ECLI:NL:RBAMS:2010:BO4135

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
392372 / HA ZA 08-693
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van dwangsommen en stuitingshandelingen in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, hebben de besloten vennootschappen J & B Vastgoed B.V. en DNC Vastgoed B.V. verzet aangetekend tegen een dwangsombeschikking van de gemeente Amstelveen. De zaak draait om de vraag of de verjaring van de dwangsommen is gestuit door stuitingsbrieven die door de gemeente zijn verzonden. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen al aandacht besteed aan de stuitingsbrieven en de bewijsstukken die de gemeente heeft overgelegd. De eiseressen, J & B en DNC, stellen dat de verjaring niet is gestuit omdat de gemeente sinds 2 juli 2008 geen stuitingsbrieven meer heeft verzonden. De gemeente betwist dit en stelt dat de verjaring is geschorst door het instellen van verzet tegen de dwangbevelen.

De rechtbank heeft de bewijsstukken van de gemeente beoordeeld, waaronder getuigenverklaringen en schriftelijke stukken. De gemeente heeft aangetoond dat de stuitingsbrieven correct zijn verzonden en tijdig zijn aangeboden aan de betrokken partijen. De rechtbank concludeert dat de gemeente erin is geslaagd te bewijzen dat de stuitingsbrieven tijdig zijn verzonden en dat de verjaring van de dwangsommen niet is ingetreden. Echter, voor één specifieke dwangsombeschikking heeft de gemeente niet kunnen aantonen dat de stuitingsbrief correct is verzonden, waardoor de verjaring voor die specifieke beschikking niet is gestuit.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzet van J & B en DNC afgewezen voor de meeste dwangsombeschikkingen, maar toegewezen voor de dwangsombeschikking met kenmerk 25528. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 4 augustus 2010 door mr. R.A. Dudok van Heel.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 392372 / HA ZA 08-693
Vonnis van 4 augustus 2010
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
J & B VASTGOED B.V.,
gevestigd te Schiedam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DNC VASTGOED B.V.,
gevestigd te Voorburg,
eiseressen in het verzet,
advocaat mr. A. Knigge,
tegen
GEMEENTE AMSTELVEEN,
gevestigd te Amstelveen,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. J. Elte.
Partijen zullen hierna J&B en DNC en de gemeente worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 26 mei 2010;
- de akte van depot van 7 juni 2010;
- de akte weerlegging verjaring van de gemeente, met producties;
- de akte uitlating gedeponeerde stukken tevens akte uitlating producties van J&B en DNC.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1. Aan de orde is nog steeds de beoordeling van het beroep van J&B en DNC op verjaring. Volgens J&B en DNC is de verjaring van de dwangsommen niet telkens binnen zes maanden gestuit.
Stuitingsbrieven na 2 juli 2008
2.2. J&B en DNC hebben zich in hun antwoordconclusie na enquête op het standpunt gesteld dat de door Rams-Yve-Terra verbeurde dwangsommen jegens Rams-Yve-Terra in ieder geval zijn verjaard, omdat de gemeente sinds 2 juli 2008 geen stuitingsbrieven meer aan Rams-Yve-Terra heeft verstuurd. De gemeente heeft hier tegenin gebracht (i) dat dit ook niet nodig was omdat door het instellen van verzet tegen de dwangbevelen door J&B en DNC de verjaring is geschorst en (ii) dat zij overigens ook na het instellen van het verzet nog stuitingsbrieven naar Rams-Yve-Terra heeft gestuurd.
2.3. De rechtbank oordeelt op dit punt als volgt. Hoewel op zich juist is dat het instellen van verzet een wettelijk beletsel oplevert voor de invordering van een dwangsom (HR 18 februari 2005, LJN AR4835), moet worden aangenomen dat dit slechts geldt ten opzichte van degene die het verzet heeft ingesteld. Het instellen van verzet door J&B en DNC schorst derhalve niet de verjaringstermijn waar het de invordering van de dwangsommen bij Rams-Yve-Terra betreft. In het midden kan evenwel blijven of de gemeente de verjaring van de dwangsommen jegens Rams-Yve-Terra, ook nadat de gemeente het dwangbevel op 7 februari 2008 had doen betekenen aan J&B en DNC, verder heeft gestuit. Op grond van artikel 100e Woningwet golden de oorspronkelijk aan Rams-Yve-Terra opgelegde dwangsombeschikkingen immers vanaf dat moment ook jegens J&B en DNC. In de wetsgeschiedenis is toegelicht dat artikel 100e Woningwet ertoe leidt dat een handhavingsbesluit zakelijke werking krijgt jegens de rechtsopvolger van degene aan wie een handhavingsbesluit wordt opgelegd alsmede jegens iedere verdere rechtsopvolger. Anders dan J&B en DNC betogen, betreft het hier dus niet slechts een “extra verhaaladres”. Ook valt niet in te zien dat, zoals J&B en DNC betogen, een mogelijke verjaring van het recht van de gemeente om de dwangsommen bij Rams-Yve-Terra in te vorderen in de weg staat aan regres door J&B en DNC op Rams-Yve-Terra voor de mogelijk door de gemeente bij hen ingevorderde dwangsommen. De mogelijke verjaring van het invorderingsrecht van de gemeente wijzigt immers niets aan de onderlinge verhouding tussen deze partijen. De door de gemeente na het tussenvonnis van 26 mei 2010 bij akte in het geding gebrachte bewijsstukken (die de gemeente, anders dan zij meent, nog niet eerder in het geding had gebracht) kunnen voor de beoordeling dan ook buiten beschouwing worden gelaten. Een en ander doet niet eraan af dat beoordeeld moet worden of het recht van de gemeente om de dwangsommen in te vorderen bij Rams-Yve-Terra was verjaard op het moment dat de gemeente het dwangbevel op 7 februari 2008 heeft doen betekenen aan J&B en DNC. Indien de gemeente op dat moment de dwangsombesluiten niet meer ten uitvoer kon leggen jegens Rams-Yve-Terra, kon zij dat vanzelfsprekend ook niet doen jegens haar rechtsopvolger(s).
Stuitingsbrieven aan Rams-Yve-Terra vóór 7 februari 2008
2.4. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de gemeente erin is geslaagd te bewijzen dat zij de aan Rams-Yve-Terra (in de periode van 22 december 2004 tot 7 februari 2008) verstuurde stuitingsbrieven steeds aangetekend en naar het juiste adres heeft verzonden en om aannemelijk te maken dat die stuitingsbrieven (tijdig) aan Rams-Yve-Terra zijn aangeboden op de wijze die daartoe ter plaatse is voorgeschreven (zoals haar in het tussenvonnis van 21 januari 2009 (het eerste tussenvonnis) was opgedragen).
2.5. De gemeente heeft diverse schriftelijke bewijsstukken overgelegd en D.J.D. van Miert, de behandelend ambtenaar van de afdeling Veiligheid, Kabinet en Handhaving van de gemeente, als getuige laten horen. De gemeente heeft op 7 juni 2010 ten slotte drie ordners met originele bewijsstukken ter griffie gedeponeerd. Onder deze bewijsstukken bevinden zich ook stukken die de gemeente nog niet eerder in het geding had gebracht. De rechtbank had de gemeente in haar tussenvonnis van 26 mei 2010 slechts opgedragen de originelen van alle door haar reeds overgelegde bewijsstukken ter griffie te deponeren en heeft op de nog niet eerder overgelegde bewijsstukken dan ook geen acht geslagen bij de beoordeling van het geschil.
2.6. J&B en DNC betwisten dat de stuitingsbrieven Rams-Yve-Terra hebben bereikt dan wel tijdig aan haar zijn aangeboden op de wijze die daartoe ter plaatse is voorgeschreven. J&B en DNC hebben een aantal algemene bezwaren geuit tegen het door de gemeente overgelegde bewijsmateriaal en hebben opmerkingen gemaakt ten aanzien van enkele specifieke stuitingsbrieven. Deze bezwaren en opmerkingen zullen hierna, voor zover relevant in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen, worden besproken.
2.7. Op de voet van een recent arrest van de Hoge Raad (HR 9 juli 2010, LJN BM 5704) wordt voorop gesteld dat indien op de (aan de gemeente geretourneerde) enveloppe met de aan Rams-Yve-Terra op het juiste adres gezonden stuitingsbrief (i) een sticker “Geen gehoor” is geplakt en (ii) een sticker is geplakt waaruit blijkt dat de brief aan de gemeente is geretourneerd omdat de brief niet is afgehaald, daaruit afdoende blijkt dat de postbezorger van TNT Post de betreffende stuitingsbrief tevergeefs op het adres van Rams-Yve-Terra aan de Bankrasweg 19 te Amstelveen heeft aangeboden op de op de sticker “Geen gehoor” vermelde datum en dat vervolgens de brief door Rams-Yve-Terra niet op het postkantoor is afgehaald en daarom aan de gemeente retour is gezonden. Er bestaat in het algemeen geen aanleiding om aan de juistheid van deze op de enveloppen vermelde mededelingen te twijfelen. De omstandigheid dat Rams-Yve-Terra de brief kennelijk niet heeft opgehaald doet aan de correcte aanbieding niet af. Indien en voor zover de gemeente correcte aanbieding op deze wijze aannemelijk heeft gemaakt, is daarmee komen vast te staan dat de betreffende brief Rams-Yve-Terra heeft bereikt, althans dat zich een geval voordoet dat met bereiken gelijk moet worden gesteld.
2.8. J&B en DNC hebben aangevoerd dat met betrekking tot een groot aantal stuitingsbrieven de sticker “Geen gehoor” ontbreekt. De rechtbank heeft geconstateerd dat met betrekking tot alle door J&B en DNC (in de diverse processtukken) genoemde brieven (en ook met betrekking tot de door de rechtbank in het tweede tussenvonnis van 28 oktober 2009 in rechtsoverweging 2.3 genoemde brieven) van vóór 7 februari 2008, de gemeente inmiddels een enveloppe met daarop een sticker “Geen gehoor” heeft overgelegd, zodat dit verweer J&B en DNC niet langer kan baten.
2.9. Dat, zoals J&B en DNC betogen, alle brieven op (nagenoeg) dezelfde dag als waarop die zijn aangeboden, zijn geretourneerd aan de gemeente, zodat die niet op het postkantoor hebben gelegen om te worden afgehaald, volgt niet uit de overgelegde stukken. J&B en DNC baseren deze gedachte kennelijk op de met een dikke stift handgeschreven datum die (dikwijls linksboven) op diverse enveloppen is genoteerd. Dit betreft de datum waarop de brief is aangeboden (zie sticker “Geen gehoor”) en uit niets blijkt dat dit de datum is waarop de brieven retour zijn gezonden. De omstandigheid dat bij “Datum retour” vaak niets is ingevuld, betekent niet dat de brieven dezelfde dag zijn teruggestuurd naar de gemeente.
2.10. Voorts betogen J&B en DNC dat voor zover iemand namens Rams-Yve-Terra met betrekking tot bepaalde brieven “voor ontvangst” heeft getekend, niet vast staat dat deze persoon bevoegd was Rams-Yve-Terra te vertegenwoordigen. Hier geldt dat indien en voor zover iemand namens Rams-Yve-Terra de brief in ontvangst heeft genomen en voor ontvangst heeft getekend, dat voldoende bewijs oplevert dat de betreffende brief op correcte wijze is aangeboden. Niet relevant is of degene die voor ontvangst heeft getekend al dan niet bevoegd was Rams-Yve-Terra te vertegenwoordigen, omdat dat voor risico van Rams-Yve-Terra komt.
2.11. J&B en DNC hebben verder opgemerkt dat de adressering van de stuitingsbrieven niet altijd correct is. In dit verband stelt de rechtbank allereerst vast dat zij in het eerste tussenvonnis van 21 januari 2009 (in rechtsoverweging 4.12) reeds heeft beslist dat de door de gemeente naar het adres Bankrasweg 19 te Amstelveen verzonden brieven moeten worden aangemerkt als verzonden naar het juiste adres. Voor zover J&B en DNC thans betogen dat dit niet het geval is, wordt hieraan derhalve voorbij gegaan. Aangezien de gemeente alle relevante stuitingsbrieven (ook) naar het adres Bankrasweg 19 te Amstelveen heeft gezonden, is voor de beoordeling niet van belang dat (enkele van) deze brieven ook zijn gestuurd naar het (voormalige) adres van Rams-Yve-Terra in België. Het enkele feit dat, zoals J&B en DNC opmerken, in het adres op de stuitingsbrief van 23 mei 2006 (met betrekking tot de dwangsombeschikking met kenmerk 25531) een verkeerde postcode is vermeld (1183 TS in plaats van 1183 TR) maakt niet dat die brief naar een onjuist adres is verstuurd. Voor het overige is het adres – Bankrasweg 19, Amstelveen – immers correct. Uit de sticker “Geen gehoor” op de enveloppe blijkt ook dat de postbode de brief wel heeft aangeboden en het moet ervoor worden gehouden dat hij dit op het op de enveloppe vermelde straatadres heeft gedaan.
2.12. Overigens hebben J&B en DNC geen bezwaren opgeworpen tegen de door de gemeente overgelegde bewijsstukken die betrekking hebben op de stuiting van de verjaring van de dwangsombeschikking met kenmerk 25531. Uit al hetgeen hiervoor is overwogen volgt dan ook dat de gemeente erin is geslaagd te bewijzen dat alle relevante stuitingsbrieven met betrekking tot de dwangsombeschikking met kenmerk 25531 Rams-Yve-Terra tijdig hebben bereikt, althans dat zich een geval voordoet dat met bereiken gelijk moet worden gesteld.
2.13. Ten slotte hebben J&B en DNC ten aanzien van de stuitingsbrief van 2 december 2005 (met betrekking tot de dwangsombeschikking met kenmerk 25528) opgemerkt dat de brief zou zijn gericht aan Saad en niet aan Rams-Yve-Terra. De rechtbank constateert dat het door de gemeente als document III.pp bij de griffie gedeponeerde bewijsstuk een originele (venster)enveloppe betreft. In de enveloppe zit weliswaar een brief geadresseerd aan Rams-Yve-Terra, Bankrasweg 19, Amstelveen, maar over het venster in de enveloppe is de “Handtekening Retour”-kaart geplakt en over het adres op die “Handtekening Retour”-kaart is de sticker “Retour” van (toen nog) TPG Post geplakt. Anders dan de gemeente betoogt, volgt uit het (als productie 33e overgelegde) bij deze brief behorende “Track & Trace”-rapport van TNT niet dat de brief aan Rams-Yve-Terra is geadresseerd en niet aan Saad. Aldus kan niet worden vastgesteld dat deze brief door de gemeente is gestuurd naar de juiste (rechts)persoon op het juiste adres, zodat de gemeente ten aanzien van deze brief niet erin is geslaagd het haar opgedragen bewijs te leveren, zodat het ervoor moet worden gehouden dat deze brief Rams-Yve-Terra niet heeft bereikt en de verjaring ten aanzien van de dwangsombeschikking met kenmerk 25528 niet steeds na zes maanden is gestuit.
Slotsom
2.14. Al het voorgaande brengt met zich dat het verzet van J&B en DNC zal worden afgewezen voor zover dit betrekking heeft op de dwangsombeschikking met kenmerk 25531 en zal worden toegewezen voor zover het betrekking heeft op de dwangsombeschikking met kenmerk 25528.
2.15. Nu beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten te compenseren.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1. stelt het dwangbevel buiten effect voor zover het betrekking heeft op de dwangsombeschikking gericht aan Rams-Yve-Terra van 22 december 2004 met kenmerk 25528,
3.2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.3. compenseert de proceskosten aldus dat ieder de eigen kosten draagt,
3.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel en in het openbaar uitgesproken op 4 augustus 2010.?