ECLI:NL:RBAMS:2010:BO8932

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1189978 EA VERZ 10-1717
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorwaardelijke ontbinding van arbeidsovereenkomst tussen ziekenhuis en medisch specialist met arbitrage-overeenkomst

In deze zaak heeft het Slotervaartziekenhuis B.V. een verzoek ingediend tot voorwaardelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een medisch specialist. De partijen zijn gebonden aan een arbitrage-overeenkomst, waardoor geschillen door het Scheidsgerecht Gezondheidszorg worden beslecht. Het Scheidsgerecht heeft de arbeidsovereenkomst op 30 juni 2009 ontbonden, maar dit vonnis is op 4 augustus 2010 door de rechtbank Utrecht vernietigd. Het ziekenhuis heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vernietigingsvonnis, waarop nog niet is beslist. Ondertussen heeft het ziekenhuis een voorwaardelijk ontbindingsverzoek ingediend bij de kantonrechter, die zich onbevoegd verklaarde op basis van artikel 1067 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Dit artikel stelt dat de bevoegdheid van de gewone rechter pas herleeft als het vernietigingsvonnis onherroepelijk is geworden.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bevoegdheid van de kantonrechter nog niet herleefd is, omdat het vernietigingsvonnis nog in hoger beroep is. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzoek van het ziekenhuis niet-ontvankelijk is, omdat er een geldige arbitrage-overeenkomst bestaat. De kantonrechter heeft ook het verzoek van de verweerder om proceskosten te vergoeden toegewezen, waarbij de kosten zijn vastgesteld op € 2.000,00. De beslissing van de kantonrechter is uitgesproken op 15 december 2010, waarbij verzoekster is veroordeeld in de proceskosten en niet-ontvankelijk is verklaard in haar verzoek.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdan
Zaaknummer: 1189978 EA VERZ 10-1717
Beschikking van: 15 december 2010
F.no.: 472
Beschikking van de kantonrechter
I n z a k e
SLOTERVAARTZIEKENHUIS B.V.
gevestigd te Amsterdam
verzoekster
gemachtigde: mr. C. van Kimmenade
t e g e n
[verweerder]
wonende te Oegstgeest
verweerder
gemachtigde: mr. J. van Hulst
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Verzoekster heeft -voorwaardelijk, namelijk voor zover de kantonrechter exclusief bevoegd zou zijn en voor zover in enige gerechtelijke procedure zal blijken dat deze thans nog bestaat- een verzoek ingediend dat strekt tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 4 november 2010 en na aanhouding van de behandeling ook op 29 november 2010. Verzoekster is verschenen bij de heer [naam 1], medisch directeur (alleen op 4 november 2010) en haar gemachtigde. Verweerder is verschenen met zijn gemachtigde.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
1. Als gesteld en onvoldoende weersproken kan van het volgende worden uitgegaan:
a. Verweerder, geboren op 4 januari 1958, is op 1 februari 1996 in dienst van verzoekster getreden als medisch specialist.
b. In de arbeidsovereenkomst is bepaald dat geschillen uit de arbeidsovereenkomst worden beslecht door het Scheidsgerecht voor de Nederlandse Ziekenhuizen, thans het Scheidsgerecht Gezondheidszorg.
c. Verzoekster heeft op 3 april 2009 een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij het Scheidsgerecht gedaan. Bij vonnis van 30 juni 2009 (hierna: het eerste arbitrale vonnis) heeft het Scheidsgerecht de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 september 2009 ontbonden.
d. Bij vonnis van 4 augustus 2010 (hierna: het vernietigingsvonnis) heeft de rechtbank te Utrecht het arbitrale vonnis vernietigd.
e. Verzoekster is van het vernietigingsvonnis in hoger beroep gegaan. Op het beroep is nog niet beslist.
f. Verzoekster heeft op 27 augustus 2010 bij het Scheidsgerecht een voorwaardelijk -tweede- ontbindingsverzoek gedaan, namelijk voor zover in rechte zou komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst nog bestaat.
g. De eerste mondelinge behandeling van het onderhavige, bij de kantonrechter ingediende voorwaardelijke ontbindingsverzoek is in overleg met en instemming van beide partijen aangehouden totdat de behandeling door het Scheidsgerecht zou hebben plaatsgehad.
h. Bij arbitraal vonnis van 18 november 2010 heeft het Scheidsgerecht zich bevoegd verklaard om van het daar gedane voorwaardelijke, tweede, ontbindingsverzoek kennis te nemen. Zij heeft het verzoek vervolgens afgewezen omdat zij de handelwijze van verzoekster in de gegeven omstandigheden strijdig achtte met de eisen van een goede procesorde.
2. Partijen zijn het erover eens dat thans alleen over de bevoegdheid van de kantonrechter om van het verzoek kennis te nemen, zal worden beslist.
3. Bij verzoekschrift van 8 oktober 2010 heeft verzoekster voorwaardelijk verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden, primair wegens een dringende reden en subsidiair op grond van verandering van omstandigheden.
4. Verzoekster stelt dat de kantonrechter bevoegd is ondanks dat in artikel 1067 Rv is bepaald dat de bevoegdheid van de gewone rechter herleeft “zodra het vonnis waarbij een arbitraal vonnis is vernietigd, onherroepelijk is geworden” terwijl vast staat dat het vonnis van de rechtbank Utrecht nog niet onherroepelijk is geworden. Zij beroept zich er op dat in artikel 7:685 BW is bepaald dat iedere partij “te allen tijde” bevoegd is zich tot de kantonrechter te wenden en het in strijd zou komen met de eisen van een goede procesorde indien verzoekster geen mogelijkheid zou hebben om een ontbindingsverzoek te doen onder de gegeven omstandigheden. Subsidiair betoogt zij de ontbindingsbeschikking uit te spreken onder de opschortende voorwaarde dat het vernietigingsvonnis van de rechtbank Utrecht onherroepelijk is geworden. Dan immers herleeft de bevoegdheid van de kantonrechter en staat vast dat de arbeidsovereenkomst niet is ontbonden, aldus verzoekster.
5. Verweerder heeft voor alle weren een beroep gedaan op de onbevoegdheid van de kantonrechter. Dit verweer treft doel.
Niet in geschil is dat tussen partijen een arbitrage-beding geldt. Bij het bestaan van een geldige overeenkomst tot arbitrage dient de gewone rechter zich ingevolge artikel 1022 Rv, indien er tijdig een beroep op is gedaan, onbevoegd te verklaren om van het geschil kennis te nemen.
Voor herleving van de bevoegdheid van i.c. de kantonrechter vereist artikel 1067 Rv uitdrukkelijk dat het vonnis waarbij een arbitraal vonnis is vernietigd, onherroepelijk is geworden. Het vernietigingsvonnis van de rechtbank Utrecht is nog niet onherroepelijk geworden, nu daartegen door verzoekster hoger beroep is ingesteld. De bevoegdheid van de kantonrechter is derhalve nog niet herleefd.
6. Reeds lang is in de jurisprudentie en literatuur uitgemaakt dat het bepaalde in artikel 7:685 BW dat “te allen tijde” een verzoek tot ontbinding kan worden gedaan, niet meebrengt dat een arbitrageovereenkomst niet zou gelden voor partijen. Niet valt in te zien hoe dat in strijd zou zijn met de eisen van een goede procesorde. Dit klemt te meer nu verzoekster zelf tegen het vernietigingsvonnis hoger beroep heeft ingesteld. Zonder dat hoger beroep was het vernietigingsvonnis onherroepelijk geworden en was de kantonrechter wel bevoegd geweest om over het ontbindingsverzoek te oordelen.
7. Het Scheidsgerecht heeft zich in beide ontbindingsverzoeken bevoegd verklaard, zodat evenmin op grond van het bepaalde in artikel 1052 lid 5 Rv bevoegdheid van de gewone rechter kan worden aangenomen.
8. Het subsidiaire standpunt van verzoekster, dat de kantonrechter onder de opschortende voorwaarde dat zij op enig moment bevoegd zou raken de ontbinding zou kunnen uitspreken, kan evenmin worden gevolgd. De kantonrechter is eenvoudigweg thans niet bevoegd en kan zich daarom niet uitspreken over de inhoud van het verzoek.
9. Het vorenstaande leidt er toe dat verzoekster niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar verzoek.
10. Verweerder heeft verzocht verzoekster te veroordelen tot betaling van € 15.000,00 aan proceskosten, althans een in redelijkheid te bepalen bedrag. Hij stelt daartoe dat hij hoge kosten aan rechtsbijstand moet betalen door alle procedures waarin verzoekster hem, tegen beter weten in, heeft betrokken.
11. Ingevolge artikel 289 Rv kan een van partijen bij eindbeschikking in de proceskosten worden veroordeeld, waarbij de rechter niet gehouden is het Liquidatietarief in acht te nemen. Verweerder heeft aangegeven geen exacte opgave te kunnen doen van de in de onderhavige procedure gemaakte kosten, gelet op de omstandigheid dat partijen met elkaar in een aantal procedures zijn betrokken en de werkzaamheden daarvoor door elkaar heen lopen. Onder deze omstandigheden worden de proceskosten van verweerder begroot op € 2.000,00.Verzoekster wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling daarvan aan verweerder.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek;
II. veroordeelt verzoekster in de proceskosten aan de zijde van verweerder gevallen, tot aan deze uitspraak begroot op € 2.000,00;
III. verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.