ECLI:NL:RBAMS:2010:BN8405

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
467335 / FA RK 10.6863
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontslagverzoek op basis van de Wet BOPZ met betrekking tot zorg en thuissituatie van betrokkene

Op 27 september 2010 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een ontslagverzoek van betrokkene, geboren in 1922, die momenteel verblijft in een verpleeginrichting. De officier van justitie had op 9 augustus 2010 een verzoek ingediend tot ontslag van betrokkene op basis van artikel 49 van de Wet BOPZ. Betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat mr. L.C. Trompetter, heeft aangegeven dat hij terug wil keren naar zijn woning, waar hij bereid is om thuiszorg en toezicht te accepteren. Echter, er zijn twijfels over de wilsbekwaamheid van betrokkene, die lijdt aan dementie, mogelijk van het type Alzheimer, en die eerder heeft aangegeven geen hulp te willen accepteren.

Tijdens de zitting is naar voren gekomen dat de mentor van betrokkene, de heer [naam 1], zich zorgen maakt over de situatie van betrokkene en de gevolgen van een terugkeer naar huis. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor een concreet zorgplan dat de veiligheid van betrokkene in de thuissituatie kan waarborgen. De rechtbank heeft ook twijfels over de bereidheid van betrokkene om zich in de thuissituatie adequaat te laten verzorgen, gezien zijn eerdere gedrag en de inconsistenties in zijn verzoeken.

De rechtbank heeft het ontslagverzoek afgewezen, maar heeft wel begrip voor de klachten van betrokkene over zijn huidige leefomgeving. De rechtbank heeft aangegeven dat een voorwaardelijk ontslag in de toekomst mogelijk is, mits er een zorgvuldig plan voor thuiszorg wordt opgesteld. De rechtbank heeft benadrukt dat de zorg van vrienden niet voldoende garanties biedt voor de kwaliteit en continuïteit van de zorg die betrokkene nodig heeft. De beslissing is genomen in het belang van de veiligheid en het welzijn van betrokkene.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
CIVIELE SECTOR
BESCHIKKING
Ontslag
De officier van justitie heeft op 9 augustus 2010 een verzoek ingediend waarbij de beslissing
van deze rechtbank wordt verzocht op een verzoek tot ontslag als bedoeld in artikel 49 van de Wet BOPZ van:
[naam betrokkene]
geboren op [geboortedatum] 1922,
wonende te [adres],
verblijvende te [locatie].
Ter terechtzitting met gesloten deuren van 17 september 2010 zijn gehoord:
betrokkene
advocaat van betrokkene, mr. L.C. Trompetter
mentor van betrokkene, de heer [naam 1]
behandelend specialist ouderengeneeskunde, tevens geneesheer-directeur van Cordaan,
mevrouw [naam 2]
directeur van de locatie [locatie], de heer [naam 3]
officier van justitie, mevrouw P. Wijffels.
Uit de overgelegde stukken, de gehouden verhoren en de verkregen inlichtingen is het volgende gebleken:
Betrokkene heeft middels een schrijven van 8 juni 2010 gericht aan de directie van zorgcentrum
[verpleeginrichting] om ontslag verzocht.
Op 15 juni 2010 heeft de directeur van verpleeginrichting [locatie], de heer [naam 3], schriftelijk gereageerd op het ontslagverzoek van betrokkene. De heer [naam 3] heeft in dit schrijven aangegeven dat hij op de hoogte is van het feit dat betrokkene niet langer op de gesloten afdeling van [verpleeginrichting] wil verblijven en dat in overleg met zijn mentor op korte termijn gezocht zal worden naar een andere woonvorm.
Betrokkene heeft ter zitting medegedeeld dat hij niet kan begrijpen waarom hij in een verpleeginrichting opgenomen is en dat hij ook niets begrijpt van alle juridische procedures rondom zijn persoon. Betrokkene heeft aangegeven dat hij zichzelf nog prima kan redden en dat hij daarom terug wil keren naar zijn woning. Volgens betrokkene zijn er genoeg goede buren en vrienden die hem thuis ondersteuning kunnen bieden.
