vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 445321 / HA ZA 09-3927
Vonnis van 29 december 2010
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NORIT PROCESS TECHNOLOGY B.V.,
gevestigd te Enschede,
eiseres,
advocaat mr. T.J. Dorhout Mees te Zwolle,
1. de naamloze vennootschap
DELTA LLOYD SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de naamloze vennootschap
HDI-GERLING VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3. de naamloze vennootschap
AMLIN CORPORATE INSURANCE N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
4. de naamloze vennootschap
GENERALI SCHADEVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Diemen,
gedaagden,
advocaat mr. J.H. Tuit te Almere.
Eiseres zal hierna Norit, gedaagden zullen hierna gezamenlijk verzekeraars genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 7 juli 2010
- het proces-verbaal van comparitie van 16 november 2010 en de daarin genoemde processtukken.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen – voor zover van belang – het volgende vast.
2.1. Tussen Norit en verzekeraars is een doorlopende transportmontageverzekering gesloten. De toepasselijke polisvoorwaarden luiden - voor zover van belang- als volgt:
"2.1. Verzekerde is verplicht:
(…)
2.1.6. alle op de schade of op het verhaal betrekking hebbende inlichtingen te geven die voor verzekeraars van belang kunnen zijn, als ook alle volmachten en medewerking te verlenen waarom zij vragen;
(…)
2.3 Het niet nakomen van verplichtingen als genoemd in de artikelen 2.1.1 tot en met 2.1.8 en 4 (leidt) tot verlies van het recht op schadevergoeding, indien verzekeraars daardoor in een redelijk belang zijn geschaad, behalve voor zover de betrokken verzekerde aannemelijk maakt dat het niet nakomen van deze verplichting hem niet in redelijkheid kan worden verweten.”
2.2. Norit heeft met Istac een overeenkomst gesloten op grond waarvan Norit twee werkende waterzuiveringsinstallaties turn-key aan Istac moest opleveren. Istac verzorgt in en rondom Istanbul, Turkije, de verwerking van huisvuil en is eigenaar van diverse stortlocaties. Regenwater dat in contact komt met het vuil op de stortlocaties wordt verontreinigd. Dit zogenaamde percolaatwater wil Istac zuiveren alvorens het te lozen op het oppervlaktewater. Norit is een bedrijf dat daarvoor geschikte zuiveringsinstallaties bouwt.
2.3. Het zuiveren van verontreinigd percolaatwater vindt plaats in een biologische zuiveringsinstallatie. Die installatie bestaat uit een mechanische installatie, bestaande uit bassins, leidingen, pompen, zeven, membranen beluchtingsinstallaties etc., en zogenaamde biomassa. Deze biomassa bestaat uit bacteriën die zich voeden met het verontreinigde percolaatwater. Het verontreinigde percolaatwater wordt op die manier gezuiverd. De hoeveelheid bacteriën is bepalend voor de hoeveelheid percolaatwater dat gezuiverd kan worden. De installatie is ontworpen om een bepaalde hoeveelheid water te zuiveren. De hoeveelheid bacteriën (hierna: biomassa) die daarvoor nodig is, is voor deze installaties bepaald op 13 gram per liter vervuild percolaatwater.
2.4. Uit de overeenkomst tussen Norit en Istac blijkt dat het project tot aan de oplevering bestond uit twee fasen, te weten de bouwfase (“construction”) en de inregelfase (“operation”). Tijdens de bouwfase wordt de mechanische installatie gebouwd. Tijdens de inregelfase worden de bacteriën toegevoegd. In de inregelfase wordt de benodigde biomassa opgekweekt uit een kleine hoeveelheid bacteriën die wordt toegevoegd aan de installatie. Voor het opkweken van de bacteriën zijn de temperatuur, de mate van beluchting en het debiet (volume per tijdseenheid) van het percolaatwater van belang. Door het langzaam opvoeren van het debiet kan de toegevoegde kleine hoeveelheid bacteriën in enkele maanden tijd uitgroeien van ongeveer 2 gram per liter tot 13 gram per liter.
2.5. Norit heeft ten behoeve van Istac twee installaties gebouwd; één aan de Europese zijde en één aan de Aziatische zijde. Nadat deze installaties zijn gebouwd, heeft Norit in november/december 2007 een kleine hoeveelheid bacteriën aan de installatie toegevoegd met als doel deze op te kweken tot de benodigde hoeveelheid biomassa van 13 gram per liter. De Aziatische zijde is op 21 december 2007 getroffen door een drie dagen durende stroomuitval. Ook aan de Europese zijde hebben medio december 2007 diverse stroomstoringen plaatsgevonden. De biomassa aan de Aziatische zijde bedroeg op 21 december 2007 3,5 gram/liter. De biomassa aan de Europese zijde bedroeg ten tijde van de stroomstoringen medio december 2007 5,0 gram/liter.
