Parketnummer: 13/421136-09 (PROMIS)
Datum uitspraak: 11 oktober 2010
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1952,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring "Zwaag" te Zwaag.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 september 2010.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.M. Hoogerheide en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. C.J.B. Rijser en door de verdachte naar voren is gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2009 tot en met 22 november 2009 te Amsterdam opzettelijk (en met voorbedachten rade) [naam 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), de keel/hals van die [naam 1] dichtgeknepen of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen en/of dichtgedrukt gehouden, in elk geval samendrukkend geweld op de keel/hals van die [naam 1] uitgeoefend en/of (daarbij) de mond van die [naam 1] dichtgehouden, tengevolge waarvan voornoemde [naam 1] (door verstikking) is overleden.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat uit van de volgende redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen.i
Op zondag 22 november 2009 krijgt de politie de opdracht te gaan naar de [adres 1], alwaar volgens de melding een persoon in een schuur zou liggen en nergens meer op zou reageren. Verbalisanten zijn om 14:44 ter plaatse en zien voor het portiek van de perceelnummers [nrs] een viertal mannen staan. Een van de mannen verklaart dat er een persoon in de box ligt en dat deze persoon nergens op reageert.ii
Als verbalisanten de boxgang inlopen zien zij direct aan de linkerzijde een deur van een box openstaan. In de box zien zijn een persoon op de grond liggen. De persoon ligt op de rug. De benen van de persoon liggen recht en de armen van de persoon zijn gespreid en gestrekt. De persoon heeft een zwarte jas aan, welke dicht zit tot boven het hoofd en waardoor het hoofd en gezicht niet zichtbaar zijn.iii Wanneer de verbalisant, nadat hij de sjaal uit de bovenkant van de jas heeft gehaald, de knopen aan de bovenkant van de jas losknoopt, ziet hij een blauw gezicht te voorschijn komen. Hij krijgt de idee dat het gezicht dat te voorschijn komt van een vrouw is die niet meer leeft. De verbalisant voelt dat de huid erg koud is en hij voelt geen hartslag meer.iv
Gezien het feit dat in de box waar het lichaam van de vrouw is gevonden geen sporen worden aangetroffen die duiden op een worsteling, is het waarschijnlijk dat de plaats van het aantreffen niet de plaats is geweest waar het delict is gepleegd. De verbalisanten constateren dat de jas van het slachtoffer bij de schouders hoog opgetrokken is, de sjaal over het gelaat van het slachtoffer ligt en de broekspijpen deels gekreukeld zijn. Het is derhalve waarschijnlijk is dat het slachtoffer ergens anders om het leven is gebracht en dat daarna het stoffelijk overschot door één of meer personen is verplaatst naar de plaats van het aantreffen.v
Tijdens het horen van buurtbewoners ziet een verbalisant dat er een man vanuit het portiek van de percelen [nrs] naar buiten komt lopen. Deze man blijkt te zijn [verdachte]. [verdachte] verklaart spontaan: "Ik ben mijn vrouw kwijt."vi [verdachte] verklaart verder dat zij een woordenwisseling hebben gehad over eten, waarna zijn vrouw de woning is uitgegaan om frisse lucht te halen. Zij zou rond 17:00 uur de woning zijn uitgegaan en niet meer zijn teruggekomen. [verdachte] verklaart dat hij haar, toen ze na een uur nog niet terug was, is gaan zoeken, dat hij de hele avond en nacht heeft gezocht, zijn broer in [plaatsnaam] heeft gebeld en de volgende dag om 7:00 uur naar het politiebureau is gegaan. Op verzoek van de verbalisant overhandigt [verdachte] het paspoort van zijn vrouw.vii
Blijkens het politiesysteem is [verdachte] die ochtend, rond 7:15 uur, aan de balie van het politiebureau aan de Waddenweg geweest. Daar deelde hij mede dat zijn vrouw naar buiten is gegaan en niet meer is teruggekomen. Hij verklaarde eveneens dat zij een kleine ruzie hadden gehad en dat zij na de ruzie naar buiten wilde gaan om af te koelen. Als personalia van zijn vrouw gaf [verdachte] op: [naam 1], geboren op [geboortedatum] 1970 en wonende op de [adres].viii
Het op 22 november 2009 gevonden slachtoffer blijkt te zijn [naam 1]. Zij heeft gewoond op de [adres] te [woonplaats].ix
Op 22 november 2009 om 17:15 uur wordt [verdachte] als verdachte aangehouden.x
Dr. B. Kubat, arts en patholoog, heeft een sectie verricht op het lichaam van [naam 1]. Bij de sectie worden tekenen van fors uitwendig mechanisch samendrukken geweld op de hals, zoals kan optreden ten gevolge van bijvoorbeeld een wurghandeling, geconstateerd. Het geweld is bij leven ontstaan en heeft geleid tot de voor in de hals, links, rechts en in de middellijn gelegen meerdere recente, oppervlakkige huidbeschadigingen, huidkneuzingen en onderhuidse bloeduitstortingen, alsmede uitgebreide bloeduitstortingen in de oppervlakkige en diepe spieren van de hals beiderzijds, verdenking op een breuk van het kraakbeen onder het strottenhoofd (het cricoid) rechts. De bloedstuwing in de rotsbeenderen en in de hersenen is zeer waarschijnlijk in het kader van het geweld op de hals opgetreden.
