beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rekestnummer: 417403 / HA RK 09-17
Beschikking van 22 april 2010
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE UTRECHTSE HEUVELRUG,
zetelend te Doorn,
2. [A],
wonende te --,
verzoekers,
advocaat mr. W.F. Hendriksen,
[B],
wonende te --,
verweerder,
advocaat mr. G.J. Houweling.
Partijen zullen hierna de gemeente, [A] en [B] worden genoemd.
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties;
- de beschikking van 12 maart 2009;
- het verweerschrift, met producties;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 19 mei 2009;
- het proces-verbaal van de voortgezette mondelinge behandeling van 9 oktober 2009.
1.2. De beschikking is bepaald op heden.
2.1. De aandelen in het kapitaal van N.V. Bronwaterleiding “Doorn” (hierna: Bronwaterleiding Doorn) luidden eertijds aan toonder. Een toonderaandeel bestaat uit een mantel en een dividendblad. Een dividendblad bestaat uit een talon en een aantal dividendbewijzen.
2.2. Bij wijziging van de statuten van Bronwaterleiding Doorn van 17 januari 2002 zijn de aandelen aan toonder op naam gesteld.
2.3. [A] heeft op 18 april 2002 onder meer toonderaandeel nummer 32 bij Bronwaterleiding Doorn ingeleverd.
2.4. Op 4 oktober 2002 heeft BGL S.A. (hierna: de Luxemburgse bank), gevestigd te Luxemburg (Luxemburg), aan Bronwaterleiding Doorn geschreven:
Een klant heeft bij ons deponeerd:
165 Bronwaterleiding “doorn” aandelen (mantels) zonder talon voor omwisseling in nieuwe aandelen.
Hij zal ons bevestigen dat hij de talons van deze aandelen verloren heeft.
Kunnen wij U deze oude aandelen opsturen en in welk adres.
Gelieve ons meetedelen of nieuwe aandelen fisiek leverbar zijn.
De Luxemburgse bank heeft daarbij een kopie van toonderaandeel nummer 1 meegezonden.
De bedoelde 165 toonderaandelen zijn niet bij Bronwaterleiding Doorn ingeleverd.
2.5. Op 11 maart 2008 heeft [C] (hierna: de zoon van [B]) namens [B] bij de politie aangifte gedaan van vermissing van 185 mantels behorende bij 185 aandelen aan toonder in het kapitaal van Bronwaterleiding Doorn, waaronder toonderaandelen nummers 1, 18, 19, 32, 33, 34, 35, 43, 59, 106, 109, 110, 138, 166, 199, 201, 202, 203, 369, 370, 371 en 372.
2.6. Op 19 mei 2008 heeft Nederlands Centraal Instituut voor Giraal Effectenverkeer B.V. (hierna: Euroclear Nederland), voorzover hier van belang, met betrekking tot dezelfde (mantels van) toonderaandelen aan de zoon van [B] geschreven:
Hierbij delen wij u mede uw verzoek tot opname te hebben verwerkt in de lijst van gestolen en vermiste effecten onder dossiernummer 1623.
De bij die brief gevoegde voorwaarden luiden, voorzover hier van belang:
Euroclear Nederland houdt een lijst bij welke van oudsher bekend staat als de ‘Verzamellijst van door de politie uitgegeven recherchelijsten betreffende gestolen en verloren effecten’ en welke ook bekend staat als de zogenaamde RIS-lijst. De RIS-lijst heeft tot doel registraties van gestolen en verloren fysieke toondereffecten (…), voor zover mogelijk, centraal te administreren. Euroclear Nederland probeert met het opstellen van de RIS-lijst, in het belang van de markt, een bijdrage te leveren aan de integriteit van het (girale) effectenverkeer.
1. Aanleveren informatie
(…)
Een aanmelding wordt alleen in behandeling genomen wanneer deze vergezeld gaat van een door de politie opgemaakt Proces-Verbaal (…). De Aanmelder is verantwoordelijk voor de juistheid en volledigheid van de inhoud van de Meldingen. Euroclear Nederland doet verder geen onderzoek naar de juistheid van de aangeleverde gegevens.
4. Openbaarmaking
Euronext Amsterdam N.V. zal de RIS-lijst periodiek verspreiden door middel van publicatie in de Officiële Prijscourant (…).
