ECLI:NL:RBAMS:2010:BN7860

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-660271-10 (PROMIS)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord op portier in Club 8 te Amsterdam

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 september 2010 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot moord. De verdachte heeft op 12 december 2009, na een ruzie in Club 8 te Amsterdam, de portier [slachtoffer] met een mes in het hoofd gestoken. Het slachtoffer moest operatief worden behandeld, waarbij het mes uit zijn schedel werd verwijderd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 7 september 2010 heeft de officier van justitie, mr. S. de Klerk, de vordering gedaan en heeft de verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. I.R. Rigter, zijn verdediging gevoerd. De rechtbank heeft de getuigenverklaringen en camerabeelden in overweging genomen en kwam tot de conclusie dat de verdachte inderdaad de dader was. Ondanks de ontkenning van de verdachte, waren de getuigenverklaringen consistent en betrouwbaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorbedachten rade handelde, wat leidde tot de bewezenverklaring van de poging tot moord. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 10.855,-, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook de verplichting opgelegd aan de verdachte om dit bedrag te betalen aan het slachtoffer, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/660271-10 (PROMIS)
Datum uitspraak: 21 september 2010
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres],
gedetineerd in het Huis van Bewaring "Havenstraat" te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 september 2010.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. S. de Klerk en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. I.R. Rigter, advocaat in Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 12 december 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (en met voorbedachten rade) [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), naar voornoemde [slachtoffer] is/zijn gegaan en/of (vervolgens) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, één of meermalen in het hoofd van voornoemde [slachtoffer] heeft/hebben gestoken.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1 De redengevende feiten
Op grond van de inhoud van de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, gaat de rechtbank van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Op 12 december 2009 vindt in Club 8 in Amsterdam-West een feest plaats. Verdachte gaat samen met een vriend rond 1.15 uur de club binnen. Nadien voegen zich nog twee andere vrienden bij hen. Omstreeks 3.00 uur, vlak voor sluitingstijd, komen klachten van bezoekers van het hippiefeest binnen en besluit portier [naam 1] samen met collega [slachtoffer] de jongens uit de club te verwijderen. Na een discussie ontstaat een schermutseling tussen [naam 1] en verdachte. Er wordt geduwd en getrokken en verdachte schreeuwt, scheldt en uit bedreigingen richting [naam 1]. Ook de rest van de groep jongens bemoeit zich ermee en de groep wordt al discussiërend door portier [naam 1] en zijn collega [slachtoffer] naar de uitgang begeleid.i Bij de garderobe krijgt verdachte een tik van [naam 1] tegen zijn hoofd.ii Verdachte raakt geagiteerd en schreeuwt: "wacht maar, om vier uur ben je dood!" of woorden van gelijke strekking.iii Verdachte pakt vervolgens zijn jas en gaat weg omdat hij zichzelf niet wil verliezen.iv Verdachte loopt door de glazen deur naar het trappenhuis terwijl het geruzie bij de garderobe doorgaat.v In het trappenhuis ziet een bezoekster van het feest dat een opgefokte man van ongeveer 1.80 meter lang en een slank postuur voorover staat gebogen en iets aan het doen is. Zij ziet dat de man in het trappenhuis een mesje in zijn handen heeft en weer door de glazen deur naar binnen probeert te gaan.vi [slachtoffer] ziet dat verdachte achter de glazen deur staat en tegen de deur slaat.vii De glazen deur wordt door één van de vier jongens, degene met het petje,viii opengedaan en verdachte loopt weer richting de garderobe waar het geduw en getrek tussen de twee portiers en drie andere jongens in volle gang is. De ruzie verplaatst zich naar de deuropening. [slachtoffer] en [naam 1] staan bij de deuropening en proberen drie van de jongens, waaronder verdachte naar buiten te werken, terwijl verdachte herhaaldelijk schreeuwt: "ik ga je afmaken". Verdachte staat dan achter twee van zijn vrienden. Als [slachtoffer] een van de jongens als schild gebruikt en hem tegen verdachte en degene met het petje duwt, wordt in een flits door iemand uitgehaald en gaat een hand in de richting van het hoofd van [slachtoffer].ix Verdachte zegt weer tegen [naam 1] dat het nu drie uur is en dat hij om vijf uur dood zal zijn en de jongens rennen weg naar buiten.x
[slachtoffer] blijkt op dat moment met een mes te zijn gestoken in zijn hoofd.xi Hij wordt met een ambulance naar het ziekenhuis vervoerd terwijl het mes nog in zijn schedel zit. Daar wordt het mes op de operatietafel met kracht verwijderd nadat de schedel van [slachtoffer] is gelicht.xii
Het slachtoffer [slachtoffer] en zijn collega [naam 1] hebben bij een Foslo-confrontatie verdachte herkend als degene die [slachtoffer] gestoken heeft.xiii Floormanager [naam 2] wijst op een afdruk van de camerabeelden NN1 aan - verdachte [verdachte] - als degene die heeft gestoken.xiv
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt dat bewezen kan worden dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Het is verdachte geweest die [slachtoffer] met een mes in zijn hoofd gestoken heeft. Verdachte heeft met opzet en met voorbedachte raad gepoogd [slachtoffer] te vermoorden. Verdachte heeft een vooropgezet plan gehad de portier om het leven te brengen. Verdachte had daartoe een mes bij zich en heeft voldoende gelegenheid tot reflectie gehad. Verdachte wist dat [slachtoffer] zou kunnen overlijden ten gevolge van steken met een mes in het hoofd. Het opzet ligt in de aard van zijn gedragingen.
3.3 Het standpunt van de verdediging
Verdachte ontkent betrokken te zijn bij het steekincident. Ter terechtzitting verklaart hij dat hij die nacht wel met een aantal vrienden in Club 8 geweest en betrokken is geweest bij een schermutseling met portiers, maar hij heeft het slachtoffer niet met een mes in zijn hoofd gestoken.
3.3.1. Sporen mes
De raadsman heeft aangevoerd dat er geen technisch bewijs is dat erop duidt dat verdachte de steker was. Op het mes zijn geen DNA-sporen van verdachte maar wel van een onbekende man A gevonden. Indien het verdachte was geweest die het mes had gebruikt, dan zou het mes zijn sporen moeten dragen, aangezien verdachte blote handen had, het mes bij zich moet hebben gehad, hevige kracht uitgeoefend moet hebben en verdachte snel en veel lichaamsvocht en huidcellen verliest. Nu dat niet het geval is, kan verdachte niet de steker zijn. De door de officier van justitie gesuggereerde sterilisatie van het mes in de operatiekamer heeft er niet toe geleid dat sporen van de onbekende man A zijn verdwenen. Het sporenonderzoek aan het mes steunt de hypothese dat een ander dan verdachte de steker is, aldus de raadsman.
3.3.2. Getuigenverklaringen
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de getuigen zich mogelijk hebben vergist bij het aanwijzen van de steker. De getuigenverklaringen zijn daarmee onbetrouwbaar. Geen van de getuigen heeft de hand met daarin het mes daadwerkelijk gezien. De hectische situatie in de donkere ruimte maakt dat de waarnemingscondities niet optimaal waren.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat de bewijswaarde van de Foslo-confrontaties van [slachtoffer] en [naam 1] gering is. Beiden hebben voorafgaand aan de confrontatie beelden van het incident op televisie gezien. Op die beelden is verdachte de enige persoon die niet onherkenbaar is gemaakt. Herkenning van verdachte als de steker ligt in die omstandigheden in de rede.
Getuige [slachtoffer] wijst verdachte weliswaar aan als de steker, maar beweert bij de rechter-commissaris ook dat de steker niet één van de twee jongens is met de pet of die met de bril, terwijl degene met de bril en zonder het petje, verdachte is. [slachtoffer] sluit daarmee verdachte als steker uit.
Ook de verklaring van [naam 3] - de dame op de gang - is onbetrouwbaar, omdat de kans op foutieve waarnemingen en herinneringen aanzienlijk is. De raadsman voert daartoe aan dat [naam 3] mogelijk achteraf, toen zij begreep dat kort na haar vertrek iemand met een mes in zjin hoofd was gestoken, heeft geconcludeerd dat zij de jongen met het mes had gezien. Ze heeft immers nadien gehoord en gezien dat er gestoken was, aldus de raadsman.
3.3.3. Medeplegen.
De raadsman heeft verder aangevoerd dat geen sprake kan zijn van medeplegen, maar hooguit van openlijke geweldpleging, nu nergens uit blijkt dat de groep invloed heeft kunnen uitoefenen op het steken of dit hadden kunnen voorzien of voorkomen.
3.3.4. Voorbedachte raad
Tot slot heeft de raadsman aangevoerd dat geen sprake kan zijn van voorbedachte raad, nu het steken in een opwelling is gebeurd en het incident zelf in heel korte tijd geschied was, waardoor geen tijd voor reflectie aanwezig is geweest. Daarnaast duidt het pakken van een mes niet noodzakelijkerwijs op het voornemen iemand te doden. Een mes wordt vaak gepakt om daarmee te dreigen of iemand licht te verwonden. Het was bovendien een klein mesje.
3.4 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij niets met de steekpartij te maken heeft. Uit de getuigenverklaringen, de herkenningen en de ter terechtzitting bekeken camerabeelden in onderling verband en samenhang gezien, valt echter af te leiden dat het wel degelijk verdachte is geweest die [slachtoffer] met een mes in zijn hoofd heeft gestoken.
3.4.1 Sporen op het mes
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat het niet aantreffen van DNA-sporen van verdachte op het mes, niet uitsluit dat verdachte dat mes in zijn handen heeft gehad en heeft gebruikt. Vaststaat dat het mes in het hoofd van verdachte zat en door chirurgen van het AMC in Amsterdam operatief - en met kracht - verwijderd is uit de schedel van het slachtoffer. Het mes is niet direct voor onderzoek veiliggesteld. Niet onaannemelijk is dat, zoals ook door de officier van justitie gesuggereerd, het mes is gesteriliseerd voordat men met de operatie is begonnen en dat daardoor mogelijk van verdachte aanwezige biologische contactsporen zijn verdwenen. Verder is niet onaannemelijk dat tijdens de operatie contactsporen van medewerkers van het ziekenhuis op het mes terecht zijn gekomen. Uit de resultaten van het onderzoek aan het mes kan, volgens het Nederlands Forensisch Instituut, niet zondermeer de conclusie worden getrokken dat verdachte geen gebruiker van het mes is geweest.xv Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat aan het al dan niet aanwezige sporenmateriaal op het mes, geen (bewijs)waarde kan worden gehecht.
3.4.2 Herkenningen getuigen
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] geloofwaardig is. Dat hij op de camerabeelden van het binnenkomen in de club verdachte niet herkent als de steker, althans verklaart dat de steker niet degene met het petje of de bril is terwijl verdachte wel degene met de bril is, doet aan dat oordeel niet af. Verdachte ziet er later immers anders uit (namelijk zonder bril en met geopende jas) en niet uit te sluiten is dat [slachtoffer] verdachte ten tijde van zijn binnenkomst niet nauwkeurig in zich op heeft genomen. Bovendien is verdachte bijna twee uur in de club geweest en heeft hij toen daar zonder jas en zonnebril rondgelopen. Niet ondenkbaar is onder die omstandigheden dat [slachtoffer] niet meer weet met wie verdachte is binnengekomen en hoe hij er toen uit zag. [slachtoffer] verklaart wel consistent en zonder twijfel over de rol van verdachte tijdens de worsteling. Hij wijst verdachte aan als de persoon die achter de glazen deur stond en op het raam tikte om terug te keren. Hij wijst hem ook aan als degene die over de anderen heen sprong op het moment dat de deur weer openging en hem in het hoofd stak.
Op relevante onderdelen wordt de verklaring van [slachtoffer] ondersteund door andere getuigenverklaringen. Ook [naam 1] verklaart dat de steker eerst naar buiten ging, toen terugkwam, hij met zijn hand in zijn zak ging, een zwaai maakte met zijn rechterhand en zich lang maakte. [naam 2] verklaart bovendien ook dat het verdachte is geweest die [slachtoffer] heeft gestoken. De rechtbank acht niet aannemelijk dat zowel het slachtoffer als de twee getuigen zich hebben vergist. Zij stonden alle drie dicht bij verdachte op het moment dat er gestoken werd. De getuigen hebben dus, zoals ook blijkt uit de camerabeelden, goed zicht gehad op de steker. [naam 1] verklaart daarnaast nog dat hij verdachte de hele tijd in de gaten heeft gehouden, omdat hij een arm achter zich hield. Bovendien verklaart [naam 2] de steker ook recht in zijn gezicht te hebben gekeken. Dat de getuigen zich onder die omstandigheden vergist zouden hebben bij het aanwijzen van de steker, is niet aannemelijk. Hun getuigenverklaringen worden nog bevestigd door de verklaring van [naam 3], die verklaart dat zij vanaf de trap een man naar de glazen deur zag lopen met een mesje in zijn hand die aan die deur rammelde en schreeuwde: "Doe open" of "Laat mij erin".
Aan dat oordeel doet eveneens niet af dat [slachtoffer] en [naam 1] de beelden uit Club 8 voor de fotoconfrontatie gezien zouden hebben op televisie. Zoals ook ter terechtzitting bleek, zijn deze beelden verre van scherp en duidelijk. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de herkenning van de getuigen zijn oorsprong wel degelijk vindt in de daadwerkelijke waarnemingen van de getuigen in die betreffende nacht. De herinnering aan een ingrijpend incident als het onderhavige is immers ook veel sterker dan de herinnering aan vluchtige beelden op televisie. Bovendien hebben de getuigen nagenoeg onmiddellijk een signalement van de steker opgegeven. Vast staat dat zowel [naam 1] als [slachtoffer], maar ook [naam 2], spreken over de steker als een lange jongen met een mager of slank postuur. [naam 1] en [naam 2] noemen de steker de langste. Verdachte is onmiskenbaar een lange jongen en lijkt ook op de beelden de langste jongen van het stel te zijn. De herkenningen zijn derhalve betrouwbaar.
Er is ook geen aanleiding om te concluderen dat de verklaring van [naam 3] onbetrouwbaar is. Er zijn geen aanwijzingen dat de getuige is beïnvloed door de latere waarneming van het mes in het hoofd van [slachtoffer] en de wetenschap van de steekpartij. Zij heeft drie dagen na het incident een verklaring afgelegd op het politiebureau. Die verklaring is gedetailleerd en nauwkeurig en wordt op bepaalde punten ook bevestigd door de verklaringen van de andere getuigen.
3.4.3 Tapgesprekken en verzonnen alibi
De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door het volgende. Uit de tapgesprekkenxvi en uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt dat verdachte zijn moeder en broer instructies geeft over datgene wat zij dienen te verklaren. Zo vraagt hij zijn moeder te verklaren om verdachte niet op de door de politie te tonen foto's te herkennen, omdat verdachte dan '6 of 7 jaar erbij' krijgt. Dezelfde instructies geeft hij aan zijn broer [naam 4]. Ook vraagt hij [naam 5] voor hem te liegen en hem een alibi te verschaffen voor de nacht van 11 op 12 december 2009.xvii Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij uit paniek een alibi heeft verzonnen, omdat hij niet in de problemen wilde komen. Eerst ter zitting heeft hij toegegeven dat hij in Club 8 aanwezig was en heeft hij zichzelf op de beelden aangewezen. De rechtbank is van oordeel dat het niet aannemelijk is dat verdachte een alibi verzint voor iets wat hij niet gedaan heeft. Het is op zijn minst opmerkelijk dat verdachte een alibi verzint, instructies aan familieleden geeft en het over "6 of 7 jaar" heeft, terwijl hij naar eigen zeggen niets met de steekpartij te maken heeft maar "hooguit enkele lelijke dingen heeft gezegd tegen [naam 1]", zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard.
3.4.4 Voorbedachte raad
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de daad het gevolg is geweest van een enige tijd tevoren door verdachte genomen besluit. Hij heeft in het tijdsverloop tussen het nemen van dat besluit en de uitvoering daarvan nagedacht over, en zich rekenschap gegeven van, de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad. Ook na kort beraad kan sprake zijn van voorbedachte raad.xviii
Voor zover verdachte in een plotselinge opwelling of in een hevige gemoedsbeweging handelde, neemt dit niet weg dat zijn handelen in relatie staat tot het vooraf genomen besluit. Verdachte is, naar eigen zeggen, weggelopen bij de ontstane ruzie, omdat hij anders "zichzelf zou verliezen" maar heeft kennelijk vervolgens toch besloten terug te gaan naar de ruziënde mannen. Vanaf het moment dat verdachte wegloopt en op de gang zijn mes uitklapt, tot aan het moment dat hij de club weer betreedt na op de glazen deur te hebben geklopt en gewacht te hebben tot een van zijn vrienden de deur voor hem opende, heeft verdachte voldoende gelegenheid gehad zich te beraden.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij kwaad was op [naam 1], de collega van het slachtoffer [slachtoffer]. Ook op de camerabeelden is te zien dat verdachtes woede zich voornamelijk op [naam 1] richt. Het is dan ook [naam 1] die, blijkens de getuigenverklaringen en de beelden, op een afstand van verdachte blijft staan. Het is echter [slachtoffer] die daar tussen staat en het slachtoffer wordt van die woede van verdachte op het moment dat [slachtoffer] de andere jongen tegen verdachte aanduwt.
Aan voorbedachte raad staat niet in de weg dat er een verwisseling plaats heeft wat betreft de persoon van het slachtoffer, een zogenaamde error in persona, met andere woorden een wijziging van plan met betrekking tot het beoogde slachtoffer.xix Daarbij is van belang dat [slachtoffer] en [naam 1] beiden portiers zijn en gezamenlijk probeerden verdachte en zijn vrienden te verwijderen.
Onder deze omstandigheden kan van het handelen met een vooropgezet plan handelen door verdachte worden gesproken.
3.4.5 Opzet
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat verdachte opzet op de dood van [slachtoffer] heeft gehad. Verdachte heeft zijn mes gepakt en daarmee in het hoofd van het slachtoffer gestoken. Hij wist dat [slachtoffer] daardoor zou kunnen overlijden. De handelingen van verdachte waren naar hun aard gericht op het toebrengen van dodelijk letsel aan [slachtoffer]. Hij werd geraakt nabij zijn slaap en het mes is dwars door de schedel van het slachtoffer gegaan. Het opzet ligt in het gericht steken naar het hoofd en de kracht waarmee dit geschied moet zijn. Verdachte had dan ook het opzet op het overlijden van [slachtoffer].
3.4.6 Medeplegen
Met de verdediging en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet gesproken kan worden van medeplegen van poging tot moord. De rechtbank spreekt verdachte dan ook voor dat onderdeel vrij.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte een poging tot moord op [slachtoffer] heeft begaan.
3.5 Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 12 december 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, naar
voornoemde [slachtoffer] is gegaan en vervolgens met een mes eenmaal in het hoofd van voornoemde [slachtoffer] heeft gestoken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
4. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
5. De strafbaarheid van verdachte
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
6. Motivering van de straf en maatregel
6.1 Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar met aftrek van voorarrest. Daarnaast dient de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toegewezen te worden met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
6.2 Standpunt van de verdediging
6.2.1 De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie gevorderd.
6.2.2 De benadeelde partij dient in haar vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsman verzocht de gevorderde schade door vermindering van inkomsten te matigen.
6.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft geprobeerd een portier van Club 8 van het leven te beroven. Wat een gezellige avond had moeten zijn, is uitgelopen op een drama. Dit misdrijf heeft de bezoekers en met name het personeel van de club ernstig geschokt. Feiten als deze brengen grote onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweeg. Door dergelijk zinloos geweld te plegen heeft verdachte de rechtsorde schade toegebracht. Verdachte heeft blijk gegeven van een volstrekt gebrek aan respect voor het leven van zijn medemens. Door het verwonden van [slachtoffer] heeft hij bovendien het leven van het slachtoffer op blijvende wijze ingrijpend beïnvloed. Zo leeft het slachtoffer, zoals ook is gebleken ter terechtzitting, met een groot litteken op zijn hoofd, heeft hij angstklachten en denkt hij elke dag nog, vooral bij het zien van een mes, aan het incident. Hij is niet meer in staat zijn reguliere werkzaamheden te verrichten en zal zich moeten laten behandelen door een psycholoog. Verdachte heeft met zijn handelen doen blijken van een grove minachting voor het slachtoffer. De impact op het slachtoffer is bijzonder groot geweest en de rechtbank acht een lange gevangenisstraf de enige passende straf voor een dergelijk delict.
Blijkens een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 15 maart 2010 is verdachte in Nederland veelvuldig veroordeeld voor zowel vermogens- als geweldsdelicten. Verdachte was ten tijde van het bewezene met verlof in het kader van een opgelegde ISD-maatregel (de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders). Dit heeft verdachte er echter niet van weerhouden wederom een ernstig strafbaar feit te plegen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het beknopte reclasseringsadvies van 25 februari 2010. De rechtbank heeft eveneens acht geslagen op het in opdracht van de rechtbank ingestelde psychologisch onderzoek naar verdachte van klinisch- en forensisch psycholoog Prof. dr. J.J. Baneke. Uit laatstgenoemd rapport van 16 april 2010 blijkt dat verdachte niet wilde meewerken aan het onderzoek en daar geen nadere reden voor heeft opgegeven.
Verdachte is in opdracht van de rechtbank tevens bezocht door psychiater M.R. Weeda die op 3 mei 2010 rapport uit heeft gebracht. Verdachte wil niet meerwerken aan onderzoek omdat hij eerdere, negatieve ervaringen met pro jusititia rapportages heeft gehad. De psychiater merkt nog op dat verdachte geen (pathologish) paranoïde indruk maakt en evenmin als verward of gedesoriënteerd overkomt.
Nu verdachte niet heeft meegewerkt aan de onderzoeken en dus geen nader inzicht is verkregen in de persoon van verdachte, kan de rechtbank eventuele persoonlijke omstandigheden niet in het bepalen van de strafmaat betrekken.
Naar een algemene hier te lande gebruikelijke maatstaf wordt het begaan van een dusdanig ernstig feit veelal bestraft met een gevangenisstraf van acht jaren. Feiten of omstandigheden die aanleiding zouden geven van deze maatstaf af te wijken zijn in dit geval niet gebleken.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft een bedrag van € 17.455,- gevorderd, met wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. [slachtoffer] vordert € 10.000 immateriële en € 7.455,- materiële schade. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat een deel van die vordering van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor de behandeling in dit strafgeding. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden.
Blijkens de vordering en de toelichting ter terechtzitting heeft benadeelde naast materiële schade ook emotionele schade opgelopen door een ernstig traumatiserend voorval als het onderhavige mee te maken. Daarbij wordt in het bijzonder in aanmerking genomen dat de benadeelde partij de fysieke en emotionele gevolgen van het hem toegebrachte letsel moet dragen.
De gevorderde vergoeding van materiële schade kan worden toegewezen tot een bedrag van € 5.855,-. De rechtbank wijst de gevorderde schade met betrekking tot de medische kosten à € 155,- en de eigen bijdrage rechtsbijstand à € 100,- geheel toe, maar matigt het gevorderde schadebedrag door vermindering van inkomsten, in die zin dat zij de gevorderde reiskosten aftrekt - verdachte heeft immers geen reiskosten hoeven maken in die periode dat hij niet heeft kunnen werken - en het misgelopen inkomen vaststelt op €1.600,- per maand gedurende drieënhalf maand (totaal € 5.600,-).
De omvang van de immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank niet eenvoudig vast te stellen, voor zover deze meer bedraagt dan € 5.000,-.
De rechtbank zal de vordering toewijzen tot een bedrag van € 10.855,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
8. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.5. is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot moord.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 8 (acht) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], domicilie kiezende ten kantore van mr. M.dl.C.C.C. van Rooij, Van Rooij, De Jong en Haime Advocaten en Fiscalisten, [adres], toe tot een bedrag van € 10.855,- (tienduizendachthonderdenvijfenvijftig euro) te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele vordering.
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 10.855,- (tienduizendachthonderdenvijfenvijftig euro) te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 89 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte aan een van voornoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. A.E.J.M. van Gielen en N.J. Koene, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N. Tanoglu, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 september 2010.
De oudste rechter
is buiten staat dit vonnis
mede te ondertekenen.
i Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009333888-1 van 16 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 6], doorgenummerde pag. 1-5, inhoudende de verklaring van [slachtoffer],
een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009333888-16 van 13 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 7], doorgenummerde pag. 10-14, inhoudende de verklaring van getuige [naam 1],
een proces-verbaal van verhoor met nummer 2009333888-6 van 22 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 8], doorgenummerde pag. 17-19A, inhoudende de verklaring van getuige [naam 1],
een proces-verbaal van verhoor met nummer 2009333888-3 van 12 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 8], doorgenummerde pag. 23-27, inhoudende de verklaring van getuige [naam 2],
een proces-verbaal van verhoor met nummer 2009333888-15 van 18 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 8], doorgenummerde pag. 28-31, inhoudende de verklaring van getuige [naam 2],
een proces-verbaal van verhoor met nummer 2009333888-3 van 14 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 7], doorgenummerde pag. 32-37, inhoudende de verklaring van getuige [naam 2],
en een proces-verbaal van verhoor met nummer 2009333888-26 van 18 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 7], doorgenummerde pag. 38-40, inhoudende de verklaring van getuige [naam 2]. Een en ander wordt bevestigd door de camerabeelden van het incident zoals deze ter terechtzitting zijn bekeken en besproken.
ii De verklaring van verdachte [verdachte], zoals vastgelegd in het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam van 7 september 2010,
een proces-verbaal van verhoor met nummer 2009333888-3 van 12 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 8], doorgenummerde pag. 23-27, inhoudende de verklaring van getuige [naam 2]
en een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009333888-16 van 13 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 7], doorgenummerde pag. 10-14, inhoudende de verklaring van getuige [naam 1].
iii Een proces-verbaal van verhoor met nummer 2009333888-3 van 12 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 8], doorgenummerde pag. 23-27, inhoudende de verklaring van getuige [naam 2]
En een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009333888-16 van 13 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 7], doorgenummerde pag. 10-14, inhoudende de verklaring van getuige [naam 1].
iv De verklaring van verdachte [verdachte], zoals vastgelegd in het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam van 7 september 2010.
v Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009333888-16 van 13 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 7], doorgenummerde pag. 10-14, inhoudende de verklaring van getuige [naam 1].
vi Een proces-verbaal van verhoor met nummer 2009333888-21 van 15 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 7], doorgenummerde pag. 41-43, inhoudende de verklaring van getuige [naam 3].
vii Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009333888-1 van 16 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 6], doorgenummerde pag. 1-5, inhoudende de verklaring van [slachtoffer].
viii Waarnemingen en bevindingen van de rechtbank ter terechtzitting van 7 september 2010, zoals vastgelegd in het proces-verbaal ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam van 7 september 2010.
ix Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009333888-1 van 16 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 6], doorgenummerde pag. 1-5, inhoudende de verklaring van [slachtoffer],
een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009333888-16 van 13 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 7], doorgenummerde pag. 10-14, inhoudende de verklaring van getuige [naam 1]
en een proces-verbaal van verhoor met nummer 2009333888-3 van 12 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 8], doorgenummerde pag. 23-27, inhoudende de verklaring van getuige [naam 2].
x Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009333888-16 van 13 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 7], doorgenummerde pag. 10-14, inhoudende de verklaring van getuige [naam 1].
xi Een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009333888-1 van 16 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 6], doorgenummerde pag. 1-5, inhoudende de verklaring van [slachtoffer].
een proces-verbaal van aangifte met nummer 2009333888-16 van 13 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 7], doorgenummerde pag. 10-14, inhoudende de verklaring van getuige [naam 1]
en een proces-verbaal van verhoor met nummer 2009333888-3 van 12 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 8], doorgenummerde pag. 23-27, inhoudende de verklaring van getuige [naam 2].
xii Een geschrift, zijnde een verslag van de operatie van [slachtoffer] in het Academisch Medisch Centrum, Afdeling Neurochirurgie te Amsterdam van 12 december 2009, doorgenummerde pagina 400-401.
xiii Een proces-verbaal van bevindingen foto confrontatie [slachtoffer] met nummer 2009333888 van 9 maart 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 9], doorgenummerde pag. 267-284 en een proces-verbaal van bevindingen foto confrontatie [naam 1] met nummer 2009333888 van 10 maart 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 9], doorgenummerde pag. 285-301.
xiv een proces-verbaal van verhoor met nummer 2009333888-3 van 14 december 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 7], doorgenummerde pag. 32-37, inhoudende de verklaring van getuige [naam 2]
en de verklaring van verdachte [verdachte], zoals vastgelegd in het proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam van 7 september 2010.
xv Een geschrift, zijnde een brief van het Ministerie van Justitie Nederlands Forensisch Instituut, van 2 september 2010, opgemaakt door [naam 10], inhoudende de verklaring van voornoemde deskundige.
xvi Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2009333888-74 van 9 maart 2010 2009 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 7], doorgenummerde pag. 145-195, inhoudende de verklaring van bovengenoemde verbalisant en de letterlijke uitwerking van de tapgesprekken.
xvii Een proces-verbaal van verhoor met nummer 2009333888-105 van 22 april 2010 in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam 7] en [naam 11], doorgenummerde pag. 395-399, inhoudende de verklaring van getuige [naam 5].
xviii Verg.: HR 7 december 1999, NJ 2000, 263.
xix Verg. HR 19 november 1888, W 5637.
??
??
??
??
Parketnummer: 13/660271-10 (PROMIS)
Inzake: [verdachte]
11
Parketnummer: 13/660271-10 (PROMIS)
Inzake: [verdachte]
Parketnummer: 13/660271-10 (PROMIS)
Inzake: [verdachte]