ECLI:NL:RBAMS:2010:BN9763
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Letselschade door medisch handelen na fietsongeluk
In deze zaak vorderde eiseres [A] een verklaring voor recht dat de schade en functieverlies die zij na 4 juni 1999 heeft opgelopen, het gevolg zijn van medische fouten door het VU en gedaagde [B]. De rechtbank Amsterdam heeft op 26 mei 2010 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarin de feiten en het procesverloop zijn uiteengezet. Eiseres, die op 4 juni 1999 een polsbreuk opliep na een val van haar fiets, stelde dat het VU niet adequaat had gehandeld tijdens haar behandeling en dat dit heeft geleid tot blijvende klachten aan haar linkerpols. De rechtbank heeft de procedure gestart met een dagvaarding op 19 november 2009, gevolgd door een conclusie van antwoord en een comparitie van partijen op 14 april 2010.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende feiten heeft aangedragen om te bewijzen dat het VU op 4 juni 1999 onjuist medisch heeft gehandeld. De enkele aanwezigheid van klachten aan de linkerpols was niet voldoende om te concluderen dat deze klachten het gevolg waren van onjuist medisch handelen. De rechtbank heeft ook de medische correspondentie van verschillende artsen beoordeeld, maar vond geen aanknopingspunten voor de stelling van eiseres dat er sprake was van nalatig handelen door het VU.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vordering van eiseres afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van het VU zijn begroot op EUR 1.166,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. R.H.C. van Harmelen.