vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 438465 / HA ZA 09-3007
Vonnis van 20 oktober 2010
[A],
wonende te --,
eiseres,
advocaat mr. M.F. Helderman,
1. de stichting
STICHTING KATHOLIEK MONTESSORI ONDERWIJS BUSSUM,
gevestigd te Bussum,
gedaagde,
advocaat mr. A. van Hees,
2. DR. [B],
wonende te --,
gedaagde,
advocaat mr. F. Swart,
3. DRS. [C],
wonende te --,
gedaagde,
advocaat mr. A. van Hees,
4. [D],
wonende te --,
gedaagde,
advocaat mr. A. van Hees,
5. MR. [E],
wonende te --,
gedaagde,
advocaat mr. A. van Hees,
6. Prof. [F],
wonende te --,
gedaagde,
advocaat mr. A van Hees.
Eiseres zal hierna [A] worden genoemd, gedaagden sub 1, 3, 4, 5, en 6 gezamenlijk Stichting Katholiek Montessori Onderwijs Bussum c.s. en afzonderlijk respectievelijk KMS, [C], [D], [E] en [F] en gedaagde sub 2 [B].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het incidenteel vonnis van de kantonrechter van 19 augustus 2009 waarbij de zaak in de stand waarin het zich bevond is verwezen naar de sector civiel recht
- de conclusie van dupliek van de zijde van Stichting Katholiek Montessori Onderwijs Bussum c.s.
- de conclusie van dupliek van de zijde van [B]
- de akte uitlating producties aan de zijde van [A]
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. KMS is een basisschool in Bussum. [A] is in maart 1999 als onderwijzeres voor de onderbouw in dienst getreden bij het KMS. Sinds 1 februari 2004 is [C] directeur van de KMS. Het bestuur van KMS (hierna het bestuur) wordt gevormd door [D] (voorzitter), [E] en [F].
2.2. [B] is de ouder van [G], die in 2006 als kleuter in de onderbouw van KMS was geplaatst. Op 26 december 2006 heeft [B] een klacht ingediend tegen [A] bij [C]. De behandeling van de klacht is vervolgens overgenomen door het bestuur.
2.3. Bij brief van 15 februari 2007 heeft het bestuur [A] bericht dat [A] naar aanleiding van de klacht van [B] [A] een schriftelijke berisping krijgt.
Tegen deze berisping heeft [A] op 22 februari 2007 bezwaar gemaakt bij de commissie van beroep voor het katholiek primair onderwijs (hierna: de Commissie).
2.4. Op initiatief van het bestuur hebben [A] en [C] een mediationovereenkomst gesloten. Op 16 april 2007 hebben zij een vaststellingovereenkomst gesloten waarin onder meer is opgenomen dat beide partijen de terugkeer van [A] wensen op het KMS en dat dit zal gebeuren op 23 mei 2007.
2.5. Bij beslissing van 4 mei 2007 heeft de Commissie het beroep van [A] gegrond verklaard. Daartoe heeft zij geoordeeld dat KMS de klacht niet voldoende objectief en zorgvuldig heeft onderzocht en niet aannemelijk heeft gemaakt dat [A] zich heeft schuldig gemaakt aan plichtsverzuim. Verder heeft de Commissie geoordeeld dat KMS in redelijkheid niet heeft kunnen besluiten tot het schriftelijk berispen van [A]. De Commissie heeft overwogen dat zij erop vertrouwt dat KMS [A] zoveel als in haar vermogen ligt, zal rehabiliteren.
