ECLI:NL:RBAMS:2010:BN7094
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek van de Gemeenschappelijke Ondernemingsraad Tradman Groep inzake instemmingsplicht bij stopzetting bonussysteem
In deze zaak heeft de Gemeenschappelijke Ondernemingsraad (OR) van de Tradman Groep een verzoek ingediend op grond van de artikelen 27 en 36 van de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). Het verzoek betreft de vraag of het managementbesluit tot stopzetting van het bonussysteem instemmingsplichtig was. De kantonrechter heeft op 27 april 2010 uitspraak gedaan in deze kwestie. De OR stelde dat het besluit tot intrekking van het bonussysteem nietig was, omdat er geen instemming was verleend door de OR. Tradman FS Holding B.V. en Tradman Corp B.V. voerden aan dat er geen instemming vereist was, omdat het bonussysteem slechts een proef was en niet als een primaire arbeidsvoorwaarde werd beschouwd.
De kantonrechter oordeelde dat het bonussysteem, zoals aangekondigd in een memo van 28 december 2007, bedoeld was om werknemers te stimuleren in hun werkprestaties en dat de hoogte van de bonus afhankelijk was van verschillende criteria. Dit maakte het een primaire arbeidsvoorwaarde. Het besluit van Tradman om het bonussysteem te beëindigen, betekende dat een primaire arbeidsvoorwaarde verviel, wat instemming van de OR vereiste. De kantonrechter verwierp het verweer van Tradman dat de OR niet ontvankelijk was, omdat deze op het moment van indiening van het verzoek nog bestond.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van de OR afgewezen en geoordeeld dat het managementbesluit geen instemming van de OR behoefde. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Deze uitspraak benadrukt het belang van instemming van de OR bij besluiten die primaire arbeidsvoorwaarden raken, en bevestigt de rol van de OR in het beschermen van de rechten van werknemers.