ECLI:NL:RBAMS:2010:BO8156

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
442945 - HA ZA 09-3602
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door illegaal stroomverbruik ten behoeve van hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 1 september 2010 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Liander N.V. en [A]. Liander, als netbeheerder, vorderde schadevergoeding van [A] wegens illegaal stroomverbruik ten behoeve van een hennepkwekerij. De rechtbank oordeelde dat [A] tekort is geschoten in de nakoming van zijn zorgplicht door de elektriciteitsmeter te manipuleren en aldus onrechtmatig heeft gehandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een overeenkomst tussen Liander en [A] voor de aansluiting en het transport van elektriciteit, en dat [A] aansprakelijk is voor de door Liander geleden schade. De omvang van de schade werd geschat op basis van het aangetroffen bewijs in de woning, waaronder apparatuur die gebruikt werd voor de hennepkwekerij. Liander had een nota gestuurd voor een totaalbedrag van EUR 59.251,07, maar de rechtbank heeft de vordering tot een bedrag van EUR 33.550,84 toegewezen, inclusief wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van Liander toegewezen en [A] veroordeeld in de beslagkosten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat Liander niet voldoende had onderbouwd dat deze kosten daadwerkelijk waren gemaakt. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van contractanten in het kader van elektriciteitslevering en de gevolgen van illegaal afnemen van elektriciteit.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 442945 / HA ZA 09-3602
Vonnis van 1 september 2010
in de zaak van
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres,
advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam,
tegen
[A],
wonende te --,
gedaagde,
advocaat mr. A.A. Bouwman te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Liander en [A] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 oktober 2009;
- de conclusie van antwoord;
- het tussenvonnis van 17 maart 2010, waarbij een comparitie van partijen is gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van 19 mei 2010;
- de akte van Liander;
- de akte van [A].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [A] is eigenaar van de woning op het adres -- te -- (hierna: de woning). [A] verhuurt deze woning sinds ongeveer maart 2008 aan de heer [B].
2.2. Liander is op grond van de Elektriciteitswet 1998 aangewezen als netbeheerder voor de regio van voornoemde woning. Liander is exclusief in deze regio belast met aansluiting en transport van de elektriciteit naar haar afnemers in die regio.
2.3. Liander hanteert algemene voorwaarden. Deze algemene voorwaarden luiden voor zover hier van belang als volgt:
“ARTIKEL 4
Bijzondere verplichtingen van de contractant
(…)
4.3
De contractant is gehouden het redelijkerwijs mogelijke te doen om schade aan het in het perceel aanwezige gedeelte van de aansluiting en/of de meetinrichting te voorkomen.
(…)
4.6
Het is de contractant niet toegestaan:
a. door middel van en/of met behulp van de installatie via het net dat door de netbeheerder wordt beheerd, hinder of schade te veroorzaken voor de netbeheerder of andere contractanten;
b. door of vanwege de netbeheerder of een erkende meetverantwoordelijke aangebrachte verzegelingen te verbreken of te doen verbreken;
c. handelingen te verrichten of te doen verrichten waardoor de hoeveelheid getransporteerde elektrische energie niet of niet juist kan worden vastgesteld, dan wel een situatie te scheppen waardoor het normaal functioneren van de meetinrichting of (andere) door de netbeheerder beheerde apparatuur wordt verhinderd (…).
4.7
Indien de contractant toerekenbaar in strijd heeft gehandeld met een in dit artikel bedoelde verplichting, kan de netbeheerder hem indien er (mede) sprak is van niet door de meetinrichting geregistreerde energie (…) betaling van de kosten van transport vorderen en/of de kosten van de geschatte feitelijke levering in rekening brengen en/of schadevergoeding verlangen. Het voorgaande laat het recht van de netbeheerder op het geheel of gedeeltelijk wegnemen van de aansluiting en/of het deactiveren van de aansluiting onverlet.”
2.4. Op 5 maart 2009 is in de kelderruimte van de woning een hennepkwekerij aangetroffen. In de schuurruimte bij de woning zijn eveneens attributen danwel overblijfselen van een hennepkwekerij aangetroffen.
