ECLI:NL:RBAMS:2010:BO6532

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
470931 - FA RK 10-1842 JG LB en 470933 - KG ZA 10-1805 JG LB
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • J.F.A.M. Graafland
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdelijk huisverbod en verlenging daarvan in het kader van huiselijk geweld

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 30 september 2010 uitspraak gedaan over een tijdelijk huisverbod dat aan de man was opgelegd. Het huisverbod was ingesteld op 12 september 2010 en verlengd op 22 september 2010. De man en de vrouw, die samenwoonden met hun twee minderjarige kinderen, waren betrokken bij een incident van huiselijk geweld. De vrouw had verklaard dat de man haar had geslagen, terwijl de man ontkende en stelde dat hij zich had verdedigd. De burgemeester had op basis van de feiten en omstandigheden besloten om een huisverbod op te leggen, omdat de aanwezigheid van de man in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de vrouw en de kinderen zou opleveren.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en het beroep tegen het huisverbod ongegrond verklaard. De rechter oordeelde dat de keuze om het huisverbod aan de man op te leggen niet onterecht was, gezien de verklaringen van getuigen en de ernst van de situatie. Echter, het beroep tegen de verlenging van het huisverbod werd gegrond verklaard. De rechter concludeerde dat de omstandigheden op het moment van de verlenging niet langer een ernstig vermoeden van gevaar voor de veiligheid van de huisgenoten opleverden. De man had inmiddels andere woonruimte gevonden en had aangegeven niet terug te willen keren naar de woning. De rechter oordeelde dat de emoties tijdens het systeemgesprek onvoldoende waren om aan te nemen dat er nog steeds een dreiging van gevaar bestond. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de belangen van alle betrokkenen in zaken van huiselijk geweld.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Civiel
voorzieningenrechter
zaaknummer / rekestnummer: 470931 / FA RK 10-1842 JG LB en 470933 / KG ZA 10-1805 JG LB
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 30 september 2010 betreffende tijdelijk huisverbod
(artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht)
Zitting hebben:
mr. J.F.A.M. Graafland, als voorzieningenrechter,
mr. E.H. Braaf-van der Putten, als griffier.
in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker (hierna: de man)
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende te [woonplaats],
en
de burgemeester van de gemeente Amsterdam, verweerder.
zetelende te Amsterdam,
hierna: verweerder
in welke zaak belanghebbende is:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats]
(hierna: de vrouw)
1. Het procesverloop
Bij besluit van 12 september 2010 heeft verweerder aan de man een tijdelijk huisverbod opgelegd (hierna: het huisverbod). Bij besluit van 22 september 2010 is het huisverbod verlengd (hierna: de verlenging).
Tegen deze besluiten (hierna: de bestreden besluiten) heeft de man bij brief van
25 september 2010 beroep ingesteld.
Tevens heeft de man bij brief van 25 september 2010 de voorzieningenrechter (hierna ook: de rechter) verzocht een voorlopige voorziening te treffen zodat hij zijn kinderen weer kan zien en de beschikking heeft over zijn kleding en bedrijfsboekhouding.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
Het verzoek en het beroep zijn ter zitting gevoegd behandeld.
De man is daar verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mevrouw [naam 1]. Verder is verschenen de vrouw.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 30 september 2010 heeft de rechter on¬mid¬del¬lijk mondeling uitspraak gedaan. Daarbij heeft de rechter gewezen op de rechtsmiddelen, zoals onder aan dit proces-verbaal vermeld.
De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.
2. De beslissing
De voorzieningenrechter,
recht doende:
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening op grond van artikel 8:81 van de Awb (hierna: Awb) af.
- verklaart het beroep tegen het huisverbod ongegrond
- verklaart het beroep tegen de verlenging gegrond
- vernietigt het verlengingsbesluit.
3. De overwegingen
Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
In artikel 8:86, eerste lid, van de Awb is bepaald dat, indien het verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan indien beroep bij de rechtbank is ingesteld en de voorzieningenrechter van oordeel is dat na de zitting, bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, van de Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, hij onmiddellijk uitspraak kan doen in de hoofdzaak.
De rechter is van oordeel dat in dit geval de feiten en omstandigheden geen nader onderzoek vergen, zodat geen beletsel bestaat voor toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb.
3.1 De feiten
Bij de beoordeling van het verzoek gaat de rechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De man en de vrouw wonen gezamenlijk op het adres [adres] te [woonplaats] (hierna: de woning) en zijn daar beiden ingeschreven. In de woning verblijven tevens hun twee minderjarige zoons [zoon 1], geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] 2003, en [zoon 2] geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] 2005.
Op 12 september 2010 hebben de verbalisanten gereageerd op een melding dat een vrouw gillend op straat zou staan. Uit het proces-verbaal “van bevindingen hovj voor beslissing huisverbod” blijkt dat de verbalisanten zagen dat de vrouw meerdere verwondingen, blauwe plekken en vegen bloed op het lichaam had en dat haar bovenkleding gescheurd was. De vrouw verklaarde dat zij zojuist helemaal in elkaar geslagen was door de man. Zij verklaarde tevens dat de man een alcoholprobleem heeft en gaat slaan zodra hij gedronken heeft. Tevens verklaarde zij dat de man gemeenschap met haar heeft tegen haar wil en enkel aan zijn eigen behoeften denkt. Uit het proces-verbaal blijkt voorts dat de man het geweld ontkende en schoorvoetend toegaf dat hij alcohol heeft geconsumeerd. De vrouw vreest toekomstig geweld.
Een getuige verklaarde dat hij zag dat de man de vrouw meerdere malen met zijn vuist in het gezicht stompte en dat hij de vrouw vreselijk hoorde gillen.
Uit het proces-verbaal “relaas van buurtonderzoek” blijkt dat de buren nooit eerder een ruzie tussen de man en vrouw gehoord hebben en dat zij deze avond de vrouw op straat zagen staan en hoorden schreeuwen. Een buurman verklaarde dat hij de vrouw hoorde schreeuwen dat zij losgelaten moest worden, maar dat hij zag niet dat iemand haar vasthield. Een buurvrouw verklaarde dat de man rustig was, maar dat de vrouw hysterisch was. Deze buurvrouw had eerder deze week van een andere buurvrouw gehoord dat de vrouw op een agressieve wijze op een opmerking had gereageerd.
De man heeft – blijkens het proces-verbaal van verhoor verdachte – verklaard dat hij de vrouw niet heeft geslagen. Er heeft volgens de man een worsteling plaatsgevonden, nadat de vrouw de man op de neus had gestompt. De man heeft tevens verklaard dat de vrouw door trombose snel blauwe plekken heeft en dat zij op de verjaardag voorafgaand het incident nog met vrienden gesproken hebben over de blauwe plekken op haar rechter bovenarm.
De hulpofficier heeft in het kader van het onderzoek het formulier Risicotaxatie-instrument Huiselijk Geweld (hierna: RiHG) ingevuld. Op basis daarvan heeft hij geconcludeerd dat een huisverbod dient te worden opgelegd. Het voornemen om een huisverbod aan de man op te leggen is aan hem kenbaar gemaakt. Zijn reactie hierop was dat hij het er volstrekt niet mee eens was. Hij voerde daarbij aan dat de vrouw zelf begonnen was met slaan en dat hij haar alleen heeft vastgepakt om haar te doen stoppen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de man gelast de woning onmiddellijk te verlaten en deze niet te betreden of zich in de omgeving daarvan op te houden, gedurende de periode van 12 september 2010, 15.25 uur tot 22 september 2010, 15.25 uur, alsmede hem verboden om met de vrouw en de minderjarige zoons contact op te nemen gedurende die periode. Verweerder heeft dit besluit gebaseerd op artikel 2 van de Wet van 9 oktober 2008, houdende regels strekkende tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod aan personen van wie een ernstige dreiging van huiselijk geweld uitgaat (Wet tijdelijk huisverbod, Stb 2008, 421, hierna: Wth).
