vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 398332/08-1414
Vonnis van 18 augustus 2010
[eiseres in conventie],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.M. Beer
1. de stichting
DE NEDERLANDSE LETSELSTICHTING,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.H. Homveld,
2. [gedaagde in conventie],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer.
Partijen zullen hierna [eiseres], de NLS en [gedaagde sub 2] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- dagvaarding, tevens provisionele vordering van 9 mei 2008 met 14 producties;
- conclusie van antwoord in het provisioneel incident zijdens [gedaagde sub 2];
- conclusie van antwoord in het provisioneel incident zijdens de NLS;
- vonnis in het incident van 13 augustus 2008;
- incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid zijdens [gedaagde sub 2];
- conclusie van antwoord in het onbevoegdheidincident zijdens [eiseres];
- vonnis in het incident van 5 november 2008;
- incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring, tevens conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie met 17 producties zijdens [gedaagde sub 2];
- vordering ex artikel 843a Rv, tevens verzoek ex artikel 22Rv, tevens conclusie van antwoord in conventie en conclusie van eis in reconventie zijdens de NLS met 10 producties;
- conclusie van antwoord in het incident houdende oproeping in vrijwaring zijdens [eiseres];
- vonnis in het incident van 25 februari 2009;
- het tussenvonnis van 11 maart 2009;
- het proces-verbaal van comparitie van 22 september 2009 en de daarin genoemde stukken, waaronder een akte wijziging eis (in reconventie) zijdens [gedaagde sub 2] en de conclusie van antwoord in reconventie zijdens [eiseres];
- akte zijdens [gedaagde sub 2] met 4 producties;
- de antwoordakte van [eiseres];
- akte van [eiseres] met een productie;
- antwoordakte van [gedaagde sub 2];
- antwoordakte van de NLS.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
In conventie en in reconventie
2.1. Ten behoeve van de leesbaarheid worden de feiten zoals opgenomen in het vonnis (in het incident) van 13 augustus 2008 hier deels nogmaals opgenomen.
2.2. [eiseres] is op 28 oktober 1996 slachtoffer geworden van een verkeersongeval.
2.3. Teneinde de schade vergoed te krijgen van (de rechtsvoorgangster van) schadeverzekeraar Allianz Nederland Schadeverzekering N.V. (hierna: Allianz) heeft [eiseres] bij dagvaarding van 26 november 2001 een procedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank Utrecht. De vordering van [eiseres] bedroeg € 2.874.781,82. In deze procedure trad [gedaagde sub 2] op als de advocaat van [eiseres].
2.4. In oktober 2002 heeft [eiseres] aan [gedaagde sub 2] laten weten dat zij niet meer in staat was de kosten van rechtsbijstand te betalen en heeft er een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van [gedaagde sub 2].
2.5. Op 30 oktober 2002 heeft [gedaagde sub 2] aan [eiseres] een brief gestuurd, waarin voor zover relevant het volgende is vermeld:
“Conform uw verzoek heb ik inmiddels contact opgenomen met de Nederlandse Letselstichting (NLS) over de vraag of deze stichting bereid zou zijn om de betaling van de thans reeds openstaande kosten en in de toekomst in uw zaak nog te maken kosten voor haar rekening te nemen. De NLS bleek daartoe bereid te zijn.
Bij die afweging speelde enerzijds een rol dat er een fors bedrag aan reeds gemaakte kosten in uw zaak openstaat en reeds bij aanvang door de NLS aan mijn kantoor dient te worden betaald. Daarnaast valt in alle redelijkheid te verwachten dat er in uw zaak nog vele tienduizenden euro’s zullen moeten worden besteed alvorens er een definitief vonnis ligt. Hoe groot die kosten zijn is thans vanzelfsprekend niet met zekerheid te zeggen maar die zullen, als ik uw zaak vergelijk met vergelijkbare zaken, ergens liggen tussen enkele tienduizenden euro’s en honderdduizend euro. Daarnaast gaat de zaak om een bijzonder groot financieel belang. Tenslotte lijkt uw wederpartij zich vanaf het allereerste contact met u op een nogal principieel standpunt te hebben gesteld, namelijk dat u vrijwel geen schade heeft. Alles bij elkaar maakt dit dat de NLS bereid is om uw zaak aan te nemen, zij het voor een percentage van de hoofdsom dat voor Nederlandse begrippen uitzonderlijk hoog is, te weten 40% plus BTW van de hoofdsom.
Ik schrijf u dit alles met enige nadruk omdat ik u er nogmaals, evenals in onze bespreking van 17 oktober jongstleden op wil wijzen dat het hier om een belangrijke beslissing gaat, dat het grote bedragen kan betreffen en welke overwegingen daarbij van belang zijn.
Inmiddels treft u hierbij aan de overeenkomst die de Nederlandse Letselstichting met u zou willen aangaan. Ter toelichting het volgende.
Samengevat komen de inhoud van de overeenkomst en de gevolgen ervan erop neer dat de Stichting uw aanspraak tot vergoeding van de schade op de veroorzaker ervan, en ook aanspraken op eventuele verzekeringsuitkeringen die u kunt doen, van u koopt en dat u de Stichting onherroepelijk volmachtigt om de immateriële schade, het zogenaamde ‘smartengeld’, voor u te verhalen.
Aansluitend zal de Stichting mij daarop de opdracht verlenen om te trachten de door u geleden schade namens de Stichting op de veroorzaker, alsmede op eventuele aansprakelijkheids- en/of ongevallenverzekeraars, te verhalen.
(..)
Indien uiteindelijk zal blijken dat er door (of namens) de veroorzaker(s) van de schade en/of een schadevergoeding of verzekeringsuitkering aan de Stichting wordt uitbetaald zal de Stichting aan u 60% van het netto uitgekeerde bedrag betalen onder aftrek van BTW. Het netto bedrag is het bedrag dat door de wederpartij wordt betaald na aftrek van de kosten die de Stichting ten behoeve van het verhaal heeft gemaakt, zoals onder meer advocatenkosten (..)
Indien het uiteindelijk niet tot vergoeding van de schade door de verzekeraar komt neemt de Stichting alle kosten die zij in haar pogingen om de schade te verhalen heeft gemaakt voor haar rekening.
Volledigheidshalve wijs ik u nog op het volgende. Indien u de acte van cessie en volmacht ondertekent en aan mij retourneert, kan in de toekomst mogelijk de situatie ontstaan dat door de wederpartij en/of eventuele verzekeraars een substantieel bedrag wordt uitgekeerd. Van het netto uitgekeerde bedrag komt dan 60% (minus 19% BTW over 40%) aan u toe, en 40% (plus 19% BTW) aan de Stichting. Bovendien rekent de Stichting BTW over haar aandeel. Omdat het hierbij om betrekkelijk grote bedragen kan gaan, hecht ik eraan dat u zich dat nu, bij het aangaan van de overeenkomst realiseert. (..) ”
2.6. Op 1 november 2002 heeft [eiseres] een akte van cessie en volmacht ondertekend. In de akte van cessie is vastgelegd dat haar vordering op Allianz aan de NLS wordt overgedragen. In de akte is verder bepaald dat de NLS 40 % ontvangt van de netto opbrengst (na aftrek van de kosten die de NLS ten behoeve van het verhaal van de vordering heeft gemaakt) van het uiteindelijk op Allianz verhaalde bedrag.
2.7. In 2002 bestond het bestuur van de NLS uit de moeder en een oom van [gedaagde sub 2].
2.8. In het tussenvonnis van 12 september 2007 heeft de rechtbank Utrecht onder meer bepaald dat Allianz [eiseres] een voorschot moest betalen van € 100.000,-. Deze veroordeling was niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.9. Bij brief van 4 oktober 2007 heeft Allianz een schikkingsvoorstel gedaan om € 750.000,- aan schade te vergoeden. Bij brief van 15 oktober 2007 heeft [gedaagde sub 2] aan [eiseres] onder meer geschreven dat bij acceptatie van het voorstel de afrekening er als volgt uit zou zien:
“Hoofdsom: € 750.000,00
Juridische en overige kosten circa: € 120.000,00
€ 630.000,00
40% NLS circa € 240.000,00
€ 390.000,00
19% over € 240.000,00 circa € 50.000,00
Door u te ontvangen circa: € 340.000,00 ”
2.10. Bij brief van 19 oktober 2007 heeft [gedaagde sub 2] namens [eiseres] het hiervoor onder 2.9 genoemde aanbod van Allianz aanvaard.
2.11. Op enig moment is er tussen partijen een geschil over de afrekening gerezen en op 31 oktober 2007 heeft [gedaagde sub 2] zich als advocaat teruggetrokken uit de zaak.
2.12. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van 21 december 2007 in een procedure tussen [eiseres] als eiseres en Allianz en de NLS als gedaagden, waarbij de NLS niet is verschenen en Allianz geen verweer heeft gevoerd, is Allianz veroordeeld om aan [eiseres] een voorschot van € 100.000,- te betalen. De NLS is veroordeeld om deze betaling te gedogen. De voorzieningenrechter heeft voorts bepaald dat de NLS moet meewerken aan depot van het door Allianz per saldo verschuldigde bedrag op een rekening van een notaris totdat het geschil tussen [eiseres] en de NLS over de afrekening is geregeld, dan wel onherroepelijk door de rechter zal zijn beslist.
2.13. In april 2008 is tussen Allianz, de NLS en [eiseres] een vaststellingovereenkomst gesloten uit hoofde waarvan Allianz € 650.000,- (€ 750.000,- minus het reeds aan [eiseres] betaalde voorschot van € 100.000,-) op de bankrekening van een notaris zal overmaken (hierna: “het escrow-depot”). Eveneens in april 2008 hebben [eiseres], de NLS en notaris [notaris] (hierna: “de notaris”) een escrow-overeenkomst gesloten uit hoofde waarvan de notaris – kort gezegd – het bedrag in escrow uitbetaalt na overlegging van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis, dan wel een minnelijke regeling tussen partijen.
2.14. Op 6 november 2008 heeft de voorzieningenrechter te Amsterdam de vordering van [eiseres] om de NLS te veroordelen tot betaling van een voorschot toegewezen voor een bedrag van € 15.000,-.
2.15. Op 4 december 2008 heeft de voorzieningenrechter te Amsterdam de NLS opnieuw veroordeeld om het hiervoor onder 2.14 genoemde bedrag aan [eiseres] te voldoen en heeft de voorzieningenrechter daarbij tevens bepaald dat de NLS dwangsommen voor een bedrag van € 13.000,- heeft verbeurd omdat zij niet tijdig heeft voldaan aan de eerdere veroordeling van 6 november 2008. Deze bedragen zijn door de NLS uit het escrow-depot voldaan.
2.16. Op 21 april 2009 heeft de Raad van Discipline naar aanleiding van een klacht van [eiseres] tegen [gedaagde sub 2] beslist dat de klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk is gezien het tijdsverloop sinds de akte van cessie in 2002. De klacht is verder gedeeltelijk gegrond verklaard en [gedaagde sub 2] is de maatregel van berisping opgelegd. [eiseres] en [gedaagde sub 2] zijn beide in hoger beroep gekomen van deze beslissing bij het Hof van Discipline. Bij beslissing van 11 januari 2010 heeft het Hof de beslissing van de Raad vernietigd en zijn – voorzover hier van belang – de klachtonderdelen van [eiseres] deels gegrond en deels ongegrond verklaard en is aan [gedaagde sub 2] de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk gedurende een maand, voorwaardelijk, opgelegd.
2.17. Op 16 februari 2009 heeft de NLS € 118.697,82 aan [gedaagde sub 2] betaald ter zake van de door hem in het dossier van [eiseres] verstuurde declaraties.
2.18. Op 4 juni 2009 heeft de voorzieningenrechter te Amsterdam de vordering van [eiseres] om de NLS te veroordelen tot betaling van een voorschot toegewezen voor een bedrag van € 25.000,-.
2.19. Op 28 juli 2009 heeft het hof te Amsterdam de uitspraken van de voorzieningenrechter van 6 november 2008 en 4 december 2008 bekrachtigd.
2.20. Op 11 november 2007 heeft een uitzending van het televisieprogramma “Zembla” plaatsgevonden met de titel ‘List en Letselschade’. In de uitzending is ook de huidige advocaat van [eiseres], mr. J.M. Beer (hierna: mr. Beer) aan het woord geweest.
2.21. Op 21 februari 2007 heeft de Volkskrant een artikel gepubliceerd onder de titel ‘No cure, no pay kan pijn doen’. In het artikel is onder meer opgenomen:
“Wat [gedaagde sub 2] hier doet, durft zelfs de meest gehaaide ambulance chaser (..) niet. Het is ongehoord dat [gedaagde sub 2] en de Stichting 55 procent van de uitkering opeisen, zegt Beer, die een tuchtklacht indiende en aangifte deed tegen zijn tegenstrever.”
Voorts vermeldt het artikel onder meer:
“Ik kwam er toen achter dat de oom en de moeder van [gedaagde sub 2] bestuurder waren bij de Letselstichting, en sindsdien hebben we ruzie over geld. (..) Wat mij betreft krijgt hij niets, ‘zegt [eiseres]. ‘Wat ben je voor kerel als je je verschuilt achter een stichting van je moeder?”
2.22. Op 19 oktober 2008 heeft [eiseres] op haar website vermeld:
(…)
“Na tot een deal gekomen te zijn met de verzekeringsmaatschappij, bleek echter mijn toenmalige advocaat een scheve schaats te hebben gereden. Dus nadat ik een andere advocaat in de arm had genomen heb ik dan uiteindelijk op 20 december 2007 in Kort Geding een klein gedeelte van het geld gekregen wat mij toekwam. (..) Mijn kleine gedeelte aan vast inkomen, krijg ik rond de 12e op mijn rekening, en aangezien mijn liggende gelden, geblokkeerd worden door mensen die zich niet aan de wet hebben gehouden, was het voor mij moeilijk om direct de eerste week van de maand de stalhuur te betalen. .”
(…)
3. De vordering in conventie
3.1. [eiseres] vordert primair, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
3.1.1. te verklaren voor recht dat de akte van cessie door [eiseres] en de NLS nietig is, althans dat de akte van cessie buitenrechtelijk is vernietigd, althans deze bij vonnis te vernietigen;
3.1.2. de NLS te veroordelen om te gedogen dat aan [eiseres] alle gelden, afkomstig van de door Allianz betaalde schadevergoedingsuitkering inclusief de daarop gekweekte rente, worden voldaan, die zich ten tijde van het vonnis bevinden in het escrow-depot;
3.1.3. de NLS en [gedaagde sub 2] te veroordelen tot vergoeding van de door [eiseres] geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met rente en kosten;
3.1.4. de NLS en [gedaagde sub 2] te veroordelen binnen twee weken aan [eiseres], althans aan de notaris, alle kosten verbonden aan de ter zake van dit geschil gesloten escrow-overeenkomst te voldoen.
3.2. [eiseres] vordert subsidiair:
3.2.1. [gedaagde sub 2] te veroordelen tot vergoeding van de door eiseres als gevolg van de totstandkoming van de overeenkomst met de NLS geleden en te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met rente en kosten.
3.3. [eiseres] vordert primair en subsidiair de NLS en [gedaagde sub 2] te veroordelen binnen twee weken aan [eiseres] de volgens het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de proceskosten, en – voor het geval voldoening binnen die termijn niet plaats vindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, vermeerderd met de volgends het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de nakosten, te voldoen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.4. [eiseres] stelt daartoe, samengevat, primair dat de cessie van haar vordering op Allianz aan de NLS nietig is wegens strijd met de goede zeden en/of de openbare orde en subsidiair dat de cessie vernietigd moet worden op grond van dwaling en misbruik van omstandigheden. Voorts stelt [eiseres] dat de NLS en [gedaagde sub 2] jegens haar onrechtmatig hebben gehandeld.
3.5. De NLS en [gedaagde sub 2] voeren gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De vordering in reconventie van [gedaagde sub 2]
4.1. [gedaagde sub 2] vordert, na eiswijziging, om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
4.1.1. voor recht te verklaren dat de hiervoor onder 2.20 tot en met 2.22 genoemde uitlatingen onrechtmatig zijn jegens [gedaagde sub 2], althans een zodanige voorziening te treffen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
4.1.2. [eiseres] te verbieden in het vervolg uitlatingen te doen die [gedaagde sub 2] en [advocatenkantoor gedaagde sub 2] in hun eer en goede naam aantasten, dan wel redelijkerwijs als schadelijk voor hun eer en goede naam kunnen worden geacht;
4.1.3. [eiseres] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 10.000,- althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom voor elke dag of deel daarvan dat zij niet voldoet aan het gevorderde onder 4.1.2. met een maximum van € 250.000,-;
4.1.4. [eiseres] te veroordelen tot vergoeding van alle schade die [gedaagde sub 2] en [advocatenkantoor gedaagde sub 2] heeft geleden of zal lijden als gevolg van de onder 4.1.1. genoemde uitlatingen, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, althans een voorziening te treffen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
4.1.5. [eiseres] te veroordelen om binnen twee weken aan [gedaagde sub 2] te voldoen de volgens het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de proceskosten en – voor het geval voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening, vermeerderd met de volgens het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de nakosten.
4.2. [gedaagde sub 2] vordert in voorwaardelijke reconventie:
4.2.1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de akte van cessie nietig is, althans vernietigd:
- [eiseres] te veroordelen tot betaling van € 118.697,82 aan [gedaagde sub 2], althans een zodanige voorziening te treffen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
- [eiseres] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 10.000,- althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom, voor elke dag of deel daarvan dat zij niet voldoet aan het gevorderde onder het voornoemde gedachtestreepje, met een maximum van € 250.000,-;
4.2.2. Indien de rechtbank van oordeel is dat zowel [eiseres] als [gedaagde sub 2] ten opzichte van elkaar zich onrechtmatig hebben gedragen en daaruit voor beide schade is voortgevloeid:
- voor recht te verklaren dat alle schade die [gedaagde sub 2] en [advocatenkantoor gedaagde sub 2] hebben geleden en zullen lijden door de hiervoor onder 2.20. tot en met 2.22. vermelde uitlatingen dient te worden verrekend met de schade van [eiseres].
4.3. [gedaagde sub 2] stelt daartoe, samengevat, dat [eiseres] en haar advocaat door het doen van uitlatingen als hiervoor onder 2.20. tot en met 2.22. vermeld, in strijd hebben gehandeld met de in het maatschappelijk verkeer betamelijke zorgvuldigheid, hetgeen onrechtmatig is tegenover [gedaagde sub 2].
4.4. [eiseres] voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De vordering in reconventie van de NLS
5.1. De NLS vordert, uitvoerbaar bij voorraad:
5.1.1. een verklaring voor recht dat de uitlatingen van [eiseres] in Zembla, de Volkskrant en op de website van [eiseres], zoals hiervoor weergegeven onder 2.20. tot en met 2.22. onrechtmatig zijn jegens de NLS, althans dat de rechtbank een zodanige voorziening treft als haar in goede justitie zal vermenen te behoren;
5.1.2. [eiseres] te verbieden in het vervolg uitlatingen te doen die de NLS in haar eer en goede naam aantasten, dan wel redelijkerwijs als schadelijk voor haar eer en goede naam kunnen worden geacht;
5.1.3. [eiseres] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 10.000,-, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag, voor elke dag of deel daarvan dat zij niet voldoet aan het gevorderde onder 5.1.1. en 5.1.2. , met een maximum van € 250.000,-;
5.1.4. [eiseres] te veroordelen tot vergoeding van alle schade die de NLS heeft geleden of zal lijden als gevolg van de onder 2.20. tot en met 2.22. genoemde uitlatingen, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, althans een voorziening te treffen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
5.1.5. [eiseres] te veroordelen om binnen twee weken aan de NLS de volgens het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de proceskosten en – voor het geval voldoening niet binnen die termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf bedoelde termijn voor voldoening, vermeerderd met de volgens het gebruikelijke tarief te begroten bijdrage in de nakosten.
5.2. De NLS vordert in voorwaardelijke reconventie:
5.2.1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de akte van cessie nietig is, althans vernietigt:
- voor recht te verklaren dat de nietige overeenkomst ex artikel 3:42 Burgerlijk Wetboek (hierna: “BW”) is geconverteerd in een door de rechtbank te bepalen geldige overeenkomst, althans een zodanige voorziening te treffen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
- [eiseres] te veroordelen tot betaling van € 240.000,- aan de NLS, althans een zodanige voorziening te treffen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
- [eiseres] te veroordelen tot betaling van € 118.584,03 aan [gedaagde sub 2], althans een zodanige voorziening te treffen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
5.2.2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de akte van cessie nietig is, althans vernietigt en dat [eiseres] zich onrechtmatig jegens de NLS heeft gedragen:
- voor recht te verklaren dat alle schade die de NLS heeft geleden of zal lijden door de hiervoor onder 2.20. tot en met 2.22. genoemde uitlatingen dient te worden verrekend met het aan [eiseres] toekomende restant van de schade-uitkering van Allianz.
5.2.3. Indien de rechtbank [eiseres] in haar vorderingen in conventie niet ontvankelijk verklaart, althans haar vorderingen ontzegt:
- [eiseres] te veroordelen tot nakoming van de akte van cessie, althans een zodanige voorziening te treffen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
- [eiseres] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 10.000,- althans een door de rechtbank te bepalen dwangsom, voor elke dag of deel daarvan dat zij niet voldoet aan het gevorderde onder het voornoemde gedachtestreepje, met een maximum van € 250.000,-;
- voor recht te verklaren dat [eiseres] aansprakelijk is voor alle schade die de NLS heeft geleden en zal lijden door de niet-nakoming van de akte van cessie door [eiseres], althans een zodanige voorziening te treffen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
- [eiseres] te veroordelen tot vergoeding van alle schade die de NLS door de niet nakoming van de akte van cessie heeft geleden of zal lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, althans een zodanige voorziening te treffen als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
5.3. De NLS stelt daartoe, samengevat, het volgende. Doordat [eiseres] de akte van cessie niet nakomt lijdt de NLS schade. Voorts hebben [eiseres] en haar advocaat door het doen van uitlatingen als hiervoor onder 2.20. tot en met 2.22. vermeld, in strijd gehandeld met de in het maatschappelijk verkeer betamelijke zorgvuldigheid, hetgeen onrechtmatig is jegens de NLS.
5.4. [eiseres] voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna voor zover van belang, nader ingegaan.
6. De beoordeling
Procedureel
6.1. Tijdens de comparitie op 22 september 2009 is bepaald dat [gedaagde sub 2] in de gelegenheid zou worden gesteld om een nadere productie in geding te brengen. [gedaagde sub 2] heeft daartoe een akte genomen met daarbij vier producties. [eiseres] heeft bij antwoordakte bezwaar gemaakt tegen de akte van [gedaagde sub 2] voor zover daarbij meer dan één productie is overgelegd. Het bezwaar van [eiseres] wordt verworpen. [eiseres] stelt weliswaar met recht dat het [gedaagde sub 2] slechts was toegestaan één productie (een verklaring van de ex-echtgenoot van [eiseres]) in geding te brengen en dat [gedaagde sub 2] bij zijn akte niet één maar twee verklaringen van de ex-echtgenoot in geding heeft gebracht, maar het betreffen dus twee verklaringen van dezelfde persoon die bovendien over hetzelfde onderwerp gaan. De andere twee producties betreffen wetteksten. [eiseres] is in de gelegenheid gesteld hierop bij akte te reageren. Niet gesteld of gebleken is dat [eiseres] in enig belang is geschaad.
Strijd met de goede zeden of openbare orde
6.2. [eiseres] stelt primair dat de overeenkomst tot cessie van haar vordering op Allianz aan de NLS nietig is wegens strijd met de goede zeden en/of de openbare orde. De cessie bevat een constructie die bewerkstelligt dat in strijd wordt gehandeld met de in de gedragsregels voor advocaten verboden vergoeding op basis van “no cure, no pay” (hierna: “no cure, no pay”). De NLS is een (volledig of mede) door [gedaagde sub 2] geïnitieerde entiteit en dient alleen om het verbod voor [gedaagde sub 2] om zelf als advocaat op “no cure, no pay” basis te werken, te omzeilen. [eiseres] beroept zich daarbij – kort gezegd – op de volgende omstandigheden: de cessie is op initiatief van [gedaagde sub 2] tot stand gekomen, [gedaagde sub 2] onderhield het contact met de NLS, het bestuur van de NLS bestaat uit familieleden van [gedaagde sub 2], de condities van de cessie zijn buitensporig en ongebruikelijk, alternatieve financiering van de kosten van rechtsbijstand is niet of onvoldoende besproken, [gedaagde sub 2] is pas na beëindiging van zijn werkzaamheden in het geschil met Allianz voor zijn werkzaamheden betaald en het risico voor de afloop van de procedure is feitelijk dan ook niet door de NLS gedragen, maar door [gedaagde sub 2]. Verder geldt volgens [eiseres] dat bij het oordeel over de vraag of een overeenkomst een ongeoorloofde strekking heeft ook de totstandkoming van de overeenkomst betrokken moet worden. Bij de totstandkoming van de cessie is [gedaagde sub 2] opgetreden als advocaat van zowel de NLS als [eiseres]. Dat is eveneens in strijd met de voor [gedaagde sub 2] geldende gedragsregels. Nu de NLS zich bediende van dezelfde advocaat als [eiseres] golden de gedragsregels die op [gedaagde sub 2] van toepassing zijn ook in de relatie tussen de NLS en [eiseres]. Op de NLS rustte daarom, als professionele partij, een gekwalificeerde informatieplicht. De NLS had met [eiseres] de mogelijkheden van alternatieve financiering van de kosten van rechtsbijstand moeten bespreken. Ook omdat de gedragsregels die gelden voor [gedaagde sub 2] niet door de NLS zijn nageleefd is de cessie in strijd met de goede zeden en/of de openbare orde en dus nietig, aldus steeds [eiseres].
6.3. De NLS en [gedaagde sub 2] betwisten - kort gezegd - dat de cessie nietig is wegens strijd met de goede zeden en/of de openbare orde. De cessie van de vordering van [eiseres] aan de NLS maakt geen onderdeel uit van een door [gedaagde sub 2] geïnitieerde constructie om het verbod voor advocaten op “no cure, no pay” te omzeilen. De NLS en [gedaagde sub 2] voeren daartoe onder meer aan dat de NLS en [gedaagde sub 2] niet met elkaar kunnen worden vereenzelvigd. De NLS en [gedaagde sub 2] zijn zowel feitelijk als juridisch een andere entiteit. Bestuursleden van de NLS zijn niet binnen [advocatenkantoor gedaagde sub 2] (het advocatenkantoor van [gedaagde sub 2]) werkzaam, evenmin geldt het omgekeerde. [gedaagde sub 2] is niet betrokken bij de NLS. De cessie is voor rekening en risico van de NLS. [gedaagde sub 2] draagt in dat kader geen enkel risico. [gedaagde sub 2] krijgt voor zijn werkzaamheden op uurbasis betaald door de NLS ongeacht de uitkomst van de procedure tegen Allianz. Gedurende zijn werkzaamheden heeft de NLS een depot aangehouden bij [gedaagde sub 2] tot zekerheid van de betaling van de facturen van [gedaagde sub 2]. De NLS is een stichting zonder winstoogmerk. Zij keert niet uit aan haar bestuursleden en de opbrengsten uit procedures worden aangewend om andere letselschadeprocedures te bekostigen die uiteindelijk niets opleverden. Het feit dat het bestuur van de NLS uit familieleden van [gedaagde sub 2] bestond is onvoldoende om handelingen van [gedaagde sub 2] aan de NLS toe te rekenen. Voorts geldt dat de NLS niet gebonden is aan de gedragsregels die gelden voor advocaten. Aldus – steeds – de NLS en [gedaagde sub 2].
6.4. De rechtshandeling die door [eiseres] met een beroep op (ver)nietig(baar)heid wordt bestreden, strekt tot overdracht van de vordering van [eiseres] op Allianz aan de NLS. De NLS verkreeg daarbij aanspraak op betaling van 40% van de netto opbrengst van het uiteindelijk op Allianz te verhalen bedrag en nam daar tegenover het risico van de kosten van rechtsbijstand op zich. De gegrondheid en omvang van de vordering op Allianz waren ten tijde van de totstandkoming van de cessie onzeker, want afhankelijk van de uitkomst van de civiele procedure tegen Allianz. De NLS voorzag dus in het liquiditeitsprobleem van [eiseres] door vóórfinanciering van de kosten van rechtsbijstand en droeg het procesrisico waar tegenover [eiseres] de hiervoor genoemde vergoeding van 40% van de netto-opbrengst aan de NLS diende te voldoen. Een dergelijke of daarmee te vergelijken wijze van financiering is in het economisch verkeer niet ongebruikelijk en is op zich zelf niet door inhoud of strekking in strijd met de goede zeden of openbare orde, ook niet in geval van vóórfinanciering van de kosten van rechtsbijstand tot verhaal van letselschade. De vraag is of de door [eiseres] gestelde feiten en omstandigheden in dit geval desondanks tot een andere conclusie moeten leiden.
6.5. Volgens [eiseres] is de cessie van de vordering aan de NLS namelijk onderdeel van een door [gedaagde sub 2] geïnitieerde constructie met als doel het voor hem als advocaat geldende verbod op “no cure, no pay” te omzeilen. De cessie aan de NLS is volgens haar dus alleen maar een door [gedaagde sub 2] geïnitieerde truc die daarom in strijd is met de goede zeden of openbare orde en dus nietig, zo begrijpt de rechtbank de stelling van [eiseres], omdat [gedaagde sub 2] en de NLS feitelijk dezelfde zijn.
6.6. [gedaagde sub 2] heeft uiteengezet dat de NLS, hoewel familie van hem deel uitmaakt van het bestuur, onafhankelijk van hem opereert en dat ook andere marktpartijen zijn benaderd die echter niet bereid waren tot vóórfinanciering van de proceskosten tegenover cessie van de vordering op Allianz. [eiseres] heeft dat vervolgens niet gemotiveerd weersproken. [gedaagde sub 2] heeft blijkens de akte van cessie ook bij een ongunstige uitkomst van de procedure tegen Allianz jegens de NLS aanspraak op betaling van zijn werkzaamheden. De NLS draagt voor dat geval dus het proceskostenrisico en niet [gedaagde sub 2]. [gedaagde sub 2] heeft aangevoerd dat de NLS een depot aanhield bij [advocatenkantoor gedaagde sub 2] tot zekerheid van de betaling van die facturen. [eiseres] heeft daar tegenover onvoldoende onderbouwd dat betaling van [gedaagde sub 2] door de NLS desondanks in werkelijkheid wél afhankelijk was van een gunstige afloop van de procedure en dat het procesrisico door de cessie weliswaar ogenschijnlijk door de NLS werd gedragen, maar defacto door [gedaagde sub 2] en dat dus sprake was van “no cure, no pay” voor [gedaagde sub 2].
6.7. Dit alles neemt niet weg dat [gedaagde sub 2] als advocaat de belangen diende te behartigen van [eiseres] en dat daarmee op z’n zachtst gezegd op gespannen voet stond dat hij namens [eiseres] in contact trad met een door familieleden van hem bestuurde stichting ten einde financiering van zijn facturen te verkrijgen tegenover cessie van de vordering van [eiseres] aan de Stichting. Niet voor niets heeft het Hof van Discipline geoordeeld dat [gedaagde sub 2] tuchtrechtelijk een verwijt valt te maken omdat hij heeft verzuimd te vermijden dat zijn vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van zijn beroep in gevaar kwamen. Aan dat tuchtrechtelijk verwijt aan het adres van [gedaagde sub 2] kan anders dan [eiseres] betoogt echter niet de gevolgtrekking worden verbonden dat de gedragsregels die op [gedaagde sub 2] van toepassing zijn daarom ook in de relatie tussen haar en de NLS gelden en dat de cessie nietig is omdat de NLS haar in strijd met die gedragsregels niet heeft gewezen op door de overheid gefinancierde rechtshulp, daargelaten of zij daarvoor in aanmerking kwam.
6.8. De door [eiseres] gestelde feiten en omstandigheden rechtvaardigen dan ook niet de conclusie dat de cessie, in weerwil van hetgeen in 6.4. is overwogen, in dit geval instrumenteel was, louter om het voor [gedaagde sub 2] geldende “no cure, no pay”-verbod te omzeilen en dat [gedaagde sub 2] daarbij op zodanige wijze misbruik maakt van de rechtspersoonlijkheid van de NLS dat de cessie tussen [eiseres] en de NLS om die reden nietig is. De overige door [eiseres] gestelde feiten hebben onvoldoende zelfstandige betekenis om dit anders te doen zijn.
6.9. Voor zover [eiseres] betoogt dat de omvang van de aan de NLS toekomende vergoeding excessief is en dat de cessie reeds daarom in strijd komt met de openbare orde of goede zeden, kan zij daarin evenmin worden gevolgd. Tegenover die vergoeding stonden de reële verwachting dat nog substantiële kosten voor rechtsbijstand gemaakt moesten worden, het ten tijde van het aangaan van de overeenkomst tot cessie niet geringe risico dat de procedure tegen Allianz tot weinig of niets zou leiden en het voordeel voor [eiseres] dat zij in dat geval desondanks niet de (gehele) kosten van rechtsbijstand hoefde te voldoen. Daargelaten of een – in de woorden van [eiseres] – “excessieve” vergoeding op zichzelf tot nietigheid van de cessie kan leiden, volgt uit de door haar gestelde feiten en omstandigheden niet dat de ten laste van haar komende vergoeding tegen de achtergrond van het voorgaande als zodanig is aan te merken.
Dwaling en misbruik van omstandigheden
6.10. Subsidiair stelt [eiseres] dat de overeenkomst tot cessie vernietigbaar is wegens dwaling en/of misbruik van omstandigheden. Zij beroept zich op de hiervoor onder 6.2 genoemde omstandigheden en stelt dat zij zich ten tijde van het aangaan van de cessie in een kwetsbare positie bevond. Zij was arbeidsongeschikt als gevolg van het verkeersongeval, ontving slechts een beperkte uitkering en was bovendien verwikkeld in een echtscheiding. [eiseres] stelt nooit te hebben begrepen dat zij naast de vergoeding van 40% aan de NLS ook nog de advocaatkosten van [gedaagde sub 2] moest voldoen. Volgens [eiseres] is [gedaagde sub 2] wel bereid gebleken zijn werkzaamheden voort te zetten zonder daarvoor een rekening aan de NLS te sturen, maar was hij niet bereid ditzelfde voor [eiseres] te doen. Door [eiseres] echter voor te houden dat hij niet bereid was betaling van zijn rekeningen op te schorten, heeft [gedaagde sub 2] bevorderd dat [eiseres] geen andere mogelijkheid zag dan de akte van cessie te ondertekenen. [eiseres] zou de cessie niet zijn aangegaan als er geen sprake was geweest van dwaling en misbruik van omstandigheden. Nu de cessie nietig dan wel vernietigbaar is, is [eiseres] de NLS niets verschuldigd en heeft zij aanspraak op het volledige bedrag in het escrow-depot, aldus steeds [eiseres].
6.11. De NLS weerspreekt de stellingen van [eiseres] en voert onder meer aan dat [gedaagde sub 2] [eiseres] volledig en adequaat heeft voorgelicht over de betekenis en de gevolgen van de cessie. [eiseres] is daarbij wel degelijk gewezen op de mogelijkheid van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. De inhoud van de akte van cessie is duidelijk en is voor ondertekening tweemaal door [gedaagde sub 2] met [eiseres] besproken. Bovendien heeft [gedaagde sub 2] [eiseres] ook schriftelijk over de inhoud en betekenis van de akte van cessie geïnformeerd. De NLS had geen spreekplicht ten aanzien van de beweerde alternatieve financieringsmogelijkheden. [eiseres] is haar onderzoeksplicht niet nagekomen. Voorts heeft [eiseres] niet aannemelijk gemaakt dat zij bij een andere voorstelling van zaken de overeenkomst niet of op andere voorwaarden zou zijn aangegaan. De NLS en [gedaagde sub 2] betwisten dat [eiseres] in geldnood verkeerde. Een echtscheiding rechtvaardigt volgens hen geen beroep op misbruik van omstandigheden. De NLS was bovendien niet op de hoogte van de door [eiseres] gestelde omstandigheden. De cessie had voor [eiseres] het voordeel dat zij door kon procederen en er bestond voor de NLS het risico dat zij bij een negatieve uitkomst van de procedure tegen Allianz wel [gedaagde sub 2] zou moeten betalen, maar zelf niets zou krijgen. Ten slotte stellen zij dat het causaal verband ontbreekt.
6.12. De rechtbank stelt voorop dat voor een geslaagd beroep op dwaling noodzakelijk is dat (tenminste) een van de partijen bij het aangaan van de overeenkomst geen juiste voorstelling van zaken had en dat indien die partij wel een juiste voorstelling van zaken had gehad, deze de overeenkomst niet of op andere voorwaarden zou zijn aangegaan. Voorts moet tenminste één van de in het eerste lid van artikel 6:228 BW omschreven gevallen zich voordoen. Dat wil zeggen dat de dwaling moet zijn te wijten aan een mededeling van de wederpartij, de wederpartij de mededelingsplicht heeft geschonden of dat sprake is van wederzijdse dwaling. De rechtshandeling waarop het beroep op vernietiging wegens dwaling in het onderhavige geval ziet is de overeenkomst tot cessie. Partijen bij die cessie zijn [eiseres] en de NLS, zodat de NLS daarbij moet worden beschouwd als de (contractuele) wederpartij van [eiseres].
6.13. Het beroep op dwaling faalt. Allereerst omdat de inhoud van de cessie duidelijk is omschreven in de akte van cessie en [gedaagde sub 2] daarnaast de betekenis en gevolgen van de cessie in zijn brief van 30 oktober 2002 (zie hiervoor onder 2.5) uitvoerig aan [eiseres] heeft toegelicht. [eiseres] heeft niet betwist dat zij de akte van cessie met [gedaagde sub 2] heeft besproken en heeft ter comparitie erkend dat zij de brief van 30 oktober 2002 van [gedaagde sub 2] heeft ontvangen. Dat [eiseres] niet zou hebben begrepen dat uit een eventuele opbrengst van de procedure naast de vergoeding van 40 % aan de NLS ook de advocaatkosten van [gedaagde sub 2] moesten worden voldaan is (ook indien juist) gezien de door [gedaagde sub 2] aan haar gegeven toelichting op de inhoud van de akte van cessie een omstandigheid die voor rekening en risico van [eiseres] dient te blijven. [eiseres] moet zich gezien het voorgaande wel bewust zijn geweest van de betekenis en de gevolgen van de cessie. Een beroep op dwaling gebaseerd op het niet begrepen hebben van de inhoud van de akte van cessie faalt derhalve.
6.14. Voor wat betreft de stelling van [eiseres] dat zij zou hebben gedwaald bij het aangaan van de cessie omdat zij niet is geïnformeerd omtrent alternatieve vormen van financiering van de kosten van rechtsbijstand, overweegt de rechtbank dat [eiseres] ter comparitie echter heeft erkend dat zij wel met [gedaagde sub 2] heeft gesproken over de mogelijkheid van het aanvragen van een toevoeging. [gedaagde sub 2] heeft haar meegedeeld dat hij niet op toevoegingsbasis werkt. Dat [eiseres] vervolgens niet bij derden informatie heeft ingewonnen over de mogelijkheid van een toevoeging is een omstandigheid die zij de NLS niet kan tegenwerpen. Nu de NLS niet is gebonden aan de voor [gedaagde sub 2] geldende gedragsregels lag het niet op haar weg om [eiseres] hierover te informeren.
6.15. De stelling van [eiseres] dat [gedaagde sub 2] haar had moeten informeren dat hij bereid was te wachten op betaling van zijn rekening tot na de afloop van de zaak omdat hij dit ook ten opzichte van de NLS heeft gedaan, is geen omstandigheid die de NLS kan worden verweten in het kader van de gestelde dwaling. Bovendien geldt dat de cessie tot gevolg had dat [gedaagde sub 2] zekerheid verkreeg omtrent de betaling van zijn facturen, ook indien de procedure voor [eiseres] niet goed zou zijn afgelopen. Die situatie zou zich in het geval van betaling van de facturen door [eiseres] niet voordoen, nu het maar zeer de vraag was of zij bij een voor haar negatieve uitkomst van de procedure tegen Allianz over voldoende middelen zou beschikken om [gedaagde sub 2] te voldoen. Aldus is niet vast komen te staan dat [gedaagde sub 2] bereid zou zijn geweest betaling van zijn facturen op te schorten zodat [eiseres] ook in dat opzicht niet heeft gedwaald.
6.16. Dat [gedaagde sub 2] niet zou hebben verteld dat het bestuur van de NLS uit familieleden van [gedaagde sub 2] bestond, hetgeen [gedaagde sub 2] betwist, is geen omstandigheid die de NLS kan worden verweten. Voorts geldt dat niet is gebleken dat [eiseres] indien zij wel op de hoogte zou zijn geweest van de bestaande familierelatie de cessie niet of op andere voorwaarden zou zijn aangegaan.
Misbruik van omstandigheden
6.17. Van misbruik van omstandigheden is sprake indien iemand, die weet of moet begrijpen dat een ander door bijzondere omstandigheden bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling, het aangaan van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hij weet of moet begrijpen dat hij hem daarvan zou behoren te weerhouden. Anders dan bij dwaling kan een beroep op misbruik van omstandigheden ook slagen indien het misbruik plaats vindt door toedoen van een derde die geen partij bij de rechtshandeling is. Bij de beoordeling of sprake is geweest van misbruik van omstandigheden komt het voorts enkel aan op de omstandigheden zoals die waren bij het aangaan van de cessie.
6.18. De hiervoor onder 6.10 genoemde omstandigheden leiden evenmin tot een geslaagd beroep op misbruik van omstandigheden. [gedaagde sub 2] heeft [eiseres] met betrekking tot de financiering van de kosten van rechtsbijstand een mogelijkheid tot vóórfinanciering van de kosten van rechtsbijstand voorgelegd nadat [eiseres] had medegedeeld niet in staat te zijn die kosten zelf te dragen. [eiseres] heeft op basis van de daarbij door [gedaagde sub 2] gegeven informatie een afweging kunnen maken en gemaakt tussen het staken van de procedure tegen Allianz en voortprocederen. Het enkele feit dat [eiseres] mogelijk in geldnood verkeerde, hetgeen [gedaagde sub 2] en de NLS overigens betwisten, wettigt niet zonder meer de conclusie dat sprake is van misbruik van omstandigheden. Daartoe is noodzakelijk dat er bijkomende omstandigheden zijn. Voor zover [eiseres] heeft bedoeld te stellen dat die bijkomende omstandigheid er in gelegen is dat de NLS voor zichzelf of voor [gedaagde sub 2] een klaarblijkelijk groot voordeel heeft bedongen, gaat die stelling niet op. Weliswaar is het voordeel voor de NLS relatief groot gebleken, maar dit voordeel was op het moment van het sluiten van de akte van cessie geenszins zeker. Immers, de door [eiseres] in november 2001 gestarte procedure heeft pas in oktober 2007 geresulteerd in een schikking met Allianz. In november 2002, het moment waarop de cessie tot stand kwam, was door de rechtbank Utrecht nog geen inhoudelijk oordeel gegeven. Het eerste inhoudelijke tussenvonnis in die procedure dateert van 18 december 2002, zodat op het moment dat de cessie werd overeengekomen nog geen zekerheid bestond over de medische causaliteit en de status van de tot dan toe verkregen deskundigenrapportages. Dat de uitkomst van de procedure op het moment van het aangaan van de cessie geenszins zeker was blijkt alleen al uit de omvang die het procesdossier nadien heeft gekregen en de hoeveelheid verklaringen en rapportages die bij de processtukken zijn overgelegd.
Daar komt bij, zoals door [gedaagde sub 2] aangevoerd en door [eiseres] niet, althans onvoldoende betwist, dat andere partijen in de markt die letselschadeprocedures financieren niet bereid bleken met [eiseres] een gelijksoortige overeenkomst aan te gaan. Voorts werd het bepalen van het inkomen van [eiseres] vóór de datum van het ongeval bemoeilijkt doordat [eiseres] nooit belastingaangiftes van haar inkomsten als SM-meesteres had gedaan, zodat ook het vaststellen van de inkomensschade een probleem zou worden. Een en ander brengt met zich mee dat de uitkomst van de procedure ten tijde van het aangaan van de cessie geenszins zeker was. Gezien de risico’s verbonden aan de procedure gaat de stelling dat de NLS voor zichzelf een onevenredig groot voordeel heeft bedongen, niet op. Dit laatste kan ook niet worden gesteld ten aanzien van [gedaagde sub 2]. Door het aangaan van de cessie door [eiseres] heeft [gedaagde sub 2] weliswaar zekerheid verkregen ten aanzien van de betaling van zijn facturen, maar dit betekent nog niet dat hij ten koste van [eiseres] een onevenredig groot voordeel voor zichzelf heeft bedongen.
Voor zover [eiseres] hetgeen door haar is gesteld ten aanzien van de alternatieve vormen van financiering in het kader van de dwaling ook ten grondslag legt aan het beroep op misbruik van omstandigheden, verwijst de rechtbank naar hetgeen daarover is overwogen in 6.14.
Ook de omstandigheid dat [eiseres] in een echtscheiding verwikkeld was en arbeidsongeschikt was, rechtvaardigt geen rechtsgeldig beroep op misbruik van omstandigheden. Het gaat hier niet om zodanig bijzondere omstandigheden dat daaruit zonder meer moet worden geconcludeerd dat [eiseres] hierdoor bewogen werd de cessie aan te gaan.
6.19. Tot slot overweegt de rechtbank dat de cessie op initiatief van [gedaagde sub 2] tot stand is gekomen, dat [gedaagde sub 2] het contact met de NLS onderhield en dat [gedaagde sub 2] ook voor de NLS optrad geen omstandigheden zijn die een geslaagd beroep op dwaling of misbruik van omstandigheden rechtvaardigen.
Onrechtmatig handelen en wanprestatie
6.20. Resteert de stelling van [eiseres] dat [gedaagde sub 2] en de NLS onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld door haar door middel van halve waarheden en listige kunstgrepen te bewegen tot het aangaan van een overeenkomst die voor haar onevenredig nadelig is. [gedaagde sub 2] heeft als advocaat de plicht haar daarvoor te behoeden. Volgens [eiseres] geldt voorts dat [gedaagde sub 2] op grond van de gedragsregels niet mag optreden als er sprake is van een tegenstrijdig belang of aannemelijk is dat dit tegenstrijdig belang zich zal voordoen. Hiervan was bij totstandkoming van de cessie duidelijk sprake. Vervolgens handelde [gedaagde sub 2] onrechtmatig door zich te onttrekken als advocaat van [eiseres] toen bleek dat er een geschil ontstond tussen [eiseres] en de NLS. Uit de laatste akte van [eiseres] valt op te maken dat het handelen van [gedaagde sub 2] volgens haar ook is aan te merken als toerekenbaar tekortschieten door [gedaagde sub 2] in de verplichtingen uit de overeenkomst die zij met [gedaagde sub 2] als advocaat had gesloten.
De NLS handelde volgens [eiseres] onrechtmatig doordat zij gebruik maakte van een advocaat die zijn zorgplicht ten opzichte van zijn cliënt schond. Bovendien was op het moment dat de cessie werd gesloten voor de NLS duidelijk dat het risico voor haar beperkt was. De vordering bedroeg meer dan een miljoen euro, de procedure was al een eind op streek en de medische causaliteit was duidelijk. Doordat de NLS vervolgens niet heeft meegewerkt aan uitbetaling van de volledige schadevergoeding aan [eiseres], is [eiseres] langer dan noodzakelijk in een voor haar financieel nijpende positie blijven verkeren. Ook in dit opzicht heeft de NLS onrechtmatig ten opzichte van [eiseres] gehandeld en lijdt [eiseres] schade. Aldus steeds [eiseres].
6.21. [gedaagde sub 2] en de NLS betwisten dat zij onrechtmatig hebben gehandeld en betwisten het causale verband met de door [eiseres] gestelde schade. Naast de hiervoor onder 6.2 en 6.6 weergegeven verweren, voert [gedaagde sub 2] nog aan dat de vordering uit hoofde van onrechtmatige daad is verjaard en dat [eiseres] geen schade heeft. [eiseres] beschikte wel degelijk over voldoende middelen om de procedure te betalen en kwam niet in aanmerking voor gefinancierde rechtsbijstand. Bovendien wenste [eiseres] geen gebruik te maken van gefinancierde rechtsbijstand. Indien [eiseres] niet was overgegaan tot cessie van haar vordering, had zij de procedure moeten beëindigen en had zij met de eenzijdig door de verzekeraar aangeboden vergoeding genoegen moeten nemen. Toen [eiseres] zich aan haar verplichtingen uit cessie wilde onttrekken, ontstond er een belangenconflict en was [gedaagde sub 2] verplicht zich als advocaat terug te trekken. Dat is conform de gedragsregels en niet onrechtmatig. [gedaagde sub 2] heeft bezwaar tegen aanvulling van de grondslag van de eis van [eiseres] met de stelling dat hij tekort is geschoten in zijn contractuele verplichtingen jegens [eiseres].
6.22. Het bezwaar van [gedaagde sub 2] tegen de aanvulling van de grondslag van de eis is ongegrond. In de processtukken van [eiseres] waren reeds voldoende feiten gesteld die ook ambtshalve aanvulling met deze rechtsgrond zouden rechtvaardigen.
6.23. Ter beantwoording van de vraag of [gedaagde sub 2] aansprakelijk kan zijn voor door [eiseres] gestelde schade, moet worden onderzocht wat van een onafhankelijke, redelijk bekwaam handelende advocaat moet worden verwacht in het kader van een zorgvuldige uitoefening van zijn taak. Bij de beantwoording van die vraag komt het aan op alle relevante omstandigheden van het geval. Daarbij kan de rechtbank betekenis toekennen aan het oordeel van de tuchtrechter over het gewraakte handelen. Aan het oordeel van de tuchtrechter dat in strijd is gehandeld met de voor het desbetreffende beroep geldende normen en regels kan echter niet zonder meer de gevolgtrekking worden verbonden dat de betrokkene civielrechtelijk aansprakelijk is. Tuchtrechterlijke verwijtbaarheid en civielrechtelijke aansprakelijkheid zijn twee verschillende grootheden. Het gegeven dat het Hof van Discipline heeft geoordeeld als weergegeven onder 2.16 is op zich zelf genomen dan ook onvoldoende om te concluderen dat [gedaagde sub 2] schadeplichtig is jegens [eiseres].
6.24. Tussen partijen is de kwaliteit van de door [gedaagde sub 2] geleverde diensten in de procedure tegen Allianz niet in geschil. Voorts is, zoals overwogen, in deze procedure niet komen vast te staan dat [gedaagde sub 2] het voor advocaten geldende verbod op “no cure, no pay” heeft overtreden. Uitgangspunt is verder dat het maken van “no cure, no pay”- afspraken door de NLS in beginsel is toegestaan. Ook is het advocaten toegestaan cliënten op het bestaan van dergelijke organisaties te wijzen. De stelling van [eiseres] dat [gedaagde sub 2] en/of de NLS zich bediend hebben van halve waarheden en listige kunstgrepen, is te vaag en algemeen.
6.25. De vraag of de cessie voor [eiseres] zo nadelig was dat deze zoals door haar gesteld, [gedaagde sub 2] haar deze had moeten ontraden, moet zoals hiervoor overwogen, worden beoordeeld aan de hand van de situatie op het moment van het aangaan van de cessie. Zoals hiervoor onder 6.18 geschetst was de uitkomst van de procedure tegen Allianz echter ongewis en was het, anders dan [eiseres] stelt, geenszins zeker dat deze voor haar gunstig zou aflopen. Wel was zeker dat [eiseres] nog aanzienlijke proceskosten zou moeten maken ten einde tot een eindvonnis te geraken en dat [eiseres] op het moment van het aangaan van de cessie ook al een schuld aan [advocatenkantoor gedaagde sub 2] had ter zake van onbetaalde facturen van enkele duizenden euro’s en dat zij volgens haar eigen stellingen niet in staat was de kosten van rechtsbijstand verder zelf te dragen. Als niet weersproken geldt dat andere marktpartijen in het geheel niet bereid waren om de kosten van rechtsbijstand voor te financieren tegenover cessie van de vordering. Tegen die achtergrond bezien, kan het standpunt van [eiseres] dat [gedaagde sub 2] aansprakelijk is voor schade omdat hij [eiseres] de cessie niet heeft ontraden, niet worden gevolgd.
6.26. Uit de door [eiseres] gestelde feiten kan niet blijken dat [gedaagde sub 2] ten tijde van totstandkoming van de cessie als advocaat van zowel [eiseres] als de NLS optrad. Het verwijt aan de NLS dat zij zich heeft bediend van [gedaagde sub 2] terwijl hij daardoor zijn zorgplicht ten opzichte van [eiseres] schond, treft daarom geen doel. Dat [gedaagde sub 2] zich als advocaat van [eiseres] terug trok op het moment dat er zich een tegenstrijdig belang voordeed, leidt niet tot schadeplichtigheid. Daartoe was [gedaagde sub 2] immers op grond van de voor hem als advocaat geldende gedragsregels gehouden. Dat alles neemt echter niet weg dat het bestuur van de NLS uit familie van [gedaagde sub 2] bestond en dat [gedaagde sub 2] daarom heeft verzuimd te vermijden dat zijn vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van zijn beroep in gevaar kwam. Dat is ook de kern van het tuchtrechtelijk verwijt aan [gedaagde sub 2] dat door het Hof van Discipline gegrond is bevonden.
6.27. Verder heeft het volgende te gelden met betrekking tot het verwijt dat [gedaagde sub 2] [eiseres] niet op de mogelijkheid van een toevoeging heeft gewezen. Vaststaat dat het onderwerp toevoeging wel is besproken met [eiseres]. Zij heeft immers verklaard dat [gedaagde sub 2], toen [eiseres] hem vertelde dat zij over onvoldoende middelen beschikte om de procedure voort te zetten, heeft medegedeeld geen werkzaamheden op toevoegingsbasis te verrichten. Er bestaat voor advocaten daartoe ook geen verplichting. [naam 2], collega van [gedaagde sub 2], heeft schriftelijk verklaard dat zij aanwezig was tijdens de bespreking op 17 oktober 2008 met [eiseres] en dat tijdens die bespreking stil is gestaan bij de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp, maar dat [eiseres] hier uitdrukkelijk vanaf zag. Ook de ex-echtgenoot van [eiseres] heeft verklaard dat gefinancierde rechthulp onderwerp van gesprek is geweest, maar die verklaring wordt door [eiseres] gemotiveerd betwist. [gedaagde sub 2] voert aan dat hij in zijn brief van 23 oktober 2002 de mogelijkheid van de toevoeging nog heeft toegelicht, maar [eiseres] ontkent die brief te hebben ontvangen. In zijn algemeenheid geldt dat een advocaat verplicht is zijn cliënt te informeren omtrent de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp. Uit hetgeen partijen hierover hebben verklaard, leidt de rechtbank af dat het onderwerp door partijen wel is besproken. Indien een cliënt geen gebruik wil maken van gefinancierde rechtshulp, zoals volgens [gedaagde sub 2] hier het geval was, dan dient de advocaat dit schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. Nu [eiseres] de ontvangst van de brief van 23 oktober 2002 heeft betwist, staat niet vast dat [gedaagde sub 2] in dit opzicht aan zijn verplichtingen heeft voldaan.
6.28. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat [gedaagde sub 2] dus is te verwijten dat hij heeft verzuimd te vermijden dat zijn vrijheid en onafhankelijkheid in de uitoefening van zijn beroep in gevaar kwam en dat hij [eiseres] weliswaar heeft gewezen op het bestaan van door de overheid gefinancierde rechtshulp, maar – mogelijk – niet schriftelijk aan [eiseres] heeft bevestigd dat zij daar geen gebruik van wenste te maken. Wat van dat laatste verder zij, voor de vestiging van aansprakelijkheid moet er tussen de verweten gedragingen en de schade voldoende causaal verband bestaan. De stelplicht rust daarbij op [eiseres]. Zij heeft evenwel niets, althans onvoldoende, gesteld over hetgeen zij zou hebben gedaan indien zij ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst tot cessie had geweten van de familieverhouding tussen [gedaagde sub 2] en bestuurders van de NLS en verder van [gedaagde sub 2] ook schriftelijk bevestigd had gekregen dat de mogelijkheden van een (voorwaardelijke) toevoeging waren besproken en dat zulks voor haar tot een beter resultaat zou hebben geleid dan hetgeen haar uit hoofde van de akte van cessie toekomt, zodat het causaal verband tussen de aan [gedaagde sub 2] te verwijten gedraging en schade van [eiseres] ontbreekt.
6.29. Nu de rechtbank op grond van het vorenstaande tot het oordeel komt dat er geen sprake is van een verplichting tot schadevergoeding van [gedaagde sub 2], behoeven het beroep op verjaring en het verweer dat [eiseres] geen schade heeft geleden, geen bespreking.
Omdat niet is gebleken van schadeplichtig handelen zijdens [gedaagde sub 2] kan ook niet worden gesteld dat de NLS schadeplichtig heeft gehandeld ten opzichte van [eiseres] door [gedaagde sub 2] in te schakelen. Dat er een geschil is ontstaan over de financiële afwikkeling van de cessie en dat de NLS zich in dat geschil heeft verzet tegen uitbetaling van het volledige bedrag door Allianz aan [eiseres] is niet onrechtmatig.
6.30. Vergoeding van de door [eiseres] gemaakte kosten in verband met de door haar gevoerde kort gedingen in verband met het verkrijgen van voorschotten op hetgeen haar uit hoofde van het escrow-depot toekomt, zal worden afgewezen. De in de kort gedingen uitgesproken kostenveroordelingen worden geacht in vergoeding daarvan te voorzien.
6.31. Het vorengaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van [eiseres] in conventie zullen worden afgewezen. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de NLS en [gedaagde sub 2] worden begroot op een bedrag van € 4.784,= en € 1.148,= wegens geheven vastrecht en het salaris advocaat op € 5.000,- (2,5 punten x tarief € 2.000,-) per gedaagde partij. De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen als gevorderd vanaf twee weken na de datum van dit vonnis. De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
In reconventie
onrechtmatige perspublicaties
7.1. De NLS en [gedaagde sub 2] stellen dat [eiseres] en haar advocaat door de onder 2.20 tot en met 2.22 genoemde uitlatingen in de Volkskrant en Zembla in strijd hebben gehandeld met de in het maatschappelijk verkeer betamelijke zorgvuldigheid, hetgeen onrechtmatig is tegenover de NLS en [gedaagde sub 2]. De uitlatingen van mr. Beer kunnen daarbij aan [eiseres] worden toegerekend nu hij de advocaat van [eiseres] is. Het recht op eer en goede naam van de NLS en [gedaagde sub 2] dienen te prevaleren boven het recht op de vrijheid van meningsuiting van [eiseres]. De uitingen zijn zeer beschadigend voor de NLS en [gedaagde sub 2], nu enerzijds het vertrouwen van letselschadeslachtoffers in de NLS en anderzijds het vertrouwen van (potentiële) cliënten, medisch adviseurs en verwijzers van zaken in [gedaagde sub 2] en de NLS wordt geschaad.
Gezien de ernst van de uitingen wist [eiseres], of had zij kunnen weten dat zij daarmee grote schade voor de NLS en [gedaagde sub 2] zou veroorzaken. De uitingen zijn buitengewoon beledigend en onnodig krenkend. Anders dan afpersing van [gedaagde sub 2] en de NLS en het met opzet in diskrediet brengen van de NLS en [gedaagde sub 2] is er voor [eiseres] geen enkel belang om de gewraakte uitingen te doen. De beschuldigingen van [eiseres] in de media vinden bovendien geen steun in de feiten. De Volkskrant en Zembla hebben een groot bereik onder het publiek. Door het onrechtmatig handelen van [eiseres] lijden de NLS en [gedaagde sub 2] immateriële en materiële schade. De NLS wordt in haar doelstellingen gefrustreerd en heeft een terugloop van aanvragen ondervonden. Het kantoor van [gedaagde sub 2] heeft tientallen procenten minder omzet behaald.
7.2. De rechtbank zal eerst beoordelen of de onder 2.20. tot en met 2.22. genoemde uitlatingen, gelet op alle omstandigheden van het geval, onrechtmatig zijn.
Het gaat daarbij om een botsing van twee fundamentele rechten, namelijk aan de zijde van [eiseres] het recht op vrijheid van meningsuiting en aan de zijde van [gedaagde sub 2] en de NLS het recht op bescherming van eer en goede naam. Het belang van [eiseres] is dat zij zich in het openbaar kritisch en waarschuwend moet kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. Het belang van [gedaagde sub 2] en de NLS is dat zij niet worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen. Het antwoord op de vraag welk van deze beide, in beginsel gelijkwaardige, rechten in dit geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval. De rechtbank stelt daarbij voorop dat gezien het in het aansprakelijkheidsrecht geldende uitgangspunt dat een ieder in beginsel slechts voor zijn eigen daden en nalatigheden aansprakelijk is, de uitlatingen van mr. Beer niet aan [eiseres] kunnen worden toegerekend. Voor zover de vordering van [gedaagde sub 2] en de NLS is gegrond op de uitzending van Zembla van 11 november 2007 wordt de vordering dan ook afgewezen nu [eiseres] onbetwist heeft aangevoerd dat zij in die uitzending niet aan het woord komt. Hetzelfde geldt voor het artikel in de Volkskrant van 21 februari 2007 voor zover hierin wordt gerefereerd aan uitspraken van mr. Beer.
7.3. Resteren de uitlatingen van [eiseres] in het artikel van de Volkskrant van 21 februari 2007 als hiervoor weergegeven onder 2.21 en de vermelding op de website van [eiseres] zoals weergegeven onder 2.22. De rechtbank acht ook die uitlatingen niet onrechtmatig ten opzichte van de NLS en [gedaagde sub 2] en overweegt daartoe het volgende.
De mededeling dat de oom en moeder van [gedaagde sub 2] bestuurder waren bij de NLS en dat [eiseres] ruzie heeft met [gedaagde sub 2] en de NLS over geld is feitelijk juist. Ook de opmerkingen dat [gedaagde sub 2] geen recht heeft op betaling en dat hij zich verschuilt achter zijn moeder zijn niet onrechtmatig nu het hier louter waardeoordelen betreft die niet beledigend en/of onnodig krenkend zijn, danwel [gedaagde sub 2] in diskrediet brengen.
Voor wat betreft de publicaties van [eiseres] op het internet overweegt de rechtbank dat bij de belangenafweging zoals hiervoor onder 7.2 is weergegeven de bron van de publicatie in aanmerking moet worden genomen. Het gaat hier om een publicatie op het internet door een particulier persoon op haar persoonlijke website. Aan dergelijke uitlatingen zullen lezers over het algemeen minder waarde hechten dan indien er sprake is van publicaties door een bij het grote publiek bekende persoon in een bij het grotere publiek bekend medium. Voorts blijkt uit de aard en inhoud van de publicatie van [eiseres] dat zij haar eigen visie geeft op een conflict met haar advocaat en alhoewel die mening als feit wordt gepresenteerd, acht de rechtbank de uitlating, alle hiervoor genoemde omstandigheden in aanmerking nemend, niet onrechtmatig. Met name nu daarin de naam van [gedaagde sub 2] en de NLS niet worden genoemd en de strekking van de publicatie niet is het beschadigen van de eer en goede naam van [gedaagde sub 2] en de NLS, maar het geven van een verklaring waarom [eiseres] problemen ondervindt bij het betalen van facturen.
7.4. Nu de door de NLS en [gedaagde sub 2] gevorderde verklaringen voor recht zullen worden afgewezen, is ook het door hen gevorderde verbod op toekomstige onrechtmatige uitlatingen niet toewijsbaar. Een dergelijk verbod is overigens ook te onbepaald om te kunnen worden toegewezen en zou de uitingsvrijheid van [eiseres] ontoelaatbaar beperken. De rechtbank zal de vorderingen van de NLS en [gedaagde sub 2], zoals weergegeven onder 4.1.1 tot en met 4.1.5 en 5.1.1 tot en met 5.1.5 dan ook afwijzen.
In voorwaardelijke reconventie
7.5. Nu de rechtbank de vordering in conventie zal afwijzen is de door [gedaagde sub 2] aan zijn vordering onder 4.2.1 en 4.2.2 verbonden voorwaarde niet vervuld en behoeven deze vorderingen geen verdere bespreking. Hetzelfde geldt voor hetgeen door de NLS is gevorderd onder 5.2.1.
7.6. Resteert de vordering van de NLS tot nakoming van de overeenkomst tot cessie door [eiseres] op straffe van een dwangsom en de gevorderde verklaring voor recht dat [eiseres] aansprakelijk is voor de door de NLS geleden schade als gevolg van niet-nakoming, op te maken bij staat. De NLS stelt daartoe dat [eiseres] haar verplichtingen uit de cessie niet is nagekomen en in strijd met de gemaakte afspraken heeft geprobeerd zich de gehele uitkering van Allianz toe te eigenen door rechtstreeks contact op te nemen met de advocaten van Allianz met het verzoek het geld op haar bankrekening over te maken in plaats van op de derdengeldenrekening van [gedaagde sub 2]. Daarbij heeft [eiseres] de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Assen benaderd en hem in strijd met de waarheid verteld dat de schade-uitkering in zijn geheel aan haar toekwam en dat [gedaagde sub 2] geen contact met Allianz wilde opnemen. Dientengevolge heeft de NLS schade geleden. [gedaagde sub 2] was genoodzaakt zich uit de zaak terug te trekken en de NLS moest een andere advocaat inschakelen en aanvullende proceskosten maken.
7.7. De rechtbank overweegt op dit punt als volgt. De gevorderde verklaring voor recht en de verwijzing naar de schadestaatprocedure zullen worden afgewezen. De NLS heeft niet gesteld waar haar schade als gevolg van niet-nakoming door [eiseres] uit bestaat. De kosten in verband met het voeren van deze procedure worden vergoed door middel van de proceskostenveroordeling. De schade die ontstaat doordat de NLS niet direct heeft kunnen beschikken over hetgeen haar toekomt uit hoofde van de cessie wordt vergoed door de in het escrow-depot gekweekte rente. De NLS heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij daarnaast nog andere schade heeft geleden.
7.8. Ten aanzien van de vordering van de NLS tot veroordeling van [eiseres] tot nakoming van de akte van cessie wordt het volgende overwogen. Blijkens de akte van cessie is de verdeling van het escrow-depot tussen de NLS en [eiseres] afhankelijk van de hoogte van de kosten van [gedaagde sub 2]. [gedaagde sub 2] heeft aan de NLS voor een bedrag van € 118.679,82 gefactureerd. [eiseres] heeft de hoogte van de door [gedaagde sub 2] gestuurde facturen echter betwist. Partijen zijn het blijkens hetgeen daarover is besproken ter comparitie eens over het feit dat de hoogte van de declaraties van [gedaagde sub 2] daarom ter begroting aan de Raad van Toezicht moeten worden voorgelegd. Partijen zijn het zoals eveneens ter comparitie is besproken over eens dat ook indien de bezwaren van [eiseres] tegen de omvang van de declaraties van [gedaagde sub 2] door de Raad van Toezicht geheel ongegrond worden bevonden, [eiseres] in dat geval, naast hetgeen zij reeds als voorschot heeft ontvangen, desondanks € 190.802,= toekomt, alsmede € 13.000,= aan door de NLS verschuldigde dwangsommen die ten onrechte ten laste van het depot zijn gebracht (zie hiervoor onder 2.15). De rechtbank heeft ter comparitie aan de orde gesteld dat bij die stand van zaken die bedragen reeds thans aan [eiseres] zouden kunnen worden uitgekeerd, waarna € 118.679,82 in depot gehouden wordt totdat de Raad van Toezicht heeft beslist over de hoogte van de declaraties van [gedaagde sub 2] en het restant – afgezien van de op de escrow-rekening ontvangen rente – aan de NLS kan worden uitgekeerd. Partijen zijn niet bereid gebleken daartoe over te gaan. Wat daarvan ook zij, omdat de verdeling van de escrow-rekening tussen [eiseres] en de NLS afhankelijk is van de hoogte van de kosten van [gedaagde sub 2] en de omvang daarvan nog niet vaststaat, is een vordering tot veroordeling van [eiseres] tot nakoming, thans niet toewijsbaar.
7.9. De procedure zal worden aangehouden en worden verwezen naar de parkeerrol. De meest gerede partij kan te zijner tijd om plaatsing van de zaak op de rol verzoeken teneinde de beslissing van de Raad van Toezicht over te leggen, al dan niet voorzien van een korte toelichting, waarna de andere partij bij antwoordakte mag reageren.
7.10. Verder is ter comparitie nog gebleken dat partijen het mogelijk niet eens zijn over eventuele verschuldigdheid van BTW over de facturen van [gedaagde sub 2]. Mochten partijen in onderling overleg hier geen overeenstemming over kunnen bereiken, dan kunnen zij dit geschil in voornoemde akte na de uitspraak van de Raad van Toezicht voorleggen aan de rechtbank.
7.11. De door de NLS gevorderde dwangsom is niet toewijsbaar. Partijen hebben zich in de escrow-overeenkomst (zie hiervoor onder 2.13) verbonden tot een bepaalde wijze van afwikkeling. Uit artikel 4.2 van de escrow-overeenkomst blijkt dat de notaris zal overgaan tot uitbetaling op verzoek van een der partijen onder overlegging van een in kracht van gewijsde gegane beslissing. Nu de NLS eenzijdig betaling van hetgeen haar toekomt uit het escrow-depot kan bewerkstellingen, heeft zij geen belang bij de gevorderde dwangsommen.
8. De beslissing
De rechtbank
8.1. wijst de vordering af;
8.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, tot op heden begroot op € 6.148,= aan [gedaagde sub 2] en € 9.784,= aan de NLS, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling alsmede te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en de veroordeelde niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, met een bedrag van EUR 68,-- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
8.3. verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
8.4. verwijst de zaak naar de parkeerrol van woensdag 6 april 2011;
8.5. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. van Harmelen, mr. I.H.J. Konings en mr. L. Voetelink en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2010.