Er worden ook talrijke oppervlakkige slijmvliesbeschadigingen en bloeduitstortingen onder het slijmvlies van de beide lippen en in het tandvlees van de boven- en onderkaak waargenomen. Deze letsels zijn het gevolg van bij leven opgetreden mechanisch geweld op de mond. Gezien het feit dat uitgebreide, uitwendig zichtbare bloeduitstortingen niet aanwezig zijn past dit letsel bij het uitoefenen van uitwendige druk op de lippen ('mond dichthouden'). De stipvormige bloeduitstortingen op het oppervlak van de longen zijn ontstaan in het kader van het geweld op de hals en/of de mond waardoor zuurstoftekort (verstikking) is opgetreden. Het letsel aan de armen en het gelaat waren het gevolg van bij leven opgetreden uitwendig, mechanisch, botsend geweld. Hoewel dit letsel geen bijdrage heeft geleverd aan het overlijden, kan niet worden uitgesloten dat het geweld op het hoofd (mogelijk tijdelijk) heeft geleid tot een meer of mindere ernstige bewustzijnsverstoring en zodoende tot een vermindering van de handelingsbekwaamheid van het slachtoffer. Op grond van de bij de sectie verkregen informatie kan het overlijden worden verklaard door verstikking opgetreden ten gevolge van samendrukkend geweld op de hals (een wurghandeling) al dan niet in combinatie met het geweld op de mond (smoren).xi Op 1 juli 2010 rapporteert de patholoog dr. B. Kubat over nader onderzoek verricht naar het strottenhoofd (het cricoid). Het cricoid vertoonde een onderbreking, welke bestaat uit een reële fractuur van het cricoid. De fractuur is kort voor (binnen 48 uur voor het overlijden) of tijdens het overlijden ontstaan.xii
[naam 1] is van verdachte gescheiden voor de Nederlandse wet.xiii Verdachte was het niet eens met die scheiding.xiv De relatie tussen verdachte en [naam 1] was niet goed, zij werd door verdachte mishandeld en is diverse malen bij hem weggegaan.xv
Verdachte heeft verklaard dat hij en [naam 1] op zaterdag 21 november 2009 de hele dag samen zijn geweest. Zij zijn eerst naar de markt gegaan om boodschappen te doen. Om 15:00 uur zijn zij thuis gekomen en hebben zij gezamenlijk gekookt. Er is een discussie ontstaan over de scherpte van het eten; verdachte zou te veel pepers in het eten hebben gedaan, waardoor het eten te scherp was voor [naam 1]. Verdachte heeft vervolgens verklaard dat de ruzie wordt bijgelegd, maar dat [naam 1] toch naar buiten wilde om wat frisse lucht te halen. Intussen heeft verdachte zijn oudste zoon [naam 2] [verdachte] gebeld met de vraag of hij langs wilde komen. Als verdachte en [naam 1] vervolgens op enig moment in de gang van de woning staan, pakt [naam 1] verdachte met haar hand om zijn nek en vallen zij samen op de grond. Door de val is verdachte bovenop [naam 1] komen te liggen.xvi Op dat moment is de oudste zoon van verdachte bij de woning aangekomen en staat voor de deur.xvii
Het valt [naam 2] op dat het lang duurt voordat zijn vader de deur open doet. Als verdachte de deur open doet, vraagt hij aan [naam 2] of hij alleen is. Verdachte maakt op dat moment een paniekerige indruk. Vervolgens ziet [naam 2] [naam 1] in het halletje achter de voordeur op de grond liggen. [naam 1] ligt plat op haar rug. Zij draagt een zwarte broek en een trui, maar heeft geen jas aan. [naam 2] ziet dat [naam 1] hem aankijkt en hoe zij haar handen beweegt. Zij beweegt haar hoofd in de richting van [naam 2]. Hij ziet haar echter niet opstaan. [naam 2] gaat vervolgens weg.xviii
Geregistreerd wordt dat op 21 november 2009 tussen het mobiele nummer van verdachte en het mobiele telefoonnummer van [naam 1] tussen17:54 uur en 18:27 uur zeven keer, om 23:09 uur één keer, om 23: 47 uur één keer en op 22 november 2009 tussen 00:45 en 14:51 uur negentien keer wordt gebeld. Bij alle telefonische contacten vinden geen gesprekken plaats.xix De mobiele telefoon van [naam 1] wordt niet aangetroffen.xx
Daarnaast belt verdachte op zaterdagavond tussen 20.23 uur en 21.54 uur drie k[naam 3]oer [naam 3].xxi Rond 22:00 uur ontmoeten zij elkaar in de buurt van de McDonalds in Hoofd[naam 3]ver [naam 3] onder andere heeft verklaard dat zijn broer er belabberd uit zag, dat er iets ergs was gebeurd, dat dit met zijn, verdachtes, vrouw te maken had en dat hij blij was dat hij niet in de omgeving van Amsterdam Noord is geweest.xxiii
Verdachte heeft verklaard dat [naam 1] besloten had haar tas niet mee te nemen toen zij wegging.xxiv Tijdens de doorzoeking van de woning op de [adres] wordt de damestas van [naam 1] aangetroffen.xxv [naam 1] had altijd haar handtas mee als zijn naar buiten ging.xxvi
Verdachte heeft op 23 november 2009 en in alle na die datum afgelegde verklaringen een andere, althans niet eensluidende, lezing van de gebeurtenissen gegeven en wel de volgende:xxvii
In het eerste politieverhoor op 23 november 2009 heeft verdachte verklaard dat zijn vrouw rond 17:00 uur naar buiten is gegaan. Zij was gekleed in een zwarte jas En zij nam haar telefoon mee. De sfeer toen zij wegging was gezellig en verdachte wist niet waarom zij wegging. Verdachte heeft [naam 1] daarna rond 18:00 of 19:00 uur trachten bellen omdat hij ongerust was en is haar in de buurt gaan zoeken en met de auto gaan rondrijden. Hij heeft tot de avond/nacht gezocht. Verdachte heeft daarnaast verklaard dat hij niemand anders in de nacht van zaterdag op zondag heeft gebeld.xxviii
Op 24 november 2009 heeft verdachte verklaard dat hij een discussie heeft gehad met zijn vrouw over peper in het eten en dat zijn vrouw erg boos was geworden. Zij begon te schreeuwen en is daarna naar buiten gegaan. Verdachte heeft voorgesteld om zelf naar buiten te gaan, maar zijn vrouw wilde dat niet, ze zou een uurtje wegblijven en ze is toen weg gegaan.xxix
Op 22 december 2009 heeft verdachte verklaard dat hij op die dag contact heeft gehad met zijn zoon [naam 2]. [naam 1] was toen nog thuis. [naam 2] moest papieren voor hem invullen en is vervolgens tussen 16:00 uur en 17:00 uur, na het eten, bij hen langs geweest. [naam 1] zat toen op het toilet, terwijl [naam 2] in de gang stond. Na ongeveer 5 à 10 minuten was hij weer weg. [naam 2] heeft, aldus verdachte, [naam 1] niet gezien en andersom ook niet. [naam 1] heeft langer op het toilet gezeten, omdat zij minder contact heeft met de kinderen van verdachte. Verdachte heeft verklaard dat hij eerder was vergeten te vertellen dat [naam 2] op zaterdag 21 november 2009 langs was geweest. Toen [naam 2] weg ging hebben [naam 1] en hij een discussie over het hete eten. [naam 1] heeft met iemand een telefoongesprek gehad en zij is vervolgens omstreeks 17:00 uur weggegaan. Ze zou met drie uurtjes terug zijn. Verdachte is die avond thuisgebleven.xxx
Op 22 januari 2010 heeft verdachte verklaard dat hij zaterdagavond 22 november 2009 met zijn broer [naam 4] heeft gebeld. Verdachte heeft aanvankelijk ontkend dat hij [naam 4] heeft gezien, maar heeft uiteindelijk verklaard dat hij met de auto naar de McDonalds is gegaan en daar [naam 4] heeft gesproken. Verdachte heeft met [naam 4] gesproken, omdat [naam 1] niet thuis was gekomen. Verdachte heeft verder verklaard dat hij eerder was vergeten te vertellen dat hij [naam 4] had gesproken.xxxi
Tot slot heeft verdachte op 6 september 2010 verklaard dat, nadat hij en [naam 1] boodschappen hadden gedaan op zaterdag 21 november 2009, zij thuis lekker hebben gegeten. Na de discussie over pepers in het eten, is [naam 1] opgestaan en heeft zij haar jas gepakt. Zij heeft gezegd dat zij alleen naar buiten wil gaan. Verdachte reageerde hier verbaasd op en vroeg waarom zij alleen naar buiten wilde gaan; zij deden immers altijd alles samen. [naam 1] stond er op dat zij alleen naar buiten zou gaan. Verdachte is vervolgens bij de deur gaan staan, waarop [naam 1] verdachte bij zijn nek pakte en aan zijn nek trok. Zij vielen beiden, waarbij verdachte bovenop [naam 1] viel. Toen [naam 2] op dat moment arriveerde, deed verdachte de deur open voor [naam 2]. Toen [naam 2] [naam 1] op de grond zag liggen, zei hij: "Pap, voor dit heb jij mij gebeld?" en is toen gelijk weggegaan. Toen [naam 2] weg was, stond [naam 1] op en ging zij na een kort gesprek met verdachte toch naar buiten.
Over de ontmoeting met zijn broer [naam 4] die avond heeft verdachte verklaard dat hij zijn broer om hulp heeft gevraagd.xxxii Ter terechtzitting van 27 september 2010 heeft verdachte bevestigd dat hij en zijn vrouw op de grond zijn gevallen en dat toen [naam 2] kwam. Toen verdachte opstond om de deur voor [naam 2] open te maken, heeft [naam 1] aangegeven dat zij wel zou blijven liggen. Nadat [naam 2] weg is gegaan, heeft verdachte zijn vrouw overeind geholpen.xxxiii
3. Waardering van het bewijs
5.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op nader in het schriftelijk requisitoir omschreven gronden op het standpunt gesteld dat onomstotelijk vast staat dat verdachte degene is die de dood van [naam 1] heeft veroorzaakt. De officier van justitie is eveneens van mening dat sprake is geweest van voorbedachte raad bij verdachte. Zij vordert derhalve bewezenverklaring van het (impliciet primair) ten laste gelegde moord.
Verdachte heeft lange tijd geen tot weinig informatie gegeven en paste zijn verklaringen steeds aan, aan wat werd aangetroffen en geconstateerd door de politie in het kader van onomstotelijke feiten. Verdachte heeft uiteindelijk verklaard dat het slachtoffer, nadat [naam 2] is weggegaan, zonder haar tas maar met haar mobiel is vertrokken. Het door de verdediging geschetste mogelijke scenario dat zij een geheel onbekende is tegengekomen, die haar vervolgens heeft vermoord en in haar eigen trappenhuis naar de kelderbox heeft gebracht is hoogst onaannemelijk. Veel aannemelijker is het scenario dat er op 21 november 2009 een ruzie heeft plaatsgevonden tussen verdachte en [naam 1] in hun woning en dat als [naam 2] bij de woning is aangekomen [naam 1] al op de grond ligt, en dat verdachte daarna verder gaat met zijn mishandeling van [naam 1] en haar uiteindelijk heeft verwurgd door haar keel dicht te knijpen.
Aan de verklaringen van verdachte moet weinig waarde worden gehecht, zij kunnen als onbetrouwbaar terzijde worden geschoven.
Uit de opgenomen telefoongesprekken en de gesprekken in het huis van bewaring met zijn kinderen blijkt dat verdachte hun verklaringen bij de politie tracht te manipuleren en naar zijn hand te zetten.
Ook probeert verdachte vanuit het huis van bewaring te regelen dat niemand iets zegt over de gewelddadige relatie met [naam 1], dat [naam 2] zaken moet weglaten uit zijn verklaring en het onderwerp van het gesprek met zijn broer [naam 4] te wijzigen. Pas nadat verdachte wordt geconfronteerd met tapgesprekken, opgenomen gesprekken in het huis van bewaring en verklaringen van zijn zoon [naam 2], vertelde hij dat zijn zoon op zaterdagmiddag is langs geweest. Hetzelfde geldt voor de ontmoeting met zijn broer op zaterdagavond: verdachte bleef lange tijd deze ontmoeting bij hoog en laag ontkennen, totdat hij hoorde dat zijn broer de ontmoeting wel heeft erkend.
Het feit dat verdachte zwakbegaafd is, wil niet zegen dat verdachte niet snapt waar hij het over heeft. Uit de opgenomen gesprekken blijkt heel duidelijk dat verdachte heel goed weet waar hij het over heeft en hij precies weet waar hij de gaatjes moet dichten. Ook over het feit dat verdachte het slachtoffer verschillende keren heeft gebeld op zaterdagavond en zondag kan worden gezegd dat hij een scenario wilde schetsen.
Naar de mening van de officier van justitie staat onomstotelijk vast dat verdachte degene is die de dood van [naam 1] heeft veroorzaakt.
Uit de uiterlijke verschijningsvorm van de vaststaande gedragingen van verdachte en andere feiten en omstandigheden volgt voorts dat verdachte een bezinningsmogelijkheid op zijn (voorgenomen) strafbare handelen moet hebben gehad. Het moment van bezinning ontstaat op het moment van de komst van [naam 2]. Hij komt naar de woning en zijn vader doet zelf open. [naam 2] ziet het slachtoffer [naam 1], dan nog in leven. Zij wil opstaan, het is dan rond half vijf. Het handelen van verdachte is door de komst van [naam 2] onderbroken en daarmee heeft verdachte een moment van bezinning gehad. Hij kan stoppen met de ruzie en het geweld, maar doet dit kennelijk niet.
De toegebrachte letsels duiden ook op meer dan gering geweld. Het NFI heeft het over fors uitwendig mechanisch geweld. Verwurging is ook geen kortdurende handeling, zoals een toegebrachte steekwond of een klap met een voorwerp. Het vereist druk van enige omvang op de keel, meer dan een incidentele handeling en daarmee gegeven een periode waarin ook kan worden nagedacht over het handelen.
Dit alles bezien is er voor verdachte voldoende gelegenheid geweest om over de consequenties van zijn handelen na te denken tijdens de uitvoering van de levensbeëindigende handelingen, zodat er in die zin, sprake is van voorbedachte raad en dus van moord.
5.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem ten laste gelegde, nu zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt.
Verdachte heeft niet eerder verklaard dat er ruzie is geweest tussen hem en [naam 1], dat zijn zoon [naam 2] is langs geweest en dat hij zijn broer [naam 4] heeft ontmoet, omdat hij bang was. Verdachte heeft namelijk al een keer iets dergelijks met zijn ex-vrouw meegemaakt, waarbij hij naar eigen zeggen ten onrechte is veroordeeld op basis van valse verklaringen. Nu zit verdachte in de situatie dat zijn vrouw weg is, hij kort daarvoor ruzie heeft gehad en zijn vrouw de volgende dag dood wordt gevonden. Verdachte is bezorgd dat hij weer onterecht wordt veroordeeld en gaat vanuit die bezorgdheid rommelen. Uit de conclusies van de rapportage van het Pieter Baan Centrum blijkt ook dat verdachte onmachtig is om met dergelijke gevoelens om te gaan. Uit het feit dat verdachte zit te rommelen, kan echter niet direct worden gesteld dat verdachte het dus maar gedaan heeft. Het gerommel van verdachte in combinatie met zijn zwakbegaafdheid maakt dat verdachte soms warrige verklaringen aflegt. Verdachte wil veel kwijt, maar als er een vraag wordt gesteld dan dringt het vaak niet door wat er gevraagd wordt en gaan zijn verhalen van hort naar her. Dit is een gedraging van verdachte en het kan hem derhalve niet worden verweten dat hij bewust liegt. Het bewust weglaten van sommige gebeurtenissen is wel liegen, maar verdachte heeft daarover verklaard dat hij dat heeft gedaan omdat hij bang was.
Voorts blijkt uit het aantreffen van de bloedsporen in de garagebox dat andere personen betrokken zijn geweest bij de dood van [naam 1]. De aannemelijkheid van het scenario dat [naam 1] is overvallen en beroofd van haar telefoon, blijkt ook uit het feit dat bij alle telefonische contacten tussen verdachte en [naam 1] op zaterdagavond geen verbinding tot stand is gekomen. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat de telefoon van [naam 1] uit stond of dat de telefoon in het water lag. Nu een ander scenario dan die de officier van justitie heeft gepresenteerd niet valt uit te sluiten, dient verdachte te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
5.3. Het oordeel van de rechtbank
De beoordeling van de bewijsmiddelen.
In de lezing van de gebeurtenissen zoals verdachte deze sinds 23 november 2009 heeft gegeven is hij - naar de rechtbank begrijpt - zelf niet betrokken bij de dood van [naam 1] en zou, nadat zijn vrouw naar buiten is gegaan, een onbekende derde persoon [naam 1] om het leven hebben gebracht.
Geloofwaardigheid verdachte
De rechtbank heeft in de beoordeling van de geloofwaardigheid van de door verdachte afgelegde verklaringen rekening gehouden met de door verdachte op diverse momenten afgelegde wisselende verklaringen en de inhoud van de opgenomen tapgesprekken en gesprekken in het huis van bewaring.
De rechtbank oordeelt dat vaststaat dat verdachte de laatste persoon in de directe nabijheid van het slachtoffer is geweest, te weten zaterdagmiddag 21 november 2009 rond 16:30 uur. De zoon van verdachte, [naam 2] [verdachte], heeft verklaard dat hij [naam 1] in de woning heeft gezien en dat [naam 1] toen nog leefde. Verdachte heeft verklaard dat [naam 2] toen hij wegliep, zei: "Heb jij mij daarvoor gebeld?".xxxiv Vervolgens heeft verdachte nadat [naam 2] is weggegaan, de volgende lezing gegeven: verdachte heeft [naam 1] geholpen op te staan en [naam 1] heeft te kennen gegeven dat zij naar buiten wilde. In de visie van verdachte is hij met deze wens akkoord gegaan en heeft hij haar naar buiten laten gaan. [naam 1] zou vervolgens om het leven zijn gebracht door een onbekend persoon.
De rechtbank acht dit scenario onaannemelijk en oordeelt hieromtrent als volgt.
Ten aanzien van de wisselende verklaringen van verdachte over de gebeurtenissen valt het de rechtbank op dat verdachte zijn verklaringen telkens heeft aangepast, nadat hij is geconfronteerd met voor hem belastende informatie. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan de gevoerde telefonische gesprekken op zaterdag 21 november 2009 en de afspraak met zijn broer op zaterdagavond op 21 november 2009, en het feit dat [naam 2] op zaterdagmiddag tussen 16:00 uur en 16:30 uur bij de woning van verdachte is geweest.
Blijkens de opgenomen telefoongesprekken en gesprekken in het huis van bewaring heeft verdachte uitgebreid aanwijzingen gegeven hoe zijn zoon [naam 2]xxxv en zijn broerxxxvi dienden te verklaren, zodat de verklaringen van de getuigen aansluiten bij zijn verklaringen. Uit deze gesprekken blijkt eveneens dat verdachte aanwijzingen heeft gegeven tot het verplaatsen van de handtas van [naam 1] met een doek.xxxvii Tijdens de doorzoeking is namelijk de tas van [naam 1] aangetroffen, terwijl diverse getuigen hebben verklaard dat zij wel altijd een tas bij zich had. Verdachte verklaarde later dat [naam 1] toevallig die dag haar tas niet had meegenomen.
Hoewel uit de rapportage van het Pieter Baan Centrum blijkt dat verdachte op een zwakbegaafd niveau functioneert, blijkt uit de aanwijzingen die verdachte vanuit het huis van bewaring aan zijn kinderen heeft gegeven wel dat verdachte berekenend te werk is gegaan bij het bewerken en verhullen van de feiten. De rechtbank kan deze aanpassingen van zijn verklaringen aan de hem telkens bekend geworden feiten en het berekenend gedrag van verdachte, niet anders uitleggen dan dat verdachte de waarheid heeft willen bemantelen.
Het berekenend gedrag van verdachte komt eveneens tot uitdrukking in het feit dat verdachte vele malen telefonisch contact heeft gezocht met de mobiele telefoon van [naam 1] in de nacht van zaterdag 21 november 2009 op zondag 22 november 2009 en die zondagochtend eveneens naar de politie is gegaan om zijn vrouw als vermist op te gegeven. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze feiten en omstandigheden dat verdachte bewust en berekenend zijn verhaal, dat [naam 1] werd vermist, heeft getracht vorm te geven.
Daarbij valt het de rechtbank tevens op dat verdachte een totaal andere visie op zijn relatie met [naam 1] heeft gegeven, dan die de omgeving van verdachte en [naam 1] had. Uit de verklaringen van zowel familie, vrienden en voormalig werkgevers van [naam 1], als uit het aangetroffen notitieboekje van [naam 1] blijkt dat de relatie gewelddadig was en er veel problemen en geweldsincidenten waren. Dit blijkt ook uit het feit dat [naam 1] volgens verschillende verklaringen gedurende diverse perioden op andere adressen dan die van verdachte verbleef. Dat verdachte zich wel bewust was van de voor hem negatieve indruk van de slechte verhouding blijkt uit de afgeluisterde gesprekken, waaruit valt op te maken dat hij zijn kinderen aanwijzingen gaf zich niet uit te laten over zijn relatie met [naam 1].xxxviii
Ten aanzien van het telefonisch contact en de ontmoeting met zijn broer op 21 november 2009 heeft verdachte verklaard dat hij zijn broer wilde vertellen dat zijn vrouw weg was en hij deze mededeling niet over de telefoon wilde doen. De rechtbank acht de verklaring van verdachte over de ontmoeting, in het licht van vorenstaande, eveneens ongeloofwaardig. Vast staat in ieder geval dat verdachte zijn broer rond 21:30 uur heeft ontmoet in de buurt van de McDonalds in Hoofddorp. Hoewel de precieze inhoud van de telefonische gesprekken en het gesprek tijdens de ontmoeting niet is komen vast te staan, blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de verklaringen van de broer van verdachte, [naam 3], niet dat verdachte zijn broer alleen heeft gesproken over het vertrek van zijn vrouw. De rechtbank wijst hierbij naar het volgende. [naam 3] heeft, nadat hij geconfronteerd is met de opgenomen gesprekken waarin verdachte hun verklaringen over de inhoud van de contacten op elkaar af tracht te stemmen, verklaard dat verdachte hem op zaterdag op 21 november 2009 heeft gebeld met de mededeling dat er iets is gebeurd. Op de vragen van zijn broer heeft verdachte geantwoord dat het ernstig was en dat het iets met zijn vrouw te maken had. Verdachte wilde zijn broer niet telefonisch vertellen wat het was. Over de ontmoeting heeft [naam 3] verklaard dat verdachte er belabberd uit zag. Tijdens de ontmoeting heeft verdachte zijn broer verteld dat er ruzie was geweest en dat er iets was gebeurd. [naam 3] heeft verklaard dat hij zich onaangenaam voelde over hetgeen verdachte hem heeft verteld. Ongevraagd laat [naam 3] tijdens het verhoor weten dat hij blij was dat hij niet in de omgeving van Amsterdam Noord is geweest.xxxix De rechtbank is van oordeel dat uit deze verklaring kan worden afgeleid dat verdachte meer aan zijn broer heeft verteld dan dat verdachte en diens broer later hebben verklaard.
