ECLI:NL:RBAMS:2010:BO8474
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak wegens onrechtmatige aanhouding en gebrek aan vordering tot identificatie
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 3 november 2010, is de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, waaronder wederspannigheid en het niet tonen van een identiteitsbewijs. De zaak kwam aan het licht toen de verdachte op 6 februari 2009 in de metro op het Amstelstation te Amsterdam door verbalisanten werd aangesproken over zijn gedrag. De verbalisanten vroegen de verdachte naar zijn identiteitsbewijs, maar er was geen formele vordering gedaan om dit te tonen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet verplicht was om zijn identiteitsbewijs te tonen, omdat de verbalisanten niet de juiste procedure volgden. De rechtbank stelde vast dat de aanhouding van de verdachte onrechtmatig was, aangezien de verbalisanten niet in de rechtmatige uitoefening van hun bediening handelden. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte van beide ten laste gelegde feiten moest worden vrijgesproken. De rechtbank benadrukte dat het enkele vragen naar een identiteitsbewijs niet gelijkstaat aan een vordering, en dat er geen bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig tijdens de zitting.