[B] en Bronwaterleiding Doorn
2.7. De statuten van Bronwaterleiding Doorn voorzien niet in een regeling ter vervanging van verloren gegane aandeelbewijzen.
2.8. Op 17 maart 2008 heeft de zoon van [B], voorzover hier van belang, aan Bronwaterleiding Doorn geschreven:
Vriendelijk verzoek ik u conform artikel 2:86d BW duplicaten te verstrekken van de vermiste aandeelbewijzen volgens de bijgevoegde aangifte.
2.9. Op 27 maart 2008 heeft de zoon van [B], voor zover hier van belang, aan Bronwaterleiding Doorn geschreven:
Door middel van de talons behorende bij de toonderbewijzen kan ik aantonen rechthebbende te zijn van de toonderbewijzen en het daarmee belichaamde recht van aandeelhouderschap. Bij deze stuur ik u kopieën van deze talons.
Zoals tevens in het process verbaal van vermissing is opgetekend is dr. [B], rechthebbende en derhalve benadeelde partij in deze vermissing.
Over de identiteit van de vervreemdende partij en het precieze tijdstip van de koop/verkoop is mij weinig bekend. Dr. [B], heeft de toonderbewijzen circa tien jaar geleden aangekocht.
In januari 2008, bij de voorbereiding op onze bedrijfsverhuizing, zijn slechts de talons herontdekt, de toonderbewijzen zijn tot op heden niet gevonden, vanwaar ik aangifte heb gedaan van vermissing.
Bij die brief zijn kopieën van onder meer talons (en 70e dividendbewijzen) nummers 1, 18, 19, 33, 34, 35, 43, 59, 106, 109, 110, 138, 166, 199, 201, 202, 203, 369, 370, 371 en 372 gevoegd.
2.10. Op 11 juni 2008 heeft de zoon van [B], voor zover hier van belang, aan Bronwaterleiding Doorn geschreven:
Het staat mijn vader niet meer bij van wie deze aandelen destijds in eigendom verworven zijn. Aangezien mijn vader in -- en omgeving bekend staat als zeer vermogend, is het regelmatig voorgekomen dat hem allerhande zakelijke aanbiedingen gedaan werden. De periode waarin deze aandelen verworven zijn, heeft hij regelmatig dit soort incidentele transacties verricht. Het staat hem nog wel bij dat de aandelen op het moment van verwerving geen aanzienlijke waarde vertegenwoordigden. Hieruit laat zich dan ook verklaren dat jarenlang geen aandacht besteed is aan deze waardepapieren. Eerst bij de verhuizing begin dit jaar zijn deze onder mijn aandacht gekomen.
Mijn vader heeft de mantels altijd gescheiden bewaard van de dividendbewijzen en talons, waarmee zich verklaren laat waarom slechts een deel van de stukken verdwenen is. Op welke wijze, wanneer en door wie deze ontvreemding plaatsgevonden heeft, is niet duidelijk. Van belang is echter dát de stukken verdwenen zijn zonder dat mijn vader deze aan iemand overgedragen heeft. Ik mag aannemen dat u niet de bedoeling heeft de juistheid van mijn vaders verklaringen in twijfel te trekken.
Overigens, het feit dat gedurende de afgelopen tien jaar zich niemand bij uw cliënte gemeld heeft met het verzoek duplicaten van de dividendbewijzen te verstrekken dan wel anderszins aanspraak gemaakt heeft op de aan het bezit verbonden rechten, maakt het al volstrekt onaannemelijk dat deze stukken in handen van een rechthebbenden derde zijn. Er is hier evident slechts één rechthebbende, en dat is mijn vader. Van de door u geponeerde onduidelijk is dan ook geen sprake.
2.11. Op 21 juli 2008 heeft de zoon van [B], voor zover hier van belang, aan Bronwaterleiding Doorn geschreven:
Inmiddels heb ik de identiteit van degene in 1999 de aandelen aan mijn vader geleverd heeft, kunnen achterhalen. Dit betreft de heer [D], thans wonende te -- aan de --.
Recentelijk heeft deze persoon een en ander aan mij bevestigd. Overigens, volgens [D] moet het uw cliënte vanaf het moment van mijn eerste verzoek zeer wel bekend zijn geweest van welke stakeholder een aandelenbelang van deze omvang oorspronkelijk afkomstig was, aangezien alleen een zekere heer [E] hierover kon beschikken. Dit is dan ook de persoon waarvan [D] de aandelen destijds overgenomen heeft. Het verbaast mij dat u in uw correspondentie hierover niets naar voren heeft gebracht, aangezien een en ander blijkbaar bekend had moeten zijn.
2.12. Op 15 september 2008 heeft Bronwaterleiding Doorn, voor zover hier van belang, aan de zoon van [B] geschreven:
Sinds dit voorjaar corresponderen wij over de door u(w vader) gewenste verstrekking van duplicaten van toonderaandelen in cliënte. De correspondentie aan uw zijde vat ik als volgt samen.
Onder deze omstandigheden is niet voldaan aan het bepaalde in art. 2:86d BW en heb ik cliënte geadviseerd geen duplicaten aan u(w vader) te verstrekken.
2.13. De onderhavige 185 toonderaandelen werden in ieder geval tot 30 juni 1999 gehouden door [E] (hierna: [E]).
2.14. [E] was eertijds statutair bestuurder van Bronwaterleiding Doorn. Naar aanleiding van door hem ten nadele van Bronwaterleiding Doorn gepleegde fraude is hij op 19 juni 2000 door de raad van commissarissen van Bronwaterleiding Doorn geschorst en is hij op 7 juli 2000 door de algemene vergadering van aandeelhouders van Bronwaterleiding Doorn ontslagen, alles met onmiddellijke ingang. [E] is ter zake van de fraude strafrechtelijk veroordeeld. Eveneens ter zake van de fraude is [E] bij vonnis van de rechtbank Utrecht van 26 maart 2003 veroordeeld tot betaling aan Bronwaterleiding Doorn van EUR 1.367.717,85 uit hoofde van onverschuldigde betaling en EUR 4.288.205,52 bij wijze van voorschot op de schadevergoeding, alles met wettelijke rente. Bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 10 februari 2005 is het door [E] tegen dat vonnis ingestelde hoger beroep verworpen. [E] heeft de vermelde bedragen niet, althans niet volledig, aan Bronwaterleiding Doorn betaald.
2.15. Op 8 februari 2007 heeft Bronwaterleiding Doorn ten laste van [E] beslag doen leggen onder de Luxemburgse bank. Dat beslag omvat mede de inhoud van een door [E] bij de Luxemburgse bank aangehouden kluis.
2.16. Een ondertekende verklaring van [D] (hierna: [D]), gedateerd 18 september 2008, luidt:
Hierbij verklaar ik, [D], met paspoortnummer --, wonende te -- aan de --, het volgende:
In of rondom 1999 heb ik van de heer [E] een pakket aandelen aan toonder van Bronwaterleiding Doorn overgenomen. Deze heb ik daarna doorverkocht aan de heer [B].
2.17. Bij vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Utrecht van 28 november 2008, in kort geding gewezen in de zaak tussen [B] als eiser en Bronwaterleiding Doorn als gedaagde, is Bronwaterleiding Doorn, voor zover hier van belang, veroordeeld om binnen 72 uur na betekening van dat vonnis de aanvraag van [B] tot het verstrekken van duplicaten van de mantels behorende bij de 185 talons zoals weergegeven in een in die zaak door [B] in het geding gebrachte productie te publiceren op de in artikel 2:86d lid 3 Burgerlijk Wetboek (BW) bedoelde wijze. Bij dat vonnis is Bronwaterleiding Doorn, voor zover hier van belang, tevens veroordeeld om binnen tien dagen nadat is komen vast te staan dat er niet tijdig verzet is ingesteld tegen de aanvraag van [B] of is komen vast te staan dat een verzet tegen die aanvraag bij onherroepelijk geworden uitspraak ongegrond is verklaard, aan [B] duplicaten van de bedoelde mantels te verstrekken.
2.18. Bronwaterleiding Doorn heeft in de Telegraaf van 6 december 2008 de volgende mededeling gepubliceerd:
Conform het bepaalde in artikel 2:86d lid 3 BW publiceert de naamloze vennootschap Bronwaterleiding “Doorn” N.V. te Doorn hierbij de door haar ontvangen aanvraag van de heer [B], wonende te --, tot het aan hem verstrekken van 185 duplicaten van verloren gegane aandeelbewijzen. Iedere belanghebbende kan binnen zes weken vanaf de dag na deze publicatie door een verzoekschrift aan de rechtbank in verzet komen tegen de verstrekking van de door de heer [B] gewenste duplicaten.
2.19. De gemeente houdt 54 gewone aandelen op naam en 2 prioriteitsaandelen op naam in het kapitaal van Bronwaterleiding Doorn.
2.20. [A] houdt 19 (gewone) aandelen op naam in het kapitaal van Bronwaterleiding Doorn.
2.21. Een ondertekende verklaring van [E], gedateerd 15 mei 2009, luidt als volgt:
Van de heer [D], wonende te --, heb ik vernomen dat er een procedure loopt tegen de Bronwaterleiding Doorn N.V. over een aandelenpakket dat van mij afkomstig is. In verband hiermee is mij verzocht enkele vragen te beantwoorden. Hoewel ik normaal gesproken geen behoefte heb mijn medewerking aan dit soort zaken te verlenen, maak ik in dit geval met genoegen een uitzondering.
De vraag of ik mijn aandeelbewijzen met dividendbewijzen Bronwaterleiding verkocht heb aan de heer [D] kan ik bevestigend beantwoorden. Ik meen dat ik destijds 218 aandeelbewijzen in mijn bezit had. Wanneer precies [D] eigenaar is geworden, is moeilijk te achterhalen omdat de heer [D] destijds al enige tijd het grootste gedeelte van het pakket voor mij onder zich hield en op een bepaald moment afgesproken is dat hij deze mocht verrekenen. Dit zal ergens in 1999 of 2000 geweest zijn.
Ik begreep van [D] dat de Bronwaterleiding nu stelt dat dit pakket destijds een waarde vertegenwoordigde van miljoenen guldens. Dit is een merkwaardige stelling omdat de Bronwaterleiding wel beter weet. Het pakket vertegenwoordigde destijds nauwelijks enige waarde. Door Waterleidingbedrijf Midden-Nederland (WMN) is destijds een bod gedaan van één gulden op de aandelen. De Bronwaterleiding zelf heeft nog in 2005 van de Belastingdienst een achttal uit mijn boedel afkomstige aandeelbewijzen aangekocht voor een prijs van € 227,00 per aandeel. De belastingdienst heeft de waarde vastgesteld op nihil. Ik zal aan deze verklaring een brief d.d. 3 november 2005 hechten van de Belastingdienst inzake deze verkoop.
Er is inderdaad beslag gelegd op de inhoud van een kluis in Luxemburg welke op mijn naam geregistreerd staat. De Bronwaterleiding zou zich in deze procedure op het standpunt stellen dat zich in de kluis mogelijk toonderaandelen Bronwaterleiding bevinden. Helaas moet ik de Bronwaterleiding teleurstellen. Voor zover mij bekend, ligt in die kluis hoogstens een postzegelverzameling. Ik begrijp overigens niet waarom zo lang gewacht wordt met het openen van deze kluis. De inhoud had dan allang bekend kunnen zijn.
Evenmin heb ik een Luxemburgse bank aandelen laten aanmelden bij de Bronwaterleiding.
2.22. Een door een Luxemburgse gerechtsdeurwaarder opgemaakt proces-verbaal, gedateerd 28 juli 2009, betreffende de inhoud van de door [E] bij de Luxemburgse bank aangehouden kluis luidt, voor zover hier van belang:
Ledit coffre a été ouvert par un employé de la banque et j’ai constaté la présence de:
(…)
20 actions au porteur de 500 florins de la société Naamlooze Vennootschap Bronwaterleiding Doorn numérotées: 18, 19, 33, 34, 35, 43, 59, 106, 109, 110, 138, 166, 199, 201, 202, 203, 369, 370, 371, 372.
3.1. De gemeente en [A] verzoeken de rechtbank bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, hun verzet tegen de door [B] verzochte verstrekking van duplicaten gegrond te verklaren, met veroordeling van [B] in de kosten van het geding.
3.2. De gemeente en [A] stellen dat zij als aandeelhouders van Bronwaterleiding Doorn belanghebbenden zijn in de zin van artikel 2:86d lid 4 BW. De gronden van hun verzet luiden, samengevat, als volgt: (a) [B] heeft zijn beweerdelijke positie als rechthebbende op de onderhavige 185 toonderaandelen niet voldoende aannemelijk gemaakt; (b) er zijn gegronde redenen om aan te nemen dat niet [B] maar [E] (of een ander) (nog steeds) aandeelhouder is; (c) er is behoefte aan nadere rechterlijke toetsing van de vorderingen en waardering van het aangedragen bewijsmateriaal van [B]; (d) de aandeelhouders dreigen, ten tweeden male, (onherstelbaar) gedupeerd te worden.