Verweerder heeft dit besluit genomen omdat uit feiten en omstandigheden blijkt dat de aanwezigheid van de man in de woning een ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de vrouw en de twee kinderen. De gewelddadigheid van de man tegenover de vrouw, het geconstateerde lichamelijk letsel, de verslaving of excessief gebruik van alcohol en het vermoeden van fors gebruik van alcohol door de man op het moment van het incident, het vernederen of het doen van dingen tegen de wil van de vrouw, het ontkennen en minimaliseren van het geweld, alsmede “het voorkomen van escalatie” rechtvaardigen volgens verweerder het opleggen van een huisverbod.
Op 20 september 2010 heeft het steunpunt huiselijk geweld Amsterdam/team huisverbod in een zorgadvies geadviseerd het opgelegde huisverbod te verlengen met 18 dagen. Dit advies is gebaseerd op het gegeven dat de man contact heeft gezocht met de vrouw gedurende de periode van het huisverbod en er tijdens het systeemgesprek naar voren kwam dat de man en de vrouw elkaar niet begrijpen.
Bij besluit van 22 september 2010 heeft verweerder het aan de man opgelegde huisverbod voor de daarin genoemde periode van tien dagen verlengd met een aansluitende periode van 18 dagen, derhalve tot 10 oktober 2010, 15.25 uur.
Ter motivering heeft verweerder opgemerkt, onder verwijzing naar het zorgadvies, dat de dreiging van geweld of het (ernstig) vermoeden hiervan nog niet is geweken, nu er kinderen in de woning aanwezig zijn, het feit dat er geen concrete afspraken gemaakt konden worden en het feit dat de man het geweld ontkent en rechtvaardigt.
Verzoeker heeft tegen de bestreden besluiten aangevoerd dat van hem geen dreiging uitgaat. Het besluit is genomen op grond van onjuiste feiten. Het fysieke geweld is uitgegaan van de vrouw. De man heeft zich verdedigd, wat ook blijkt uit het feit dat hij haar niet achterna is gegaan nadat hij haar buiten de kamerdeur had gekregen. Hij heeft haar niet met zijn vuisten geslagen. De vrouw heeft vervolgens het glas van de deur ingeslagen. Dit is de eerste keer dat een ruzie zo geëscaleerd is. De vrouw en de man hadden beiden gedronken. De man begrijpt niet waarom er wordt gesteld dat hij de vrouw vernederd heeft of gedwongen heef om iets te doen. Het is onjuist dat de man zich onhandelbaar heeft opgesteld jegens de politie. Hij heeft de deur geopend en is daarna netjes met hen mee gegaan. De man heeft geen RiHG ontvangen en kan daarom niet beoordelen waarom het huisverbod aan hem in opgelegd.
De man wil heel graag weer contact met zijn kinderen en zal niet naar de woning terugkeren. Hij wil ook graag de beschikking hebben over zijn kleding en bedrijfsboekhouding.
Op 14 september 2010 heeft hij de vrouw een sms gestuurd of hij de kinderen op zijn verjaardag mocht zien. Hij wist niet dat het verbod ook een contactverbod inhield. Na advies van de hulpverlening heeft hij daarna alleen nog contact gezocht via de hulpverlening en een buurvrouw. De man voert aan volledig mee te werken aan hulpverlening.
Tot slot stelt de man nog dat hij en de vrouw op dezelfde locatie werken en elkaar dus regelmatig tegen komen.
3.2 De beoordeling
Het huisverbod
Op grond van artikel 2 Wth kan de burgemeester een huisverbod als het onderhavige opleggen aan een persoon indien uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of indien op grond van feiten of omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat.
De rechter heeft dan ook allereerst de vraag te beantwoorden of verweerder op grond van feiten of omstandigheden ten minste een ernstig vermoeden heeft kunnen hebben dat de aanwezigheid van de man in de woning op 12 september 2010 een ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde voor de veiligheid van één of meer van zijn huisgenoten.
Deze vraag beantwoordt de rechter bevestigend op grond van de volgende overwegingen.
Op 12 september 2010 is tussen partijen een ruzie ontstaan, welke zich kenmerkte door verbaal en fysiek geweld. Zowel de man als de vrouw hebben jegens elkaar fysiek geweld gebruikt en verwondingen opgelopen. Aannemelijk is dat er op dat moment een ernstig vermoeden van gevaar voor de veiligheid van de vrouw en de man was, zodat de burgemeester bevoegd was een huisverbod op te leggen.