Angst van verdachte
Verdachte is op de terechtzitting van 27 september 2010 geconfronteerd met het telkens aanpassen van zijn verklaringen, nadat hij van voor hem belastende informatie op de hoogte was gesteld. Verdachte heeft daarvoor als verklaring gegeven dat hij bang en angstig was om als verdachte te worden aangemerkt. De raadsman heeft aangevoerd dat het wisselend verklaren van verdachte hem niet kan worden aangerekend, en dat dit moet worden bezien in het licht van het door de deskundigen van het Pieter Baan Centrum geconstateerde zwakbegaafdheid gecombineerd met een beperkt emotioneel aanpassingsvermogen.
De rechtbank begrijpt de door verdachte aangegeven angst tegen de achtergrond van de door deskundigen gegeven beeld van verdachte in de rapportage van het Pieter Baan Centrum, namelijk dat verdachte emotioneel wordt wanneer het geïdealiseerde beeld bedreigd wordt. Volgens de deskundige is sprake van verloochening, het onbewust ontkennen van pijnlijke aspecten van de realiteit, die anders onverdraaglijk zouden zijn. Dit verklaart, volgens de deskundige, de emotionele en angstige reactie van verdachte wanneer zijn geïdealiseerde beeld in gevaar komt.
De door verdachte aangegeven angst kan worden verklaard door de bedreiging van zijn geïdealiseerde beeld van de realiteit wat verdachte heeft. De rechtbank volgt hiermee het standpunt van de raadsman dat wisselende verklaringen in het licht dienen te worden bezien van de conclusies van het Pieter Baan Centrum, maar verwerpt het verweer van de verdediging dat het wisselend verklaren van verdachte hem niet kan worden aangerekend. Uit het hierboven berekenende gedrag en het trachten te manipuleren van getuigen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte, weliswaar vanuit zijn cognitieve beperkingen, heel goed wist op welke punten hij de waarheid moest verdoezelen.
De rechtbank heeft vergeefs gezocht naar aanknopingspunten voor een ander scenario, zoals onder andere het door de verdediging aangegeven scenario dat [naam 1] op straat zou zijn overvallen en dat deze overval uit de hand is gelopen. De rechtbank zijn geen andere scenario's aannemelijk geworden.
Voorts concludeert de rechtbank dat verdachte een zwaarwegend motief had om [naam 1] iets aan te doen: zij was al volgens de Nederlandse wet van hem gescheiden en zocht naar mogelijkheden om de relatie geheel te beëindigen. Verdachte heeft meerdermalen verklaard dat hij deze breuk niet kon accepteren. Het onvermogen om een dergelijke breuk te aanvaarden wordt eveneens gerapporteerd door de deskundigen van het Pieter Baan Centrum. Bij verdachte worden tijdens de PBC onderzoeken afhankelijke persoonlijkheidsstrekken geconstateerd, die blijken uit zijn behoefte om alles samen met [naam 1] en zijn ex-echtgenote te doen, de moeite alleen te zijn en de wijze waarop hij beide echtgenotes bleef volgen en aanklampen. Dat verdachte al eerder gedecompenseerd is bij verlating van zijn eerst vrouw blijkt uit de feiten en omstandigheden rondom zijn veroordeling in 2002. Volgens de betrokken deskundigen is het daarbij denkbaar, dat wanneer verdachte zijn positieve zelfbeeld niet kan handhaven, hij in een beleving van grote machteloosheid terecht kan komen, waarbij het niet ondenkbaar is dat hij vanuit die beleving fysiek agressief kan worden.
De rechtbank schuift derhalve de verklaringen van verdachte als ongeloofwaardig terzijde en acht derhalve de lezing van verdachte dat niet hij, maar een ander onbekend persoon verantwoordelijk is voor de dood van [naam 1], niet geloofwaardig.
Dit alles bezien is de rechtbank van oordeel, anders dan de raadsman, doch met de officier van justitie, dat verdachte de persoon is geweest die geweld heeft toegepast op het slachtoffer, waaraan het slachtoffer is komen te overlijden.
Voorbedachte rade
De vraag die thans voorligt is of verdachte bij het ombrengen van zijn vrouw met voorbedachten raad heeft gehandeld.
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte [naam 1] opzettelijk en met voorbedachten raad zou hebben gedood. De rechtbank volgt dit standpunt niet en overweegt hiertoe als volgt.
Voor het aannemen van voorbedachten raad is voldoende dat verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen besluit heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven. Bij doodslag daarentegen is er sprake van een opwelling of plotselinge omstandigheden, zoals een hevige gemoedsopwelling.
Nu verdachte het ten laste gelegde ontkent en getuigen niets kunnen verklaren over het handelen van verdachte ten tijde van het ombrengen van [naam 1] zal de rechtbank uit objectieve feiten en omstandigheden moeten afleiden of sprake is geweest van kalm beraad of rustig overleg bij verdachte op het doden van [naam 1].
Zoals hiervoor is overwogen, heeft de rechtbank vastgesteld dat [naam 1] nog leefde toen [naam 2] op 21 november 2009 omstreeks 16:30 uur aan de deur van de woning aan de [adres] stond. Een dag later wordt [naam 1] dood aangetroffen in de kelderbox van de woning. Uit pathologisch onderzoek blijkt [naam 1] door verwurging en/of verstikking om het leven te zijn gekomen. Daarnaast blijkt uit het dossier dat sprake is geweest van een ruzie tussen verdachte en slachtoffer.
De rechtbank heeft geen feiten en omstandigheden kunnen vaststellen, waaruit blijkt dat verdachte zich op enig moment heeft kunnen bezinnen op zijn uit te voeren daad, zodat de gelegenheid heeft bestaan dat hij over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen besluit heeft nagedacht en zich daarvan rekenschap heeft gegeven.
De rechtbank acht derhalve ten aanzien van het (impliciet primair) ten laste gelegde, anders dan de officier van justitie, de voorbedachten raad niet bewezen. De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte [naam 1] in een hevige gemoedsopwelling van het leven heeft beroofd. De rechtbank houdt op dit punt in haar oordeel eveneens rekening met de door de deskundigen van het Pieter Baan Centrum geconstateerde beeld van verdachte, dat verdachtes agressieregulatie gestoord is, in de zin dat hij zijn eigen agressie niet kan verdragen en bewust verloochent. Verdachte is zich niet van zijn eigen agressie bewust, waardoor de agressie zich kan opbouwen en het tot een impulsdoorbraak kan komen wanneer het hem niet lukt om een problematische situatie op te lossen.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 20 november 2009 tot en met 22 november 2009 te Amsterdam opzettelijk [naam 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet, de hals van die [naam 1] dichtgeknepen of dichtgedrukt en/of dichtgeknepen en/of dichtgedrukt gehouden, en daarbij de mond van die [naam 1] dichtgehouden, tengevolge waarvan voornoemde [naam 1] door verstikking is overleden.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Naar de geestesvermogen van verdachte is door D. Harari, psychiater, en H.A. van Kempen, GZ-psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek, onderzoek verricht. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in een rapport gedateerd 3 juni 2010. Uit het rapport komt - voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven - het volgende naar voren.
Er is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van zwakbegaafdheid gecombineerd met een beperkt emotioneel aanpassingsvermogen. Vanuit zijn zwakbegaafdheid is betrokkene cognitief beperkt in zijn mogelijkheden om moeilijke situaties te overzien en die vervolgens te hanteren. Hij beschikt daarnaast in emotioneel opzicht over een beperkt repertoire aan copingstrategieën. Deze strategieën zijn daarnaast veelal primitief en kunnen daardoor snel tekortschieten. De bij betrokkene best zichtbare onbewuste oplossingsstrategieën zijn vermijding, somatisatie, loochening en zich afhankelijk van de ander opstellen. Wanneer deze strategieën tekortschieten, bijvoorbeeld wanneer hij zijn positieve zelfbeeld niet kan handhaven, is het denkbaar dat hij vanuit een sterke beleving van machteloosheid fysiek agressief kan worden. Genoemde oplossingsstrategieën vallen diagnostisch onder de vermijdende en afhankelijke persoonlijkheidstrekken. Gezien de complicerende rol van verdachtes zwakbegaafdheid en inbedding in de Hindoestaanse cultuur, komen onderzoekers echter niet tot een diagnose van en persoonlijkheidsstoornis.
Daarnaast is verdachtes massale loochening voldoende om in de gestructureerde omgeving van het Pieter Baan Centrum zijn psychische evenwicht te bewaren en tijdens zijn verblijf in het Pieter Baan Centrum is dan ook geen sprake geweest van een (agressie) impulsdoorbraak. De relationele dynamiek, zoals verdachte in de beslotenheid van zijn eigen gezin meemaakte, deed ongetwijfeld een andersoortig beroep op zijn coping dan het Pieter Baan Centrum-onderzoek heeft gedaan. Het is voorstelbaar dat de herhaalde mishandelingen in beide huwelijken van verdachte voortkwamen uit agressie vanuit onmacht bij een man wiens copingsmechanismen tekortschoten.
Bovengenoemde gebrekkige ontwikkeling is gedurende verdachtes volwassen leven voortdurend aanwezig en was eveneens aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde. Nu de informatie over het ten laste gelegd beperkt is door verdachtes loochening, zijn procespositie en het ontbreken van getuigen is het niet mogelijk om een verband tussen de gebrekkige ontwikkeling en het ten laste gelegde te onderzoeken. Het is denkbaar dat het ten laste gelegde feit voortkwam uit een agressieve impulsdoorbraak vanuit een beleving van machteloosheid bij verdachte, in een situatie waarin zijn coping tekortschoot en die hij niet meer wist te hanteren. Dit scenario kan echter niet met feitelijke informatie over het ten laste gelegde worden onderbouwd en sluit daarmee ook geen andere scenario's uit. De onderzoekers kunnen derhalve een vermindering van toerekeningsvatbaarheid van verdachte niet onderbouwen.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen van het Pieter Baan Centrum over en maakt dezen tot de hare.
Gelet op het vorenstaande is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar onder (impliciet primair) bewezen geachte feit, moord, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, nu in zijn visie niet bewezen kan worden dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, bepleit dat aan verdachte geen straf moet worden opgelegd.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zijn eigen vrouw op vreselijke wijze gedood en haar lichaam vervolgens respectloos in een donkere kelderbox achtergelaten. Hij heeft het slachtoffer, door haar leven te nemen, beroofd van het kostbaarste wat een mens bezit en door zijn gedragingen blijk gegeven van het ontbreken van respect voor het leven van een ander. Gezien de manier waarop het slachtoffer door verstikking om het leven is gekomen en het feit dat de zoon van verdachte het slachtoffer verzwakt op de grond heeft zien liggen, blijkt dat het slachtoffer niet op slag dood was en zij moet hebben gevreesd voor haar leven en daarbij doodsangsten moet hebben uitgestaan.
Niet alleen heeft verdachte een einde gemaakt aan het leven van zijn vrouw, maar bovendien heeft hij daarmee onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden en dierbaren van het slachtoffer. Zij zullen moeten leren leven met de vragen die onbeantwoord blijven, nu verdachte ervoor heeft gekozen geen openheid van zaken te willen geven. Hierdoor leven de nabestaanden in voortdurende onzekerheid over wat er precies is gebeurd tijdens de laatste momenten van hun dochter, zus en tante.
Wat het motief van verdachte is geweest om het slachtoffer te doden is gedurende het gehele onderzoek niet duidelijk geworden. Vaststaat wel dat uit het dossier een beeld naar voren komt van een agressieve man met een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van zwakbegaafdheid in combinatie met een beperkt emotioneel aanpassingsvermogen.
Uit de vele getuigenverhoren in het dossier blijkt dat het slachtoffer letterlijk in de greep was van verdachte. Zij was reeds van verdachte voor de Nederlandse wet gescheiden en heeft diverse malen geprobeerd weg te komen van verdachte. Eveneens vertellen getuigen, en dit wordt bevestigd door verschillende politiemutaties en het aangetroffen schriftje van het slachtoffer, dat verdachte het slachtoffer zowel psychisch als lichamelijk mishandelde. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte geen enkel respect toonde voor het leven van het slachtoffer, altijd zijn eigen wil oplegde en haar behandelde als een slavin. Dit alles levert voor de rechtbank het beeld op van een man die naar aanleiding van de ruzie op 21 november 2009 zich niet heeft kunnen beheersen en zo ver is gegaan dat hij het slachtoffer door verwurging om het leven heeft gebracht.
Doodslag is één van de ernstigste delicten die de Nederlandse strafwetgeving kent. Schending van het recht op leven behoort tot de grootste inbreuken, waartegen de rechtsorde bescherming beoogt te bieden. Een feit als dit veroorzaakt gevoelens van afschuw in de samenleving en schokt de rechtsorde.
