ECLI:NL:RBAMS:2010:BO8410

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
VB 138306
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een som ineens voor verzorging en opvoeding van een minderjarige uit de nalatenschap van de vader

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 30 september 2010, is een verzoek ingediend door [verzoekster] in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige dochter [dochter]. Het verzoek betreft de toekenning van een som ineens van € 25.000,- op basis van artikel 4:35 van het Burgerlijk Wetboek, ten behoeve van de verzorging, opvoeding, levensonderhoud en studie van [dochter]. De vader van [dochter] is op 26 januari 2009 overleden, en de nalatenschap is beneficiair aanvaard door [verzoekster]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de nalatenschap een zuiver saldo van € 102.661,- heeft en dat [dochter] over verschillende bronnen van inkomsten beschikt, waaronder een halfwezenuitkering en een wezenpensioen.

De kantonrechter heeft de argumenten van [verzoekster] en [verweerster] gehoord. [verzoekster] stelt dat de som ineens noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [dochter] tot haar 18e en voor haar levensonderhoud en studie daarna. [verweerster] betwist de noodzaak van de som, verwijzend naar de bestaande uitkeringen en het gezinsinkomen van [verzoekster]. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de noodzaak voor de som ineens niet kan worden ontkend, gezien de intentie die in het echtscheidingsconvenant is vastgelegd en de omstandigheden van de zaak.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten om de som ineens van € 25.000,- toe te kennen, waarbij de proceskosten worden gecompenseerd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Deze uitspraak benadrukt de bescherming van de belangen van minderjarigen in het erfrecht en de noodzaak om rekening te houden met hun toekomstige behoeften.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Zaaknummer: VB 138306
Beschikking van: 30 september 2010
481
Beschikking van de kantonrechter ex artikel 4:35 B.W.
I n z a k e
[verzoekster]
in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige dochter [naam dochter]
wonende te [woonplaats]
verzoekster
nader te noemen [verzoekster] q.q.
gemachtigde: mr. J.M.A.H. van der Ploeg
t e g e n
[verweerster]
wonende te [woonplaats]
verweerster
nader te noemen [verweerster]
gemachtigde: mr. I.R. Feddema
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[verzoekster] q.q. heeft op 11 december 2009 een verzoek ingediend dat strekt tot het verkrijgen van een som ineens als bedoeld in artikel 4:35 B.W. Bij brief van 21 april 2010 heeft [verzoekster] nadere gegevens verstrekt.
[verweerster] heeft op 20 mei 2010 een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 25 mei 2010.[verzoekster] q.q. is verschenen in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde. [verweerster] is in persoon verschenen bijgestaan door haar gemachtigde.
Ter zitting heeft de kantonrechter partijen verzocht hem nader te informeren over de vraag of er inkomstenbelasting verschuldigd is over de halfwezenuitkering (zie hierna onder 1.k). Deze informatie heeft de kantonrechter niet ontvangen.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
1. Als gesteld en onvoldoende weersproken kan van het volgende worden uitgegaan:[dochter] (verder [dochter]) is op 6 december 1996 geboren uit het huwelijk van [verzoekster] met de heer [vader] (verder [vader]).
b. dit huwelijk is in 2002 door echtscheiding ontbonden. Er is een echtscheidingsconvenant gesloten d.d. 7 maart 2002.
c. artikel 3 van dit convenant bepaalt:
“3.1 Partijen komen overeen dat de man een bijdrage zal betalen in de kosten van opvoeding en verzorging van [dochter] van € 227,50 per maand waarop ingaande 1 januari 2003 de wettelijke indexering van toepassing zal zijn. De kinderbijslag wordt bijgeschreven op de rekening van de vrouw.
3.2 Partijen zullen, wanneer de kosten van verzorging en opvoeding zullen toenemen, de hoogte van de kinderbijdrage in onderling overleg opnieuw bekijken. In ieder geval zullen partijen overleggen op het moment dat [dochter] naar het voortgezet onderwijs zal gaan.
3.3 Na het bereiken van de 18 jarige leeftijd van [dochter] zal de man bijdragen in de kosten van haar studie en levensonderhoud voor de periode dat zij een studie volgt en niet in haar eigen levensonderhoud kan voorzien.
3.4 Aangezien de man door deze bijdrage de grens van NLG 270,- overschrijdt, komt hij in aanmerking voor fiscaal voordeel.”
d. per 1 januari 2009 bedraagt de geïndexeerde kinderalimentatie € 263,70 per maand.
e. [vader] is hertrouwd met [verweerster].
f. op 26 januari 2009 is [vader] overleden.
g. op de opengevallen nalatenschap is het wettelijk erfrecht van toepassing, nu [vader] niet bij testament over zijn nalatenschap heeft beschikt.
h. de nalatenschap is door [verzoekster] q.q. beneficiair aanvaard.
i. de boedelbeschrijving noemt een zuiver saldo van de nalatenschap van € 102.661,-.
j. [dochter] beschikt over spaargelden (die zijn bedoeld voor haar studie) ten bedrage van € 6.740,10 (peildatum april 2010).
k. met ingang van januari 2009 heeft [dochter] aanspraak op een halfwezenuitkering ter hoogte van € 244,26 bruto per maand, te vermeerderen met € 19,48 bruto per maand vakantiegeld.
l. [dochter] heeft eveneens aanspraak op een wezenpensioen van Zwitserleven ter hoogte van € 345,- bruto per jaar.
m. Per augustus 2009 zit [dochter] in de brugklas van het voortgezet onderwijs.
Verzoek
2. [verzoekster] q.q. verzoekt de kantonrechter om een som ineens vast te stellen op een redelijk bedrag, echter tenminste op een bedrag zoals omschreven in artikel 3 van het echtscheidingsconvenant, zodat zij maandelijks kan beschikken over een bedrag van € 227,50, het bedrag dat zij maandelijks ontving van de erflater, met veroordeling van [verweerster] in de kosten van de procedure.
3. [verzoekster] q.q. voert daartoe aan dat de som ineens benodigd is voor de verzorging en opvoeding van [dochter] tot haar 18e en voor haar levensonderhoud en studie vanaf haar 18e tot haar 21e levensjaar. Zij mist immers thans de maandelijkse bijdrage van haar vader.
4. Aangesloten moet worden bij de bedoeling die is uitgesproken in het echtscheidingsconvenant, te weten dat [verzoekster] en de heer [vader] met elkaar zouden overleggen als de kosten voor levensonderhoud van [dochter] zouden toenemen. Als moment van overleg is in ieder geval het gaan naar de middelbare school benoemd. Ook is uitdrukkelijk de intentie geweest een (hogere) bijdrage vast te stellen in het geval [dochter] zou gaan studeren.
5. In het belang van [dochter] moet worden voorkomen dat de aan haar toekomende vordering op de langstlevende ter grootte van haar erfdeel (dit is 50 % van de nalatenschap) in de toekomst wegens gebrek aan baten oninbaar wordt. Verweer
6. [verweerster] betwist dat er gronden zijn om de som ineens toe te kennen. Een verzoek als het onderhavige is alleen toewijsbaar voor zover de som nodig is voor verzorging, opvoeding, levensonderhoud en/of studie. Die noodzaak ontbreekt hier. Weliswaar mist [dochter] de maandelijkse bijdrage van haar vader doch daarvoor is de halfwezenuitkering en het pensioen van Zwitserleven in de plaats gekomen. Die bedragen gezamenlijk zijn hoger dan de betaalde kinderalimentatie.
7. Daar komt volgens [verweerster] bij dat [verzoekster] en haar huidige echtgenoot (die ook onderhoudsplichtig is jegens [dochter]) een ruim bovenmodaal gezinsinkomen ontvangen en daarom in staat moeten worden geacht om [dochter] te onderhouden. Ook zijn er nog de spaarrekeningen ten behoeve van [dochter]’ studie.
8. Het door [verzoekster] q.q. onder 5 genoemde risico van “oninbaarheid” is inherent aan het systeem van de wettelijke verdeling. [verweerster] heeft immers het recht om de nalatenschap (deels) te verbruiken. Beoordeling
9. Vooropgesteld wordt dat de wetgever slechts een enkele uitzondering heeft gemaakt op de sterke positie van de langstlevende echtgenoot in de regeling van de wettelijke verdeling. Een van deze uitzonderingen is de som ineens voor de minderjarige of jongmeerderjarige.
10. Naar het oordeel van de kantonrechter dient deze uitzondering niet illusoir te worden door een te beperkte uitleg van het begrip “voor zover deze nodig is” in artikel 4:35 B.W. De kantonrechter zal daarom de inkomenspositie van [verweerster] en haar echtgenoot niet in aanmerking nemen bij het bepalen van de behoefte van [dochter].
11. Wel zal de kantonrechter rekening houden met de bronnen van inkomsten, die ten behoeve van [dochter] worden ontvangen. Dat zijn de onder 1. k en l bedoelde uitkeringen en de voor haar studie bedoelde spaargelden (zie onder 1.j).
12. Dat [dochter] over deze bronnen van inkomsten beschikt, betekent naar het oordeel van de kantonrechter niet dat [dochter] geen aanspraak kan maken op een som ineens. Immers kan redelijkerwijs worden aangenomen dat het overleg (als bedoeld in artikel 3 van het echtscheidingsconvenant) tussen [verzoekster] en [vader] (als hij nog in leven zou zijn) tot een verhoging van de kinderalimentatie zou hebben geleid. Veronderstellenderwijs wordt aangenomen dat een verhoging zou hebben plaatsgevonden, zowel bij het starten op de middelbare school als bij de aanvang van een studie.
13. Een exacte rekensom kan vanzelfsprekend niet worden gemaakt, nu daarvoor teveel onzekere factoren een rol spelen. De kantonrechter zal daarom schattenderwijs een som vaststellen, waarbij hij ervan uitgaat dat met deze som, tezamen met de onder 11 bedoelde bronnen van inkomsten, in voldoende mate in de kosten van verzorging, opvoeding, levensonderhoud en studie van [dochter] wordt voorzien.
14. Alle omstandigheden in aanmerking nemende, waaronder ook het saldo van de nalatenschap, stelt de kantonrechter de som ineens vast op € 25.000,-.
15. Er zijn termen de proceskosten te compenseren.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. kent aan [verzoekster] q.q. een som ineens toe ten laste van de gezamenlijke erfgenamen van [vader] ter hoogte van € 25.000,-;
II. bepaalt dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
III. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
IV. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gegeven door mr. T.M.A. van Löben Sels, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 september 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter