Parketnummer: 13/524567-09 (PROMIS)
Datum uitspraak: 23 november 2010
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Amsterdam Over-Amstel",
het Huis van Bewaring "Het Schouw" te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 en 9 november 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M.C. Bienfait-van Kampen en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R.A. van der Horst, naar voren is gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding zoals deze ter terechtzitting is gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging luidt als volgt:
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 augustus 2009 te Amsterdam opzettelijk en al dan niet
met voorbedachten rade [[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft
verdachte met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die
[slachtoffer] met een mes één of meerma(a)l(en) in het hart en/of de long(en) en/of
de milt en/of de borst(kas) en/of de oksel en/of de buik en/of de hand(en)
en/of de pols(en) en/of de arm(en), althans in het lichaam gestoken,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
hij op of omstreeks 5 juni 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] met een (stanley)mes in het bovenbeen heeft gestoken;
hij op of omstreeks 5 juni 2009 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] met een (stanley)mes in het bovenbeen heeft gestoken, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. De feiten voor wat betreft het onder 1. tenlastegelegde
Bij de beoordeling van de tenlastelegging wordt uitgegaan van de volgende redengevende feiten en omstandigheden, die zijn vervat in de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.i
Op 10 augustus 2009 omstreeks 18.15 uur verliet [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 1976, op dat tijdstip derhalve 32 jaar oud; hierna ook wel: [slachtoffer]) het kinderdagverblijf "Moeders schoot" aan de dr. H. Colijnstraat te Amsterdam, waarvan zij eigenaresse was, samen met haar werkneemster [naam 1]. [slachtoffer] liep naar haar auto, die geparkeerd stond op het parkeerterrein voor c.q. naast het kinderdagverblijf.ii Toen zij bij het kofferbakdeksel van haar auto stond, werd zij van achteren door een man benaderd, die haar vrijwel onmiddellijk stak met een mes van ongeveer 30 centimeter. Nadat [slachtoffer] zich had omgedraaid stak de man opnieuw op haar in. Terwijl [slachtoffer] de steken probeerde af te weren werd zij meermalen door de man in het bovenlichaam gestoken. Toen [slachtoffer] in elkaar zakte, ging de man door met steken om vervolgens weg te lopen richting het Eendrachtspark. Getuige [naam 2], die het steekincident vanaf zijn balkon had waargenomen, rende naar benedenen en vervolgens richting het park.iii In het park liep op dat moment getuige [naam 3]. Op de brug over de Albardagracht werd [naam 3] in tegenovergestelde richting gepasseerd door een man met een mes in zijn hand met een lengte van ongeveer 30 centimeter. [naam 3] zag dat de man dit mes vervolgens in het water gooide.iv Op de door deze getuige aangegeven plek heeft de politie in het water een mes aangetroffenv, waarop zich bloedsporen bevonden die afkomstig kunnen zijn van [slachtoffer]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen andere persoon matcht met de in de bemonstering van het mes (lemmet) aangetroffen DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. Tevens is op dit mes celmateriaal aangetroffen, waarvan uit onderzoek gebleken is dat verdachte niet kan worden uitgesloten als donor ervan.vi
De politie kreeg omstreeks 18.20 uur de melding dat er iemand op de dr. H. Colijnstraat bij nr. [nummer] te Amsterdam was neergestoken. Om 18.25 uur waren politieambtenaren ter plaatse. Op dat moment was ambulancepersoneel al bezig [slachtoffer] te reanimeren.vii [slachtoffer] is naar het ziekenhuis overgebracht, waar zij op 10 augustus 2009 omstreeks 19.56 uur is overleden.viii Uit sectie is gebleken dat sprake was van 20 scherprandige huidletsels, waarvan 3 snijwonden en 17 steekwonden. [slachtoffer] was zowel in de linker- als in de rechterborstholte, in de buik en in haar rechteroksel gestoken. In de linkerborstholte waren long en hart geperforeerd, in de rechterborstholte de borstkas. In de bovenbuik was de milt geraakt. In beide armen en in de rechterhand waren in totaal 4 doorsteken, 1 steekverwonding en een lapwond, wat past bij afweerletsel. Alle steek- en snijletsels zijn bij leven opgelopen en zijn veroorzaakt door steken en snijden met een scherp snijdend voorwerp, zoals een mes. Het overlijden is mede het gevolg geweest van functieverlies van het hart door de perforatie en de harttamponade en de daaruit voortgevloeide algehele orgaanuitval. Het bloedverlies uit de andere letsels heeft aan het overlijden bijgedragen. De conclusie van het sectierapport luidt dat [slachtoffer] is overleden als gevolg van meerdere bij leven opgelopen steekletsels.ix
Op 12 augustus 2009 om 12:48 uur kwam bij de meldkamer van de politie een melding binnen van een zekere [naam 4], van wie later als identiteit die van de getuige [naam 5] is vastgesteld. [naam 5] was op 10 augustus 2009 rond 23:00 uur in café [naam café]. Daar kwam een man binnen die hij kent onder de bijnaam "[bijnaam verdachte]". Hij hoorde [bijnaam verdachte] onder meer zeggen: "Ik heb onderdak nodig want ik heb die dame doodgestoken".
Eveneens op 12 augustus 2009 kwam via "Bel Misdaad Anoniem" bij de politie onder meer de informatie binnen: "Neergestoken eigenaresse kinderdagverblijf Amsterdam. Als dader wordt [verdachte] herkend."xi
Op 21 augustus 2009 is door de Criminele Inlichten Eenheid van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland CIE-informatie aan het onderzoeksteam verstrekt. Het desbetreffende proces-verbaal van CIE-informatie houdt onder meer in: "[bijnaam verdachte] is [verdachte], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. xii
Op 24 augustus 2010 heeft de politie een opsporingsbericht doen uitgaan waarin een beloning werd uitgeloofd voor de tip die tot aanhouding van verdachte zou leiden met daarbij een foto van verdachte. Deze foto was verkregen van de burgerlijke stand van de gemeente [geboorteplaats] en betreft een kennelijk gedateerde foto van verdachte (foto 1). Verdachte staat hierop afgebeeld met een volle haardos en een snor. Dezelfde en/of de volgende dag is deze foto in verschillende media (kranten, TV, internet) verschenen. Op 25 augustus 2009 is een tweede opsporingsbericht uitgegaan, met daarbij een foto (nummer ) van verdachte gemaakt op 27 september 2008 na aanhouding van verdachte op grond van de Vreemdelingenwet (foto 2). Op deze foto staat verdachte afgebeeld zonder snor, maar met volle haardos. Ook deze foto is in de media verspreid.xiii Na de aanhouding van verdachte op 26 augustus 2010xiv is van hem een zgn. HKS tweeluik-foto vervaardigd (foto 3). Verdachte had niet lang voor de moord op [slachtoffer], zijn hoofdhaar afgeschoren, zodat hij met een geringe hoeveelheid hoofdbeharing op laatstbedoelde foto staat afgebeeld. Een snor heeft hij daarop niet.
4. Waardering van het bewijs ten aanzien van het onder 1. tenlastegelegde
4.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] gedood heeft. Zij baseert dit op de verklaringen van en de herkenningen door de getuigen [naam 2], [naam 1], [naam 6], [naam 7], [naam 3], [naam 8] en [naam 9], de verklaring van de getuige [naam 5], historische telefoongegevens in combinatie met getuigenverklaringen over de vlucht van verdachte en de uitkomsten van het DNA-onderzoek.
Verschillende getuigen van het steekincident, zo betoogt de officier van justitie, hebben verdachte herkend als de dader. [naam 1] is degene die het beste zicht op de dader heeft gehad. Zij heeft hem recht in zijn gezicht kunnen kijken. Op foto (1) van verdachte die op 24 augustus 2009 in de media werd getoond, herkende zij hem niet meteen, maar toen zij naar zijn oogopslag keek, zag zij dat dit de man was die [slachtoffer] had neergestoken. Op foto (2) die zij op 25 augustus 2009 in de media zag, herkende zij de man op de foto wel direct als de dader. Tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris werd [naam 1] bij het zien van foto (3) geëmotioneerd en verklaarde zij dat dit het gezicht is van een man, die zij uit haar hoofd wil krijgen. Ook [naam 2] heeft goed zicht gehad op de dader. Hij heeft verdachte op foto (3) met 100% zekerheid herkend als de dader. [naam 3] herkent verdachte op die foto als de persoon die hij het mes in het water heeft zien gooien. Deze getuige heeft zich volgens de officier van justitie bij zijn herkenning niet laten beïnvloeden door het tonen in de media van foto (1). Hij heeft toen immers aangegeven dat de persoon op die foto niet degene was die hij het mes in het water heeft zien gooien. Ook de getuigen [naam 6] en [naam 7] herkennen verdachte als de dader, ook al zijn zij wel wat voorzichtiger in hun herkenning. Hoewel de fotoconfrontaties enkelvoudig hebben plaatsgevonden, kan het resultaat daarvan in het onderhavige geval wel degelijk gebruikt worden voor het bewijs, nu het gaat om meerdere, duidelijk gemotiveerde herkenningen en het feit dat de in de media getoonde foto's van verdachte qua haardracht in grote mate verschillen van verdachte zoals hij eruit zag ten tijde van zijn aanhouding. De fotoherkenningen zijn, in onderling samenhang met het overige bewijs, dus wel degelijk bruikbaar als bewijs.
De getuigen [naam 8] en [naam 9] hebben verdachte kort voor het steekincident op de plaats van het misdrijf gezien. Duidelijk is dat de man die zij gezien hebben, verdachte is. Hun beschrijving van de man klopt met het uiterlijk van verdachte, met name met het zeer specifieke C-vormige litteken op het hoofd en beide getuigen hebben verdachte herkend. De beschrijving die zij hebben gegeven van verdachte komt bovendien vrijwel volledig overeen met het signalement dat door ooggetuigen van de moord wordt gegeven van de dader. Het is dus volgens de officier van justitie zeer aannemelijk dat verdachte de dader is.
De getuige [naam 5] heeft verdachte op de avond van het steekincident horen zeggen dat hij een vrouw had doodgestoken en om hulp had horen vragen. Deze verklaring kan voor het bewijs worden gebruikt. Niet is gebleken dat dit, zoals de raadsman heeft betoogd, een de auditu-verklaring betreft. De verklaring van [naam 5] dat verdachte die avond om hulp heeft gevraagd wordt bovendien bevestigd door andere getuigen en door de historische telefoongegevens.