3.4. Op de (nadere) stellingen en verweren wordt hierna, in het kader van de beoordeling, (nader) ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Artikel 2:86d lid 4 BW bepaalt dat iedere belanghebbende binnen zes weken vanaf de dag na de publicatie van de aanvraag door een verzoekschrift aan de rechtbank in verzet kan komen tegen de verstrekking, door de vennootschap, van het door de houder van een bewijs van aandeel aan toonder verzochte duplicaat.
4.2. Het verzoekschrift is op 16 januari 2009 bij de rechtbank ingekomen. De gemeente en [A] zijn aldus, gelet op het bepaalde in artikel 2:86d lid 4 BW en de publicatie van de aanvraag van [B] om duplicaten op 6 december 2008, tijdig in verzet gekomen.
4.3. [B] voert tot zijn verweer in de eerste plaats aan dat de gemeente en [A] geen belanghebbenden zijn in de zin van artikel 2:86d lid 4 BW. Volgens [B] volgt uit de parlementaire geschiedenis bij die bepaling dat de kring van belanghebbenden beperkt is tot derden die het origineel van de betrokken toonderaandelen of delen daarvan bezitten. De gemeente hoort daar volgens [B] in elk geval niet bij, nu zij – terecht – niet stelt dat zij het origineel van de onderhavige toonderaandelen of delen daarvan bezit. Wat [A] betreft, erkent [B] dat deze houder was van toonderaandeel nummer 32 en dat hij, [B], ter zake van dat aandeel nimmer rechten, van welke aard ook, heeft kunnen doen gelden. De opname van dat aandeel in de aangifte bij de politie en de aanmelding bij Euroclear Nederland was volgens [B] een vergissing. Bij de brief van zijn zoon aan Bronwaterleiding Doorn van 27 maart 2008 was dan ook geen kopie van talon (en 70e dividendbewijs) nummer 32 gevoegd. Aldus [B], die concludeert dat ook [A] niet, althans niet meer, tot de in artikel 2:86d lid 4 BW bedoelde kring van belanghebbenden behoort.
4.4.1. De rechtbank volgt [B] niet. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.4.2. De door [B] bedoelde passage uit de parlementaire geschiedenis luidt als volgt: “De vennootschap is gehouden de aanvraag te publiceren. Derden die het origineel of delen daarvan bezitten zijn op deze manier in de gelegenheid om voor hun rechten op te komen. Zij kunnen tegen de verstrekking van het duplicaat verzet aantekenen bij de rechtbank (…)” (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997-1998, 26 133, nr. 3, blz. 2).
Aan [B] kan worden toegegeven dat de wetgever de door hem genoemde derden vooropstelt. De wetgever doet dat echter in het kader van de verplichting van de vennootschap tot publicatie van de aanvraag om duplicaten. De wetgever heeft kennelijk willen bewerkstelligen dat die derden op de hoogte (kunnen) zijn van de (mogelijk) met hun rechten botsende aanspraken van degenen die duplicaten aanvragen. De door [B] bepleite beperking van de kring van belanghebbenden tot die derden is daarmee niet gegeven. Die beperking staat niet in de aangehaalde passage en kan daarin redelijkerwijs ook niet worden gelezen.
4.4.3. Een dergelijke beperking zou ook niet wenselijk zijn. Alles zou afhangen van in de eerste plaats de wetenschap van de derden die het origineel of delen daarvan bezitten (welke wetenschap met de publicatie van de aanvraag om duplicaten nog niet is gegarandeerd), en vervolgens van de vraag of en, zo ja, in hoeverre die derden in staat en bereid zijn in verzet te komen. Een en ander terwijl bij het al dan niet aandeelhouder zijn van een bepaalde persoon, althans het al dan niet kunnen uitoefenen van de aandeelhoudersrechten door die persoon, onmiskenbaar ook rechtens te respecteren belangen van anderen (kunnen) zijn betrokken. Dat geldt in elk geval voor de (belangen van) degenen die krachtens de wet en de statuten bij de organisatie van de vennootschap zijn betrokken, waaronder de overige aandeelhouders in die vennootschap; vergelijk artikel 2:8 BW. Die betrokkenen dient de mogelijkheid om voor hun belangen op te komen, bijvoorbeeld dat van een ordentelijke besluitvorming door de algemene vergadering van aandeelhouders, niet te worden onthouden.