2.5. Ten behoeve van de hennepkwekerij werd door [A] buiten de meter om stroom afgenomen.
2.6. Op 30 maart 2009 heeft een medewerker van Liander aangifte gedaan van energiefraude. Bij deze aangifte is een ‘opnameformulier energiefraude’ gevoegd. Dit opnameformulier, gedateerd 5 maart 2009, vermeldt onder meer dat de volgende zaken zijn aangetroffen in schuurruimte bij de woning:
- 6 assimilatielampen van elk 645 Watt;
- 1 ventilator van 50 Watt;
- 1 kachel van 2000 Watt;
- 1 zeer vuil koolstoffilter, terwijl deze schoon is opgehangen;
- stof op de armaturen van de lampen en op de rotorbladen van de ventilator;
- kalkaanslag in de plantpotten;
- kalkaanslag op een afdekzeil;
- hennep op de grond.
In de (kelderruimte onder de) woning zijn onder meer de volgende zaken aangetroffen:
- 12 assimilatielampen van elk 645 Watt;
- 4 ventilatoren van elk 50 Watt;
- 2 afzuiginstallaties van elk 368 Watt;
- 3 dompelpompen van in totaal 1800 Watt;
- 3 kachels van elk 2000 Watt;
- 1 zeer vuil koolstoffilter;
- stof op de armaturen van de lampen en op de rotorbladen van de ventilatoren;
- kalkaanslag in de plantpotten
- kalkaanslag op een afdekzeil;
- zeer veel hennepafval;
- oude aarde-afval in ca. 125 potten/zakken
- (lege) voedingsflessen.
- veel oude apparatuur
- groeischema
- hennep op de grond.
Ten slotte vermeldt het formulier:
“Eerdere oogsten: in overleg met [C], politieambtenaar, zijn wij tot de slotsom gekomen dat hier vermoedelijk in ruimte B [schuurruimte, Rb] tenminste 12 keer eerder is geoogst, en in ruimte D [kelderruimte, Rb] tenminste 22 keer eerder. Dit is gebaseerd op: op de zeer vervuilde kwekerij, productiedatum van de buizen, deze waren ook zeer bruin door UV straling, krantenknipsel 1997, zeer veel vuilniszakken met afval en oude apparatuur in de woning onder de vloer, vervuilde koolstoffilters. Gevonden droogresten in ruimte D en woonkamer.”
2.7. Liander heeft op 5 maart 2009 vanwege elektriciteitsfraude het transport van elektriciteit naar de woning onderbroken en de elektriciteitsmeter weggehaald.
2.8. Liander is er, gebaseerd op de onder 2.6 genoemde feiten, vanuit gegaan dat er in de hennepkwekerij ten minste tweeëntwintig maal eerder is geoogst. Het totale verbruik van elektriciteit voor de kwekerij (buiten de meter om) is aan de hand van de aangetroffen apparatuur door haar geschat op 311.188 kWh.
2.9. Liander heeft [A] hiervoor op 22 oktober 2009 een nota gestuurd voor een totaalbedrag van EUR 59.251,07, inclusief BTW. Dit bedrag is inclusief EUR 65,00 herinnerings- en aanmaningskosten.
2.10. [A] heeft betaling van de nota achterwege gelaten.
2.11. Liander heeft tot zekerheid van verhaal op 12 oktober 2009 conservatoir beslag laten leggen op de aan [A] toebehorende onroerende zaken aan het -- en -- te --.
3. Het geschil
3.1. Liander vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [A] te veroordelen tot
- betaling van EUR 59.186,13, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening;
- betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van EUR 1.785,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
met veroordeling van [A] in de kosten van dit geding daaronder begrepen de kosten van beslaglegging, vermeerderd met de wettelijke rente daarover en nakosten.
3.2. Liander stelt daartoe dat [A], nu er is gefraudeerd met de elektriciteitsmeter en buiten de meter om elektriciteit is gebruikt, tekort is geschoten in de nakoming van de op haar op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst rustende verplichtingen, in het bijzonder artikel 4.3 en 4.7 van de algemene voorwaarden. Subsidiair zijn de handelingen van [A] volgens Liander te beschouwen als onrechtmatige daad. [A] is tegenover Liander aansprakelijk voor de daardoor geleden schade, die Liander – gelet op productie 15 bij de dagvaarding – begroot op:
- EUR 3.928,99 (netverlies 2009 incl. energiebelasting);
- EUR 2.924,17 (transportkosten 2008);
- EUR 14.183,27 (netverlies 2008 incl. energiebelasting);
- EUR 2.916,16 (transportkosten 2007);
- EUR 9.438,31 (netverlies 2007 incl. energiebelasting);
- EUR 2.068,02 (transportkosten 2006);
- EUR 6.091,79 (netverlies 2006 incl. energiebelasting);
- EUR 1.868,30 (transportkosten 2005);
- EUR 4.296,24 (netverlies 2005 incl. energiebelasting);
- EUR 190,97 (transportkosten 2004);
- EUR 663,40 (netverlies 2004 incl. energiebelasting);
- EUR 1.166,57 (overige kosten);
- EUR 9.449,88 (btw over bovenstaande);
- EUR 1.785,00 (buitengerechtelijke incassokosten).