2.6. Op 23 mei 2007 heeft [A] haar werkzaamheden voor twee dagen hervat.
2.7. Bij brief van 15 juni 2007 heeft [F] aan [A] de tekst toegestuurd van het rehabilitatiebericht in de nieuwsbrief van school en de directiememo voor de leerkrachten met het verzoek binnen drie dagen te reageren. Aan dit verzoek heeft zij niet voldaan. Het volgende bericht is in de nieuwsbrief en directiememo van juni 2007 geplaatst:
Het bestuur van de KMS heeft mevrouw [A], leerkracht van ’t Kwetternest, berispt naar aanleiding van een schriftelijk klacht. Mevrouw [A] is tegen deze berisping in beroep gegaan. De Commissie van Beroep voor het Katholiek Primair Onderwijs is van oordeel dat het bestuur “de klacht niet voldoende objectief en zorgvuldig heeft onderzocht en niet aannemelijk heeft gemaakt dat mevrouw [A] zich schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim”. Het beroep van mevrouw [A] tegen de berisping is door de Commissie dan ook gegrond verklaard. In een gesprek met mevrouw [A] heeft het bestuur excuses aangeboden voor de ontstane situatie en de berisping ingetrokken. Deze kwestie heeft diepe persoonlijke impact op mevrouw [A] gehad. Het heeft ertoe geleid dat zij het afgelopen half jaar niet in staat was zich voor de KMS in te zetten. Het bestuur betreurt dit en hoopt dat dit bericht een bijdrage kan leveren om de werksituatie voor mevrouw [A] te normaliseren.
[A] heeft KMS laten weten het niet eens te zijn met de inhoud van dit bericht.
2.8. Op 9 augustus 2007 heeft de bedrijfsarts geadviseerd om wederom een mediationtraject te starten. Op 1 november 2007 is [A] volledig arbeidsgeschikt verklaard. In december 2007 heeft het bestuur een aanbod gedaan tot beëindiging van het dienstverband, welk aanbod [A] niet heeft geaccepteerd. Daarna hebben nog een aantal gesprekken en briefwisselingen plaatsgevonden tussen [A] en Stichting Katholiek Montessori Onderwijs Bussum c.s. onder meer over werkhervatting.
2.9. Op 30 oktober 2008 heeft KMS een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst ingediend bij de kantonrechter. Het vonnis van de kantonrechter van 16 december 2008 (hierna het vonnis van de kantonrechter) luidt -voor zover van belang- als volgt:
3. [A] betwist dat er gewichtige redenen voor ontbinding zijn (…) en verzet zich tegen de verzochte ontbinding. (…) [A] wenst een volledige compensatie van de financiële schade die zij tot haar pensioendatum op 1 juli 2011 dreigt te lijden. Ook wenst zij een volledige rehabilitatie en moeten de gemaakte kosten van rechtsbijstand vergoed worden.
4. Uit de stellingen over en weer blijkt dat de goede verstandhouding tussen partijen, en met name tussen de directeur van de school en [A], ernstig is verstoord. Gebleken is dat partijen reeds hebben getracht de ontstane conflicten door middel van mediation op te lossen en dat zij (met de hulp van advocaten) voorts geruime tijd hebben getracht om tot beëindiging van de arbeidsverhouding te komen, hetgeen niet gelukt is. Naar het oordeel van de kantonrechter valt thans niet te verwachten dat de verstoring van de verhouding tussen partijen alsnog wordt opgelost. Dit betekent dat een ontbinding van de arbeidsovereenkomst onontkoombaar is. Het verzoek tot ontbinding wordt derhalve toegewezen.
