ECLI:NL:RBAMS:2010:BN7094

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1108955 EA VERZ 09-5259
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek van de Gemeenschappelijke Ondernemingsraad Tradman Groep inzake instemmingsplicht bij stopzetting bonussysteem

In deze zaak heeft de Gemeenschappelijke Ondernemingsraad (OR) van de Tradman Groep een verzoek ingediend op grond van de artikelen 27 en 36 van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). Het verzoek betreft de vraag of het managementbesluit tot stopzetting van het bonussysteem instemmingsplichtig was. De kantonrechter heeft op 27 april 2010 uitspraak gedaan in deze kwestie. De OR stelde dat het besluit tot intrekking van het bonussysteem nietig was, omdat er geen instemming was verleend door de OR. Tradman FS Holding B.V. en Tradman Corp B.V. voerden aan dat er geen instemming vereist was, omdat het bonussysteem slechts een proef was en niet als een primaire arbeidsvoorwaarde werd beschouwd.

De kantonrechter oordeelde dat het bonussysteem, zoals aangekondigd in een memo van 28 december 2007, bedoeld was om werknemers te stimuleren in hun werkprestaties en dat de hoogte van de bonus afhankelijk was van verschillende criteria. Dit maakte het een primaire arbeidsvoorwaarde. Het besluit van Tradman om het bonussysteem te beëindigen, betekende dat een primaire arbeidsvoorwaarde verviel, wat instemming van de OR vereiste. De kantonrechter verwierp het verweer van Tradman dat de OR niet ontvankelijk was, omdat deze op het moment van indiening van het verzoek nog bestond.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van de OR afgewezen en geoordeeld dat het managementbesluit geen instemming van de OR behoefde. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Deze uitspraak benadrukt het belang van instemming van de OR bij besluiten die primaire arbeidsvoorwaarden raken, en bevestigt de rol van de OR in het beschermen van de rechten van werknemers.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Zaaknummer: 1108955 EA VERZ 09-5259
Beschikking van: 27 april 2010
F.no.: 472
Beschikking van de kantonrechter
I n z a k e
GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMINGSRAAD TRADMAN GROEP
gevestigd te Amstelveen
verzoeker
nader te noemen de OR
gemachtigde: mr. I. de Brouwer
t e g e n
1) TRADMAN FS HOLDING B.V.
en
2) TRADMAN CORP B.V.
gevestigd te Amstelveen
verweersters
nader te noemen Tradman
gemachtigde: mr. S.J. Schijf
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De OR heeft op 3 december 2009 een verzoek ingediend ex artikel 36 van de Wet op de Ondernemingsraden (hierna WOR).
Tradman heeft een verweerschrift ingediend.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 25 januari 2010. Namens de OR zijn verschenen [naam 1], voorzitter, [naam 2], lid, [naam 3], lid en [naam 4], oud-voorzitter, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Tradman is verschenen bij [naam 5], directeur, en [naam 6], HR manager, bijgestaan door haar gemachtigde.
Partijen hebben nadien nog tevergeefs overleg gevoerd teneinde een schikking te bereiken. De beschikking is nader bepaald op heden.
BEOORDELING VAN HET VERZOEK
1. Als gesteld en onvoldoende weersproken kan van het volgende worden uitgegaan:
a. Tradman FS B.V. en Tradman Corp B.V. vormen samen de Tradman groep en maken deel uit van de TMF Group.
b. Op 28 december 2007 is er een ‘internal memo’ naar alle werknemers van Tradman uitgegaan, waarin een “new bonus system” werd aangekondigd, dat gedeeltelijk met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2007 respectievelijk 1 juli 2007 inging. De eerste alinea van het memo luidt als volgt:
“As a result of the discussions to let Tradman personnel share and more participate in the profitability of the Company and as a stimulation of the job you are doing, it is decided to introduce a new bonus system”.
c. In het memo staat verder vermeld:
“ This above mentioned bonus system will be reviewed by Management after one year and can then be adjusted, as this first year will be a trial period”.
d. Op 14 juli 2009 heeft het management van Tradman een bericht aan alle medewerkers gezonden, waarin werd aangekondigd dat er over het jaar 2008 geen bonussen zouden worden uitgekeerd en dat het bonus system was beëindigd.
e. De OR heeft direct, via een e-mailbericht van haar toenmalige voorzitter, de nietigheid van het besluit ingeroepen aangezien er geen instemming door de OR was verleend voor het besluit tot intrekking van het bonus systeem.
f. Nadat Tradman op 17 juli 2009 had bericht dat er naar haar oordeel geen instemming was vereist, heeft de OR bij brief van 5 augustus 2009 de “Bedrijfscommissie Financiële Dienstverlening” gevraagd te bemiddelen.
g. De bedrijfscommissie heeft op 4 november 2009 partijen geadviseerd – kort gezegd- te trachten “onderling naar een werkbare oplossing te zoeken” en “zich dermate te scholen dat een constructieve overlegstructuur tot stand komt”.
h. De OR bestaat vanaf 17 december 2009 niet meer, aangezien per die datum de zittingsperiode is verstreken en het aantal werknemers van Tradman tot onder de 50 personen is gedaald.
2. De OR verzoekt, bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad:
a) te bepalen voor recht dat het besluit tot aanpassing van het bonussysteem is genomen zonder dat de OR hieraan zijn instemming heeft verleend;
b) te bepalen voor recht dat het besluit nietig is;
c) de ondernemer op te dragen binnen 7 dagen na de te wijzen beschikking het besluit te hebben ingetrokken en alle gevolgen die het uitvoeren van het besluit met zich mee heeft gebracht ongedaan te hebben gemaakt.
3. Tradman heeft primair als verweer aangevoerd dat de OR niet ontvankelijk is in het verzoek aangezien hij heeft opgehouden te bestaan.
4. Dit verweer wordt verworpen. Ten tijde van de indiening van het verzoek bestond de OR nog en was op grond van de artikelen 27 en 36 WOR gerechtigd een dusdanig verzoek te doen. Bij de beoordeling van het verzoek hebben de werknemers van Tradman een belang, aangezien het litigieuze besluit tot intrekking van het “bonus system” hun rechtspositie raakt.
5. Verwijzend naar een uitspraak van het Hof `s-Hertogenbosch van 23 mei 2006 (JAR 2007/33) en het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2002 (JAR 2003/18) stelt de OR, zo begrijpt de kantonrechter, dat het “bonus system” van 28 december 2007 als doel en strekking had het toekennen van een variabele beloning volgens een vaste meetsystematiek en dat de intrekking van het “bonus system” daarom instemming van de OR behoefde.
6. Tradman voert als verweer aan dat zij geen besluit heeft genomen waarvoor de instemming van de OR verplicht was. Tradman is overgenomen door de TMF Group en heeft daags voor de overname bij wijze van proef een bonusregeling geïntroduceerd die zou worden geëvalueerd en stopgezet kon worden. De OR is destijds niet om instemming gevraagd en hij heeft daar destijds ook geen aanspraak op gemaakt. Op enig moment is besloten dat het “bonus system” werd beëindigd, omdat het niet goed doordacht was, niet eerlijk was en omdat de Tradman groep niet winstgevend was.
Het gaat hier niet om een beloningssysteem maar om een beloningsregeling, waardoor de hoogte van de beloning en aldus een primaire arbeidsvoorwaarde wordt geregeld. Het besluit van Tradman ziet op het intrekken van de variabele beloning en niet op de systematiek van de bonusregeling. Met de bonusregeling werd beoogd de arbeidsinzet van werknemers te vergroten.
7. Dit verweer slaagt. Uit de onder 1.b. geciteerde alinea uit het memo met betrekking tot “a new bonus system” blijkt dat de regeling is bedoeld om de werknemers te stimuleren in hun werkprestaties door ze een van diverse factoren afhankelijke bonus toe te kennen. De hoogte van die bonus wordt bepaald aan de hand van de in de regeling genoemde criteria. Aldus bepaalt het het niveau van beloning van een werknemer en betreft het daarmee een primaire arbeidsvoorwaarde. Het besluit van Tradman om die regeling te beëindigen, waardoor voor al haar werknemers een primaire arbeidsvoorwaarde -namelijk de variabele beloning- verviel, behoefde dan ook geen instemming van de OR.
8. Het verzoek van de OR zal dan ook worden afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling ten laste van de OR is, gelet op het bepaalde in artikel 22a WOR, geen plaats.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. wijst het verzoek af;
II. compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 april 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.