De officier van justitie heeft ter zitting medegedeeld dat er onduidelijkheid ontstaan is omtrent de vraag wie op dit moment de advocaat van betrokkene is. Betrokkene werd aanvankelijk bijgestaan door mr. Dickhoff. In het kader van het huidige ontslagverzoek heeft zich plotseling
mr. L.C. Trompetter als advocaat van betrokkene gesteld op verzoek van de vriendengroep van betrokkene. Vervolgens is er onenigheid ontstaan omdat de mentor van betrokkene weigerde om mr. Trompetter te betalen omdat betrokkene al een advocaat had. De officier van justitie heeft ten slotte aangegeven dat zij wel een volmacht heeft gezien waaruit blijkt dat betrokkene
mr. Trompetter toestemming gegeven heeft om zijn belangen te behartigen in het kader van zijn ontslagverzoek.
De mentor van betrokkene heeft ter zitting medegedeeld dat hij er niet gelukkig mee is dat
mr. Trompetter plotseling in beeld gekomen is als de advocaat van betrokkene in het kader van zijn ontslagverzoek. De reden hiervoor is het feit dat betrokkene al een advocaat had, te weten mr. Dickhoff en een wisseling van advocaat voor betrokkene opnieuw veel onrust met zich meebrengt. Betrokkene geeft telkens aan dat hij rust wil, maar er zijn voortdurend mensen om hem heen die onrust veroorzaken door voortdurend op betrokkene in te praten en allerlei procedures in gang te zetten. Volgens de mentor kan mr. Trompetter niet als onafhankelijk betiteld worden omdat zij ingeschakeld is door de vriendengroep van betrokkene. Binnen deze vriendengroep bevinden zich enkele personen die betrokken zijn geweest bij de ontvoering van betrokkene uit verpleeginrichting [verpleeginrichting]. De reactie van mr. Dickhoff op de gang van zaken is niet bekend omdat mr. Dickhoff op dit moment vakantie viert.
De advocaat heeft ter zitting medegedeeld dat zij begin mei 2010 benaderd is door vrienden van betrokkene omdat zij zich ernstig zorgen maakten om betrokkene. Betrokkene verbleef op dat moment in [verpleeginrichting] en hij was daar erg ongelukkig omdat hij daar op een gesloten afdeling zat die voor hem totaal ongeschikt was. De advocaat heeft aangegeven dat zij betrokkene vervolgens meerdere keren gesproken heeft. Tijdens deze gesprekken gaf betrokkene telkens aan dat hij niet langer in [verpleeginrichting] wilde verblijven. Uiteindelijk is besloten om een ontslagprocedure in gang te zetten. De advocaat heeft verder aangegeven dat zij uitsluitend de belangen van betrokkene behartigt en dat betrokkene een volmacht heeft getekend waaruit blijkt dat hij haar toestemming geeft om zijn belangen te behartigen in het kader van de ontslagprocedure. Volgens de advocaat wordt zij niet betaald door betrokkene. Zij heeft eenmalig een klein bedrag ontvangen van een vriendin van betrokkene.
De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek vervolgens kort geschorst voor beraad omtrent de besproken situatie. Na beraad heeft de rechtbank geoordeeld dat geen reden is om te twijfelen aan de onafhankelijkheid en de integriteit van mr. Trompetter, zij bij de rechtbank bekend staat als gecertificeerd BOPZ-advocaat en dat de rechtbank derhalve accepteert dat zij betrokkene als advocaat bijstaat.
De advocaat heeft medegedeeld dat betrokkene ontslagen wil worden uit de verpleeginrichting omdat hij terug wil keren naar zijn woning aan de [adres]. Betrokkene is bereid om thuis hulp en toezicht te accepteren. Uit een contra-expertise die verricht is onder de supervisie van professor [professor] van het VUMC te Amsterdam is volgens de advocaat gebleken dat bij betrokkene sprake is van dementie, mogelijk van het type Alzheimer. Het korte termijn geheugen van betrokkene is ernstig gestoord en ook zijn er nog andere cognitieve stoornissen geconstateerd. Betrokkene wordt wilsonbekwaam geacht.