5. De kantonrechter is van oordeel dat rekening houdend met alle omstandigheden van het geval aan [A] een vergoeding naar billijkheid ten laste van KMS toegekend dient te worden met toepassing van factor C=1, hetgeen neerkomt op afgerond € 30.738,00. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [A] jarenlang goed heeft gefunctioneerd en dat de verstoring van de arbeidsverhouding is begonnen nadat KMS [A] ten onrechte een berisping heeft gegeven. [A] heeft zich daardoor terecht beschadigd gevoeld. Aan [A] kan echter worden tegengeworpen dat zij dit niet op enig moment heeft laten rusten. Bij alle pogingen om tot normalisering van de verhoudingen te komen heeft zij steeds het kerstincident levend gehouden, terwijl KMS haar naar het oordeel van de kantonrechter op een juiste wijze bij haar collega’s en bij de ouders had gerehabiliteerd. Daarmee had [A] een streep onder de zaak moeten zetten. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding hebben voorts de duur van het dienstverband, de leeftijd van [A] en de hoogte van haar loon meegewogen. Het komt in redelijkheid voor rekening van KMS dat [A] gedurende het ontstane conflict niet heeft gewerkt, zodat dit bij de berekening van de hoogte van de vergoeding niet ten nadele van [A] is meegewogen. Er bestaat in dit geval geen aanleiding om over te gaan tot toekenning van gemaakte kosten van rechtsbijstand (…)
2.10. In februari 2009 heeft [A] dan wel haar echtgenoot brieven gestuurd aan de ouders en/of de leden van het team van de KMS met onder meer een afschrift van de klacht en/of van de schriftelijke berisping.
3. Het geschil
3.1. [A] vordert -samengevat- dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren,
1. KMS zal veroordelen om binnen één week na betekening van dit vonnis [A] alsnog volledig te rehabiliteren op straffe van een dwangsom van EUR 100,00 per dag;
2. Stichting Katholiek Montessori Onderwijs Bussum c.s. en [B] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling van een schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
3. Stichting Katholiek Montessori Onderwijs Bussum c.s. en [B] hoofdelijk zal veroordelen tot betaling aan [A] van een voorschot van EUR 4.000,00;
met veroordeling van Stichting Katholiek Montessori Onderwijs Bussum c.s. en [B] in de proceskosten.
3.2. [A] legt aan haar vordering het navolgende ten grondslag.
Stichting Katholiek Montessori Onderwijs Bussum c.s. heeft in strijd gehandeld met de artikelen 7:611 BW en 7:658 BW. Verder heeft zij met [B] (als groep) onrechtmatig jegens [A] gehandeld. Zij hebben in een gezamenlijke en gecoördineerde actie de onderwijscarrière van [A] tot op de bodem afgebroken. [B] heeft zonder bewijs beschuldigingen geuit en heeft deze ook nadien voortgezet. [C] heeft als directeur zijn leerkracht laten vallen en alleen gezocht naar bewijzen om de beweringen van [B] aan te tonen. Verder heeft hij in mei 2007 toen [B] opnieuw klaagde nagelaten in te grijpen. De bestuursleden hebben zonder eigen onderzoek de voorstellen van [C] klakkeloos overgenomen en hebben nagelaten zich in te zetten voor werkhervatting. Verder hebben zij de openbare berisping onvoldoende gecorrigeerd. Stichting Katholiek Montessori Onderwijs Bussum c.s. en [B] hebben in nauwe samenwerking [A] ernstig geestelijk letsel toegebracht en zijn aansprakelijk voor de schade van [A] als gevolg van het verbreken van de arbeidsovereenkomst en letselschade. De schade bestaat uit het onthouden van salaris van februari 2009, salarisderving vanaf 2 maart 2009 tot 1 juli 2011, letselschade van EUR 150,00 per dag en de kosten van juridische bijstand.
3.3. Stichting Katholiek Montessori Onderwijs Bussum c.s. en [B] voeren verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. De arbeidsovereenkomst tussen KMS en [A] is door de kantonrechter met ingang van 1 februari 2009 op de voet van artikel 7:685 BW ontbonden. De Hoge Raad heeft bij herhaling beslist dat de bijzondere aard van de wettelijke regeling betreffende de arbeidsovereenkomst, meebrengt dat voor een toetsing, buiten die regels om, aan de eisen van redelijkheid en billijkheid slechts bij uitzondering en in beperkte mate ruimte bestaat (HR 24 oktober 1997, JAR 1997/248 en HR 11 juli 2008, JAR 2008/203). Tot die uitzondering behoort een aanspraak die door de kantonrechter in de ontbindingsprocedure uitdrukkelijk niet is meegewogen. Verder geldt de zeer beperkte mogelijkheid na een ontbindingsprocedure een nieuwe vordering tegen de (ex)werkgever aanhangig te maken niet, wanneer deze betreft aanspraken van de werknemer die zijn ontstaan tijdens de dienstbetrekking, hun grondslag vinden in de periode vóór de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en geen verband houden met de (wijze van) beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de gevolgen van die beëindiging, zoals bijvoorbeeld een aanspraak op achterstallig loon (HR 1 maart 2002, JAR 2002/67) of een vordering tot nakoming van een contractuele afvloeiingsregeling (HR 2 april 2002, JAR 2004/112). Beide uitzonderingen (expliciet buiten beschouwing gelaten, dan wel een andere grondslag hebben) doen zich hier niet voor.
4.2. In de onderhavige procedure vordert [A] van KMS naast volledige rehabilitatie, tevens een schadevergoeding als gevolg van het verbreken van de arbeidsovereenkomst en het feit dat zij niet meer in het onderwijs werkzaam zal kunnen zijn, bestaande onder meer uit salarisderving tot haar pensioengerechtigde leeftijd, pensioenderving, letselschade en kosten van juridische rechtsbijstand. De verzoeken van [A] tot volledige rehabilitatie en tot vergoeding van de volledige kosten van rechtsbijstand zijn door de kantonrechter niet gehonoreerd. Met betrekking tot de vergoeding heeft de kantonrechter uitdrukkelijk rekening gehouden met het feit dat [A] altijd goed heeft gefunctioneerd, de reden van de verstoring van de arbeidsverhouding, de naar het oordeel van de kantonrechter voldoende uitgevoerde rehabilitatie van [A], de onderhandelingen die daarna hebben plaatsgevonden, de leeftijd van [A], haar salaris en de duur van haar dienstverband. Zoals door Stichting Katholiek Montessori Onderwijs Bussum c.s. is aangevoerd en door [A] ook niet is weersproken, zijn alle in deze procedure aan haar vorderingen ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden in aanmerking genomen bij de beoordeling van de in het kader van de ontbinding toegekende vergoeding. Weliswaar is de vordering van [A] jegens KMS gebaseerd op onrechtmatige daad dan wel schending van art. 7:658 BW, doch aan die vordering wordt (precies) het zelfde feitencomplex ten grondslag gelegd als zij in haar verweer in de ontbindingsprocedure heeft gedaan. Aldus is niet sprake van een andere grondslag van de onderhavige vordering ten opzichte van dat verweer in de ontbindingsprocedure (HR 5 maart 1999, JAR 1999/73). [A] is dan ook niet ontvankelijk in haar vorderingen. Voor zover [A] in de onderhavige procedure nog schadevergoeding heeft bedoeld te vorderen als gevolg van het feit dat de ontslagbrief te laat is verzonden, zou de rechtbank aan de beoordeling daarvan niet toekomen alleen al omdat [A] heeft nagelaten toe te lichten welke op haar rustende wettelijke of contractuele verplichting KMS in dat verband heeft geschonden.
4.3. [A] verwijt deze gedaagden dat zij hun taak als bestuur ( [D], [E] en [F]) en als directeur ([C]) niet juist dan wel niet zorgvuldig hebben uitgeoefend. Vooropgesteld wordt dat de verhouding tussen [A] en deze gedaagden niet wordt beheerst door een (arbeids)overeenkomst. Anders dan [A] kennelijk betoogt kunnen deze gedaagden dan ook niet worden aangesproken wegens handelen als werkgever. Alleen KMS was immers de werkgever.
Het bestuur van KMS wordt gevormd door [D], [E] en [F]. Alleen zij kunnen worden aangemerkt als bestuurders van KMS. Voor zover [A] heeft bedoeld de bestuursleden als bestuurders van KMS persoonlijk aansprakelijk te stellen uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid, geldt dat [A] haar vordering in dat geval onvoldoende heeft onderbouwd. Een bestuurder van een rechtspersoon kan voor de door een derde geleden schade persoonlijk aansprakelijk worden gehouden, wanneer deze bestuurder onrechtmatig jegens deze derde heeft gehandeld en hem terzake daarvan een ernstig verwijt kan worden gemaakt. [A] had dan in ieder geval moeten stellen welke handelen zij welke bestuurder verwijt en dat en waarom hen daarbij een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Dit heeft zij nagelaten. [A] verwijt het collectieve bestuur nalatig te zijn geweest en heeft daarbij geen onderscheid gemaakt in het handelen van de verschillende bestuurders. [A] heeft ook alleen de bestuursleden van het huidige bestuur gedagvaard terwijl de samenstelling van het bestuur na de behandeling van de klacht is gewijzigd. Nu deze gedaagden niet als werkgever kunnen worden aangemerkt en zij ook niet persoonlijk aansprakelijk kunnen worden gehouden voor hun handelen ter uitoefening van hun taken, is de vordering jegens deze gedaagden niet toewijsbaar.
[C] is werknemer van KMS. Dit betekent dat voor zover hij als directeur schade zou hebben toegebracht aan [A], KMS daarvoor aansprakelijk is. De vordering jegens [C] is dan ook niet toewijsbaar.
4.4. Gelet op het voorgaande zijn de vorderingen jegens [C], [D], [E] en [F] uit hoofde van groepsaansprakelijkheid evenmin toewijsbaar.
4.5. Vooropgesteld wordt dat het een ouder vrijstaat een klacht in te dienen tegen een leerkracht. Een ouder behoeft zijn klacht niet nader te onderbouwen met bewijzen. Het is immers de taak van de school om deze klacht te onderzoeken en daarop te reageren. In dit geval moet worden aangenomen dat KMS de klacht niet zorgvuldig heeft behandeld en afgedaan. Dat kan [B] echter niet worden verweten. Dat [B] zou hebben samengespannen met Stichting Katholiek Montessori Onderwijs Bussum c.s. om de onderwijscarrière van [A] af te breken, kan niet worden afgeleid uit hetgeen door [A] daaromtrent is aangevoerd. De enkele omstandigheden, zo al juist, dat [B] over de terugkeer van [A] in mei 2007 zou hebben geklaagd bij [C] en het feit dat de echtgenoot van [B] met [C] in een schoolband zou zitten zijn onvoldoende voor dat oordeel. [B] heeft enkel een klacht ingediend, hetgeen haar vrijstond, en de verhoudingen tussen KMS en [A] zijn verstoord geraakt als gevolg van de afhandeling van die klacht. Onvoldoende is gesteld of gebleken dat [B] daarop invloed heeft gehad. De vorderingen jegens [B] dienen dan ook te worden afgewezen.
4.6. [A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.7. De kosten aan de zijde van Stichting Katholiek Montessori Onderwijs Bussum c.s. inclusief de kosten in het incident worden begroot op:
- vast recht 262,00
- salaris advocaat 1.536,00 (4,0 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.798,00
4.8. De kosten inclusief de kosten in het incident aan de zijde van [B] worden begroot op:
- vast recht 262,00
- salaris advocaat 1.536,00 (4,0 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.798,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart [A] niet-ontvankelijk in haar vorderingen jegens KMS,
5.2. wijst de vorderingen jegens [B], [C], [D], [E] en [F] af,
5.3. veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Stichting Katholiek Montessori Onderwijs Bussum c.s. tot op heden begroot op EUR 1.798,00, en aan de zijde van [B] tot op heden begroot op EUR 1.798,00,
5.4. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling jegens Stichting Katholiek Montessori Onderwijs Bussum c.s. uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Hall, mr. G.C. Boot en mr. A.B.M. Wijnveldt en in het openbaar uitgesproken op 20 oktober 2010.?