Uit historische telefoongegevens blijkt dat het toestel van verdachte op 10 augustus 2009 vanaf 19.23 uur aan stond en vanaf dat moment tot diep in de nacht om 04.20 uur zo'n 46 keer is gebruikt. Verdachte heeft onder meer naar familie in zowel Nederland als Duitsland gebeld, onder wie [naam 10], [naam 11], [naam 12] en [naam 13]. Een aannemelijke verklaring voor het feit dat na het steekincident intensief is gebeld door verdachte en zijn familieleden, ligt in de op dat moment aanwezige paniek bij verdachte en zijn familie. [[naam 14] was die avond aanwezig bij het telefoongesprek tussen [naam 11] en verdachte en hoorde van [naam 11] dat verdachte iemand had neergestoken. [naam 15] heeft verklaard dat verdachte op de avond van het steekincident gevraagd heeft om een auto om te vluchten, omdat hij weg wilde uit Nederland. Zijn familie was er ook en iedereen leek in paniek. Verdachte heeft die avond [naam 16]] in paniek gebeld en om hulp gevraagd. Voorts heeft verdachte meerdere keren contact opgenomen met een Duits telefoonnummer, dat in gebruik was bij zijn neef [naam 13], wonende te [woonplaats] in Duitsland. Uit verklaringen van bovengenoemde getuigen en uit de locaties van de gsm-masten, die door de telefoon van verdachte blijkens de historische telefoongegevens van het imeinummer van deze telefoon zijn aangestraald, blijkt dat verdachte de avond van het steekincident al naar Duitsland is gevlucht. Dit biedt ondersteuning voor het feit dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] heeft gedood.
Uit diverse getuigenverklaringen kan worden afgeleid dat een mogelijk motief voor de moord gelegen zou zijn in een ruzie - over geld - en een verslechterde relatie tussen [naam 17] en verdachte. Na hem aanvankelijk financieel en met werk te hebben geholpen, zou [naam 17] afstand van verdachte hebben genomen en hem de toegang tot de locaties waar door het bedrijf van [naam 17] werd gewerkt, hebben ontzegd. Ook [slachtoffer], voor wie verdachte eerder ook werkzaamheden had verricht, zou hem recent hebben verteld dat hij geen contact meer moest opnemen. In het dossier bevinden zich diverse aanwijzingen dat verdachte wist van de verhouding die [naam 17] met [slachtoffer] had. Verdachte zou vanaf 2009 steeds meer zijn afgegleden door overmatig gebruik van alcohol en mogelijk ook drugs. Uit verschillende sms-berichten die verdachte heeft verstuurd blijkt dat hij in de aanloop naar de dood van [slachtoffer] steeds bozer is geworden op [naam 17] en dat hij [naam 17] "diep in het hart wilde raken". Kort voor de dood van [slachtoffer] heeft verdachte haar gebeld en [slachtoffer] zou verdachte hebben laten weten dat hij niet kon langskomen.
Op het mes waarmee [slachtoffer] is neergestoken is celmateriaal aangetroffen. Uit onderzoeken van het NFI en IFS is gebleken dat verdachte niet kan worden uitgesloten als donor van een deel van het celmateriaal. De resultaten van deze onderzoeken zijn in onderling verband en in samenhang met de andere feiten en omstandigheden in het dossier te beschouwen als ondersteunend voor de overige bewijsmiddelen en dragen bij aan de overtuiging dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] heeft gedood.
Verdachte heeft wisselend verklaard en zijn verklaringen steeds aangepast. Zijn uiteindelijke verhaal is onwaarschijnlijk, omdat het niet past bij het andere bewijsmateriaal. Ter terechtzitting heeft hij zich op zijn zwijgrecht beroepen. Hierdoor heeft hij niets gedaan om aannemelijk te maken dat hij onschuldig is. Het feit dat verdachte geen redelijke verklaring heeft gegeven voor omstandigheden die redengevend moeten worden geacht voor het bewijs, kan betrokken worden bij de beoordeling van het bewijsmateriaal.
Volgens de officier van justitie kan worden bewezen dat sprake was van voorbedachten rade. Verdachte heeft kort voor de moord zijn snor en haar afgeschoren, hij heeft op de dag van de moord gebeld met [slachtoffer] en geprobeerd een afspraak met haar te maken. Hij is die dag naar Moeders Schoot gegaan en heeft haar opgewacht alvorens toe te slaan. In de tijd dat hij stond te wachten en in de tijd dat hij naar haar toe liep had hij voldoende tijd om zich te beraden. Ook tijdens het toebrengen van de messteken was er voldoende tijd om zich te kunnen bezinnen en had verdachte de gelegenheid om zijn handelen te staken en zo nodig, daarna hulp te verlenen of in te roepen.
Tot zover het standpunt van de officier van justitie omtrent het bewijs.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte vrijgesproken dient te worden van de onder 1 tenlastegelegde moord c.q. doodslag. Er zijn niet of nauwelijks redengevende bewijsmiddelen die wijzen op een strafbare betrokkenheid van verdachte bij de dood van [slachtoffer]. Voor zover er mogelijk belastende onderzoeksresultaten zijn verkregen, kleven daaraan zulke substantiële gebreken dat het onverantwoord is op die resultaten te vertrouwen.
Van de getuigen die voor, tijdens en na het delict aanwezig zijn geweest op of in de buurt van de plaats delict, zijn [naam 9], [naam 8] en [naam 2] de enige getuigen die verdachte met zekerheid zeggen te hebben herkend. [naam 9] en [naam 8] hebben verklaard dat zij op enig moment voor het steekincident een man zijn tegengekomen bij de parkeerplaats die zij kenden van café [naam café]. Niet duidelijk is echter geworden hoe laat zij hem zijn tegengekomen. Bovendien is het feit dat verdachte kort voor het steekincident op de plaats delict was, nog geen bewijs voor zijn schuld. Zij hebben immers niet gezien dat verdachte bij het steekincident zelf aanwezig was. [naam 2] is de enige getuige die zegt dat hij verdachte met 100% zekerheid als dader heeft herkend. Hij heeft de dader echter gezien op een afstand van meer dan 20 meter, naar tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken zelfs ruim 34 meter, terwijl herkenning bij afstanden groter dan 15 meter al niet meer betrouwbaar is. De herkenning door [naam 2] dient derhalve wegens onvoldoende betrouwbaarheid te worden uitgesloten van het bewijs.
Er is een groot aantal verklaringen van ooggetuigen die verdachte niet of niet met zekerheid herkennen als de dader, onder wie [naam 18], [naam 19], [naam 3], [naam 20], [naam 7], [naam 6], [naam 21] en [naam 1]. De resultaten van de enkelvoudige fotoconfrontaties dienen bovendien uitgesloten te worden van het bewijs, wegens het gebrek aan diagnostische waarde van zulke herkenningen. De raadsman heeft in dit kader gewezen op publicaties van [naam 22], [naam 23] en [naam 24]. In het onderhavige geval is de waarde van de enkelvoudige confrontatie al helemaal nihil, nu de confrontaties hebben plaatsgevonden nadat in de media foto's van verdachte zijn getoond.
De verklaring van [naam 5], namelijk dat hij [bijnaam verdachte] heeft horen zeggen dat hij een vrouw had neergestoken, dient van het bewijs te worden uitgesloten. Deze verklaring is namelijk tegenstrijdig en leugenachtig. Uit een gevoerd tapgesprek tussen [naam 5] en een NN-man, dat niet in het zaaksdossier is gevoegd maar tussen de BOB-stukken is te vinden, blijkt namelijk dat [naam 5] dit [bijnaam verdachte] niet zelf heeft horen zeggen, maar dat hij dit van anderen gehoord heeft. Voorts komt uit het dossier naar voren dat verdachte niet meer welkom was in café [naam café], wat het onwaarschijnlijk maakt dat verdachte op de avond van de moord in [naam café] is geweest.
Het verhaal van [naam 14], dat hij op de avond van het steekincident aanwezig was bij een telefoongesprek tussen [naam 11] en verdachte, waarin verdachte vertelde dat hij een vrouw had neergestoken, dient terzijde gelaten te worden, omdat dit verhaal pas maanden later via [naam 17] naar buiten is gekomen en om die reden aan de betrouwbaarheid kan worden getwijfeld.
Het feit dat verdachte op enig moment naar Duitsland is vertrokken is niet redengevend, gelet op het feit dat hij daarna is teruggekomen om zichzelf aan te geven.
De uitkomsten van het DNA-onderzoek zijn niet belastend voor verdachte. Er is geen match vastgesteld die significant genoeg is om er een waarschijnlijkheid aan te kunnen koppelen.
Bovendien zijn de volledige DNA-profielen op de sigarettenpeuken, aangetroffen op de plaats waar de dader mogelijk heeft gestaan, niet vergeleken met het mengprofiel op het mes, terwijl dit juist van groot belang was in het kader van de waarheidsvinding.
Volgens de raadsman zijn de onderzoeksresultaten eenzijdig en onvolledig. Zij zijn slechts een neerslag van het gedeelte van het onderzoek dat gericht is op het aantonen van de schuld van verdachte en niet op objectieve waarheidsvinding. Het tapgesprek van [naam 5] bevindt zich niet in het dossier, het DNA-onderzoek is uitsluitend verricht met het doel te verifiëren of verdachte de dader is, er hebben confrontaties plaatsgevonden nadat foto's van verdachte in de media zijn verschenen, het onderzoek naar het vreemde telefoonnummer [nummer]) waarmee een melding van [slachtoffer] vanaf het Station te Haarlem zou zijn gedaan, is onvolledig en onzorgvuldig uitgevoerd en de verklaring van een ooggetuige, die heeft verklaard dat verdachte het niet gedaan heeft, bevindt zich niet in het dossier. Ontlastend voor verdachte is bovendien dat hij tegenover een politie-informant ontkent iets met de dood van [slachtoffer] te maken te hebben. Voorts benadrukt verdachte in de telefoontaps en de opgenomen gesprekken keer op keer zijn onschuld.
Verdachte had geen enkel motief om de vrouw die hem altijd had geholpen om het leven te brengen. In het dossier bevinden zich daarentegen aanknopingspunten dat anderen wel een motief hadden om [slachtoffer] om het leven te brengen. Deze alternatieve scenario's zijn niet of nauwelijks nader onderzocht en het Openbaar Ministerie heeft gehandeld vanuit een tunnelvisie.
Ten slotte heeft de raadsman betoogd dat er onvoldoende aanwijzingen zijn voor voorbedachten raad.
4.3. Het oordeel van de rechtbank over het bewijs van het onder 1. tenlastegelegde
4.3.1. Algemene bewijsoverwegingen
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het onder 1. tenlastegelegde.
Eerst wordt in hoofdlijnen weergegeven op grond waarvan het onder 1. tenlastegelegde wettig en overtuigend wordt bewezen. In paragraaf 4.3.2. e.v. zal een en ander worden uitgewerkt.
Verdachte was op de plaats van het misdrijf kort voordat [slachtoffer] is doodgestoken. De getuigen [naam 9] en [naam 8], bekenden van verdachte, hebben hem toen en daar ontmoet. Verdachte zelf heeft verklaard op 10 augustus 2009 op de plaats delict aanwezig te zijn geweest. Verdachte past voorts in het algemene beeld dat uit de door ooggetuigen gegeven signalementen van de dader naar voren komt.
Verder wordt het bewijs dat verdachte [slachtoffer] heeft gedood geput uit de getuigenissen van [naam 5] en [naam 14], die verklaren dat verdachte op de avond van [slachtoffer]' dood tegen anderen heeft gezegd dat hij [slachtoffer] had gestoken. De getuige [naam 5] heeft verdachte dat in een café zelf aan bezoekers horen vertellen; [naam 14] vernam het van [naam 11], aan wie verdachte zijn daad telefonisch had meegedeeld. De getuigen [naam 25] en [naam 17], met wie [slachtoffer] een voor beiden buitenechtelijke relatie had, verklaren dat verdachte op de dag van de dood van [slachtoffer] tegen [naam 25] heeft gezegd dat hij [naam 25] en [naam 17] diep in hun hart(huis) zou raken. Een andere getuige, [naam 15], bevestigt dat verdachte hem op de avond van de moord om een auto heeft gevraagd teneinde te vluchten.
Gebleken is van zeer intensief telefoonverkeer tussen aan verdachte toegeschreven telefoonnummers en verschillende familieleden en bekenden van verdachte op tijdstippen, aanvangend kort nadat [slachtoffer] was neergestoken.
Uit historische gegevens van het mobiele telefoonverkeer blijkt dat verdachte vervolgens in de nacht van 10 op 11 augustus 2009 naar de omgeving van [plaatsnaam] in Duitsland is gereisd, alwaar familie van hem woonachtig is.
4.3.2. Uitwerking van de bewijsmiddelen
Ooggetuigen van het steekincident; signalement van de dader.
Er zijn verschillende ooggetuigen die de dader tijdens of vlak na het steekincident hebben gezien. Getuige [naam 6] kwam met de auto zijn vrouw, de getuige [naam 1] en kind bij het kinderdagverblijf ophalen en zag een man in het plantsoen tussen het parkeerterrein en de H. Colijnstraat staan. [naam 1] zag een man gebogen over [slachtoffer] staan en bewegingen maken. Toen [naam 1] haar kind in de auto zette, hoorden zij en [naam 6] geschreeuw. [naam 1] rende naar [slachtoffer] en zag dat de man die [slachtoffer] zojuist had aangevallen haar richting op rende met in zijn rechterhand een mes. [naam 1] beschreef de man, die haar op korte afstand voorbij ging, als getint, waarschijnlijk Marokkaans of Turks, met stoppeltjeshaar, niet veel langer dan 1.68 meter, zonder snor of baard en in het zwart gekleed. [naam 6] gaf het volgende signalement van de man: 35 à 40 jaar, 1.65 à 1.70 meter lang, Turks uiterlijk, kort geschoren haar en donkere kleding.xv De getuige [naam 2] zag vanaf het balkon van zijn woning in het flatgebouw waarin het kinderdagverblijf op de begane grond is gevestigd een man op [slachtoffer] insteken. De getuigen [naam 18] en [naam 19] zagen dit vanaf hetzelfde balkon. Ook de getuigen [naam 26], [naam 20] en [naam 7] hebben het steekincident vanuit hun woning waargenomen. De getuige [naam 21] liep over het parkeerterrein richting de hoofdingang van het flatgebouw toen zij een man zag steken. Al deze ooggetuigen hebben de dader omschreven als een kleine man met een Turks uiterlijk, tussen de 30 en de 40 jaar oud, ongeveer 1.65 à 1.70 meter lang, kort (geschoren) haar, zonder gezichtsbeharing en met donkere kleding.xvi
Deze omschrijving van de dader komt in grote lijnen overeen met het fysiek van verdachte. De rechtbank heeft ter terechtzitting geconstateerd dat verdachte een man is wiens uiterlijk als Turks kan worden omschreven. en van wie de lichaamslengte zou kunnen worden geschat op ongeveer 1.65 à 1.70 meter.xvii Verdachte was ten tijde van het steekincident 41 jaar oud. Ten slotte blijkt uit getuigenverklaringenxviii en uit de verklaring van verdachte zelfxix dat hij kort voor het steekincident zijn haar (en snor) had afgeschoren.
De getuigen [naam 8] en [naam 9]; verdachte was op de plaats van het misdrijf.
Twee getuigen, [naam 9] en [naam 8], hebben, toen zij op 10 augustus 2009 kort na 18:00 uur van het parkeerterrein voor c.q. naast het kinderdagverblijf op de dr. H. Colijnstraat richting het Eendrachtspark liepen, een man ontmoet die zij van gezicht kenden van de Mercatorbuurt en café [naam café]. Zij omschrijven hem als een Turkse man van 35 tot 40 jaar oud, met een normaal postuur, ongeveer 1.65 meter lang en op dat moment met donkere kleding. Beide getuigen hebben verklaard dat deze man de laatste keer dat zij hem daarvoor hadden gezien lang, achterovergekamd haar en een snor had, maar dat hij nu een kortgeschoren hoofd en geen snor meer had. [naam 9] heeft bovendien gezien dat de man een C-vormig litteken aan de rechterkant van zijn hoofd had. [naam 8] heeft verklaard dat de man Turks sprak met een accent dat hij herkent als een accent van iemand uit [geboorteplaats].xx
Op 27 augustus 2009 is door de politie aan [naam 9] en [naam 8] de eerderbedoelde foto (3) van verdachte getoond. Zij herkennen hem beiden voor 100% als de man die zij vlak voor het steekincident op de plaats delict zijn tegengekomen.xxi [naam 8] heeft verklaard tevoren géén foto's van verdachte in de media te hebben gezien.
Het kan als vaststaand worden aangenomen dat verdachte de man is die [naam 9] en [naam 8] hebben gezien. De omschrijving die zij van de man geven komt overeen met het uiterlijk van verdachte. Verdachte is geboren in [geboorteplaats] en uit het dossier blijkt dat hij zich regelmatig ophield in café [naam café], in ieder geval voordat hem daar in juni 2009 de toegang werd ontzegd. Het C-vormige litteken boven het rechteroor van de man die zij ontmoetten, zoals dat te zien is op de foto van verdachte die op 28 oktober 2009 is genomenxxii, nadat op vordering van de officier van justitie het hoofdhaar van verdachte was afgeschoren, maakt de identificatie van verdachte compleet. Verdachte was dus voorafgaand aan het tijdstip van het steekincident op de plaats delict aanwezig. Verdachte heeft ook zelf verklaard dat hij daar toen geweest is.xxiii
De raadsman van verdachte heeft betoogd dat niet duidelijk is geworden hoe laat verdachte op de plaats van het misdrijf is geweest en dat dus niet vaststaat dat dit precies op het tijdstip van het steekincident was.
[naam 9] en [naam 8] hebben echter verklaard dat zij, nadat zij de man hadden begroet, hun weg richting het Eendrachtspark hebben vervolgd. Volgens [naam 9] zagen zij, nadat zij ongeveer vijf minuten in het park waren, rondom het park politie rijden. Zij hebben nog heel even wat gegeten en gedronken en zijn na een kwartiertje teruggegaan naar het parkeerterrein. Daar zagen zij politie en ambulances en hoorden zij dat [slachtoffer] was neergestoken. Volgens [naam 8] zagen zij na ongeveer 10 minuten na de begroeting met verdachte veel politie en zijn zij hierna nog een tijdje, hij denkt een half uur, blijven zitten. Uit het dossier blijkt dat [slachtoffer], vrijwel onmiddellijk nadat zij om 18:14 uur het alarm van het kinderdagverblijf had ingeschakeld, is doodgestoken en dat de politie om 18.25 uur ter plaatse was. Nu beide getuigen hebben verklaard dat zij vrij snel nadat zij in het park waren aangekomen al politie zagen, moet worden aangenomen dat verdachte zeer kort voor het steekincident op de plaats van het misdrijf aanwezig was. Dit strookt met de verklaring van [naam 8] dat hij omstreeks 18:00 parkeerde aan de H. Colijnstraat. [naam 9] plaatst dit tijdstip om 17:00 uur, maar vergist zich kennelijk, nu ook hij verklaart kort na aankomst in het Eendrachtspark de politie en een ambulance te hebben gezien.xxiv
De getuige [naam 5] heeft verklaard te hebben gezien dat een man die hij kent onder de bijnaam [bijnaam verdachte] op de avond van het steekincident paniekerig café [naam café] binnenliep. [naam 5] hoorde dat [bijnaam verdachte] zei dat hij een vrouw had neergestoken en dat hij onderdak nodig had.xxv
De verklaring van [naam 5] wordt voor het bewijs gebruikt. Omdat deze op onderdelen ondersteund wordt door andere onderzoeksgegevens, is deze verklaring voldoende betrouwbaar. Zo blijkt dat verschillende personen verdachte als [bijnaam verdachte] kennenxxvi, terwijl verdachte heeft erkend zo te worden genoemd.xxvii Voorts heeft [naam 5] verklaard dat [bijnaam verdachte] illegaal is en in Turkije gezocht wordt voor moord. Dit blijkt te kloppen.xxviii [naam 5] weet derhalve over wie hij spreekt. De verklaring van [naam 5] dat verdachte de avond van het doodsteken van [slachtoffer] in café [naam café] was, vindt bevestiging in historische telefoongegevens. Hieruit blijkt dat het mobiele telefoontoestel van verdachtexxix op 10 augustus 2009 tussen 19.23 uur en 20.45 uur gsm-masten heeft aangestraald in het gebied tussen [adres 1], [adres 2] en [adres 3] te Amsterdam. Café [naam café] ligt binnen dit gebied.xxx Ook wordt de verklaring van [naam 5] dat verdachte die avond om hulp heeft gevraagd bevestigd door twee andere getuigen. Deze verklaringen zullen hierna worden besproken.
De raadsman heeft zich ter onderbouwing van de leugenachtigheid van de verklaring van [naam 5] beroepen op het tapgesprek 74 TC01, gevoerd op 13 augustus 2009 tussen [naam 5] en een onbekende andere man, waarin [naam 5] tegen deze persoon zegt: "[naam 27], wat ik heb gehoord, hij is naar het koffiehuis gekomen en heeft daar gezegd 'Ik heb haar neergestoken/geschoten. Ik heb het gedaan'." Er is op grond van deze tekst, volgens de raadsman, geen sprake geweest van een direkte waarneming door [naam 5] van iets wat hij [bijnaam verdachte] zelf heeft horen zeggen, zoals [naam 5] bij de politie en de rechter-commissaris heeft verklaard, maar van een de auditu verklaring.
Aan de raadsman kan worden toegegeven dat het tapgesprek op die wijze kan worden geïnterpreteerd. Anderzijds kan de onderhavige passage ook zo worden verstaan dat [naam 5] in spreektaal uitdrukt dat hij de woorden van [bijnaam verdachte] zelf zo heeft gehoord. Dit zo zijnde, behoeft niet te worden getwijfeld aan de consistente verklaringen van [naam 5] op dit punt, dat hij zelf verdachte tegenover anderen heeft horen bekennen de moord te hebben gepleegd.
De raadsman heeft er zich in dit verband terecht over beklaagd dat hij bedoeld tapgesprek heeft moeten aantreffen onder de afzonderlijk van het hoofddossier gebundelde zogenoemde BOB-stukken. Een tapgesprek dat in nauw en rechtstreeks verband staat met een cruciaal bewijsmiddel behoort in het hoofddossier te worden gevoegd. Dat de officier van justitie dat heeft nagelaten, is een ernstige omissie.