2.6. Vanaf de stroomstoringen was sprake van een abrupte teruggang van de biomassa, waarbij het tot eind april 2008 (Aziatische zijde) en eind juni 2008 (Europese zijde) heeft geduurd voordat het niveau van 3,5 gram/liter, respectievelijk 5,0 gram/liter weer werd bereikt.
2.7. Norit heeft in januari 2008 een schademelding gedaan bij verzekeraars. Verzekeraars hebben vervolgens expertisebureau [A] & [B] ingeschakeld. Op
7 maart 2008 heeft deze haar eerste rapport uitgebracht,waarin de informatie van Norit over het schadevoorval is opgenomen.
2.8. Bij e-mail van 14 april 2008 heeft [C], schadebehandelaar bij Delta Lloyd, aan [D], makelaar voor Norit (hierna [D]) het volgende geschreven:
“ De polis lijkt niet te zijn toegesneden op het werken met biomassa – er is geen enkele specifieke clausule opgenomen die normaal ter verduidelijking hiervan in de polis wordt meegenomen. De polis zoals deze nu is opgenomen ziet toe op de pure CAR-werkzaamheden (fabriceren, leveren, installeren, assembleren, aanleggen, vernieuwen, uitbreiden, monteren, demonteren, repareren, reviseren, testen/beproeven, in bedrijfstellen). Het opkweken van een biomassa is een andersoortig proces- geen CAR-werkzaamheid zoals opgesomd
Het is gebruikelijk dat in polissen van bedrijven waarvan is te verwachten dat zij bouwwerken leveren waar biomassa een rol in speelt, ten overvloede expliciet is opgenomen dat biomassa is uitgesloten. Niet dat de scope van de dekking daardoor wijzigt, maar het werkt wel verduidelijkend.
Het schadebegrip is bij biomassa ook moeilijker hanteerbaar. De biomassa bestaat uit een hoeveelheid bacteriën in een prutje die almaar afsterven en aanjongen. Het afsterven van een bacterie is geen schade in de zin van de polis- het gebeurt continu. Ook de gebeurtenis is moeilijker te definiëren. Want wat moet ik als onvoorziene gebeurtenis beschouwen? Er is een omstandigheid geweest (geen stroom) die niet ongebruikelijk is in de bewuste regio"
2.9. Bij memo van 24 april 2009 heeft Norit op de standpunten van verzekeraars gereageerd. In het tweede rapport van 27 oktober 2009 heeft [A] & [B] voorgesteld om een procestechnoloog in te schakelen, omdat zij niet kunnen inschatten in hoeverre de periodes van stroomuitval (alleen) van invloed zijn geweest op het afsterven van de biologische activiteit.
2.10. Partijen hebben vervolgens een bespreking met een procestechnoloog van Grontmij gepland op 18 januari 2010. Norit heeft deze bijeenkomst bij e-mail van 8 januari 2010 geannuleerd, omdat zij eerst duidelijkheid wilde hebben over de dekkingsvraag. Bij e-mail van 12 januari 2010 heeft [D] deze annulering als volgt toegelicht:
“Ik deel je mening dat de expert niets te maken heeft [met] de uitleg van de polis. Hij stelt de schade vast. Dat is ook precies waaraan de afspraak van 18.01 bijdraagt. Er is volgens mij een dekkings- en een ‘welke onkosten vallen onder de dekking en welke niet’ discussie, twee separate issue’s. De huidige impasse kan alleen worden opgeheven indien jullie dekking toezeggen om dan vervolgens te bepalen welke onkostenposten wel en welke niet gedekt zijn.”
2.11. Verzekeraars hebben vervolgens een verzoekschrift tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek bij de rechtbank ingediend. De rechtbank heeft dit verzoek bij beschikking van 15 juli 2010 afgewezen en daartoe onder meer als volgt overwogen:
" Verzekeraars stellen kennelijk dat het verzoek ertoe strekt aan hen de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen omtrent de voor de beslissing van het geschil relevante feiten en omstandigheden waardoor zij hun procespositie beter kunnen beoordelen, hetgeen Norit betwist. Ook indien het verzoek op deze grond toewijsbaar is, wijst Norit er terecht op dat een aanzienlijk deel van de door verzekeraars voorgestelde vragen betrekking hebben op kwesties rondom de biomassa, maar verzekeraars zich op het standpunt stellen dat schade aan de biomassa van dekking is uitgesloten. Mede hierover is een bodemprocedure aanhangig tussen partijen en daarin is een comparitie na antwoord bepaald op 16 november 2010. Onder deze omstandigheden heeft Norit er een zwaarwegend belang bij, zoals zij stelt, om thans niet te worden betrokken in een kostbaar en tijdrovend voorlopig deskundigenonderzoek waarvan onzeker is in hoeverre het dienstig zal zijn voor de beoordeling van het geschil in de dagvaardingsprocedure. De bodemrechter zal ook beter kunnen beoordelen of deskundigenrapportage nodig is ter beslechting van het geschil tussen partijen en zo ja, welke. Daarbij zal de bodemrechter in aanmerking moeten nemen dat en waarom aan verzekeraars de mogelijkheid van een voorlopig deskundigenonderzoek procedure is onthouden ( Hoge Raad 30 maart 2007, NJ 2007, nr. 189)."
3. Het geschil
3.1. Norit vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. verklaart voor recht dat de schade aan de biomassa bij de door Norit uitgevoerde projecten van Istac onder de bij verzekeraars onder polisnummer 64420901 gesloten polis is gedekt en dat deze door verzekeraars dient te worden uitgekeerd, ieder voor het percentage waarvoor zij de polis heeft getekend;
2. verzekeraars veroordeelt in de kosten van dit geding, ieder voor het percentage waarvoor zij de polis hebben getekend.
3.2. Norit legt aan zijn vorderingen samengevat het volgende ten grondslag.
De biomassa is tijdens de inregelfase door stroomstoringen beschadigd. De biomassa is onderdeel van de zuiveringsinstallatie, zodat de schade aan de biomassa is gedekt onder de CAR-polis van verzekeraars.
3.3. Verzekeraars voeren verweer door – kort samengevat – aan te voeren dat:
a. Norit geen medewerking heeft verleend aan het expertisetraject, hetgeen tot verlies van het recht op schadevergoeding leidt;
b. geen sprake is van beschadiging van de biomassa, omdat het inherent is aan biomassa dat de bacteriën na enkele dagen afsterven;
c. de biomassa geen verzekerde zaak is onder de CAR-polis, omdat de biomassa eerst na de oplevering, in de exploitatiefase, is gekweekt en de biomassa bovendien feitelijk geen onderdeel van het mechanisch systeem uitmaakt nu de biomassa slechts kan aangroeien als de installatie al in bedrijf is;
d. niet uitgesloten is dat de schade aan de biomassa is veroorzaakt door een ander voorval, zodat verder onderzoek nodig is om te kunnen beoordelen dat de schade aan de biomassa is veroorzaakt door de stroomuitval.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
Verlies van recht op schadevergoeding?
4.1. Het meest verstrekkende verweer van verzekeraars is dat Norit door geen medewerking te verlenen aan het deskundigenonderzoek haar verplichtingen als genoemd in artikel 2.1.6 van de polisvoorwaarden niet is nagekomen, waardoor zij haar recht op schadevergoeding heeft verloren.
4.2. Nog daargelaten dat verzekeraars niet hebben gesteld dat zij door Norits weigering om mee te werken aan het deskundigenonderzoek in een redelijk belang zijn geschaad, hetgeen op grond van artikel 2.3 wel een voorwaarde is voor het verlies van recht, kan het bepaalde in de hiervoor genoemde artikelen ook overigens niet tot het oordeel leiden dat Norit haar medewerkingsplicht als bedoeld in de polis heeft geschonden.
4.3. Norit heeft immers haar medewerking aan het onderzoek naar de schade verleend. Verzekeraars hebben evenwel op enig moment het voorlopig standpunt ingenomen dat de door Norit gemelde schade aan de biomassa niet onder de polis is gedekt. Norit heeft nadat verzekeraars dit voorlopige dekkingsstandpunt hebben ingenomen, haar verdere medewerking aan het nadere deskundigenonderzoek gestaakt. Blijkens de door verzekeraars opgestelde vragen heeft dit nadere deskundigenonderzoek vooral betrekking op de omvang van de schade en op de vraag of de schade aan de biomassa is veroorzaakt door de stroomuitval. Norit heeft in dat kader onweersproken aangevoerd dat zij kosten moet maken voor dit deskundigenbericht. Het is dan ook niet uitgesloten dat Norit kosten maakt voor een rapport dat bij de uiteindelijke beantwoording van de vraag of de schade onder de polis gedekt is geen enkele rol speelt. Onder deze omstandigheden behoefde van Norit niet te worden verwacht dat zij meewerkte aan het nadere deskundigenonderzoek. Norit heeft derhalve niet haar medewerkingsplicht geschonden, zodat verzekeraars geen beroep kunnen doen op het bepaalde in artikel 2.3 van de polisvoorwaarden.
4.4. Verzekeraars stellen zich op het standpunt dat op basis van de thans voorliggende stukken geen oordeel mogelijk is over de door Norit gevorderde verklaring voor recht. Volgens verzekeraars is er een deskundigenonderzoek nodig om te kunnen beoordelen of sprake is van gedekte schade en van een verzekerde zaak. Zij verwijzen daartoe naar het tweede expertiserapport van [A]&[B] (zie 2.9.). Norit betwist dat nader voorlichting door een deskundige nodig is voor de beoordeling van de in dit geding voorliggende vragen.
4.5. Uit het tweede rapport van [A]&[B] kan worden afgeleid dat onderzoek antwoord moet geven op de vraag of het afstreven van de biologische activiteit alleen te wijten is aan de door Norit gestelde oorzaak (te weten stroomuitval) of dat er nog andere oorzaken zijn alsmede op de vraag of er eventueel economischere alternatieven zijn voor het maken van een doorstart. De door verzekeraars gewenste deskundigenvoorlichting heeft dus betrekking op de vraag of sprake is van een schade-uitsluiting en op de omvang van de schade. Aangezien deze laatste vraag niet ter beoordeling staat in deze procedure, gaat de rechtbank voorbij aan het verzoek tot deskundigenvoorlichting op dit punt. Voor de andere vraag verwijst de rechtbank naar hetgeen wordt overwogen onder 4.15 en volgende.
4.6. Verzekeraars hebben aangevoerd dat er geen sprake is van beschadiging omdat bacteriën naar hun aard een beperkte levensduur hebben, zodat het afsterven niet als een beschadiging van de bacterie kan worden beschouwd. Datzelfde geldt ook als de bacterie zich niet, zoals gebruikelijk, voortplant.
4.7. Norit heeft daartegen aangevoerd dat juist is dat bacteriën ieder voor zich een beperkte levensduur hebben, maar dat in dit geval teveel bacteriën te vroeg, en zonder nageslacht, zijn gestorven.
4.8. Weliswaar hebben de bacteriën een beperkte levensduur, maar onweersproken is gebleven dat in dit geval teveel bacteriën te vroeg en zonder nageslacht zijn gestorven. Dit volgt ook uit het feit dat de biomassa als geheel, te weten de totale hoeveelheid bacteriën, tot een zeker moment, de stroomuitval, zoals verwacht, toenam en dat daarna sprake was van een abrupte teruggang. Nu door het grootschalig voortijdig afsterven van de bacteriën de biomassa is teruggelopen, is anders dan verzekeraars menen, sprake van gedekte schade aan de biomassa.
Is biomassa een verzekerde zaak onder de CAR-polis?
4.9. Norit heeft gesteld dat de biomassa deel uitmaakt van de zuiveringsinstallaties zoals zij die diende te leveren en dat voor het opkweken van de biomassa ook een afzonderlijk bedrag in de aanneemsom is opgenomen, waarover ook premie is betaald, zodat de schade aan de biomassa, ontstaan vóór de oplevering van de installatie, is gedekt onder de CAR-polis van verzekeraars. Verzekeraars hebben daartegen aangevoerd dat de biomassa geen verzekerde zaak is onder de CAR-polis, omdat de biomassa eerst na de bouw van de mechanische installatie, dus na de oplevering, in de exploitatiefase, wordt opgekweekt. Buiten dat is de biomassa, zo stellen verzekeraars, ook feitelijk geen onderdeel van het mechanisch systeem, omdat de biomassa slechts kan worden opgekweekt als de installatie al in bedrijf is. Nu de schade aan de biomassa is ontstaan na de bouw van de installatie, is deze schade niet gedekt onder de CAR-polis.