Bijzonder zwaar rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij, nadat hij het delict heeft gepleegd, hij heel berekenend een scenario heeft gecreëerd om de afschuwelijke waarheid, dat hij zijn vrouw om het leven had gebracht, te verdraaien.
Al hetgeen hiervoor is overwogen kan tot geen ander oordeel leiden dan dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zeer lange duur dient te worden opgelegd, ter vergelding van hetgeen verdachte [naam 1] en haar nabestaanden heeft aangedaan en vanwege de ernstige inbreuk op de rechtsorde.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank moord niet bewezen. De rechtbank ziet hierin aanleiding om voor wat betreft de op te leggen straf naar beneden toe af te wijken van de eis van de officier van justitie.
8. Toepasselijke wettelijke voorschrift
De op te leggen straf is gegrond op het artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1 1.00 STK Tel. Boek met div. tel. nrs (3733272);
2 4.00 STK Visitekaartje (3733277);
3 1.00 STK Papier: [ ] (3733293);
4 2.00 STK Papier: notitieboekjes met nrs/adr./namen (3733320);
5 2.00 STK Papier: losse papiertjes met telfnrs. (3733324);
8 2.00 STK Papier: 2xpukcode Telfort en Lebara (3733358);
9 4.00 STK Handschoen Kl: groen werkhandschoenen groen/wit (3748188);
10 2.00 STK Handschoen Kl:wit;latex handschoenen (3748189);
11 1.00 STK Tas: plast.tas inhoud 4 werk-en 2latexhan (3748190);
12 2.00 STK Handschoen THINSULATE: wollen handschoenen (3748191);
13 1.00 STK Muts Kl: zwart: wollen muts (3748192);
14 5.00 STK Handschoen Kl: wit: latex handschoenen (3748195);
15 1.00 STK Pet: donkere baseballpet m. logo op voorz (3748199);
16 1.00 STK Stof Kl: wit gehaakte witte stof (3748201);
18 4.00 STK Sleutel: bonuskrt [bonuskaart] uit binnenzak (3730594);
19 1.00 STK Zaktelefoon Kl: blauw NOKIA (3730704);
20 1.00 STK Zaktelefoon Kl: grijs NOKIA (3730706);
21 1.00 STK Zaktelefoon Kl: grijs NOKIA N70 (3730708);
22 1.00 STK Zaktelefoon Kl: zwart NOKIA N95 8gb aangetroffen woonkamer op tafel (3731879);
23 1.00 STK Zaktelefoon Kl: grijs SAMSUNG met oplader aangetroffen kast slaapkamer (3731880);
25 1.00 STK Zaktelefoon Kl: grijs SAMSUNG E800 mobiele telefoon (3731853);
26 1.00 STK Zaktelefoon Kl: grijs NOKIA mobiele telefoon (3731855);
27 1.00 STK Zaktelefoon Kl: blauw SAGEM x-2; mobiele telefoon (3731856);
28 1.00 STK Zaktelefoon Kl: paars NOKIA; mobiele telefoon (3731858);
29 1.00 STK Telefoonkaart telfkrt telesur met pukcode in past (3731860);
30 1.00 STK Zaktelefoon Kl: grijs LG; mobiele telefoon (3731861);
31 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon T-MOBILE; aangetroffen kledingkast slaapkamer (3731868);
32 1.00 STK USB-stick (memorykaart) KINGSTON 4gb (3743630);
33 1.00 STK DVD IMATION DVD-R (3743588);
34 1.00 STK Computer Kl: crème HP Vectra [N](3739719);
53 1.00 STK Niet te definiëren goederen AABT6250NL voedsel (3735478);
54 1.00 STK Niet te definiëren goederen AABT6251NL voedsel (3735493);
55 1.00 STK Niet te definiëren goederen AABT6252NL; groente (3735498);
56 1.00 STK Niet te definiëren goederen AABT6253NL; voedsel (3735503);
57 1.00 STK Niet te definiëren goederen AABT6254NL; groente (3735506);
58 1.00 STK Niet te definiëren goederen AABT6255NL; voedsel (3735519);
59 1.00 STK Niet te definiëren goederen AABT6256NL; voedsel (3735523);
60 1.00 STK Niet te definiëren goederen AABT6257BK; voedsel (3735526);
79 1.00 STK Jas Kl: zwart AABS9397NL; jas van de verdachte (3730962);
80 1.00 STK Pet Kl: zwart AABS9401NL; pet van de verdachte (3730969);
81 1.00 STK Broek Kl: bruin AABS9333NL; broek met riem van de verdachte (3730974);
82 1.00 STK Shirt Kl: wit AABS9399NL; t-shirt wit van de verdachte (3730977);
83 1.00 STK Hemd Kl: wit AABS9398NL; hemd van de verdachte (3730978);
84 1.00 STK Schoenen Kl: zwart AABS9400NL; 1 paar schoenen van de verdachte (3730982);
85 2.00 STK Ondergoed AABS9396NL; onderbroek 2x van de verdachte (3730985);
86 1.00 STK Sok AABS9394NL; 1 paar sokken van de verdachte (3730986);
87 1.00 STK Blouse Kl: beige AABS9395NL; overhemd van de verdachte (3730988);
88 1.00 STK Horloge Kl: meerkleurig LORUS Quartz AABS9393NL; horloge van de verdachte (3730991).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
6 3.00 STK Papier 2schriftjes+adresboekje (3733352);
1.00 STK Briefpost: briefhuisarts s.a. [ ] aan maatsch. (3733357);
17 1.00 STK Sieraad Kl: goudkleur: bladvormige hangers (3748210);
24 1.00 STK Simkaart van zaktelefoon T-MOBILE [nr]: aangetroffen tas so (3732006);
35 1.00 STK Halsketting Kl: goudkleurig AABR2628NL; ketting m. ruitv. hanger m. heldere (3732172);
36 1.00 STK Oorbel (3732174);
37 1.00 STK Armband Kl: goudkleur AABR2630NL armband met zwarte kraaltjes (3732178);
38 1.00 STK Armband Kl: goudkleur AABR2631NL: armband met rode en groene kraaltjes (3732180);
39 1.00 STK Horloge Kl: goudzilver LORUS dames AABR2632NL goud/zilverkleurig (3732181);
40 1.00 STK Horloge Kl: goud+bruin LORUS dames AABR2633NL goudkleurige kast met bruin leren band (3732185);
41 1.00 STK Broche Kl: goudzilver AABR2634NL: goud/zilverkleurig (3732246);
42 1.00 STK Horloge Kl: zilver CUCCI dames AABR2635NL met klemband (3732248);
43 1.00 STK Horloge Kl: zilver CUCCI dames AABR2636NL (3732251);
44 1.00 STK Armband Kl: goud AABR3637NL massief scharnierend (3732252);
45 1.00 STK Horloge Kl: zilver CUCCI dames AABR2638NL (3732254);
46 12.00 STK Armband Kl: zilver zilverkleurig met steentjes (3732259);
47 1.00 STK Halsketting AABR2640NL ketting m. zwarte kraaltjes+groen kw (3732261);
48 1.00 STK Halsketting AABR2641NL zwart draad m. zilver rechthoekig ha (3732263);
49 1.00 STK Armband AABR2642NL armband blauwe, roze+witte kraaltjes (3732268)
50 1.00 STK Ring Kl: zilver AABR2643NL met roze steentjes (3732276);
51 11.00 STK Oorbel AABR2644NL verschillende oorbellen (3732287);
52 4.00 STK Speld Kl: zilver AABR2645NL; 4 zilverkleurige spelden (3732289);
53 1.00 STK Identiteitsbewijs AABR2646NL (3732291);
62 1.00 STK Jas AABS9372NL; achterpand jas van het slachtoffer (3730807);
63 1.00 STK Jas AABS9385NL; voorpand van de jas van het slachtoffer (3730809);
64 1.00 STK Shirt AABS9373NL; achterpand v.h. t-shirt v.h. slachtoffer (3730810);
65 1.00 STK Kleding AABS9374NL; achterpand v.d. legging v.h. slachtoffer (3730811);
66 1.00 STK Broek AABS9376NL; achterpand v.d. broek v.h. slachtoffer (3730821);
67 1.00 STK Shirt AABS9375NL; t-shirt korte mouw v.h. slachtoffer (3730829);
68 1.00 STK Ondergoed AABS9377NL; achterpand v.d b.h. v.h slachtoffer (3730833);
69 1.00 STK Ondergoed AABS9378NL; achterpand v.d. onderbroek v.h slachtoffer (3730836);
70 1.00 STK Ondergoed AABS9379NL; voorpand v.d onderbroek v.h slachtoffer (3730838);
71 1.00 STK Ondergoed AABS9380NL; voorpand v.d. BH v.h. slachtoffer (3730841);
72 1.00 STK Shirt AABS9381NL; voorpand t-shirt korte mouw v.h slachtoffer (3730844);
73 1.00 STK Kleding AABS9382NL; voorpand v.d. legging v.h. slachtoffer (3730845);
74 1.00 STK Sjaal AABS9384NL; sjaal van het slachtoffer (3730851);
75 1.00 STK Broek AABS9386NL; voorpand v.d. broek v.h. slachtoffer (3730852);
76 1.00 STK Shirt AABS9387NL; voorpand t-shirt lange mouw v.h slachtoffer (3730853);
77 1.00 STK Sok AABS9388NL; sokken van het slachtoffer (3730854);
78 1.00 STK Schoenen AABS9383NL; schoenen van het slachtoffer (3730858);
79 1.00 STK Snoep Kl: blauw AABS4634NL; snoepbal uit rechter jaszak v.h slachtoffer (3730913).
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. S.A. Krenning en P. Sloot, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.N. de Jager, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 oktober 2010.
i De weergegeven bewijsmiddelen bevinden zich, tenzij anders vermeld, in het dossier van de Regiopolitie Amsterdam-Amstelland. De in de voetnoten als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en voldoen aan de daaraan bij de wet gestelde eisen. Verwezen wordt naar de desbetreffende pagina's in de dossiers.
ii P. 1 (proces-verbaal van bevindingen).
iii P. 1-2 (proces-verbaal van bevindingen).
iv P. 174 (proces-verbaal van bevindingen).
v P. 561 (proces-verbaal van bevindingen).
vi P. 2-3 (proces-verbaal van bevindingen).
vii P. 5-6 (proces-verbaal van bevindingen).
viii P. 7 (proces-verbaal van bevindingen).
ix P. 578 (proces-verbaal forensische opsporing), P. 586 (proces-verbaal lijkvinding).
x P. 11 (proces-verbaal van aanhouding).
xi Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 29 juni 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door B. Kubat, arts en patholoog (niet genummerd).
xii Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 1 juli 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door dr. B. Kubat, arts en patholoog (niet genummerd).
xiii P. 7 (proces-verbaal van bevindingen).
xiv P. 382 (proces-verbaal van verhoor verdachte).
xv Zie inbeslaggenomen Huiswerkboekje van [naam 1] p. 95 e.v., alsmede p. 49, 51, 52, 141, 146, 150, 263-264 (diverse processen-verbaal van verhoren getuigen).
xvi Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 september 2010.
xvii Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 september 2010, P. 452 (proces-verbaal verhoor van getuige).
xviii P. 452-454 (proces-verbaal van verhoor getuige).
xix P. 498 (proces-verbaal van bevindingen).
xx P. 503 (proces-verbaal onderzoek telefoon [naam 1]).
xxi P. 508 (proces-verbaal van bevindingen).
xxii P. 470 (proces-verbaal van verhoor getuige), verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 september 2010.
xxiii P. 470-471 (proces-verbaal van verhoor getuige).
xxiv Verklaring van verdachte ter terechtzitting op 27 september 2010.
xxv P. 570 (proces-verbaal van bevindingen).
xxvi P. 246, 256 en 265 (processen-verbaal van verhoren getuigen).
xxvii Zie onder meer de processen-verbaal van verhoor verdachte op doorgenummerde p. 15 e.v., p. 30 e.v., p. 379 en p. 510 en het niet-genummerde proces-verbaal van verhoor verdachte op 6 september 2010.
xxviii P. 22-26 (proces-verbaal van verhoor verdachte).
xxix P. 36-37 (proces-verbaal van verhoor verdachte).
xxx P. 396-397 (proces-verbaal van verhoor verdachte).
xxxi P. 513-516 (proces-verbaal van verhoor verdachte).
xxxii Proces-verbaal van verhoor verdachte op 6 september 2010 (niet genummerd).
xxxiii Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 september 2010.
xxxiv Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 september 2010.
xxxv Een geschrift zijnde OCV-gesprekken van 18 december 2009, inhoudende een gesprek tussen verdachte, [naam 5] [verdachte] en [naam 6] [verdachte] (doorgenummerde blz. 19-20); een geschifte zijnde Bijlage TA-gesprekken (doorgenummerd blz. 27, 29, 37, 41 (sms) en 42 (sms)).
xxxvi Een geschrift zijnde OCV-gesprekken van 31 december 2009, inhoudende een gesprek tussen verdachte, [naam 7] [verdachte] en [naam 3] [verdachte] (doorgenummerde blz. 49-50).
xxxvii Een geschrift zijnde OCV-gesprekken van 18 december 2009, inhoudende een gesprek tussen verdachte, [naam 5] [verdachte] en [naam 6] [verdachte] (doorgenummerde blz. 15).
xxxviii Een geschrift zijnde OCV-gesprekken van 18 december 2009, inhoudende een gesprek tussen verdachte, [naam 5] [verdachte] en [naam 6] [verdachte] (doorgenummerde blz. 20); een geschifte zijnde Bijlage TA-gesprekken met nummer 629 op 25 december 2009 (doorgenummerd blz. 47).
xxxix P. 470-472 (proces-verbaal van verhoor verdachte).
Vonnis d.d. 11 oktober 2010 inzake: [verdachte]
Parketnummer: 13/421136-09 (PROMIS)