ECLI:NL:RBAMS:2010:BO8410
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een som ineens voor verzorging en opvoeding van een minderjarige uit de nalatenschap van de vader
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 30 september 2010, is een verzoek ingediend door [verzoekster] in haar hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van haar minderjarige dochter [dochter]. Het verzoek betreft de toekenning van een som ineens van € 25.000,- op basis van artikel 4:35 van het Burgerlijk Wetboek, ten behoeve van de verzorging, opvoeding, levensonderhoud en studie van [dochter]. De vader van [dochter] is op 26 januari 2009 overleden, en de nalatenschap is beneficiair aanvaard door [verzoekster]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de nalatenschap een zuiver saldo van € 102.661,- heeft en dat [dochter] over verschillende bronnen van inkomsten beschikt, waaronder een halfwezenuitkering en een wezenpensioen.
De kantonrechter heeft de argumenten van [verzoekster] en [verweerster] gehoord. [verzoekster] stelt dat de som ineens noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [dochter] tot haar 18e en voor haar levensonderhoud en studie daarna. [verweerster] betwist de noodzaak van de som, verwijzend naar de bestaande uitkeringen en het gezinsinkomen van [verzoekster]. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat de noodzaak voor de som ineens niet kan worden ontkend, gezien de intentie die in het echtscheidingsconvenant is vastgelegd en de omstandigheden van de zaak.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter besloten om de som ineens van € 25.000,- toe te kennen, waarbij de proceskosten worden gecompenseerd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen. Deze uitspraak benadrukt de bescherming van de belangen van minderjarigen in het erfrecht en de noodzaak om rekening te houden met hun toekomstige behoeften.