4.10. Tussen partijen is niet in geschil dat de biomassa geen deel uitmaakt van het mechanisch systeem. Voor de vraag of de biomassa een verzekerde zaak onder de CAR-polis is, is alleen van belang of de biomassa deel uitmaakt van de op te leveren installatie. Vast staat dat de met de installatie beoogde waterzuivering uitsluitend mogelijk is als biomassa aanwezig is in de installatie. Daarmee is gegeven dat de biomassa een essentieel deel vormt van de installatie. Gelet hierop is dan ook niet uitgesloten dat schade aan de biomassa onder de CAR-polis is gedekt.
4.11. Voor de vraag of de schade aan de biomassa in dit geval gedekt is onder de CAR-polis, is vervolgens van belang of de biomassa onder de transportmontage-condities en dus vóór de oplevering is opgekweekt of dat de biomassa eerst na oplevering, tijdens de exploitatiefase en daarmee onder de machinebreukcondities, is opgekweekt.
4.12. Verzekeraars hebben aangevoerd dat de biomassa eerst na de oplevering is opgekweekt. Zij betogen dat de biomassa al tijdens de inregelfase water zuivert, zodat op grond daarvan moet worden vastgesteld dat de inregelfase deel uitmaakt van de onderhoudsfase nà de oplevering. Vaststaat echter dat de biomassa wordt gekweekt tijdens de inregelfase tot de benodigde hoeveelheid die nodig is om de afgesproken hoeveelheid percolaatwater te zuiveren. Norit heeft verder onweersproken gesteld dat zij de installatie eerst oplevert als de afgesproken hoeveelheid biomassa is bereikt, hetgeen ook blijkt uit de overeenkomst tussen Norit en Istac. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verzekeraars onvoldoende hebben aangevoerd om de stelling van Norit te weerleggen dat de schade aan de biomassa is ontstaan tijdens de inregelfase en dus vóór de oplevering van de installatie. Dat de (nog niet optimale hoeveelheid) biomassa al tijdens de inregelfase een kleinere hoeveelheid vervuild percolaatwater zuivert, doet daaraan niet af. De installatie wordt immers pas gebruiksklaar opgeleverd, wanneer de biomassa de afgesproken hoeveelheid water zuivert.
4.13. Volledigheidshalve overweegt de rechtbank dat de stelling van Norit dat zij de installatie pas oplevert als de afgesproken hoeveelheid biomassa is gekweekt, wordt ondersteund door Norits onbetwiste stelling ter comparitie dat Norit de installatie in 2008, dus nà de stroomuitval in december 2007, heeft opgeleverd. Daarbij is ook van belang dat eerst op 27 mei 2009, derhalve ruim na de door Norit gestelde oplevering, het risico onder de CAR-polis is overgegaan van transportmontage-condities naar de machinebreukcondities. Dat de inregelfase, zoals verzekeraars hebben aangevoerd, uiteindelijk veel langer heeft geduurd dan tussen Norit en Istac is afgesproken, wat daar verder ook van zij, doet daaraan niet af. Dit alles maakt dat Norit voldoende heeft gesteld om vast te stellen dat Norit de biomassa vóór oplevering, tijdens de inregelfase, heeft opgekweekt. Nu schade aan de biomassa in dit geval vóór de oplevering is ontstaan, is de schade aan de biomassa gedekt onder de polis.
4.14. Volgens Norit is de schade veroorzaakt door stroomuitval en betreft dit een gedekte oorzaak, hetgeen door verzekeraars niet is weersproken. Volgens verzekeraars kan evenwel gezien de complexiteit van het proces niet worden uitgesloten dat de schade is ontstaan als gevolg van andere oorzaken en verzoeken daar nader onderzoek naar te laten doen. Zoals Norit terecht heeft aangevoerd is zulks slechts van belang voor zover sprake is van een niet onder de polis gedekte schade-oorzaak. Het is aan verzekeraars om een expliciet beroep te doen op schade-uitsluitende oorzaken.
4.15. Verzekeraars hebben ter comparitie uitsluitend gewezen op de mogelijkheid dat sprake is van geleidelijke achteruitgang, in de zin van normale slijtage, van de biomassa of een schade-oorzaak na de onderhoudstermijn. Nu Norit ter comparitie onweersproken heeft gesteld dat sprake is van een abrupte achteruitgang van de biomassa na de stroomuitval, is daarmee komen vast te staan dat de schade aan de biomassa in elk geval niet het gevolg kan zijn van geleidelijke achteruitgang, zodat verzekeraars ten onrechte hebben aangevoerd dat de abrupte achteruitgang van de biomassa het gevolg is van – niet onder de polis gedekte – geleidelijke slijtage.
4.16. Voor zover verzekeraars hebben aangevoerd dat de schade aan de biomassa het gevolg is van een schade-oorzaak na de onderhoudstermijn, hebben zij dat tevergeefs gedaan. In r.o. 4.12 is vastgesteld dat de installatie ten tijde van de abrupte achteruitgang van de biomassa nog niet was opgeleverd, zodat en er derhalve nog geen sprake was dat het project zich in de onderhoudstermijn bevond. Gelet hierop kan dan hoe dan ook geen sprake zijn van een (niet onder de polis gedekte) schade-oorzaak na de onderhoudstermijn.
4.17. Verzekeraars hebben onvoldoende concreet gesteld welke andere niet onder de polis gedekte oorzaak de abrupte achteruitgang van de biomassa vanaf 21 december 2007 (Aziatische zijde) en medio december 2007 (Europese zijde) zou kunnen verklaren, hetgeen wel van verzekeraars had mogen worden verwacht. Dat zulks alleen mogelijk zou zijn door middel van een deskundigenrapport is onvoldoende gesteld of gebleken. Voor verder onderzoek naar andere schade-oorzaken bestaat dan ook geen aanleiding.
4.18. Ten aanzien van de door Norit gevorderde verklaring voor recht dat de schade aan de biomassa bij de door Norit uitgevoerde projecten van Istac onder de bij verzekeraars onder polisnummer 64420901 gesloten polis is gedekt en dat deze door verzekeraars dient te worden uitgekeerd, ieder voor het percentage waarvoor zij de polis heeft getekend, overweegt de rechtbank als volgt.
4.19. Norit stelt dat de door haar geleden schade aan de Aziatische zijde € 327.454,-- bedraagt en aan de Europese zijde € 909.327,--. Norit heeft echter niet de vergoeding van deze twee schadebedragen gevorderd, omdat zij, zoals ook blijkt uit haar toelichting ter comparitie, verzekeraars de gelegenheid wil geven de omvang van de schadeposten op de in de polis voorgeschreven wijze vast te stellen.
4.20. Nu partijen beiden ter zitting hebben verklaard uitsluitend duidelijkheid te willen krijgen over de vraag of deze schade aan de biomassa is gedekt onder deze polis, zal de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht als volgt toewijzen dat de schade aan de biomassa bij de door Norit uitgevoerde projecten van Istac onder de bij verzekeraars onder polisnummer 64420901 gesloten polis is gedekt en dat de uit deze schade voortvloeiende schadeposten, nadat deze op de in de polis voorgeschreven wijze zijn vastgesteld, door verzekeraars dienen te worden uitgekeerd, ieder voor het percentage waarvoor zij de polis heeft getekend.
4.21. Ten aanzien van de door Norit gevorderde vergoeding van de proceskosten overweegt de rechtbank dat verzekeraars, als de in het ongelijk gestelde partij, ieder voor het percentage waarvoor zij de polis heeft getekend, zullen worden veroordeeld in de proceskosten. De proceskosten aan de zijde van Norit worden als volgt begroot:
- dagvaarding € 72,25
- vast recht € 262,--
- salaris advocaat € 904,--(2,0 punt × tarief € 452,-- )
Totaal € 1.238,25
4.22. Nu verzekeraars daartegen geen verweer hebben gevoerd, zal de rechtbank verzekeraars ook veroordelen in de door Norit gevorderde wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum van het vonnis.
5. De beslissing
De rechtbank:
5.1. verklaart voor recht dat de schade aan de biomassa bij de door Norit uitgevoerde projecten van Istac onder de bij verzekeraars onder polisnummer 64420901 gesloten polis is gedekt en dat de uit deze schade voortvloeiende schadeposten, nadat deze op de in de polis voorgeschreven wijze zijn vastgesteld, door verzekeraars dienen te worden uitgekeerd, ieder voor het percentage waarvoor zij de polis heeft getekend;
5.2. veroordeelt verzekeraars, ieder voor het percentage waarvoor zij de polis heeft getekend, in de proceskosten, aan de zijde van Norit tot op heden begroot op € 1.238,25, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis, en indien voldoening niet binnen deze termijn plaatsvindt te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf de datum van het vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
5.3. verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. van Hall, mr. R.H.C. Jongeneel en
mr. Th. van der Windt en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2010.?