hoewel genoemde longarts [naam longarts] verklaard heeft dat haar gezondheidstoestand tijdens haar verblijf vooruit was gegaan.
4.6 Gedaagde maakt in haar brief van 27 april 2010 aan eiseres melding van het opschorten van loon. Gedaagde heeft onweersproken gesteld dat haar deze bevoegdheid op grond van art. 11a en 15 van de Ziekte- en Arbeidsongeschiktheidsregeling Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie (ZAR) toekomt bij het geen gevolg geven aan door de werkgever opgestelde redelijke voorschriften. De bevoegdheid tot opschorting van loon is ook bepaald in art. 7:629 lid 6 BW. Gedaagde heeft deze opschorting tijdig aangekondigd, zodat aan het bepaalde in lid 7 van genoemd artikel is voldaan. De kantonrechter is op grond van het bovenstaande van oordeel dat eiseres gedaagde grond heeft gegeven per 27 april 2010 de salarisbetaling op te schorten, aangezien eiseres aan redelijke voorschriften van gedaagde omtrent het verstrekken van inlichtingen die nodig zijn om het recht op loon vast te stellen, geen gevolg heeft gegeven.
4.7 De vorderingen van eiseres worden daarom afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal eiseres in de proceskosten worden veroordeeld.
I. wijst de vorderingen af;
II. veroordeelt eiseres in de kosten van het geding tot op heden begroot op
€ 400,-.
Aldus gewezen door mr. G.C. Boot, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 26 mei 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.