ECLI:NL:RBAMS:2010:BO7051

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/4307 AOW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en de Verenigde Staten bij aanvraag om pensioen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 september 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, woonachtig in New Mexico, Verenigde Staten, en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (SVB). Eiseres had een aanvraag ingediend voor een ouderdomspensioen (AOW) en was van mening dat haar pensioen met terugwerkende kracht tot haar 65e verjaardag moest worden toegekend. De SVB had echter een pensioen toegekend met ingang van 1 juni 2007, wat eiseres betwistte. De rechtbank oordeelde dat de SVB in strijd met het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen Nederland en de Verenigde Staten had gehandeld door de nalatigheid van de Social Security Administration (SSA) voor rekening van eiseres te laten komen. De rechtbank stelde vast dat eiseres zich bij de SSA had gemeld voor een ouderdomspensioen, maar dat dit niet betekende dat zij zich specifiek had willen beperken tot een Amerikaans pensioen. De rechtbank oordeelde dat de SVB de rechten van eiseres op een Nederlands ouderdomspensioen niet had veiliggesteld, ondanks dat zij de Nederlandse nationaliteit bezat en in Nederland was getrouwd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit van de SVB en bepaalde dat het AOWpensioen van eiseres met terugwerkende kracht moest worden toegekend tot de eerste dag van de maand waarin zij 65 jaar was geworden. Tevens werd de SVB veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht van € 41,- aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/4307 AOW
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak tussen:
[eiseres],
wonende te [woonplaats], New Mexico (Verenigde Staten van Amerika),
eiseres,
en:
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank,
gevestigd te Amstelveen,
verweerder,
gemachtigde: mr. L. Boot.
1. Procesverloop
Verweerder heeft bij besluit van 30 januari 2009 aan eiseres een pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) toegekend met ingang van 1 juni 2007. Bij besluit van 14 april 2009 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres meegedeeld dat het onderzoek naar de juiste ingangsdatum van haar pensioen is afgerond en dat daarin geen aanleiding is gevonden om het pensioen met een verder terugwerkende kracht dan tot aan 1 juni 2007 toe te kennen.
Bij besluit van 11 augustus 2009 heeft verweerder het daartegen door eiseres gemaakte bezwaar ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 juli 2010.
Eiseres is -met kennisgeving- niet verschenen.
Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
2. Overwegingen
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Eiseres is op [geboortedatum] 2004 65 jaar geworden en is woonachtig in de Verenigde Staten van Amerika.
1.2. Nadat eiseres in 2008 op de hoogte is geraakt van het feit dat zij mogelijk recht heeft op een AOWpensioen vanuit Nederland, heeft zij contact opgenomen met verweerder en heeft zij een aanvraag om AOWpensioen ingediend. Verweerder heeft eiseres hierop een AOWpensioen toegekend ter hoogte van 26% van een volledig pensioen, met een terugwerkende kracht van één jaar vanaf de datum van haar aanvraag. Eiseres heeft verzocht om toekenning van een AOWpensioen met terugwerkende kracht tot aan de datum van haar 65e verjaardag.
2. Wettelijk kader
2.1. Artikel 21 van het Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika (hierna: het Verdrag) bepaalt het volgende.
Een aanvraag, beroepschrift of ander document dat volgens de wetten van een Verdragsluitende Staat binnen een bepaalde termijn moet worden ingediend bij de Bevoegde Autoriteit of een uitvoeringsorgaan van die Verdragsluitende Staat, maar dat in plaats daarvan binnen dezelfde termijn is ingediend bij de Bevoegde Autoriteit of een uitvoeringsorgaan van de andere Verdragsluitende Staat wordt geacht op tijd te zijn ingediend. In zodanig geval tekent de Bevoegde Autoriteit of het uitvoeringsorgaan waarbij de aanvraag, het beroepschrift of het andere document is ingediend, er de datum van ontvangst op aan en zendt het onverwijld aan het verbindingsorgaan van de andere Verdragsluitende Staat.
2.2. Artikel 22 van het Verdrag luidt als volgt.
1. Een schriftelijke aanvraag om uitkeringen die ingediend is bij het uitvoeringsorgaan van een Verdragsluitende Staat stelt de rechten van de aanvrager krachtens de wetten van de andere Verdragsluitende Staat zeker indien de aanvrager verzoekt de aanvraag te beschouwen als een aanvraag krachtens de wetten van de andere Verdragsluitende Staat.
2. Indien een aanvrager een schriftelijke aanvraag om uitkeringen heeft ingediend bij het uitvoeringsorgaan van een Verdragsluitende Staat en de aanvraag niet specifiek heeft beperkt tot uitkeringen krachtens de wetten van die Staat stelt de aanvraag tevens de rechten van de aanvrager krachtens de wetten van de andere Verdragsluitende Staat zeker indien de aanvrager op het tijdstip van indiening inlichtingen verstrekt waaruit blijkt dat degene voor wie de uitkeringen worden aangevraagd, verzekeringstijdvakken krachtens de wetten van de andere Verdragsluitende Staat heeft vervuld.
2.3. Ingevolge het bepaalde in artikel 16, eerste lid, van de AOW gaat het ouderdomspensioen in op de eerste dag der maand, waarin de belanghebbende aan de voorwaarden voor het recht op ouderdomspensioen voldoet.
Ingevolge het bepaalde in artikel 16, tweede lid, van de AOW kan in afwijking van het eerste lid een ouderdomspensioen niet vroeger ingaan dan een jaar vóór de eerste dag der maand, waarin de aanvraag werd ingediend of waarin ambtshalve toekenning plaatsvond. De Sociale verzekeringsbank kan voor bijzondere gevallen van het bepaalde in de vorige volzin afwijken.
2.4. Verweerder hanteert in gevallen als deze beleid, neergelegd in de Svb Beleidsregels 2008 (te raadplegen via www.svb.nl). In onderdeel SB1071 ‘bijzonder geval’ is beschreven dat sprake is van een bijzonder geval indien:
- de belanghebbende door een niet aan hem toe te rekenen oorzaak niet in staat was tijdig een aanvraag in te dienen of te laten indienen;
- de belanghebbende onbekend was met zijn mogelijke recht op pensioen en deze onbekendheid verschoonbaar was.
Op grond van dit beleid wordt in elk voorkomend geval aan de hand van de individuele feiten en omstandigheden bezien of het geval als bijzonder kan worden aangemerkt.
2.5. Voorts is in voornoemde paragraaf opgenomen dat het uitgangspunt is, dat iedereen weet dat hij als hij 65 wordt, waarschijnlijk een pensioenrecht geldend kan maken. Dient men in een ander land een aanvraag in, dan zullen de uitvoeringsorganen in dat land attenderen op het bestaan van eventuele rechten in Nederland. Dit laatste behoeft echter niet het geval te zijn omdat (onder andere) een buitenlands pensioen kan ingaan voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Deze concrete situaties kunnen volgens de jurisprudentie een bijkomende omstandigheid vormen, waardoor onbekendheid met rechten kan worden geëxcuseerd. Er kan dan sprake zijn van een bijzonder geval, aldus het beleid van verweerder.
3. Standpunten van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil of verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat in onderhavig geval het ouderdomspensioen niet eerder in kan gaan dan een jaar voor de eerste dag van de maand waarin de aanvraag werd ingediend.
3.2. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat zij bij de aanvraag van haar Amerikaanse ouderdomspensioen bij de Social Security Administration (SSA) er niet op is gewezen dat zij tevens recht heeft op een Nederlands ouderdomspensioen. Gelet op het gegeven dat eiseres bij de SSA bekend heeft gemaakt dat zij de Nederlandse nationaliteit bezit, een Nederlands paspoort heeft en in Nederland is getrouwd, had de SSA haar dienen te vragen naar eventuele door haar vervulde tijdvakken van verzekering ingevolge de AOW in Nederland. Nu de SSA dit heeft nagelaten is het niet aan eiseres te wijten dat zij, vanwege onbekendheid met de Nederlandse wet- en regelgeving, haar aanvraag om AOWpensioen niet eerder dan in 2008 heeft gedaan. Eiseres heeft zich beroepen op het Verdrag en is van mening dat er sprake is van een bijzonder geval, waardoor verweerder gehouden is om haar een AOWpensioen met terugwerkende kracht tot aan haar 65e verjaardag toe te kennen.
3.3. Bij bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Verweerder heeft daartoe overwogen dat een ouderdomspensioen niet eerder in kan gaan dan een jaar vóór de eerste dag van de maand waarin de aanvraag wordt ingediend, tenzij er sprake is van een bijzonder geval én hardheid. Nu eiseres bij haar aanvraag om een Amerikaans pensioen niet heeft aangegeven dat zij in Nederland heeft gewoond of gewerkt, heeft de SSA haar niet kunnen begeleiden in het aanvragen van een AOWpensioen. Het is verweerder niet gebleken dat eiseres niet in staat is geweest om gedurende de periode na haar 65e verjaardag een aanvraag om AOWpensioen in te dienen. Het feit dat de Nederlandse wet- en regelgeving eiseres niet bekend was is geen verschoonbare reden en kan niet leiden tot het oordeel dat sprake is van een bijzonder geval, aldus verweerder.
4. Beoordeling
4.1. In artikel 22, tweede lid, van het Verdrag wordt vermeld dat bij een aanvraag in de ene staat de rechten in de andere staat tevens worden veilig gesteld indien de aanvrager op het tijdstip van indiening inlichtingen verstrekt waaruit blijkt dat degene voor wie de uitkeringen worden aangevraagd, verzekeringstijdvakken krachtens de wetten van de andere Verdragsluitende Staat heeft vervuld.
4.2. Ter zitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres zich, bij de aanvraag om een ouderdomspensioen bij de SSA, specifiek heeft beperkt tot het aanvragen van een Amerikaans ouderdomspensioen, omdat zij op dat moment niet op de hoogte was van het feit dat zij tevens recht had op een Nederlands ouderdomspensioen. De rechtbank leidt hieruit af dat verweerder het begrip ‘specifiek beperken van een aanvraag’ in de enge zin benadert, door er vanuit te gaan dat een aanvraag om pensioen beperkt is tot een pensioen vanuit het land waarin de aanvraag wordt gedaan, tenzij de aanvrager zelf aangeeft dat dit niet het geval is. De rechtbank is van oordeel dat deze uitleg door verweerder haaks staat op de tekst van het Verdrag, meer bepaald het in overweging 4.1 geciteerde. De instantie waarbij de aanvrager zich meldt neemt, indien de aangeleverde gegevens daar aanleiding toe geven, het initiatief om te onderzoeken of de aanvraag tevens ziet op verzekeringstijdvakken krachtens wetten van de andere staat.
4.3. De rechtbank stelt vast dat het registratieformulier van de SSA slordig is ingevuld door de medewerkster van de SSA en een aantal evidente onjuistheden bevat. Zo is op het formulier ingevuld dat eiseres ten tijde van de aanvraag 72 jaar oud was, terwijl zij (op basis van haar geboortedatum) op dat moment 64 jaar oud was. Ook is ingevuld dat eiseres niet rechtmatig in Amerika verblijft, terwijl zij beschikt over een Amerikaanse verblijfsvergunning en daarbij recht heeft op een Amerikaans ouderdomspensioen. Uit het formulier is de rechtbank gebleken dat eiseres bij haar aanvraag heeft aangegeven in Nederland te zijn geboren in 1939 en in Nederland te zijn getrouwd in 1966. Eiseres was ten tijde van dit huwelijk 26 jaar oud en reeds op grond daarvan blijkt van tijdvakken van verzekering ex artikel 22, tweede lid, van het Verdrag.
4.4. De rechtbank is van oordeel dat het feit dat eiseres zich bij de SSA heeft gemeld om een ouderdomspensioen aan te vragen, op zich niet tot de conclusie leidt dat zij zich specifiek heeft willen beperken tot het aanvragen van een Amerikaans pensioen. Bovendien is ook niet anderszins gebleken dat eiseres haar aanvraag om pensioen bij de SSA specifiek tot het Amerikaanse pensioen heeft beperkt. De medewerkster van de SSA heeft, ondanks de door eiseres verstrekte inlichtingen, geen aanleiding gezien om de rechten van eiseres op een Nederlands ouderdomspensioen veilig te stellen. Bij brief van 18 augustus 2009 heeft verweerder aan eiseres het volgende meegedeeld: “We have established that the SSA have not been accurate in dealing with your claim. On the basis of the agreement between the Netherlands and the USA, they are obliged to provide us with information, so that we can assess whether the claimant involved is entitled to a Dutch pension or benefit. However, there is also a responsibility on your part for claiming your entitlements in the Netherlands. It can reasonably be expected of you that you should take te necessary action to find out about your entitlements in the Netherlands. For this reason we see no reason to adjust our review decision.” De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde feiten en omstandigheden verweerder in strijd met artikel 22, eerste en tweede lid, van het Verdrag heeft gehandeld door de nalatigheid aan de zijde van de SSA voor rekening van eiseres te laten komen en niet als aanvangsdatum van het AOWpensioen te nemen de eerste dag van de maand waarin eiseres 65 jaar is geworden. Reeds daarom zal het beroep gegrond worden verklaard.
4.5. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de uitleg in enge zin door verweerder, zoals omschreven in overweging 4.2, ook in strijd is met het door verweerder gevoerde beleid, zoals hiervoor omschreven onder 2.4 en 2.5. Het beleid ten aanzien van het aannemen van een bijzonder geval noemt met name de situatie dat in geval van het indienen van een aanvraag in een ander land, de uitvoeringsorganen in dat land zullen attenderen op het bestaan van eventuele rechten in Nederland. Zoals hiervoor reeds is omschreven is dat in het geval van eiseres, ondanks de bekendheid met gegevens die tot het vervullen van Nederlandse verzekeringstijdvakken leiden, door de SSA ten onrechte niet gebeurd. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat aan eiseres, geboren op [geboortedatum] 1939, in ieder geval met ingang van maart 2003 haar “retirement benefits” zijn uitbetaald door de SSA. Op dat moment was zij net 64 jaar geworden. Ook deze situatie wordt uitdrukkelijk genoemd in het beleid. Indien het buitenlands pensioen ingaat voor de 65-jarige leeftijd, kan dat een bijzondere omstandigheid vormen waardoor onbekendheid met rechten kan worden geëxcuseerd.
4.6. De rechtbank zal, gelet op het voorgaande, het beroep gegrond verklaren. Het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met artikel 22 van het Verdrag en voorts met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wegens schending van het zorgvuldigheidsbeginsel en motiveringsbeginsel. De rechtbank zal op grond van het bepaalde in artikel 8:72, vierde lid, van de Awb, zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van eiseres gegrond te verklaren en primaire besluit te herroepen. Aangezien eiseres geen gebruik heeft gemaakt van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart de bezwaren gegrond en herroept het besluit van 14 april 2009;
- bepaalt dat het AOWpensioen van eiseres aan haar dient te worden toegekend met terugwerkende kracht tot aan de eerste dag van de maand waarin zij 65 jaar is geworden;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 41,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Slooten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 september 2010.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D:B
SB