Voor wat betreft zijn ontslagwens dient betrokkene wilsbekwaam te worden geacht omdat hij duidelijke signalen geeft en uitlatingen doet waaruit blijkt dat hij niet in een verpleeginrichting wil verblijven. Het gevaar kan in de thuissituatie worden afgewend als er thuiszorg wordt geregeld voor zijn verzorging en de toediening van zijn medicatie, hij van vrienden en buren ondersteuning krijgt. Indien nodig kan betrokkene 24-uurs hulp inkopen, aldus de advocaat. Volgens haar is naar de mening van professor [professor] betrokkene thuis het beste op zijn plek. De advocaat heeft hierbij aangetekend dat zij er vanuit gaat dat betrokkene voldoende financiële middelen heeft om 24-uurs hulp in te kopen. De bewindvoerder heeft tot nu toe geweigerd om
informatie te verstrekken met betrekking tot het vermogen van betrokkene. De advocaat heeft primair verzocht het ontslagverzoek toe te wijzen, en subsidiair verzocht om de behandeling van het onderhavige verzoek aan te houden voor de duur van twee weken, om zodoende de gelegenheid te krijgen om een zorgplan op te stellen dat erop gericht zal zijn om gevaar in de thuissituatie af te wenden.
Mevrouw [naam 2] heeft ter zitting medegedeeld dat zij betrokkene gesproken heeft en dat zij op de hoogte is van de inhoud van zijn dossier. Uit onderzoek is gebleken dat bij betrokkene sprake is van dementie, waarschijnlijk van het type Alzheimer. Het korte termijn geheugen van betrokkene is ernstig gestoord en betrokkene is gedesoriënteerd in tijd en plaats. Daarnaast persevereert betrokkene en heeft hij last van inprentingsstoornissen. Betrokkene heeft verder op somatisch gebied problemen met de bloedvaten in zijn benen. Betrokkene krijgt hiervoor medicatie. Betrokkene heeft dagelijks veel zorg, structuur en toezicht nodig. Gebleken is dat betrokkene hierbij veel baat heeft. Betrokkene geeft aan dat hij tevreden is over zijn verblijf in [locatie], maar hij blijft volharden in zijn wens om terug te keren naar zijn woning. Voorafgaande aan zijn gedwongen opname in een verpleeginrichting is betrokkene sterk gedehydreerd thuis aangetroffen. De woning van betrokkene was ernstig vervuild. Het kwam ook vaak voor dat betrokkene op straat ging zwerven en vervolgens verdwaalde als gevolg van zijn desoriëntatie. Dit gebeurde ook tijdens de nachtelijke uren. Als betrokkene terugkeert naar zijn woning dan is 24-uurs zorg en toezicht door gekwalificeerd personeel noodzakelijk. Gelet op het feit dat in het geval van betrokkene geen sprake is van planbare zorg zal de Stichting Thuiszorg deze zorg niet kunnen bieden. Betrokkene zal zich dan moeten wenden tot de particuliere verpleegzorg. De kosten van deze zorg zullen hoog zijn en deze zullen door betrokkene zelf moeten worden betaald. Daarnaast is andere zorg nodig, bijvoorbeeld bezigheidstherapie. Het is daarbij de vraag of betrokkene thuis hulp zal accepteren. Voorafgaande aan zijn gedwongen opname deed betrokkene de deur van zijn woning niet open voor de huisarts en hulpverleners. Betrokkene heeft geen ziektebesef en -inzicht en het is bekend dat dementie van het type Alzheimer een progressief karakter heeft. De verwachting is dat op korte termijn ernstig gevaar zal ontstaan als betrokkene in de thuissituatie geen adequate hulp en toezicht zal krijgen. Als aan de voorwaarden voor een terugkeer naar huis wordt voldaan kan een voorwaardelijk ontslag van betrokkene overwogen worden. Mevrouw [naam 2] heeft verder gezegd dat een te frequente verandering van leefomgeving voor betrokkene niet goed is.
De heer [naam 3] heeft ter zitting medegedeeld dat hij geen geneesheer-directeur van Cordaan is en dat hij zijn brief van 15 juni 2010 derhalve niet in deze hoedanigheid heeft geschreven. Deze brief had volgens de heer [naam 3] bij nader inzien opgesteld moeten worden door mevrouw
[naam 2] aangezien zij geneesheer-directeur is van Cordaan.
De heer [naam 1] heeft ter zitting medegedeeld dat het van belang is dat betrokkene een plek heeft waar hij zich thuis voelt. Betrokkene heeft aangegeven dat hij het in [locatie] naar zijn zin heeft. Volgens betrokkene is het personeel aardig en wordt hij goed verzorgd. Toch blijft betrokkene voortdurend aangeven dat hij naar huis wil. Zolang deze wens in het geheugen van betrokkene gegrift staat zal hij dit blijven zeggen. Dit is een bekend fenomeen bij mensen die aan dementie lijden en die vanwege ernstige problemen in de thuissituatie opgenomen zijn in een verzorgingstehuis dan wel een verpleeginrichting. Betrokkene geeft regelmatig aan dat hij rust wil. Tot nu toe heeft betrokkene deze rust niet kunnen krijgen omdat er steeds mensen bij hem op bezoek komen die druk op hem uitoefenen en namens hem allerlei procedures in gang zetten. De heer [naam 1] heeft aangegeven dat hij zich ernstig zorgen maakt als betrokkene terug zal keren naar zijn woning. Betrokkene heeft last van ernstige geheugenstoornissen. Voorafgaande aan zijn gedwongen opname is er brand ontstaan in de woning van betrokkene omdat betrokkene vergeten was om het gas uit te zetten. Daarnaast is het zeer de vraag of 24-uurs hulp en toezicht haalbaar is. De Stichting Thuiszorg biedt deze zorg alleen als mensen terminaal zijn. Daar is in het geval van betrokkene geen sprake van. De kosten van particuliere verpleegzorg zullen kolossaal zijn. Dit is niet wenselijk. Betrokkene heeft een huurcontact getekend voor een in aanbouw zijnde instelling die zich speciaal richt op dementerende mensen. Deze instelling zal gevestigd zijn aan de [adres]. Het betreft hier geen instelling in de zin van de wet BOPZ. Betrokkene zal in deze instelling een eigen appartement krijgen op de begane grond met een eigen tuintje. Betrokkene kan dit appartement naar eigen wens inrichten. In deze instelling zal betrokkene tevens voldoende zorg en toezicht krijgen van gekwalificeerd personeel. Voor een plek in deze instelling moet betrokkene een deel zelf betalen. Het resterende bedrag valt onder de AWBZ. De instelling zal op 1 februari 2011 opgeleverd worden. De verwachting is dat betrokkene uiterlijk op 1 maart 2011 zijn intrek kan nemen in deze instelling. In afwachting van overplaatsing naar deze instelling kan op korte termijn gezocht worden naar plek in een instelling van Cordaan die het best past bij de situatie en de wensen van betrokkene.
Overwegingen
Betrokkene heeft op 8 juni 2010 een verzoek tot ontslag ingediend bij de directie van zorgcentrum [verpleeginrichting]. In artikel 2:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat het bestuursorgaan geschriften tot behandeling waarvan kennelijk een ander bestuursorgaan bevoegd is onverwijld doorzendt naar dat orgaan. Dit is niet gebeurd, en daarom is geen beslissing genomen op het verzoek door het bevoegde orgaan, te weten de geneesheer-directeur. Nu deze op enig moment na 8 juni 2010 op de hoogte gekomen is van het verzoek, en ook nadien geen beslissing heeft genomen, is artikel 49, tweede lid, Bopz van toepassing. Daaruit volgt dat door de rechtbank dient te worden gehandeld als ware het verzoek afgewezen door de geneesheer-directeur.
Kern van het standpunt van betrokkene, c.q. zijn advocaat, is dat het gevaar van zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang dat door de stoornis van betrokkene wordt veroorzaakt kan worden afgewend door andere voorzieningen die voor betrokkene minder belastend zijn dan een gedwongen opname. In dit verband heeft de advocaat de inkoop van
24-uurs (particuliere) thuiszorg en hulp van vrienden volgens een vast schema genoemd. Zij verzoekt subsidiair om aanhouding van de zaak voor twee weken ten einde een concreet hulpplan te kunnen overleggen.
De rechtbank verwerpt dit standpunt, en ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden in afwachting van de opstelling van een concreet hulpplan door de advocaat.