4.4.4. De slotsom uit het voorgaande is dat de gemeente en [A] dienen te worden aangemerkt als belanghebbenden in de zin van artikel 2:86d lid 4 BW.
4.5.1. Daarmee komt de rechtbank toe aan de beoordeling van de verzetsgronden.
4.5.2. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit (het systeem van) artikel 2:86d BW dat wie om een duplicaat van een verloren gegaan aandeelbewijs verzoekt, en vervolgens wordt geconfronteerd met op gemotiveerde betwisting van zijn aandeelhouderschap gebaseerd verzet tegen de verstrekking daarvan, zijn stelling dat hij aandeelhouder is voldoende (nader) toelicht en onderbouwt en zo nodig (dat wil zeggen: bij voldoende gemotiveerde betwisting) bewijst.
Dit volgt in de eerste plaats uit de leden 1 en 2 van artikel 2:86d BW, die spreken van de houder van een bewijs van aandeel aan toonder, waaronder slechts kan worden verstaan de eigenaar van het betrokken toonderaandeel. Dit volgt ook uit de Memorie van Toelichting bij die bepaling: “Ontbreekt een statutaire voorziening of is deze ontoereikend, dan moet de eigenaar van een toonderaandeel terug kunnen vallen op een algemene wettelijke regeling” (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997-1998, 26 133, nr. 3, blz. 2).
De aanvrager, hoezeer ook eigenaar, loopt aldus een zeker bewijsrisico. Dit is echter niet onredelijk. Zoals in de Memorie van Toelichting wordt opgemerkt: “Verlies en diefstal van aandeelbewijzen behoren tot het maatschappelijk risico van de rechthebbende” (Tweede Kamer, vergaderjaar 1997-1998, 26 133, nr. 3, blzz. 2-3). Bovendien kan, zoals in de Memorie van Toelichting ook wordt opgemerkt, het bewijs van aandeelhouderschap op diverse manieren geleverd worden: “Allereerst door het tonen van het beschadigde exemplaar; voorts door middel van administratie” (idem, blz. 2). Uit dit laatste volgt dat wie niet, althans niet voldoende, administratie houdt, deze zelf gecreëerde bewijsnood niet kan inroepen ter verlichting van zijn processuele verplichtingen.
De rechtbank merkt, ten overvloede, nog op dat bewijs van aandeelhouderschap niet hetzelfde is als bewijs van verlies of diefstal van een aandeelbewijs.
4.5.3. Naar het oordeel van de rechtbank voldoet [B] niet aan de zo-even omschreven processuele verplichtingen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
a. De onderhavige toonderaandelen werden in ieder geval tot 30 juni 1999 gehouden door [E].
b. [B] stelt dat [E] de onderhavige toonderaandelen op enige datum heeft overgedragen aan [D]. Volgens de verklaring van [D] was dat in of rondom 1999, volgens de verklaring van [E] was dit ergens in 1999 of 2000. [E] en [D] zijn beiden vaag over wijze van totstandkoming en voorwaarden van hun gestelde transactie. Bewijsstukken ontbreken.
c. [B] stelt dat hij zich zijn voorman tot medio 2008 niet herinnerde. Hij stelt dat hij diens identiteit pas na 11 juni 2008 heeft kunnen achterhalen. [B] licht niet toe hoe hij [D] alsnog op het spoor is gekomen.
d. [D] en [B] zijn beiden vaag over wijze van totstandkoming en voorwaarden van hun gestelde transactie. Dat is eens te meer opmerkelijk omdat die transactie volgens [B] samenhing met een transactie in onroerend goed. [B] plaatste de transactie met [D] aanvankelijk in, althans rond, 1998. Later heeft hij – zonder toelichting – echter ook andere jaren genoemd, laatstelijk 2002. [D] laat iedere tijdsaanduiding achterwege. Bewijsstukken van de gestelde transactie ontbreken.
e. [B] bestrijdt niet, althans niet voldoende gemotiveerd, dat mantels en dividendbladen van toonderaandelen afzonderlijk onderwerp van overeenkomsten kunnen zijn en afzonderlijk kunnen worden overgedragen.
f. [B] bestrijdt niet, althans niet voldoende gemotiveerd, dat het bezit van dividendbladen geen bewijs vormt van eigendom van de desbetreffende toonderaandelen.
g. De administratie van [B] is een puinhoop; de kwalificatie is van [B] zelf.
h. [B] stelt dat hij de onderhavige talons (en dividendbewijzen) in januari 2008 heeft teruggevonden en dat hij er tot dan toe geen aandacht aan had besteed. Dit betekent dat alle handelingen met betrekking tot de onderhavige toonderaandelen tot januari 2008 niet door [B] kunnen zijn verricht.
i. [B] bestrijdt niet, althans niet voldoende gemotiveerd, dat de 165 toonderaandelen uit het bericht van de Luxemburgse bank van 4 oktober 2002 behoren tot de onderhavige 185 toonderaandelen. [B] maakt niet duidelijk hoe dit gegeven kan worden gerijmd met zijn stelling dat hij toen al eigenaar was van de onderhavige 185 toonderaandelen en dat de Luxemburgse bank niet voor hem (die zich pas jaren later weer van zijn eigendom bewust is geworden) handelde.
j. [B] maakt niet duidelijk hoe de aanwezigheid van de kopie van toonderaandeel nummer 1 bij het bericht van de Luxemburgse bank van 4 oktober 2002 kan worden gerijmd met zijn stelling dat hij toen ook al eigenaar was van dat toonderaandeel en dat de Luxemburgse bank ook ter zake van dat toonderaandeel niet voor hem handelde.
k. [B] bestrijdt niet, althans niet voldoende gemotiveerd, dat de aangifte bij de politie geen bewijs vormt van eigendom van de desbetreffende toonderaandelen.
l. [B] bestrijdt niet, althans niet voldoende gemotiveerd, dat de aanmelding bij Euroclear Nederland geen bewijs vormt van eigendom van de desbetreffende toonderaandelen.
m. [B] bestrijdt niet, althans niet voldoende gemotiveerd, dat [E] er sedert het vonnis van de rechtbank Utrecht van 26 maart 2003 geen belang bij heeft zich met waarden als de onderhavige toonderaandelen openlijk bij Bronwaterleiding Doorn te melden.
n. De gebleken aanwezigheid van twintig van de onderhavige toonderaandelen in de kluis bij de Luxemburgse bank tast de geloofwaardigheid van de verklaring van [E], die in zeer stellige bewoordingen het tegenovergestelde inhoudt, ook voor de overige 165 onderhavige toonderaandelen in verregaande mate aan.
o. [B] geeft voor de aanwezigheid van die twintig toonderaandelen in de kluis bij de Luxemburgse bank geen, althans geen voldoende, verklaring. [B] geeft ook geen, althans geen voldoende, nadere toelichting op de lotgevallen van de overige 165 toonderaandelen, die volgens zijn stellingen op enig moment moeten zijn gescheiden van de twintig toonderaandelen die zijn aangetroffen in de kluis bij de Luxemburgse bank. Geconfronteerd met het proces-verbaal van de Luxemburgse gerechtsdeurwaarder stelt [B] (die tot dan toe bij zijn stelling dat hij 185 mantels en dividendbladen van [D] heeft ontvangen geen enkel voorbehoud had gemaakt) slechts dat [D] zijn verplichtingen jegens hem kennelijk niet volledig is nagekomen. Mede in het licht van de verklaringen van [E] en [D], die beiden met geen woord reppen van de door [B] gestelde scheiding van de onderhavige toonderaandelen in een pakket van 165 en een pakket van twintig, had het op de weg van [B] gelegen die stelling nader toe te lichten en te onderbouwen; [B] laat dat na.
p. Zeker onder de hiervoor vermelde omstandigheden kan uit de omstandigheid dat zich geen derden hebben gemeld die (delen van) het origineel van de onderhavige (mantels van) toonderaandelen bezitten niet de conclusie worden getrokken dat [B] eigenaar van die toonderaandelen is.
4.5.4. Uit het voorgaande vloeit voort dat het verzet gegrond dient te worden verklaard.
4.6. De rechtbank ziet geen aanleiding tot een proceskostenveroordeling.
5. De beslissing
De rechtbank:
- verklaart het verzet van de gemeente en [A] tegen de door [B] verzochte verstrekking van duplicaten gegrond;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.E. Dorsman en in het openbaar uitgesproken op 22 april 2010.?