3.3. [A] bestrijdt de vordering. [A] betwist dat er tussen Liander en hem een overeenkomst bestaat en dat de algemene voorwaarden van Liander op hem van toepassing zijn. [A] erkent een hennepkwekerij in de woning te hebben gehad en daarvoor elektriciteit buiten de meter te hebben afgenomen, maar voert (onder meer) verweer tegen de door Liander gestelde hoeveelheid afgenomen elektriciteit en zodoende – alsook op andere gronden – tegen de hoogte van de vordering.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Grondslag vordering
4.1. In de eerste plaats is van belang de vraag of tussen Liander en [A] een overeenkomst bestaat dan wel heeft bestaan, nu Liander haar vordering hier primair op heeft gebaseerd.
4.2. [A] heeft aangevoerd dat hij elektriciteit heeft ontvangen in de woning en dat als er al sprake is van een contract dat dit dan niet met Liander, maar met de leverancier Nuon is. Liander heeft naar voren gebracht dat op grond van de Elektriciteitswet 1998 een onderscheid dient te worden gemaakt tussen de netbeheerder (Liander) en de leverancier (in dit geval Nuon). Uit de bepalingen van de Elektriciteitswet 1998 vloeit voort dat de afnemer van elektriciteit niet kan volstaan met één contract met de toeleverancier van de elektriciteit, maar gehouden is zowel met de netbeheerder een contract over de aansluiting op het net en het transport af te sluiten, als met de leverancier afspraken te maken over de aankoop van elektriciteit. Gezien het systeem van de Elektriciteitswet 1998 en de daarin besloten liggende splitsing tussen de leverancier van elektriciteit en de netbeheerder en de vaststelling dat Liander in de regio waar [A] zijn woning heeft, is aangewezen als exclusieve netbeheerder, gaat de rechtbank er vanuit dat Liander een overeenkomst met [A] heeft gesloten voor de aansluiting en het transport van de elektriciteit met betrekking tot de woning.
4.3. Vervolgens moet worden vastgesteld of [A] in strijd heeft gehandeld met zijn verplichtingen uit die overeenkomst. Liander heeft in dat kader een beroep gedaan op de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden. [A] betwist de toepasselijkheid van deze algemene voorwaarden. Hij stelt dat deze voorwaarden hem niet ter hand zijn gesteld, zodat hij de inhoud daarvan niet kent en niet heeft kunnen aanvaarden. De rechtbank vat dit verweer (mede) op als een beroep op vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden.
4.4. Liander heeft erkend dat zij de algemene voorwaarden niet aan [A] ter hand heeft gesteld, maar voert aan dat zij afnemers, waaronder [A], door middel van advertenties in regionale dagbladen heeft gewezen op het bestaan en de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden, waarbij verder is aangegeven dat kosteloos een exemplaar van deze voorwaarden kan worden aangevraagd. De rechtbank is van oordeel dat Liander met de enkele verwijzing naar de algemene voorwaarden in advertenties [A] onvoldoende de mogelijkheid heeft geboden om van de algemene voorwaarden kennis te nemen. Mede gelet op de artikelen 6:233 en 6:234 van het Burgerlijk Wetboek slaagt het verweer en hebben (bedingen uit) de algemene voorwaarden dan ook niet te gelden in de contractuele relatie tussen Liander en [A].
4.5. Het voorgaande neemt echter niet weg dat over en weer wel degelijk verplichtingen uit de eerder genoemde overeenkomst tussen Liander en [A] zijn ontstaan. Bij de vaststelling van de verplichtingen uit een overeenkomst is immers niet alleen van belang welke rechtsgevolgen partijen aan de overeenkomst hebben verbonden, maar ook welke rechtsgevolgen voortvloeien uit de wet, de gewoonte of de eisen van de redelijkheid en billijkheid. Dit brengt mee dat van Liander verwacht mag worden dat zij zorg draagt voor een correcte uitvoering van haar diensten en dat [A] de verplichting heeft om de voorwaarden te scheppen ten einde Liander daartoe in de gelegenheid te stellen. Betaling van de diensten is een van die voorwaarden net als het ervoor zorg dragen dat de meter intact wordt gehouden en dat registratie van de hoeveelheid door hem afgenomen elektriciteit mogelijk wordt gemaakt.
4.6. De rechtbank is met Liander van oordeel dat [A] tekort is geschoten in zijn verplichtingen tegenover Liander. Als contractuele wederpartij is [A] tegenover Liander verplicht de op het perceel -- aanwezige aansluiting op het elektriciteitsnetwerk op legale wijze te gebruiken, onder meer aan de hand van registratie van het verbruik door de meetinstallatie. Als zodanig rust er op [A] dus - ook los van de algemene voorwaarden - een zorgplicht. In zijn woning is een aansluiting buiten de meter om aangelegd. Daarmee is sprake van een tekortkoming in de nakoming van de zorgplicht van [A]. Die tekortkoming kan aan [A] worden toegerekend, nu deze krachtens de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. De rechtbank concludeert dat [A] aansprakelijk is voor de door Liander geleden schade.
Omvang schade
4.7. De omvang van het verbruik en de daaruit voor Liander voortvloeiende schade is niet nauwkeurig vast te stellen en zal dus – door de rechtbank – moeten worden geschat (artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek). Het is aan ieder van partijen om stellingen over de hoogte van het geschatte verbruik te onderbouwen. Daarbij verdient opmerking dat Liander bij haar schatting van het verbruik veelal moet afgaan op aanwijzingen voor de omvang van het verbruik die in de woning zijn aangetroffen (bijvoorbeeld met betrekking tot het aantal gerealiseerde kweken van hennepkwekerijen). Daar tegenover mag van [A] een goede en concrete onderbouwing van zijn stellingen worden verwacht, niet alleen omdat hij als betrokkene bij de kwekerij geacht mag worden over concrete gegevens daaromtrent te beschikken, maar vooral omdat de omstandigheid dat het verbruik niet exact is vast te stellen, het gevolg is van de aan hem toe te rekenen manipulatie van de aansluiting.
4.8. Liander is bij haar schatting afgegaan op aanwijzingen voor de omvang van het verbruik die in de woning zijn aangetroffen. Op basis van de bevindingen van de fraudespecialist, die zijn neergelegd in het onder 2.6 genoemde opnameformulier fraude, schat Liander dat er tweeëntwintig maal is geoogst in de woning. Gelet daarop – terugrekenend – heeft Liander de periode waarin de kwekerij in gebruik was, geschat van november 2004 tot en met 5 maart 2009. Daarbij gaat Liander ervan uit dat elke kweek acht groeidagen en 63 bloeidagen telt. Gelet op deze periode, alsook op basis van de aansluitwaarden van de achttien aangetroffen lampen en de aansluitwaarden van de overige apparatuur, schat Liander het elektriciteitsverbruik ten behoeve van de hennepkwekerij op 311.188 kWh. [A] heeft bestreden dat hij de kwekerij sinds november 2004 in gebruik heeft. Hij stelt, eveneens onder verwijzing naar in de woning aangetroffen aanwijzingen, dat de kwekerij in de loop van 2007 in gebruik is gesteld.
4.9. De rechtbank is van oordeel dat de stelling van Liander dat er tweeëntwintig eerdere kweken hebben plaatsgevonden onvoldoende is onderbouwd. Liander maakt niet inzichtelijk hoe de in de woning aangetroffen aanwijzingen dit aantal en de terugrekening van de inbedrijfstelling van de kwekerij naar november 2004 rechtvaardigen. De enkele uitlating van de fraudespecialist (zoals weergegeven onder 2.6) is daarvoor onvoldoende.
Omdat de stelling van Liander onvoldoende is onderbouwd, is bewijslevering niet aan de orde. [A] heeft in punt L van de conclusie van antwoord aangevoerd dat de kwekerij in de loop van 2007 (de rechtbank gaat uit van medio 2007) in bedrijf is gesteld. Omdat partijen (blijkbaar) niet over de periode van medio 2007 tot en met 5 maart 2009 van mening verschillen en aanwijzingen voor een eerdere startdatum ontbreken, zal de rechtbank daarbij aansluiten. De vordering van Liander voor wat betreft schade in de periode van november 2004 tot en met medio 2007 zal worden afgewezen.
4.10. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord welk verbruik door [A] is gerealiseerd in de periode van medio 2007 tot en met 5 maart 2009. Het antwoord op deze vraag hangt ervan af of de kwekerij in de genoemde periode continu in bedrijf is geweest, hetgeen Liander stelt. [A] schat dat hij maximaal 30.000 kWh heeft verbruikt. Hij stelt daartoe aan dat hij slechts vier keer in de kelderruimte heeft gekweekt vanwege overstromingen. Bovendien stelt hij dat er in de schuurruimte slechts een poging is ondernomen om te kweken en de kwekerij in deze ruimte de kwekerij nadien is gestaakt. [A] heeft daarnaast aangevoerd dat de aansluitwaarden van de assimilatielampen niet 645 Watt bedragen, zoals door Liander is gesteld, maar slechts 600 Watt. Al deze omstandigheden hebben ervoor gezorgd dat het verbruik buiten de meter om lager is, dan door Liander is geschat in de onder 2.9 bedoelde nota.
4.11. Gelet op hetgeen onder 4.7 is overwogen, had het op de weg van [A] – als degene die met de meetinstallatie heeft gemanipuleerd – gelegen om zijn stellingen goed en concreet te onderbouwen. De rechtbank acht de stellingen van [A] over de overstromingen, de kwekerij in de schuur en het lagere verbruik van de assimilatielampen (tegenover hetgeen Liander in het geding heeft gebracht) onvoldoende onderbouwd, zodat [A] niet aan bewijslevering toekomt. Deze stellingen dragen bovendien niet de conclusie van [A] dat er maximaal 30.000 kWh is verbruikt. Het had op de weg van [A] gelegen om deze stellingen concreet te maken en te onderbouwen, door bijvoorbeeld aan te geven wanneer de (afzonderlijke) kweken begonnen en hebben stilgelegen. Hij is immers degene die, als kweker, over gedetailleerde informatie dienaangaande beschikt. De rechtbank zal, mede gelet op het bepaalde in artikel 6:97 Burgerlijk Wetboek, de schatting van Liander (in de onder 2.9 bedoelde nota) over het verbruik in de periode van medio 2007 tot en met 5 maart 2009 volgen. Deze schatting gaat uit van een kwekerij in zowel de kelder- als de schuurruimte, die continu in bedrijf is geweest en waarbij de aansluitwaarden van de aangetroffen apparatuur als uitgangspunt gelden.
4.12. Door Liander zijn (naast de kosten voor transport) de kosten voor het netverlies in rekening gebracht. Het netverlies wordt door Liander omschreven als het verschil tussen elektrisch vermogen dat op het elektriciteitsnet wordt ingevoerd enerzijds met het vermogen dat van het elektriciteitsnet wordt afgenomen anderzijds.
[A] heeft aangevoerd dat Liander ten onrechte het verkooptarief van de ‘verloren’ elektriciteit in rekening heeft gebracht. De schade van Liander omvat immers slechts de inkoopprijs. De rechtbank is van oordeel dat dit verweer feitelijke grondslag mist. Uit productie 3 bij de dagvaarding blijkt dat het tarief dat Liander hanteert wordt bepaald door de kosten die Liander gemaakt heeft voor inkoop van elektriciteit, daaronder begrepen de kosten die met het inkoopproces gepaard gaan, en de kosten die Liander maakt voor de administratieve werkzaamheden teneinde het netverlies ten gevolge van de niet-geregistreerde elektriciteit te onderscheiden van het technische netverlies en te alloceren aan de energiefraude. De rechtbank verwerpt het verweer van [A] en zij zal bij haar berekeningen van het door Liander gefactureerde tarief uitgaan. Tegen de gevorderde (omvang van de) ‘transportkosten’ is geen afzonderlijk verweer gevoerd. Deze kosten zullen derhalve ook worden toegewezen.
4.13. Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.7 tot en met 4.12 is overwogen, zal de rechtbank de vordering van Liander voor wat betreft schade als gevolg van onbemeterd stroomverbruik tot een bedrag van EUR 27.213,67 toewijzen. Dit bedrag is als volgt opgebouwd:
- EUR 3.928,99 (netverlies 2009 incl. energiebelasting);
- EUR 2.924,17 (transportkosten 2008);
- EUR 14.183,27 (netverlies 2008 incl. energiebelasting);
- EUR 1.458,08 (de helft van de transportkosten 2007);
- EUR 4.719,16 (de helft van het netverlies 2007 incl. energiebelasting);
De rechtbank acht voor het overige deel de vordering van Liander, zoals gezegd, onvoldoende onderbouwd en zal deze afwijzen.
BTW
4.14. [A] bestrijdt, onder verwijzing naar drie uitspraken van onder meer de Rechtbank Arnhem (LJN: BK0283, BJ1804 en BI6868), dat hij btw verschuldigd is over het leveringsdeel en het transportdeel. De rechtbank verwerpt dat verweer. Op zichzelf is elektriciteit een goed waarvan de levering aan omzetbelasting onderworpen is. Liander is over de afgetapte elektriciteit als zodanig geen omzetbelasting verschuldigd omdat geen sprake is van levering. Dat ligt echter anders voor de gevorderde schadevergoeding. Kenmerk van de relatie van de afnemer van elektriciteit met de netbeheerder is dat de afnemer de beschikking krijgt over een aansluiting waarmee hij eenzijdig tot afname kan overgaan. Wanneer de elektriciteit ‘via de meter’ is afgenomen is daarover btw verschuldigd. Wanneer echter, zoals in dit geval, de stroom buiten de meter om is afgenomen en de netbeheerder vergoeding vraagt van de kosten op basis van het geschatte verbruik, is er sprake van een zodanig rechtstreeks verband tussen de door Liander verleende dienst (het verzorgen van het transport van elektriciteit naar de aansluiting van de afnemer) en de gevorderde schadevergoeding, dat sprake is van een vergoeding voor een tegenprestatie. [A] moet dus de btw over het leveringsdeel en het transportdeel vergoeden, tot een bedrag van EUR 5.170,60 (19 procent van EUR 27.213,67).
4.15. Over de hierna te bespreken ‘overige kosten’ kan geen btw in rekening gebracht worden, omdat het daarbij niet om vergoeding voor een tegenprestatie gaat, maar (enkel) om schadevergoeding. De vordering van Liander is in zoverre niet toewijsbaar.
Overige kosten
4.16. Tegen de gevorderde ‘overige kosten’ – die betrekking hebben op onder meer het vaststellen van de fraude en het afsluiten van de stroomtoevoer en daarmee niet afhankelijk zijn van het verbruik – is onvoldoende verweer gevoerd. De overige kosten zullen derhalve worden toegewezen, echter - zoals is overwogen onder 4.15 - zonder btw.
Buitengerechtelijke kosten
4.17. Liander vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten tot een bedrag van EUR 1.785,00. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen. Liander heeft niet voldoende onderbouwd gesteld dat zij deze kosten daadwerkelijk heeft gemaakt en dat die kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
Wettelijke rente
4.18. De wettelijke rente zal, als verder niet betwist, worden toegewezen over een bedrag van EUR 33.550,84 (de som van de hierna te noemen posten a, b en c) vanaf 2 april 2009 tot aan de dag der algehele voldoening.
Conclusie
4.19. Resumerend zal de rechtbank de vordering als volgt toewijzen:
a. EUR 27.213,67 (netverlies incl. energiebelasting en transportkosten medio 2007 tot en met 5 maart 2009);
b. EUR 5.170,60 (btw over a)
c. EUR 1.166,57 (overige kosten)
Totaal: EUR 33.550,84 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 april 2009 tot de dag der algehele voldoening.
4.20. Liander vordert [A] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op EUR 279,18 voor verschotten en EUR 579,00 voor salaris advocaat. Deze bedragen worden vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf de veertiende dag na betekening van het vonnis.
4.21. [A] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Liander worden aan de hand van het onder
toegewezen bedrag aan hoofdsom (zie hiervoor onder 4.19) begroot op:
- dagvaarding EUR 78,13
- vast recht EUR 700,00
- salaris advocaat EUR 1.158,00 (2,0 punten x tarief EUR 579,00)
Totaal: EUR 1.936,13
Dit bedrag wordt vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf de veertiende dag na betekening van het vonnis. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt [A] om aan Liander te betalen een bedrag van EUR 33.550,84 (drieëndertigduizend-vijfhonderd-vijftig euro en vierentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek over het toegewezen bedrag vanaf 2 april 2009 tot de dag van volledige betaling,
5.2. veroordeelt [A] in de beslagkosten, tot op heden begroot op EUR 858,18, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van Liander tot op heden begroot op EUR 1.936,13, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4. veroordeelt [A] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- EUR 131,00 aan salaris advocaat,
- te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van EUR 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening.
5.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.A. Brunner en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2010.?