De rechtbank is van oordeel dat eventuele hulp thuis zal moeten worden verleend door gediplomeerde en gekwalificeerde zorg. De zorg van vrienden, hoe goed bedoeld ook, biedt te weinig garanties voor kwaliteit en continuïteit. Zoals de geneesheer-directeur ter zitting heeft aangegeven is 24-uurs professionele zorg noodzakelijk omdat vooraf niet duidelijk is bij welke algemene dagelijkse handelingen betrokkene hulp nodig heeft. Dat kan van dag tot dag verschillen. Naast professionele zorg thuis behoeft betrokkene ook andere gekwalificeerde zorg, zoals b.v. bezigheidstherapie. Thans is het volstrekt onduidelijk of een dergelijke voorziening haalbaar is en voldoende is om het gevaar af te wenden.
De advocaat heeft de door haar genoemde 24-uurs hulp thuis op geen enkele wijze geconcretiseerd. Het is haar niet euvel te duiden dat zij geen financiële onderbouwing van dit voorstel heeft kunnen geven omdat zij van de bewindvoerder van betrokkene geen informatie heeft kunnen krijgen over de financiële situatie van betrokkene. Niettemin had de advocaat wel een uitgewerkt plan met betrekking tot de inhoud van de te verlenen zorg, en de personen of instanties die daarvoor de verantwoordelijkheid zouden kunnen nemen kunnen overleggen. De advocaat is immers al geruime tijd betrokken bij de zaak.
Voor de rechtbank is daarnaast doorslaggevend dat de geneesheer-directeur ter zitting heeft aangegeven twijfels te hebben over de consistentie van de bereidheid van betrokkene om zich in de thuissituatie op een adequate wijze te laten verzorgen.
De rechtbank acht deze twijfel gerechtvaardigd nu uit de geneeskundige verklaringen die in diverse procedures zijn opgesteld het volgende is gebleken:
- toen betrokkene nog zelfstandig woonde deed hij de deur niet open voor hulpverleners;
- tijdens zijn opname in een algemeen ziekenhuis wegens ernstige lichamelijke problemen probeerde betrokkene regelmatig weg te lopen;
- betrokkene heeft geen enkel ziekte-inzicht;
- betrokkene is wantrouwig naar zijn omgeving toe omdat hij denkt dat mensen op zijn geld uit zijn.
Onder deze omstandigheden acht de rechtbank het waarschijnlijk dat betrokkene zich in de thuissituatie zal gaan verzetten tegen de hulpverlening en zichzelf wederom in een gevaarlijke situatie zal brengen. Dat dan opnieuw een voorlopige machtiging of (verlenging van) de inbewaringstelling moet worden aangevraagd, ligt dan in de rede.
Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank het verzoek afwijzen.
Dit neemt niet weg dat de rechtbank begrip heeft voor de klachten van betrokkene over zijn dagelijkse leefomgeving. De rechtbank zou zich kunnen voorstellen dat na de opstelling van een zorgvuldig plan met betrekking tot 24-uurshulp, waarbij ook met de geneesheer-directeur is overlegd met betrekking tot de kwaliteit, omvang en inhoud van de te verlenen hulp, een verzoek tot het verlenen van voorwaardelijk ontslag wordt ingediend. Een voorwaardelijk ontslag zou kunnen worden ingetrokken indien betrokkene zich onttrekt aan ambulante hulpverlening, zodat directe heropname mogelijk zou zijn.
Ter voorlichting van partijen wijst de rechtbank in dit verband erop dat de termijn van 4 maanden als bedoeld in het zesde lid van artikel 49 Bopz niet van toepassing is op een verzoek tot voorwaardelijk ontslag, nu het verzoek van betrokkene van 8 juni 2010, dat thans ter beoordeling voorligt, betrekking had op een onvoorwaardelijk ontslag.
De rechtbank vertrouwt er verder op dat de advocaat bij haar eventuele verdere stappen ten behoeve van betrokkene onderkent dat, zoals gesteld door de mentor, in ieder geval medio februari, uiterlijk maart 2011 een geschiktere verblijfslocatie voor de betrokkene beschikbaar zal zijn, en dat overleg met de mentor noodzakelijk is, nu deze betrokkenes wettelijke vertegenwoordiger is in zaken betreffende verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding.
BESLISSING:
De rechtbank:
wijst het ontslagverzoek van betrokkene af.
Deze beslissing is gegeven op 27 september 2010 door mr. Th.P.J. de Graaf, voorzitter,
mr. J. Kloosterhuis en mr. A.E. de Vos, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. Binken als griffier.