ECLI:NL:RBAMS:2010:BO9956

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
463584 - HA RK 10-599
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vergoeding van kosten in deelgeschilprocedure na ongeval

In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam is beslist op een vordering tot vergoeding van de kosten van het verzoek, het enige resterende geschilpunt tussen partijen. De procedure begon met een verzoekschrift van [A] op 1 juli 2010, na een ongeval op 8 oktober 2004 waarbij [A] als motorrijder door [B] werd aangereden. De rechtbank heeft de kosten van de deelgeschilprocedure begroot op basis van de door [A] overgelegde urendeclaratie van zijn advocaat, mr. F.M. Oudolf. De rechtbank oordeelt dat de door [A] gemaakte kosten redelijk zijn en dat Probus c.s., de verzekeraar van [B], deze kosten moet vergoeden. De totale kosten worden vastgesteld op € 1.865,50, inclusief het door [A] betaalde vastrecht van € 253,=. De rechtbank heeft vastgesteld dat Probus c.s. de aansprakelijkheid voor het ongeval heeft erkend, waardoor [A] niet zelf hoeft te dragen voor de kosten van de procedure. De rechtbank heeft Probus c.s. veroordeeld in de kosten van [A]. Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.C. van Harmelen en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2010.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rekestnummer: 463584 / HA RK 10-599
Beschikking van 28 oktober 2010
in de zaak van
[A],
wonende te --,
verzoeker,
advocaat mr. F.M. Oudolf,
tegen
1. [B],
wonende te --,
verweerder,
2. de rechtspersoon naar buitenlands recht
PROBUS INSURANCE COMPANY EUROPE LTD,
gevestigd te Dublin (Ierland),
verweerster,
advocaat mr. V. Quint.
Verzoeker zal hierna [A] worden genoemd. Verweerder sub 1 zal hierna [B] worden genoemd, verweerster sub 2 Probus en gezamenlijk worden zij Probus c.s. genoemd.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 1 juli 2010, met bewijsstukken,
- de tussenbeschikking van 22 juli 2010 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 augustus 2010, waarbij de behandeling van het verzoek is aangehouden en is verplaatst naar 27 september 2010,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling, gehouden op 27 september 2010.
2. De feiten
2.1. Op 8 oktober 2004 is [A] betrokken geraakt bij een ongeval, waarbij [A] als bestuurder van een motor is aangereden door een ander voertuig dat werd bestuurd door [B].
2.2. Probus is de verzekeraar van [B]. Hertz Claim Management B.V. is de in Nederland gevestigde gevolmachtigde van Probus. [C&D] expertises B.V. is de schadebehandelaar van Probus in Nederland.
2.3. Probus heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend.
2.4. Op een door [A] bij de mondelinge behandeling overgelegde urendeclaratie van mr. Oudolf (hierna: de declaratie) staat het volgende, voor zover van belang, vermeld:
‘(..)
Uren per dossier F.M. Oudolf
(..)
Tijd Tarief Niet decl. Nog decl. Gedeclareerd
(..)
16:48 205.98 64.50 1848.00 1612.50
Werkelijk gedeclareerd 15201.50 (..)’
3. Het geschil en de beoordeling
3.1. [A] heeft Probus op grond van de Wet deelgeschilprocedure voor letsel- en overlijdensschade in rechte betrokken. Volgens [A] is er tussen partijen bij de afwikkeling van de schade buiten rechte een aantal deelgeschillen gerezen. Deze deelgeschillen dienen, volgens [A], in rechte te worden beslecht nu deze geschillen de buitengerechtelijke afwikkeling van de door [A] geleden schade in de weg staan.
3.2. Bij de mondelinge behandeling van 27 september 2010 hebben partijen de tussen hen gerezen deelgeschillen beslecht in die zin dat zij nadere afspraken met elkaar hebben gemaakt over de te nemen vervolgstappen om buitengerechtelijk tot afwikkeling van de door [A] geleden schade te komen. Daarop heeft [A] zijn verzoekschrift ingetrokken, behoudens ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de kosten van het onderhavige verzoek. Op dit punt hebben partijen geen overeenstemming bereikt zodat uitsluitend dit onderdeel van het verzoek thans nog ter beoordeling aan de rechtbank voor ligt.
3.3. Volgens [A] dienen de kosten van het onderhavige verzoek door Probus c.s. te worden vergoed. [A] begroot zijn kosten op € 2.000,= en onderbouwt dit met de onder 2.4. vermelde declaratie. Probus c.s. bestrijden dat zij de kosten van [A] dienen te vergoeden en voeren daartoe aan dat de door [A] gemaakte kosten niet voldoen aan de zogenoemde dubbele redelijkheidstoets omdat de door [A] gestelde kosten, volgens Probus c.s., niet in redelijkheid zijn gemaakt.
3.4. De rechtbank overweegt als volgt. Indien de aansprakelijkheid van de schadeveroorzakende partij vast staat of in het deelgeschil komt vast te staan, geldt als uitgangspunt dat de benadeelde de door hem werkelijk gemaakte kosten van de deelgeschilprocedure niet zelf hoeft te dragen. Op grond van artikel 1019aa Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) begroot de rechtbank de kosten van de deelgeschilprocedure ambtshalve, waarbij alle redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) dienen te worden meegenomen. Of het redelijke kosten zijn , hangt af van de vraag of het redelijk is dat die kosten zijn gemaakt én of de hoogte van deze kosten redelijk is.
3.5. Probus c.s. heeft de aansprakelijkheid voor het ongeval erkend zodat [A], in het licht van voormeld uitgangspunt, de door hem in het kader van deze procedure gemaakte kosten niet zelf hoeft te dragen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door [A] gemaakte kosten in redelijkheid gemaakt nu de onderhavige deelgeschilprocedure niet onnodig of onterecht is ingesteld. Immers, voorafgaand aan deze procedure zijn in het buitengerechtelijke traject tussen partijen enkele geschilpunten (deelgeschillen) gerezen. Na tussenkomst van de rechtbank hebben partijen deze deelgeschillen beslecht door met elkaar afspraken te maken over de te nemen vervolgstappen, in het streven om in het buitengerechtelijke traject tot afwikkeling van de door [A] geleden schade te komen. De enkele stelling dat de door [A] gevorderde kosten niet in redelijkheid zijn gemaakt, leidt zonder een nadere toelichting, die ontbreekt, niet tot ander oordeel.
3.6. Nu Probus c.s. de hoogte van de door [A] overgelegde declaratie niet betwisten en die kosten wat omvang betreft naar het oordeel van de rechtbank als redelijk en evenredig kunnen worden aangemerkt, zal de rechtbank de door [A] werkelijk gemaakte kosten begroten conform de door [A] overgelegde declaratie (2.4). De rechtbank begrijpt de declaratie van mr. Oudolf aldus dat het bedrag van € 1.612,50 ziet op de kosten die mr. Oudolf specifiek in het kader van de onderhavige procedure heeft gemaakt en dat het bedrag van € 15.201,50 ziet op het aantal uren dat mr. Oudolf in totaal aan het geschil tussen [A] en Probus c.s. totaal, dus ook buiten rechte, heeft besteed. Nu [A] recht heeft op vergoeding van de werkelijke kosten die hij in het kader van deze deelgeschilprocedure heeft gemaakt, gaat de rechtbank uit van het bedrag van € 1.612,50, waarbij aan [A] ook een vergoeding toekomt van het door hem betaalde vastrecht van € 253,=. Aldus begroot de rechtbank de totale door [A] werkelijk gemaakte kosten op een bedrag van € 1.865,50
(€ 1.612,50 plus € 253,=). Nu [A] heeft verzocht Probus c.s. te veroordelen in de kosten van [A], zal de rechtbank Probus c.s. daartoe ook veroordelen.
4. De beslissing
De rechtbank
4.1. veroordeelt Probus c.s. in de kosten gevallen aan de zijde van [A] tot op heden begroot op € 1.865,50.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.H.C. van Harmelen en in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2010.