ECLI:NL:RBAMS:2010:BN8274
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Overlevering van een opgeëiste persoon aan België voor deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juli 2010 uitspraak gedaan over de overlevering van een opgeëiste persoon aan België. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 9 juni 2010, naar aanleiding van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 4 juni 2010 door de Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1971 en thans gedetineerd in Amsterdam, wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie die zich bezighoudt met de import en handel in harddrugs, specifiek cocaïne, via de haven van Antwerpen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW). Het EAB bevatte voldoende informatie over de feiten en de rol van de opgeëiste persoon, inclusief de omstandigheden waaronder de strafbare feiten zijn gepleegd. De rechtbank heeft de argumenten van de verdediging, die stelde dat het EAB onvoldoende was onderbouwd, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon voldoende op de hoogte was van de beschuldigingen en dat de specialiteit gewaarborgd was.
De feiten die aan de overlevering ten grondslag liggen, zijn onder andere de deelname aan een criminele organisatie en de illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat aan alle eisen van de OLW is voldaan en heeft de overlevering toegestaan. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de opgeëiste persoon, zijn raadsman en een tolk, en er is geen gewoon rechtsmiddel tegen deze uitspraak open.