De rechter staat vervolgens voor de beantwoording van de vraag of verweerder bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid tot het opleggen van een huisverbod aan de man heeft kunnen komen. Deze vraag beantwoordt de rechter bevestigend op grond van de volgende overwegingen.
In de onderhavige situatie moest de burgemeester een keuze maken met betrekking tot de vraag aan wie hij een huisverbod zou opleggen. Niet gebleken is dat de keuze om het huisverbod aan de man op te leggen een duidelijk onjuiste keuze is geweest, mede gelet op de verklaring van de getuige. De burgemeester heeft naar het oordeel van de rechter in redelijkheid kunnen besluiten om de man een huis- en contactverbod op te leggen.
Het beroep is dan ook ongegrond.
De verlenging
Op grond van artikel 9 Wth kan de burgemeester een huisverbod verlengen tot ten hoogste vier weken nadat het is opgelegd indien de dreiging van het gevaar, of het ernstige vermoeden daarvan, zich voortzet.
De rechter heeft met betrekking tot de verlenging allereerst de vraag te beantwoorden of verweerder op grond van feiten of omstandigheden ten minste een ernstig vermoeden heeft kunnen hebben dat de aanwezigheid van de man in de woning op 22 september 2010 een ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde voor de veiligheid van één of meer van zijn huisgenoten.
Deze vraag beantwoordt de rechter ontkennend op grond van de volgende overwegingen.
Het huisverbod is opgelegd als een afkoelingsperiode om verdere escalatie te voorkomen. De man heeft in de periode na het opgelegde huisverbod tijdelijk onderdak bij vrienden gevonden en hij heeft reeds voor het opleggen van het huisverbod verklaard (voorlopig) niet terug te willen naar de woning. Ter zitting heeft de man aangegeven dat hij de hulpverlening voorafgaand aan het systeemgesprek heeft laten weten dat hij tijdelijk een woning in [woonplaats] kon betrekken en daarna voor langere tijd een woning kan huren in [woonplaats]. Van de man zijn geen registraties en mutaties bekend. Het incident van 12 september 2010 is het eerste incident waarbij partijen met de politie in aanraking zijn gekomen. De man is na afloop van dit incident rustig met de politie meegegaan en niet is gebleken dat de man zich agressief heeft gedragen. Ook de vrouw heeft hieromtrent ter terechtzitting niets gezegd. Op grond van vorenstaande is de rechter van oordeel dat de vechtpartij tussen partijen op zaterdag 12 september 2010 als een incident moet worden beschouwd. De aanwezigheid van de man in de woning op 22 september 2010 levert naar het oordeel van de rechter dan ook niet langer een ernstig vermoeden van gevaar op voor de veiligheid van de huisgenoten.
Het feit dat de emoties tijdens het systeemgesprek opliepen en dat er tijdens dit gesprek geen afspraken zijn gemaakt, acht de rechter, in het licht van voorgaande omstandigheden, onvoldoende om aan te nemen dat de dreiging van het gevaar zich heeft voortgezet. Daarbij wordt het feit dat de man tijdens het huisverbod contact heeft opgenomen met de vrouw omdat hij zijn kinderen wilde zien niet meegenomen, nu de rechter er vanuit gaat dat dit op een misverstand berust. Na dit contact heeft er geen direct contact meer plaatsgevonden en heeft de man slechts nog via derden verzocht om enkele benodigde persoonlijke en werkgerelateerde goederen aan hem te doen toekomen. De man heeft overigens ter zitting verklaard dat hij de verzochte goederen inmiddels heeft ontvangen, zodat hij zijn verzoek ten aanzien van die zaken intrekt.
Gelet op alle voornoemde omstandigheden is de rechter van oordeel dat het besluit tot verlenging van het huisverbod niet in stand kan blijven.
Het beroep tegen de verlenging is dan ook gegrond. De rechter ziet daarom voor het treffen van een voorlopige voorziening geen aanleiding.
Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding, nu de man geen kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand heeft gemaakt.
Waarvan proces-verbaal
De griffier.. De voorzieningenrechter:
Afschrift verzonden op: