ECLI:NL:RBAMS:2010:BN9789

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08-2850 BOUWB en AWB 09-1061 WW44
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor sportcomplex met tennisbanen en fitnesscentrum in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 september 2010 uitspraak gedaan over de bouwvergunning voor een sportcomplex, dat onder andere 10 binnen- en 25 buitentennisbanen, 4 squashbanen, een sporthal, een fitness- en wellnessruimte, horecaruimte, een crèche, een sportmedisch centrum en kantoorruimte omvat. De vergunning is verleend aan de besloten vennootschap HealthCity Beheer B.V. en betreft een locatie met de bestemming 'sportterreinen'. De rechtbank oordeelde dat het gebruik van de gronden voor binnen- en buitensport niet in strijd is met het bestemmingsplan, en dat de beoogde nevenvoorzieningen zoals horeca en een crèche toegestaan zijn. Het argument van eiseres dat de aanleg van 250 parkeerplaatsen niet is toegestaan onder de bestemming 'parken, plantsoenen enz.' werd verworpen, omdat het aanleggen van parkeerplaatsen niet als bouwen wordt beschouwd en dus geen bouwvergunning vereist is.

De rechtbank heeft ook de argumenten van eiseres over brandveiligheid en luchtkwaliteitsnormen beoordeeld. Eiseres kon niet onderbouwen waarom het standpunt van verweerder, dat het bouwplan voldoet aan de brandveiligheidseisen, onjuist zou zijn. Evenzo werd het standpunt van eiseres over de luchtkwaliteit verworpen, omdat strijd met luchtkwaliteitsnormen geen grond voor weigering van de bouwvergunning oplevert. De rechtbank concludeerde dat er geen strijd was met het bestemmingsplan en dat de beroepsgronden van eiseres niet slaagden. De beslissing van de rechtbank was dat het beroep ongegrond werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 08/2850 BOUWB en AWB 09/1061 WW44
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
de besloten vennootschap HealthCity Beheer B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
eiseres,
gemachtigde mr. B.M. Sadza,
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Slotervaart/Overtoomseveld van de ge¬meente Amsterdam,
verweerder,
gemachtigde mr. G. Koop.
Tevens heeft aan dit geding deelgenomen:
de besloten vennootschap Pellikaan Bouwbedrijf B.V.,
vergunninghoudster,
gemachtigde mr. D. van Tilborg.
Procesverloop
Bij besluit van 9 november 2007 heeft verweerder vergunninghoudster een bouwvergunning verleend voor het oprichten van een tennispark en fitnesscentrum aan de [adres] (‘sportpark Riekerhaven’).
Bij besluit van 10 juni 2008 heeft verweerder het bezwaar van eiseres daartegen ongegrond verklaard.
Bij besluit van 18 juni 2008 heeft verweerder een nieuwe vergunning verleend voor hetzelfde bouwproject met een enigszins gewijzigd bouwplan.
Bij besluit van 3 februari 2009 heeft verweerder het bezwaar van eiseres daartegen ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van 10 juni 2008 en 3 februari 2009.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 juni 2010, alwaar partijen en hun gemachtigden zijn verschenen.
Overwegingen
1. Feiten en omstandigheden
1.1. De vergunningen zijn verleend voor het bouwen van een sportcomplex bestaande uit:
- 10 binnen- en 25 buitentennisbanen;
- 4 squashbanen;
- een sporthal,
- een fitness- en wellnessruimte;
- horecaruimte (sportkantine);
- een crèche;
- een sportmedisch centrum;
- kantoorruimte.
Het bouwplan voorziet in 250 parkeerplaatsen.
2. Is eiseres belanghebbende?
2.1. Eiseres exploiteert een aantal fitnesscentra in Amsterdam en Badhoevedorp. Zij heeft een filiaal met crèche op 700 meter afstand van de locatie van het nieuwe sportcomplex. Er bestaat overlap in het aanbod en de doelgroep van eiseres en vergunninghoudster. De rechtbank is tegen deze achtergrond van oordeel dat eiseres een voldoende eigen, van dat van anderen te onderscheiden belang heeft dat rechtstreeks bij de verleende vergunningen is betrokken.
3. Beoordeling van het geschil.
3.1. De gronden van beroep zijn in beide procedures identiek en de verschillen tussen beide vergunningen zijn niet relevant voor de beoordeling van deze gronden. De rechtbank zal dan ook één uitspraak doen op beide beroepen.
Strijd met het bestemmingsplan
3.2. Het tennispark en fitnesscentrum is voorzien op gronden met gedeeltelijk de bestemming “sportterreinen” en gedeeltelijk de bestemming “parken, plantsoenen, enz”. De sportvoorzieningen vallen alle binnen de bestemming “sportterreinen”. Het bestemmingsplan dateert uit 1950.
3.3. Eiseres stelt dat er bij realisering van het tennispark en fitnesscentrum sprake is van een vergaande wijziging van het gebruik van de gronden. Een wijziging van het feitelijk gebruik levert naar het oordeel van de rechtbank echter op zich nog geen strijd met het bestemmingsplan op, zolang het nieuwe gebruik niet in strijd is met het bestemmingsplan.
3.4. Eiseres stelt verder dat het nieuwe gebruik, dat wil zeggen het gebruik dat voortvloeit uit de realisering van het tennispark en fitnesscentrum, in strijd is met het bestemmingsplan. Dit gebruik valt namelijk niet onder de term “sportterreinen”, nu deze term uitsluitend ziet op sportbeoefening in de openlucht. Deze beroepsgrond slaagt niet. In het algemeen spraakgebruik wordt onder “sport” zowel “binnensport” als “buitensport” verstaan. Ook de term “terreinen” maakt zowel sportbeoefening binnen als in de openlucht mogelijk. Dit had wellicht anders gelegen als de term “velden” was gebruikt in combinatie met de term “sport”. Tot slot verwerpt de rechtbank het argument van eiseres dat de planwetgever in 1950 niet “binnensport” voor ogen heeft kunnen hebben. Ook in 1950 bestond er immers al binnensport. Bovendien bevat het bestemmingsplan geen positieve indicatie dat de planwetgever alleen de beoefening van buitensport mogelijk heeft willen maken, zoals wel het geval was in de zaak waarop de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 april 2001 ziet (te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer AC3016). De bedoeling van de planwetgever staat naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet in de weg aan een uitleg van het begrip “sportterreinen” die in overeenstemming is met het hedendaags taalgebruik en aansluit op een huidige maatschappelijke behoefte.
3.5. Anders dan eiseres is de rechtbank van oordeel dat de beoogde horeca, de crèche en het sportmedisch centrum nevenvoorzieningen zijn in de zin van het bestemmingsplan. Het gaat hier om ondersteunende functies op een relatief beperkt deel van de gronden waarop het totale complex wordt gerealiseerd.
3.6. De rechtbank verwerpt tot slot het argument van eiseres dat de bestemming “parken, plantsoenen enz” geen 250 parkeerplaatsen toelaat. Bij de aanleg van deze parkeerplaatsen gaat het niet om bouwen. Een bouwvergunning is dan ook niet vereist. Overigens is in het bestemmingsplan noch een gebruiksverbod noch een aanlegvergunningvereiste opgenomen.
3.7. De slotsom is dat er geen sprake is van strijd met het bestemmingsplan.
Brandveiligheid
3.8. Verweerder heeft zijn standpunt dat het bouwplan voldoet aan de brandveiligheidseisen gebaseerd op een rapport van 25 maart 2008 van [naam]. Nu eiseres heeft nagelaten te onderbouwen waarom dit standpunt onjuist zou zijn, volgt de rechtbank het standpunt van verweerder.
Luchtkwaliteit
3.9. Strijd met luchtkwaliteitsnormen levert geen grond op voor weigering van een bouwvergunning. De rechtbank verwerpt dan ook het standpunt van eiseres dat verweerder nader onderzoek had moeten doen naar de effecten van realisering van het bouwplan op de luchtkwaliteit. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling van 30 augustus 2006 (te vinden op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer AY7153).
Parkeernorm, Bouwbesluit en bouwverordening
3.10. Nu eiseres heeft nagelaten haar standpunt dat er sprake is van strijd met de parkeernorm, het Bouwbesluit en de Bouwverordening te onderbouwen en verweerder zijn standpunt dat hiervan geen sprake is wel heeft onderbouwd, verwerpt de rechtbank ook dit standpunt van eiseres.
Conclusie
3.11. Geen van de beroepsgronden slaagt. Het beroep is ongegrond.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.P Kijlstra, voorzitter, en mrs. A.J. Bongers-Scheijde en A.P. Klap, leden, in aanwezigheid van mr. S.S.N. van Samson, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 september 2010.
de griffier Bij verhindering van de voorzitter getekend door de oudste rechter,
De griffier is buiten staat
de uitspraak te ondertekenen
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB