ECLI:NL:RBAMS:2010:BP1650
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.J. Bade
- S.A. Krenning
- M.C.J. Rozijn
- Rechtspraak.nl
Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel en de toetsing van evenredigheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 december 2010 uitspraak gedaan in het kader van een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering was ingediend door de officier van justitie en betrof de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die op dat moment gedetineerd was in Amsterdam. De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare zitting op 13 december 2010, waarbij de officier van justitie, de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. R.A.A. Maat, aanwezig waren.
De rechtbank heeft in haar uitspraak verwezen naar een eerdere uitspraak van 4 maart 2009, waarin werd vastgesteld dat een beroep op de onevenredigheid van een EAB slechts onder bijzondere omstandigheden kan slagen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er in dit geval geen bijzondere omstandigheden zijn die de weigering van de overlevering rechtvaardigen. De gestelde onevenredigheid is onvoldoende onderbouwd en de rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een zogenaamd "bagateldelict".
De rechtbank heeft ook de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd, zowel naar Pools als naar Nederlands recht strafbaar is. De opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij de Poolse nationaliteit heeft en dat zijn personalia correct zijn. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, omdat aan alle eisen van de Overleveringswet is voldaan. De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 29, tweede lid, van de Overleveringswet, waartegen geen gewoon rechtsmiddel openstaat.