Andere getuigenverklaringen en historische telefoongegevens op de avond van het steekincident.
[naam 14] heeft verklaard dat hij op 10 augustus 2009 in de namiddag, zo tegen de avond, bij [naam 11], een bekende van [naam 17], aan het schilderen was, toen [naam 11] gebeld werd. [naam 11] werd bleek en zei tegen [naam 14] dat verdachte zojuist tegen hem, [naam 11], via de telefoon had gezegd dat hij een vrouw had neergestoken.xxxi [naam 11], die hierover is ondervraagd, ontkent weliswaar dat hij telefonisch met verdachte heeft gesproken, maar uit historische telefoongegevens van bedoeld aan verdachte toegeschreven mobiel telefoonnummer blijkt dat verdachte op 10 augustus 2009 om 19.38 uur gedurende 104 seconden heeft gebeld naar het nummer, waarvan [naam 11] tijdens zijn verhoor heeft erkend dat het zijn nummer is.xxxii Uit de historische telefoongegevens blijkt voorts dat op 10 augustus 2009 tussen 20.04 en 20.13 uur door [naam 11] 4 keer is gebeld naar verschillende aan verdachte toegeschreven telefoonnummers. De verklaring van [naam 11] dat hij niet met verdachte gesproken heeft wordt dan ook gepasseerd. Er dient daarentegen geloof te worden gehecht aan de verklaring van [naam 14], nu deze voor wat betreft het telefoongesprek tussen verdachte en [naam 11] wordt ondersteund door het geregistreerde telefoonverkeer. Het enkele feit dat [naam 14] deze verklaring eerst op 4 januari 2010, heeft afgelegd, maakt deze niet onbetrouwbaar, zoals door de raadsman van verdachte is aangevoerd.
De getuige [naam 25] heeft verklaard dat verdachte hem op de dag van de aanslag op [slachtoffer] telefonisch heeft gezegd dat verdachte hem en [naam 17] "diep in hun hart zou raken".xxxiii [naam 17] heeft dit bevestigd door in dit verband te verklaren dat hij later heeft gehoord dat verdachte [naam 25] heeft gebeld en heeft gezegd: "Jullie nemen mij niet serieus, ik ga jullie in jullie harthuis raken."xxxiv
Uit de historische telefoongegevens blijkt dat de aan verdachte toe te schrijven telefoon(s) en/of -nummer(s) op 10 augustus 2009 na het steekincident veelvuldig is/zijn gebruikt.xxxv
Gebleken is dat een telefoonnummer dat aan verdachte moet worden toegeschreven na het steekincident 11 keer contact heeft gehad met een telefoonnummer dat op naam staat van [naam 10], een neef van verdachte.xxxvi
Uit de historische telecomgegevens blijkt dat ook [naam 12], gehuwd met de zuster van [naam 17] op 10 augustus 2009 `s avonds meerdere keren contact heeft gehad met verdachte, die hij goed kent. In eerste instantie ontkende Ismet dat hij die avond contact met verdachte heeft gehad. Nadat hij met deze telefooncontacten was geconfronteerd, verklaarde hij dat hij daarover verder niets durfde te zeggen.xxxvii Uit het terzake opgemaakte proces-verbaal van bevinden blijkt dat hij bang was en daarom geen verdere verklaring wilde af leggen. Hij verklaarde dat hij inderdaad door verdachte was gebeld op de avond van het steekincident en dat verdachte niet geschokt reageerde toen hij hem vertelde dat [slachtoffer] was neergestoken. Verdachte zei hem dat hij in de [naam bar] was en vroeg Ismet daar ook naar toe te komen.xxxviii Uit de historische telefoongegevens blijkt dat de telefoon van verdachte op 10 augustus 2009 tussen 21.21 en 23.58 uur de gsm-mast op de [adres 4] aanstraalde, die zich op 100 meter van de [naam bar] bevindt.xxxix
Dat verdachte die avond in de [naam bar] was, blijkt ook uit de verklaring van [naam 15]. Deze heeft verklaard dat hij verdachte die avond tussen 22.30 en 23.00 uur in de [naam bar] heeft gezien. Verdachte vroeg hem een auto om te vluchten. Hij wilde weg uit Nederland. Zijn familieleden waren er ook en iedereen leek in paniek. Later hoorde [naam 15] dat verdachte in de auto van een zekere [naam 16] naar Duitsland was gereden.xl Deze [naam 16] heeft dat tegengesproken, maar heeft bevestigd dat verdachte hem de avond van het steekincident gebeld heeft en hem om hulp heeft gevraagd en dat hij klonk alsof hij in paniek was.xli
Tussen 10 augustus 2009 om 19.52 uur en 11 augustus 2009 om 01.23 uur heeft het nummer van verdachte 16 keer contact opgenomen met een Duits telefoonnummer, in gebruik bij [naam 13], wonende in [woonplaats], Duitsland.xlii [naam 13] verklaart dat verdachte hem 's avonds enkele keren heeft gebeld en er niets bijzonders was. Uit de verklaring van zijn vrouw, [naam 28], volgt evenwel dat verdachte hem meerdere keren zowel 's avonds als 's nachts heeft gebeld en erg nerveus klonk.xliii
Uit historische telefoongegevens blijkt dat de telefoon van verdachte op de volgende data en tijdstippen de volgende gsm-masten heeft aangestraald: xliv
- 11 augustus 2009, 00.07 uur, [adres 4], Amsterdam
- 11 augustus 2009, 00.25 uur, [adres 5], Nieuwer Ter Aa
- 11 augustus 2009, 00.37 uur, [adres 6], Utrecht
- 11 augustus 2009, 00.53 uur, Traay, Driebergen-Rijsenburg
- 11 augustus 2009, 01.22 uur, Rijksweg A12 parkeerplaats Buunderkamp, Renkum
- 11 augustus 2009, 01.51 uur, bij Emmerich in Duitsland, nabij de Autobahn E35
- 11 augustus 2009, 02.53 uur, bij Leverkusen-Kuppersteg, gelegen tussen de Autobahn E35 en [woonplaats]
- 11 augustus 2009, 04.03 uur, [woonplaats], 850 meter verwijderd van het adres van [naam 13]
- 11 augustus 2009, 12.43 uur, [woonplaats], 850 meter verwijderd van het adres van [naam 13]
- 13 augustus 2009, 3.13 uur, [plaatsnaam] te Duitsland.
Hieruit moet worden afgeleid dat verdachte in de nacht van 10 op 11 augustus 2009, vier uur na de door van [slachtoffer], naar Duitsland is gevlucht.
De foto-bewijsherkenningen van verdachte door de ooggetuigen.
De raadsman heeft betoogd dat de herkenningen van verdachte als de dader van het doodsteken van [slachtoffer] door de ooggetuigen op foto's bij enkelvoudige fotoconfrontaties niet tot het bewijs kunnen bijdragen.
Dit wordt als volgt beoordeeld. Een aantal ooggetuigen heeft verklaard dat zij bij het zien van foto 1 in de media de persoon op die foto niet (meteen) op de dader vonden lijken. Sommige, deels andere, getuigen verklaren de dader al dan niet op foto 2 te herkennen. Weer andere getuigen verklaren de man op foto 3 in meer of mindere mate als de dader te herkennen. Onder deze getuigen zijn er die voordien foto's 1 en/of 2 in de media hebben gezien. Eén van deze getuigen ([naam 2]) herkent verdachte op foto 3 "voor 100%", zoals hij zegt.
Geen enkele van deze fotoherkenningen door de ooggetuigen kan aan het bewijs van het onder 1. tenlastegelegde bijdragen. Gangbare opvattingen van deskundigen in de forensische psychologiexlv op het gebied van het herkennen van gezichten brengen mee dat fotoherkenningen die besmet kunnen zijn door zogenoemde "plaatsing", zoals het geval is wanneer de getuige eerder aan een herkenningstest heeft meegedaan en een foto of afbeelding van de verdachte in de context van de zaak heeft gezien, als bewijsmiddel onbruikbaar zijn. Voor wat betreft de getuige [naam 2] geldt in het bijzonder nog dat hij de dader op een afstand van 34,8 meter heeft waargenomenxlvi, wat te ver is om - ook bij maximale lichtsterkte ter plaatse van de waarneming - van een acceptabele diagnostische waarde van de herkenning te kunnen spreken. Daarbij staat bovendien niet vast dat deze getuige de dader in het gezicht heeft gezien. De herkenningen door deze ooggetuigen van verdachte op één of meer van de foto's 1 tot en met 3 kunnen mitsdien niet tot het bewijs van het onder 1. tenlastegelegde bijdragen.
Deze bezwaren gelden niet voor wat betreft de herkenning van verdachte op foto 3 door de getuigen [naam 9] en [naam 8], die verklaren verdachte kort voor het steekincident op het parkeerterrein te hebben gezien. Weliswaar zijn ook deze herkenningen tot stand gekomen middels een enkelvoudige fotoconfrontatie, maar deze getuigen kenden verdachte al voor het misdrijf en hebben over diens identiteit geen twijfel. [naam 8] heeft overigens niet eerder dan bij deze herkenning een foto van verdachte gezien.
Ten aanzien van de alternatieve scenario's.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat zich in het dossier aanknopingspunten bevinden voor de veronderstelling dat [slachtoffer] door een ander dan verdachte om het leven is gebracht, bijvoorbeeld uit woede, uit eerwraak, uit jaloezie, uit liefde of om zakelijke redenen. De raadsman heeft hierbij gewezen op de volgende mogelijkheden. De meest voor de hand liggende verdachte is volgens de raadsman de echtgenoot van [slachtoffer]. Het feit dat [slachtoffer] vreemd ging met [naam 17], levert een motief op. Uit onderzoek naar eergerelateerd geweld blijkt dat een seksuele verhouding buiten het huwelijk een zeer belangrijke reden is voor eermoord. Daar komt bij dat [slachtoffer] zeer succesvol was en haar echtgenoot niet. In de Turkse cultuur is dit niet te aanvaarden. Er is weinig onderzoek gedaan naar deze mogelijkheid. Uit het dossier blijkt bijvoorbeeld niet dat gecontroleerd is of de echtgenoot van [slachtoffer] tijdens het steekincident daadwerkelijk in Turkije was. Ook [naam 17] had volgens de raadsman redenen om [slachtoffer] om het leven te brengen. Niet duidelijk is of de relatie tussen [slachtoffer] en [naam 17] nog voortduurde op het moment dat zij om het leven werd gebracht. Het is ook mogelijk dat [naam 17] zich door [slachtoffer] belazerd voelde, omdat zij hem had verteld dat zij zou gaan scheiden, terwijl dit niet zo was. Voorts bevinden zich in het dossier sterke aanwijzingen dat er nog een andere minnaar in het spel was. [naam 17] had dus redenen om jaloers te zijn. Het is volgens de raadsman ook mogelijk dat deze andere minnaar [slachtoffer] om het leven heeft gebracht. Voorts zijn er meerdere indicaties dat [slachtoffer] werd afgeperst. Het is niet onaannemelijk dat dit een relatie heeft met haar dood. Er zijn enkele opvallende relaties tussen de afpersingen en [naam 17] en [naam 25]. Uit de BOB-stukken blijkt namelijk dat [naam 17] en [naam 25] in verband gebracht kunnen worden met wapenhandel en afpersingen. Opmerkelijk is dat [naam 25] vlak na het steekincident op de plaats delict aanwezig was. Voorts kan [slachtoffer] het slachtoffer zijn geworden van een boze vader van één van de kinderen van de crèche. Er zijn meerdere getuigen die in deze richting hebben verklaard. Ook de mogelijkheid van een psychoot of een mislukte beroving is niet zo onwaarschijnlijk dat deze terzijde kan worden gelaten. De raadsman heeft er ten slotte op gewezen dat op de avond voor het steekincident een ruit van het kinderdagverblijf was ingeslagen. Die avond vroeg [slachtoffer] ook, toen zij bij [naam 29] op de thee was, of diens echtgenoot wilde kijken of de weg naar haar auto veilig was. Voorts blijkt uit een proces-verbaal dat [slachtoffer] op 8 augustus 2009 in paniek op station Haarlem was, op de vlucht was voor haar vriend, en toen van iemand zijn telefoon had geleend, zodat zij een vriendin kon bellen. Opmerkelijk is ook dat een getuige tijdens het steekincident twee mannen bij een grote boom heeft zien staan en dat één van deze mannen het park was ingelopen. Mogelijk waren er dus meer mensen betrokken bij de levensberoving.
De rechtbank overweegt dienaangaande het volgende.
Hoewel met het wettige en overtuigende bewijs dat verdachte verantwoordelijk is voor het doodsteken van [slachtoffer] alternatieve scenario's strikt genomen niet aan de orde behoeven te komen, zal daaraan met enkele overwegingen toch aandacht worden besteed. De raadsman wordt niet gevolgd in zijn stellingen dat alternatieve scenario's niet of nauwelijks nader zijn onderzocht en overweegt hiertoe als volgt.
Opgemerkt moet worden dat een deel van de door de raadsman genoemde mogelijke motieven van eventuele andere daders dan verdachte geen ondersteuning vinden in het dossier en uitsluitend lijken voort te komen uit een suggestie van de zijde van de verdediging. Het gaat dan om mogelijke motieven die zouden bestaan bij de echtgenoot van [slachtoffer], bij [naam 17] en bij een mogelijke andere minnaar. Zowel de echtgenoot van [slachtoffer] als [naam 17] waren op het moment van de moord op [slachtoffer] in Turkijexlvii. Hun betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] blijkt op geen enkele wijze. Anders dan ten aanzien van verdachte is er geen enkele CIE-informatie of andere anonieme melding in de richting van een verdenking van deze beide aan [slachtoffer] gerelateerde personen verkregen. De naaste (schoon)familieleden van [slachtoffer] en [naam 17] zijn hierover bevraagd en hebben allen verklaard dat eerwraak voor de directe familieleden geen motief kan zijn geweest. Voorts blijkt dat er na de moord op [slachtoffer] door de politie intensief telefoongesprekken zijn afgeluisterd en dat beiden over de taps niet als verdachten naar voren komen. Het betoog van de verdediging dat hun betrokkenheid niet voldoende is onderzocht, mist dan ook feitelijke grondslag.
Kort na de dood van [slachtoffer] bleek dat binnen de Turkse gemeenschap het verhaal ging dat de echtgenote van [naam 17], [naam 30], opdracht had gegeven voor de moord op [slachtoffer]. [naam 30] is begin oktober 2009 aangehouden en verhoord, haar telefoon is afgeluisterd en tijdens haar detentie is zij rechtstreeks afgeluisterd. Uiteindelijk is zij heengezonden omdat er geen bewijs van haar betrokkenheid bij de dood van [slachtoffer] was gevonden.
Dat er volgens de verdediging sterke aanwijzingen zijn dat er nog een andere minnaar van [slachtoffer] in het spel was lijkt uitsluitend gebaseerd op speculatie. Hetzelfde geldt voor de door de raadsman geopperde andere, psychotische, dader of een poging tot beroving van [slachtoffer], waarbij moet worden opgemerkt dat uit het onderzoek niet is gebleken dat iemand het op bezittingen van [slachtoffer] had gemunt.
Voor zover de verdediging stelt dat onvoldoende onderzocht is of er sprake was van afpersing en de mogelijke rol van [naam 17] en [naam 25] daarbij, geldt evenzeer dat de verdediging speculeert zonder dat terzake van afpersing door de genoemden concrete aanwijzingen voorhanden zijn. Dat deze mogelijkheid door de politie niet zou zijn onderzocht is bovendien niet het geval. De politie heeft hierover getuigen ondervraagd. Dat heeft geen concrete aanwijzingen voor afpersing opgeleverd.
Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de vader van [slachtoffer] mogelijke motieven in de financiële sfeer heeft geopperd, die hij nader uitgezocht wilde zien. In dit verband zou sprake zijn geweest van slecht betalende klanten. Uit de verhoren van onder anderen de echtgenoot van [slachtoffer], die goed op de hoogte was van de financiële situatie van Moeders Schoot, blijkt echter niet dat hierdoor hoog opgelopen conflicten zouden zijn ontstaan. Er liep één juridische procedure tegen [naam bedrijf], waarvan [naam 17] eerder mede-eigenaar was, maar er zijn geen tekenen dat dit heeft geleid tot meer dan een gerechtelijke procedure.
Er zijn verschillende getuigen die gesproken hebben over een mogelijk motief van een vader wiens kind naar het kinderdagverblijf ging. [slachtoffer] mocht dit kind niet meegeven aan de vader en deze zou daar ontstemd over zijn geweest. De politie heeft dit onderzocht en verklaringen afgenomen van de betreffende vader en moeder van het kind. Uit dit onderzoek en deze verhoren is niets belastends gebleken. Van een andere vader op wie een getuige heeft gewezen weet de politie ambtshalve dat deze niet aan het signalement van de dader voldoet en nader onderzoek heeft om die reden niet plaatsgevonden.
Tenslotte zijn er inderdaad aanwijzingen dat [slachtoffer] in de dagen voor haar dood angstig was. Een telefonische bel M-melding op 11 augustus 2009, een dag na de dood van [slachtoffer], dat op 8 augustus 2009 tussen 23:00 en 23:30 uur "s.o. in paniek was op station Haarlem en vertelde dat zij op de vlucht was voor haar vriend" is door de politie nagetrokken - de politie is onder andere een technische actie op dit nummer gestart - maar de houdster van het mobiele telefoonnummer waarheen de als slachtoffer aangeduide vrouw op dat moment gebeld zou hebben, bleek [slachtoffer] niet kennen.xlviii
Eén getuige heeft gesproken over de aanwezigheid van een tweede man ten tijde van de moord, maar dit wordt ontzenuwd door de verklaringen van alle ooggetuigen die spreken over één dader. Bij naspeuringen naar een anonieme vrouw die bij een herdenkingsbijeenkomst in oktober 2010 tegen een politiefunctionaris zou hebben gezegd dat verdachte niet de dader is, is het spoor eveneens doodgelopen.
Gelet op één en ander is er onvoldoende aanleiding voor de conclusie dat mogelijke alternatieve scenario's in deze zaak onvoldoende zijn onderzocht.
Voor zover de raadsman mede het oog heeft gehad op een scenario waarin verdachte instrumenteel is geweest voor het middellijk daderschap van een of meer anderen, was het aan verdachte om dienaangaande openheid van zaken te geven.
Ten aanzien van de verklaringen van verdachte.
Verdachte heeft zich tegenover de politie op het standpunt gesteld dat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan de moord op [slachtoffer]. Hij heeft verklaard wel aanwezig te zijn geweest, maar het niet gedaan te hebben. Als de politie hem hierover nader ondervraagt, beroept hij zich op zijn zwijgrecht en zegt hij dat hij bij de rechter met antwoorden zal komen. Hij zal dan alles uitleggen, "Wie daar is geweest, wie er was, met wie ik contact heb gehad, bij wie ik ben geweest, wie bij mij is geweest".xlix Ter terechtzitting heeft verdachte zich echter op zijn zwijgrecht beroepen.
Verdachte heeft bij de politie wisselende verklaringen afgelegd over het moment waarop hij op de plaats delict is geweest. Zo heeft hij aanvankelijk verklaard dat hij daar een paar uur voor de moord was, maar verklaart hij later dat hij er een half uur voor de moord aanwezig was.l Op de vraag wanneer hij [slachtoffer] voor het laatst heeft gesproken zegt hij: "een half uur daarvoor. Maar ik zeg er verder niets over. Ik wil er niet over praten." Als de politie hem hierover in een later verhoor nogmaals bevraagd, zegt hij: "Misschien was ik er wel, misschien niet" en "Het kan zijn dat ze me hebben gezien.li Weer later zegt hij dat hij het niet meer weet.lii
De politie heeft verdachte meermalen gevraagd naar een alibi ten tijde van de moord op [slachtoffer]. Verdachte verklaart zeer wisselend en in vage bewoordingen over waar hij omstreeks het tijdstip van de moord was. Als de politie doorvraagt, wil hij geen details geven of beroept hij zich op zijn zwijgrecht. Zo verklaart hij op 27 augustus 2009 dat hij in het koffiehuis - waar hij onderweg naar huis langskwam en binnenging - hoorde dat [slachtoffer] zou zijn neergestoken/geschoten.liii Als de politie vraagt om welk koffiehuis het ging, zegt hij in eerste instantie niet te weten hoe het koffiehuis heet. Later komt hij met een naam van het koffiehuis: café [naam cafe].liv Maar even later zegt hij dat hij niet naar dit koffiehuis is geweest.lv
Verdachte verklaart dat er mensen waren die hem in het koffiehuis hebben gezien, maar namen wil hij in eerste instantie niet geven. Zo verklaart hij dat toen hij in het koffiehuis was, omstreeks 9 uur, half 11-11 uur ('s avonds), er ook een vriend van hem was, maar hij wil niet zeggen hoe die vriend heet. Heel veel mensen hebben hem toen gezien, aldus verdachte, maar hij kent die mensen verder niet.lvi In zijn verhoor op 14 januari 2010 verklaart verdachte dat hij de dag van de gebeurtenis samen was met een man met wie hij werkt, [naam 31] genaamd. Ze waren samen in het koffiehuis. Als de politie hem vraagt om welk koffiehuis het ging, maakt hij gebruik van zijn zwijgrecht.lvii
De politie vraagt verdachte of hij, nadat hij in het koffiehuis hoorde van de moord op [slachtoffer], nog naar anderen heeft gebeld of gesms't om hierover te vertellen. Verdachte antwoordt dat hij dit niet heeft gedaan, omdat hij bang was, aangezien hij eerder die dag telefonisch contact met haar had gehad.lviii Uit de telefoongegevens van verdachte blijkt dat hij die avond kort na de moord veelvuldig telefonisch contact met verschillende personen uit zijn omgeving heeft gehad.
Verdachte is door de politie gevraagd of hij op de hoogte was van een relatie tussen [naam 17] en [slachtoffer]. Verdachte heeft hierop geantwoord dat hij dat niet wist, hij dacht het niet.lix In een later verhoor zegt hij dat hij wel gehoord had van de relatie tussen [naam 17] en [slachtoffer], maar dat [naam 17] het had ontkend.lx
Wat verder opvalt is dat verdachte niet heeft verduidelijkt waar hij de dagen na 10 augustus 2009 is geweest. Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij twee, drie, vier, vijf of zes dagen na de moord naar Duitsland is gegaan. Weer later spreekt hij over tien, elf dagen na het incident, maar het kunnen ook negen dagen zijn geweest.
Over de reden waarom hij uit Nederland is weggegaan en wat het doel van zijn reis naar Duitsland was, heeft verdachte eveneens wisselend verklaard. In eerste instantie heeft hij daarover verklaard dat hij twee dagen na de moord vanuit Amsterdam via Dusseldorf, Frankfurt, Saarbrücken naar Vogelen is gegaan om op die manier goedkoop naar Kayseri, Turkije, te kunnen vliegen.lxi Hij was het zat in Nederland, er was geen werk meer.lxii Hij was al drie, vier maanden van plan om naar Turkije te gaan.lxiii Later zegt hij dat hij niet op weg was naar Turkije, maar dat hij naar Italië wilde vliegen.lxiv De reden was dat hij eerst naar zijn rechtszaak moest in verband met een eventuele verblijfsvergunning die hij daar zou krijgen. Hij zou naar Italië gaan, zijn rechtszaak daar bijwonen en dan pas naar Turkije gaan. Verdachte heeft niet kunnen preciseren op welke datum zijn zaak zou hebben gediend. De datum was volgens verdachte nog niet bekend.lxv
Al deze sterk wisselende, vage en niet concludente verklaringen van verdachte dragen bij aan de overtuiging dat verdachte de dader is van het doodsteken van [slachtoffer].
Ten aanzien van mogelijke motieven.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte geen motief had om [slachtoffer] om het leven te brengen. De officier van justitie heeft daarentegen betoogd dat verdachte wel degelijk motieven had om [slachtoffer] van het leven te beroven.
In het dossier bevinden zich aanwijzingen dat een mogelijk motief voor het doden van [slachtoffer] gelegen zou kunnen zijn in woede van verdachte gericht op [naam 17] en/of onenigheid tussen hen beiden. [naam 17] liet verdachte aanvankelijk regelmatig schoonmaakwerkzaamheden in zijn bouwonderneming verrichten en stopte hem soms geld toe. Vanaf een zeker moment zou [naam 17] afstand van verdachte hebben genomen en hem vanwege zijn onaangepaste gedrag niet meer op het werk hebben toegelaten. Ook [slachtoffer], met wie [naam 17] niet alleen een buitenechtelijke relatie had maar ook een zakelijke samenwerking in MA Projektbouw, wilde niet meer dat verdachte op sommige bouwprojekten verscheen. Verdachte zou hier boos over zijn geweest.lxvi Mogelijk had hij ook nog geld tegoed van [naam 17].lxvii Verdachte heeft zich uitgelaten over de reden waarom hij op 10 augustus 2009 bij het kinderdagverblijf was. Hij had [slachtoffer], van wie hij een goede bekende was, die dag een sms gestuurd omdat hij iets met haar wilde bespreken, hij wilde geld vragen of lenen. Volgens [naam 25]lxviii en [naam 17]lxix wilde [slachtoffer] verdachte niet meer zien. Verdachte zou ook jaloers kunnen zijn geweest, omdat [naam 17] veel omging met [naam 25], met wie verdachte het niet goed kon vinden. Verdachte zou om bovengenoemde redenen [naam 17] via zijn geliefde, [slachtoffer], pijn hebben willen doen.lxx Verdachte zou in de laatste periode voor de dood van [slachtoffer] bedreigingen richting [naam 17] hebben geuit. Tegen [naam 11] heeft verdachte gezegd dat hij [naam 17] op een dag nog wel iets ergs aan zou gaan doenlxxi en op de dag van het steekincident zou verdachte telefonisch tegen [naam 25] hebben gezegd dat hij hen "diep in hun hart zou raken."lxxii Ook kan de liefdesrelatie tussen [naam 17] en [slachtoffer] (mede) een rol gespeeld hebben. Zo heeft [naam 17] gehoord dat verdachte kort na de moord [naam 11] zou hebben gebeld en tegen deze hebben gezegd: "ik heb iets stoms gedaan, ik heb die hoer / duivel gestoken".
Verdachte heeft gezwegen. Hoewel daardoor enerzijds niet vastgesteld kan worden dat het motief voor verdachte om [slachtoffer] te doden was gelegen in een of meer van genoemde feiten en omstandigheden, kunnen, anderzijds, daarin wel degelijk aanknopingspunten voor een motief van verdachte worden gevonden.
Ten aanzien van de voorbedachten rade
Voor een bewezenverklaring van voorbedachten rade is voldoende dat de verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, zodat er gelegenheid was tot nadenken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven (HR 27 juni 2000, NJ 2000, 605). Hiervan is sprake geweest.
Het is gebleken dat verdachte op de dag van het steekincident een afspraak met [slachtoffer] wilde maken en dat hij die dag enkele malen telefonisch contact met haar heeft gehad.lxxiii Hij is die dag naar het kinderdagverblijf "Moeders Schoot" gegaan en heeft [slachtoffer] rond sluitingstijd opgewacht. Verdachte had een groot slagersmes bij zich. Toen [slachtoffer] bij het kofferbakdeksel van haar auto stond heeft verdachte haar van achteren benaderd, het mes gepakt en haar daarmee vrijwel onmiddellijk gestoken. Uit deze gang van zaken blijkt dat verdachte niet in een opwelling heeft gehandeld. Hij heeft [slachtoffer] bovendien vele malen gestoken, terwijl zij de messteken probeerde af te weren met haar armen. Zelfs toen zij in elkaar zakte, ging verdachte door met steken. Hieruit blijkt dat verdachte voldoende tijd en gelegenheid had om tot bezinning te komen en zijn handelen had kunnen staken en hulp had kunnen inroepen. De voorbedachten rade is met een en ander gegeven.
5. Waardering van het bewijs ten aanzien van het onder 2. tenlastegelegde
5.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] zoals onder 2 primair tenlastegelegde kan worden bewezen. Zij baseert dit op de verklaring van [slachtoffer 2], de verklaring van [naam 32], de bij de rechter-commissaris afgelegde verklaring van [naam 5], het proces-verbaal van 6 juni 2009 naar aanleiding van de Bel M-melding, het sms-bericht van verdachte naar [naam 17] op 6 juni 2009 en het sms-bericht van [naam 11] naar [naam 17] op 5 juni 2009. Het feit is te kwalificeren als een poging tot zware mishandeling, omdat gebleken is dat de verwonding voldoende ernstig was om het slachtoffer naar het ziekenhuis te moeten brengen. De gedragingen van verdachte waren, gezien de aard van het gebruikte voorwerp en de plaats waar hij het slachtoffer heeft geraakt, zozeer gericht op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel, dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte wegens onvoldoende bewijs vrijgesproken dient te worden van zowel het onder 2 primair als het onder 2 subsidiair tenlastegelegde. Naast het slachtoffer heeft niemand de mishandeling gezien en er is niets bekend over letsel. De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat het onder 2 primair tenlastegelegde niet bewezen kan worden, aangezien verdachte geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
Van de volgende feiten wordt uitgegaan.
Op 6 juni 2009 komt bij de politie een melding binnen dat er een steekpartij had plaatsgevonden in een café op de Admiraal de Ruijterweg in Amsterdam.lxxiv [slachtoffer 2] was in café [naam café], waar hij verdachte tegenkwam. Verdachte gedroeg zich vervelend, waarop [slachtoffer 2] hem vastpakte en zei dat hij moest stoppen. Hierop pakte verdachte een stanleymes en stak deze in het bovenbeen van [slachtoffer 2], waardoor er een snee in zijn bovenbeen ontstond. [slachtoffer 2] is door [naam 32] naar het ziekenhuis gebracht, waar de wond met meerdere hechtingen is gehecht.lxxv
De verklaring van [slachtoffer 2] dat hij door verdachte in zijn been is gestoken, wordt bevestigd door de verklaring van [naam 5], die gezien heeft dat verdachte in café [naam café] iemand in zijn been heeft gestoken.lxxvi Ook de verklaring van [naam 32] bevestigt het verhaal van [slachtoffer 2]. Hij heeft weliswaar niet zelf gezien dat verdachte [slachtoffer 2] gestoken heeft, maar heeft verdachte die avond wel bij café [naam café] gezien, heeft direct van [slachtoffer 2] gehoord dat verdachte hem had gestoken en heeft [slachtoffer 2] toen naar het ziekenhuis gebracht.lxxvii Voorts kan bevestiging worden gevonden in de sms-berichten die op de telefoon van [naam 17] zijn aangetroffen. Op 5 juni 2009 heeft [naam 11] om 21.58 uur een sms-bericht naar [naam 17] gestuurd, waarin staat: "Broer, zeg niet dat ik heb gezegd aub maar je moet zo snel mogelijk een oplossing voor die [bijnaam verdachte] vinden. Zoals het nu gaat, komt hij in grote problemen. Hij heeft vriend van ons met mes gestoken die nu in ziekenhuis ligt (...)". Op 6 juni 2009 heeft verdachte [naam 17] een sms-bericht gestuurd met de tekst: "(...) Oke, er is gisteravond een klein incident geweest".lxxviii Verdachte wordt, ook naar eigen zeggen, [bijnaam verdachte] genoemd.lxxix
Op grond hiervan is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 5 juni 2009 in Amsterdam [slachtoffer 2] met een stanleymes in zijn been heeft gestoken. Bevestiging voor het feit dat dit op 5 juni 2009 is gebeurd, wordt gevonden in de volgende bel M-meling die op 6 juni 2009 bij de politie is binnengekomen: "Melding: Betreft steekpartij op de Admiraal de Ruijterweg in Amsterdam. De dader (een Koerdische man) werkt zwart als portier bij café [naam café]. Vermoedelijk is hij illegaal in Nederland. Zijn nickname is [bijnaam verdachte]. (...)".lxxx
Anders dan de officier van justitie heeft betoogd kan niet worden gezegd dat verdachte door [slachtoffer 2] met een stanleymes in zijn been te steken willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij hem hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Er is geen letselverklaring of andere medische informatie voorhanden over de aard van de toegebrachte verwonding, over de medische gevolgen van het letsel en het herstel. Voor het onder 2 primair tenlastegelegde dient vrijspraak te volgen. Het onder 2 subsidiair tenlastegelegde is bewezen. Niettegenstaande het ontbreken van medische letselgegevens moet op grond van de aangifte getuigenverklaringen worden vastgesteld dat [slachtoffer 2] door het steken door verdachte beenletsel heeft opgelopen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 primair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 10 augustus 2009 te Amsterdam opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg die [slachtoffer] met een mes meermalen in het hart en/of de long en/of de milt en/of de borstkas en/of de oksel en/of de buik en/of de hand en/of de armen gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
op 5 juni 2009 te Amsterdam opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2] met een stanleymes in het bovenbeen heeft gestoken, waardoor voornoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
8. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
9. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. De rechtbank verwijst in dit kader naar de gedragskundige Pro Justitia rapportage betreffende verdachte, te weten een psychologisch onderzoek d.d. 11 mei 2010 opgesteld door M.H. de Groot, klinisch psycholoog en een psychiatrisch onderzoek d.d. 10 mei 2010, opgesteld door Dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater. Verdachte heeft slechts in zeer beperkte mate meegewerkt aan deze onderzoeken. De psychiater concludeert dat zij om die reden geen uitspraak kan doen over de persoonlijkheid van verdachte. De psycholoog concludeert dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn voor een ziekelijke stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte. Bij deze stand van zaken moet verdachte dan ook als volledig toerekeningsvatbaar en mitsdien strafbaar worden beschouwd.
10. Motivering van de straf
10.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 primair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 25 jaar, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft zij gevorderd dat het beslag zal worden geretourneerd aan verdachte.
De officier van justitie heeft bij het formuleren van haar eis rekening gehouden met de geschokte rechtsorde, de omstandigheid dat sprake is van een uiterst kille moord die op straat voor de ogen van vele anderen heeft plaatsgevonden, het feit dat verdachte door zijn proceshouding geen inzicht heeft gegeven in de beweegredenen voor zijn daad en het feit dat hij een gevaarlijke man is die in Turkije al eerder voor moord is veroordeeld.
10.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
10.3. Het oordeel van de rechtbank over de strafmaat.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft moedwillig een 32-jarige vrouw vermoord. [slachtoffer], zijn slachtoffer, was een in haar omgeving geliefde, een getalenteerde en ondernemende persoonlijkheid, die niet alleen de moeder in een gezin met twee jonge kinderen was, maar bovendien maatschappelijk aanzien genoot als grondlegger van het door haar tot een onderneming uitgebouwd Kindercentrum Moeders Schoot, bestaande uit kinderdagverblijven en naschoolse opvang in meerdere vestigingen.
Wat het motief en/of welke de motieven van verdachte ook is of zijn geweest, hij heeft met het doodsteken van [slachtoffer] een gruwelijke en meedogenloze moord gepleegd, die haar nabestaanden groot leed heeft berokkend dat tot op de dag van vandaag voortduurt en, naar moet worden aangenomen, nog zeer lange tijd, zo niet voor altijd, zal blijven voortduren. Verdachte heeft [slachtoffer] op klaarlichte dag genadeloos omgebracht, op een voor iedereen toegankelijk parkeerterrein aan de openbare weg, voor de ogen van een van de medewerkers van het kinderdagverblijf en een aanzienlijk aantal omstanders en omwonenden. Hij heeft haar in korte tijd een groot aantal elkaar opvolgende en fataal gebleken steken met een scherp slagersmes toegebracht. Aldus heeft verdachte een hevige schok in de rechtsorde veroorzaakt. Dit blijkt uit de berichtgeving in de media na de moord, uit de belangstelling van die media voor het onderhavige proces en de nog onlangs in oktober gehouden herdenkingsmanifestatie voor [slachtoffer]. Dat verdachtes daad hem wordt vergolden is derhalve een gerechtvaardigd strafdoel.
Verdachte heeft zichzelf door zijn proceshouding de kans ontnomen spijt te tonen of te betuigen. Door geen medewerking te verlenen aan forensisch gedragskundig onderzoek naar zijn persoon kan niet in rechte worden vastgesteld of en zo ja in hoeverre, verdachte tot zijn daad is gekomen onder invloed van een, al dan niet ziekelijke, stoornis. Verdachte is eerder in Turkije voor moord tot een zeer langdurige gevangenisstraf veroordeeld. Om deze redenen kan verdachte niet anders dan als een voor zijn medemens levensgevaarlijk individu worden gezien dat ten volle voor zijn handelen, dat hem geheel moet worden toegerekend, verantwoordelijk dient te worden gehouden. Strafoplegging is mitsdien tevens gerechtvaardigd uit overwegingen van speciale preventie: de maatschappij dient langdurig tegen verdachte te worden beschermd. Dat verdachte nog het uitzitten van een strafrestant van ruim 9 jaar in Turkije tegemoet ziet na zijn detentie in Nederland, en geen legale verblijfsstatus in Nederland heeft, doet daaraan niet af. Hij heeft zich in Turkije eerder onttrokken aan tenuitvoerlegging van zijn aldaar opgelegde straf door uit gevangenschap te ontvluchten en heeft zich vervolgens naar Nederland begeven. Om die reden blijft de veiligheid van de Nederlandse samenleving in het geding. Deze gevolgtrekking wordt bevestigd door het feit dat tevens bewezen is verklaard dat verdachte iemand heeft mishandeld door hem met een mes te verwonden. Verdachte is kennelijk iemand die zich uit onvrede, boosheid, frustratie of welke emotie dan ook met messen afreageert op anderen.
Zoals bij de strafoplegging voor iedere moord is het moeilijk om aan te sluiten bij algemene richtsnoeren voor de strafmaat, zo die al voorhanden zijn. Straffen, opgelegd in andere moordzaken, bieden weinig houvast omdat elk individueel geval, naast mogelijk verschillende strafdoelen, zijn specifieke dader-, slachtoffer- en delictkenmerken heeft. Niettemin wordt bij het bepalen van de straf voor de moord op [slachtoffer] de hoogte van opgelegde gevangenisstraffen in andere moordzaken in het oog gehouden. Uitsluitend daarom bestaat er aanleiding om bij de straftoemeting ten gunste van verdachte af te wijken van de straf die door de officier van justitie is gevorderd.
In aanmerking genomen de gruwelijke wijze van uitvoering, de gevolgen van de dood van [slachtoffer] voor haar nabestaanden, omgeving en haar onderneming, de geschokte rechtsorde en het feit dat verdachte eerder voor moord, zij het in het buitenland, is veroordeeld, gecombineerd met het feit dat geen gegevens voorhanden zijn over de psychische gesteldheid van verdachte en niet met zekerheid een concreet motief voor zijn daad kan worden vastgesteld, waardoor met eventuele tragiek aan de kant van verdachte als dader geen rekening kan worden gehouden, is, nu van enige verzachtende omstandigheid hoe dan ook niet is gebleken, een zeer langdurige gevangenisstraf, mede ter afschrikking, passend en geboden. Daarbij wordt de eveneens bewezen mishandeling, hoe agressief, pijnlijk en kwetsend dit feit door dit slachtoffer ook zal zijn ervaren, slechts in zeer beperkte mate in de strafmaat meegewogen.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 289 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en het onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 7 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
Ten aanzien van feit 2 subsidiair
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 22 jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1 1.00 STK Broek
-
3667269
2 1.00 STK Blouse
-
3667275
3 1.00 STK Kaart
Trein
3670668 v.a. Duitsland
4 1.00 STK Reisdocument
NEDERLAND
3670670
5 1.00 STK Kleding
-
3707029 geen verdere specificatie
6 1.00 STK Jas
-
3707020
7 1.00 STK Tondeuse
-
3707006
8 1.00 STK Map
-
3670677 met kaartjes
9 1.00 STK Riem
-
3670675
10 2.00 STK Schoenen
-
3670756
Dit vonnis is gewezen door
mr. W.M. van den Bergh, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en B.C. Langendoen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.R. Starreveld, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 november 2010.
i Waar hierna wordt verwezen naar processen-verbaal, betreft dit, tenzij anders aangegeven, processen-verbaal die zich bevinden in het dossier van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland, die in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en die voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Verwezen wordt naar de desbetreffende pagina's in het dossier.
ii Proces-verbaal met de verklaring van [naam 1] van 10 augustus 2009 (pag. 3.2.-001).
iii Processen-verbaal met de verklaringen van [naam 2] van 10 augustus 2009 (pag. 3.1.-005), [naam 18] van 17 augustus 2009 (pag. 3.1.-025), [naam 33] van 12 augustus 2009 (pag. 3.1.-022 en 3.1.-024) en [naam 21] van 14 augustus 2009 (pag. 3.1.-046).
iv Proces-verbaal met de verklaring van [naam 3] van 10 september 2009 (pag. 5.1.-115).
v Proces-verbaal van bevindingen van 10 augustus 2009 (pag. 1.1.-017).
vi Een rapport van onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut van 5 oktober 2009, met nummer 2009.08.11.181, opgemaakt door prof. dr. A.D. Kloosterman, op de door hem als vast gerechtelijk deskundige afgelegde eed/belofte (pag. 1.1-023) en een rapport van onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van Independent Forensic Services van 6 juni 2010, met nummer IFS091105, opgemaakt door ing. R. Eikelenboom, forensisch wetenschappelijk onderzoeker.
vii Proces-verbaal van bevindingen van 10 augustus 2009 (pag. 1.1.-001).
viii Proces-verbaal van bevindingen van 11 augustus 2009 (pag. 2.1.-004).
ix Een deskundigenrapport van pathologisch onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut van 20 augustus 2009, met nummer 2009.08.11.181, opgemaakt door A. Maes, arts en patholoog, op de door haar als vast gerechtelijk deskundige afgelegde eed/belofte (pag. 2.1-010).
x Poces-verbaal van bevindingen 3.1.-034.
xi Document 4.3.-012
xii Proces-verbaal van CIE-informatie 4.3.-013.
xiii Proces-verbaal van bevindingen van 2 september 2009 (pag. 5.1.-056).
xiv Proces-verbaal van aanhouding van 26 augustus 2009 (pag. 5.1.-016).
xv Processen-verbaal met de verklaringen van [naam 1] van 10 augustus 2009 (pag. 3.2-001) en [naam 6] van 10 augustus 2009 (pag. 3.1-001).
xvi Processen-verbaal met de verklaringen van [naam 2] van 10 augustus 2009 (pag. 3.1.-005), [naam 18] van 17 augustus 2009 (pag. 3.1.-025), [naam 19] van 19 november 2009 (pag. 3.1.-129), [naam 26] van 13 augustus 2009 (pag. 3.1.-038), [naam 20] van 14 augustus 2009 (pag. 3.1.-043), [naam 7] van 18 augustus 2009 (pag. 3.1.-050) en [naam 21], 14 augustus 09 (pag. 3.1.-046).
xvii Eigen waarneming door de rechtbank ter terechtzitting van 8 en 9 november 2010, zoals neergelegd in het proces-verbaal van die terechtzitting.
xviii Processen-verbaal met de verklaringen van [naam 10] van 22 oktober 2009 (pag. 4.3.-032) en [naam 16] van 23 oktober 2009 (pag. 4.6.-005).
xix Proces-verbaal met de verklaring van verdachte van 27 augustus 2009 (pag. 5.1-037).
xx Processen-verbaal met de verklaringen van [naam 9] van 12 augustus 2009 (pag. 3.1.-028) en [naam 8] van 12 augustus 2009 (pag. 3.1.-031).
xxi Processen-verbaal met de verklaringen van [naam 9] van 27 augustus 2009 (pag. 5.1.-008) en [naam 8] van 27 augustus 2009 (pag. 5.1.-011).
xxii Proces-verbaal van bevindingen van 5 november 2009 (pag. 5.1.-113).
xxiii Proces-verbaal met de verklaring van verdachte van 27 augustus 2009 (pag. 5.1.-037) en proces-verbaal van bevindingen van 27 augustus 2009 (pag. 5.1.-052).
xxiv Processen-verbaal met de verklaringen van [naam 9] van 12 augustus 2009 (pag. 3.1.-028) en [naam 8] van 12 augustus 2009 (pag. 3.1.-031).
xxv Proces-verbaal met de verklaring van [naam 5] van 12 augustus 2009 (pag. 4.3.-003 en pag. 4.3.-055) en proces-verbaal van verhoor van getuige van 14 april 2010 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van [naam 5].
xxvi Processen-verbaal met de verklaringen van [naam 11] van 11 november 2010 (pag. 4.3.-42), [naam 15] van 28 september 2009 (pag. 5.1.-076) en [naam 16] van 23 oktober 2009 (pag. 4.6.-005).
xxvii Proces-verbaal met de verklaring van verdachte van 5 oktober 2009 (pag. 5.1.-085).
xxviii Informatie van Liaison Office Turkey (pag. 5.1.-075).
xxix In de aanvraag bevel "Onderzoek van telecommunicatie" en verzoek "Inlichting telecommunicatie" van 14 augustus 2009 en het proces-verbaal van bevindingen Pavlov van 17 augustus 2009 (beiden opgenomen in het BOB-dossier achter tabblad 126m/n Sv) staat dat uit het onderzoek 13PAVLOV, waarin [naam 17] als subject voorkomt, blijkt dat [verdachte] gebruik heeft gemaakt van het telefoonnum[nummer]]
In de telefoon die onder [naam 17] in beslag is genomen staat onder de naam "[naam 34]" (wat betekent: zoon van oom, vaderskant) de nummers [nummer] en [nummer]. (pag. 4.7.-05). Uit de opgevraagde historische gegevens van het nummer [nummer] blijkt dat dit nummer het laatst in gebruik is geweest in combinatie met het IMEI-nummer [nummer] (Zie de aanvraag bevel "Onderzoek van telecommunicatie" en verzoek "Inlichting telecommunicatie" van 18 augustus 2009, opgenomen in het BOB-dossier.) Uit de historische gegevens blijkt dat het IMEI-nummer [nummer]n de periode van 1 augustus 2009 t/m 11 augustus 2009 is gebruikt met het nummer [nummer]. (Zie de aanvraag bevel "Onderzoek van telecommunicatie" en verzoek "Inlichting telecommunicatie" van 26 augustus 2009, opgenomen in het BOB-dossier.). Dat het aannemelijk is dat ook het nummer [nummer] in gebruik is geweest bij verdachte blijkt uit het proces-verbaal van 14 december 2009 dat is gevoegd als bijlage bij het proces-verbaal van 3 november 2010.
xxx Proces-verbaal met als onderwerp "tijdlijn" (pag. 5.1.-378) en proces-verbaal van bevindingen van 3 november 2010 met als bijlage de opgevraagde historische gegevens van het imeinummer [nummer] van 1 augustus 2009 t/m 11 augustus 2009 om 1.22 uur.
xxxi Proces-verbaal met de verklaring van [naam 14] van 4 januari 2010 (pag. 4.4.-068).
xxxii Proces-verbaal van verklaring [naam 11] van 11 november 2009 (pag. 4.3.-042) en proces-verbaal van bevindingen van 3 november 2010 met als bijlage de opgevraagde historische gegevens van het telefoonnummer [nummer] van 10 augustus 2009 om 19.23 uur t/m 11 augustus 2009 om 1.23 uur.
xxxiii Proces-verbaal met de verklaring van [naam 25] van 17 december 2009 (pag.4.4.-059). [naam 25] heeft het over een tijdstip van 14:00 uur. Uit historisch telefoonverkeer blijkt niet dat er omstreeks 14:00 telefonisch contact tussen [naam 25] en verdachte is geweest, wel vanaf 11.03 t/m 16.35 uur in totaal vijf keer.
xxxiv Proces-verbaal met de verklaring van [naam 17] van 17 december 2009 (pag. 4.4.-055).
xxxv Zie noot 29.
xxxvi Proces-verbaal van bevindingen van 3 november 2010 met als bijlage de opgevraagde historische gegevens van het telefoonnummer [nummer] van 10 augustus 2009 om 19.23 uur t/m 11 augustus 2009 om 1.23 uur.
xxxvii Proces-verbaal met de verklaring van [naam 12] van 21 oktober 2009 (pag. 3.3.-026).
xxxviii Proces-verbaal van bevindingen van 21 oktober 2009 (pag. 3.3.-030).
xxxix Proces-verbaal met als onderwerp "tijdlijn" (pag. 5.1.-380).
xl Proces-verbaal met de verklaring van [naam 15] van 28 september 2009 (pag. 5.1.-076).
xli Proces-verbaal met de verklaring van [naam 16] van 23 oktober 2009 (pag. 4.6.-005).
xlii Proces-verbaal van bevindingen van 5 november 2009 (pag. 5.1.-112) en proces-verbaal van bevindingen van 3 november 2010 met als bijlage de opgevraagde historische gegevens van het telefoonnummer [nummer] van 10 augustus 2009 om 19.23 uur t/m 11 augustus 2009 om 1.23 uur.
xliii Proces-verbaal van bevindingen van 5 november 2009 (pag. 5.1.-112).
xliv Proces-verbaal van bevindingen van 21 september 2009, (pag. 5.1.- 273) en proces-verbaal van bevindingen van 9 februari 2010, (pag. 5.1.- 270).
xlv [naam 23] en [naam 24], "Herkennen van gezichten" in: "Het Recht van Binnen, psychologie van het recht", Deventer 2002, pag. 543 e.v.
xlvi Proces-verbaal van 8 november 2010, opgemaakt door [naam 35], met bijlage.
xlvii Zoals blijkt uit diverse verklaringen (m.b.t. [naam 17]: van [naam 36] pag. 4.4.-19, [naam 30]'s verhoor bij de rechter-commissaris, [naam 39] pag 3.3.-13 alsmede uit historische telecomgegevens van de telefoonnummers van [naam 17] pag. 5.1.-390 en een sms-bericht in de uitgelezen telefoon van [naam 17] pag. 4.4.-44; m.b.t. [naam 37]: [naam 1] pag. 3.2.-009 en [naam 38] pag. 3.2.-21).
xlviii Proces-verbaal met als onderwerp "tijdlijn" (pag. 5.1.-380).
xlix Proces-verbaal met de verklaring van verdachte van 27 augustus 2009 (pag. 5.1-183)
l Proces-verbaal met de verklaring van verdachte van 27 augustus 2009 (pag. 5.1-198)
li Proces-verbaal met de verklaring van verdachte van 27 augustus 2009 (p. 5.1- 207)
lii Proces-verbaal met de verklaring van verdachte van 5 oktober 2009 (pag. 5.1-254)
liii Proces-verbaal met de verklaring van verdachte van 27 augustus 2009 ( pag. 5.1-203)
liv Proces-verbaal met de verklaring van verdachte van 5 oktober 2009 (pag. 5.1-243)
lv Proces-verbaal met de verklaring van verdachte van 5 oktober 2009 (pag. 5.1-245)
lvi Proces-verbaal met de verklaring van verdachte 27 augustus 2009 (pag. 5.1-207)
lvii Proces-verbaal met de verklaring van verdachte van 14 januari 2010 (pag. 5.1-322)
lviii Proces-verbaal met de verklaring van verdachte van 27 augustus 2009 (pag. 5.1-206)
lix Proces-verbaal met de verklaring van verdachte van 27 augustus 2009 (pag. 5.1-207)
lx Proces-verbaal met de verklaring van verdachte van 5 oktober 2009 (pag. 5.1-250)
lxi Proces-verbaal met de verklaring van verdachte van 27 augustus 2009 (pag. 5.1-190)
lxii Proces-verbaal met de verklaring van verdachte van 26 augustus 2009 (pag. 5.1-135)
lxiii Proces-verbaal met de verklaring van verdachte van 27 augustus 2009 (pag. 5.1-174)
lxiv Proces-verbaal met de verklaring van verdachte van 5 oktober 2009 (pag. 5.1-246)
lxv Proces-verbaal met de verklaring van verdachte van 5 oktober 2009 (pag. 5.1-247)
lxvi Processen-verbaal van verhoor [naam 17] van 9 november 2009 (pag. 4.4.-52), van [naam 11] van 11 november 2009 (pag. 4.3.-42) en van [naam 36] van 18 augustus 2009 (pag. 4.4.-15) en 2 september 2009 (pag. 4.4.-21).
lxvii Proces-verbaal van verhoor [naam 10] van 9 november 2009 (pag. 4.3.-38).
lxviii Proces-verbaal van verhoor [naam 25] van 15 oktober 2009 (pag. 4.4-47).
lxix Proces-verbaal van verhoor [naam 17] van 21 december 2009 (pag. 4.4-65).
lxx Processen-verbaal van verhoor [naam 17] van 9 november 2009 (pag. 4.4.-52) en van 21 december 2009 (pag. 4.4.-63).
lxxi Proces-verbaal van verhoor [naam 11] van 11 november 2009 (pag. 4.3.-42).
lxxii Proces-verbaal van verhoor [naam 25] van 17 december 2009 (pag. 4.4.-58)
lxxiii Proces-verbaal met de verklaring van [naam 17] van 21 december 2009 (pag. 4.4.-063) en proces-verbaal van bevindingen van 3 november 2010 met als bijlage de opgevraagde historische gegevens van het telefoonnummer [nummer] van 4 augustus 2009 om 8.57 uur t/m 24 augustus 2009 om 22.17 uur.
lxxiv Proces-verbaal van bevindingen van 18 augustus 2009 (pag. 5.1.-001).
lxxv Proces-verbaal met de verklaring van [slachtoffer 2] van 5 oktober 2009 (pag. 5.1.-125).
lxxvi Proces-verbaal van verhoor van getuige van 14 april 2010 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van [naam 5].
lxxvii Processen-verbaal met de verklaringen van [naam 32] van 26 augustus 2009 (pag. 3.1.-059) en 5 oktober 2009 (pag. 5.1.-122) en proces-verbaal van verhoor van getuige van 15 april 2010 van de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in deze rechtbank, inhoudende de verklaring van [naam 32].
lxxviii Proces-verbaal SMS berichten van 18 december 2009 (pag. 4.4.-039).
lxxix Processen-verbaal met de verklaringen van [naam 15] van 28 september 2009 (pag. 5.1.-076), [naam 16] van 23 oktober 2009 (pag. 4.6.-005) en verdachte van 5 oktober 2009 (pag. 5.1.-085).
lxxx Proces-verbaal van bevindingen van 18 augustus 2009 (pag. 5.1.-001).
??
Parketnummer: 13/524567-09
Inzake: [verdachte]