ECLI:NL:RBAMS:2010:BN3939

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/401739-09 (PROMIS)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling tijdens steekpartij in café te Amsterdam

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, staat de verdachte terecht voor een steekpartij die plaatsvond op 8 november 2009 in café Crazy te Amsterdam. De verdachte wordt beschuldigd van poging tot zware mishandeling, waarbij hij met een glas in het gezicht van het slachtoffer [naam 4] heeft gestoken of gesneden. Tijdens de zitting op 30 juli 2010 zijn de feiten en omstandigheden rondom de steekpartij uitvoerig besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten betrokken waren bij een vechtpartij, waarbij meerdere slachtoffers gewond raakten. De rechtbank heeft de rol van de verdachte en de medeverdachten in deze zaak geanalyseerd, waarbij het bewijs is gewogen op basis van getuigenverklaringen en andere bewijsmiddelen.

De rechtbank oordeelt dat de verdachte [verdachte] verantwoordelijk is voor het toebrengen van letsel aan [naam 4], maar spreekt hem vrij van de andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank concludeert dat er geen bewijs is voor medeplegen van de andere geweldsdelicten die aan de verdachte zijn ten laste gelegd. De verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij [naam 2] beoordeeld en deze niet ontvankelijk verklaard, omdat niet is vastgesteld dat de schade door de verdachte is veroorzaakt. De uitspraak is gedaan op 13 augustus 2010.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/401739-09 (PROMIS)
Datum uitspraak: 13 augustus 2010
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank [geboorteplaats], meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 juli 2010.
Deze zaak is gelijktijdig - maar niet gevoegd - behandeld met de zaak van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ter terechtzitting van 30 juli 2010. Ook tegen voornoemde medeverdachten wordt heden vonnis gewezen. Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank niet alleen de rol van verdachte maar ook de rol van de medeverdachten bespreken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.F. Roseval en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte mr. S. Bijl en
door de verdachte naar voren is gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd - met inachtneming van de op de terechtzitting van 19 februari 2010 toegelaten wijziging van het ten laste gelegde - dat
hij op of omstreeks 08 november 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam 1]
en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4]
en/of [naam 5] van het leven te beroven met dat opzet met een of meer
van zijn mededader(s), althans alleen met enig (scherp) voorwerp (een mes
en/of een (stuk) glas))
- [naam 1] in/onder zijn (linker) bil en/of zij en/of zijn schouderblad en/of
- [naam 2] in zijn buik en/of
- [naam 3] in zijn been en/of in zijn rug en/of
- [naam 4] in zijn gezicht en/of in zijn hand en/of
- [naam 5] in haar hand en/of
heeft gestoken en/of heeft gesneden;
Artikel 45 juncto 47 juncto 287 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 08 november 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een
persoon genaamd [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of
[naam 4] en/of [naam 5], opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel (een of meer steekwond(en) en/of snijwond(en)), heeft toegebracht, door
opzettelijk (meermalen)
- [naam 1] in/onder zijn (linker) bil en/of zij en/of zijn schouderblad en/of
- [naam 2] in zijn buik en/of
- [naam 3] in zijn been en/of in zijn rug en/of
- [naam 4] in zijn gezicht en/of in zijn hand en/of
- [naam 5] in haar hand en/of
te steken en/of te snijden;
Artikel 47 juncto 302 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 08 november 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met
een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, (meermalen)
- [naam 1] in/onder zijn (linker) bil en/of zij en/of zijn schouderblad en/of
- [naam 2] in zijn buik en/of
- [naam 3] in zijn been en/of in zijn rug en/of
- [naam 4] in zijn gezicht en/of in zijn hand en/of
- [naam 5] in haar hand en/of
heeft gestoken en/of heeft gesneden;
Artikel 45 juncto 47 juncto 302 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 8 november 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
mishandelend
- [naam 1] in/onder zijn (linker) bil en/of zij en/of zijn schouderblad en/of
- [naam 2] in zijn buik en/of
- [naam 3] in zijn been en/of in zijn rug en/of
- [naam 4] in zijn gezicht en/of in zijn hand en/of
- [naam 5] in haar hand
heeft gestoken en/of heeft gesneden, waardoor deze letsel heeft/hebben
bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
Artikel 47 juncto 300 Wetboek van Strafrecht
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Feiten
De rechtbank leidt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten af.
3.1 Op 8 november 2009 omstreeks 09:25 uur vindt een steekpartij plaats in en bij café Crazy te Amsterdam. Een man genaamd [naam 4] heeft een wond op zijn voorhoofd. Drie andere mannen ([naam 1], [naam 2] en [naam 3]) hebben steekwonden. Een in het café aanwezige vrouw ([naam 5]) heeft letsel aan haar hand. De daders zouden zijn gevlucht met een taxi die door de politie wordt gevolgd. Deze taxi stopt op de Hobbemakade te Amsterdam. Er stappen drie mannen uit de taxi die vervolgens wegrennen. Eén van deze mannen is verdachte die korte tijd later wordt aangehouden.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vraagt vrijspraak voor het ten laste gelegde ten aanzien van [naam 5] aangezien niet duidelijk is dat het letsel aan haar hand is veroorzaakt door het handelen van één van de verdachten.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag ten aanzien van de slachtoffers [naam 1] en [naam 3] en aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling ten aanzien van de slachtoffers [naam 2] en [naam 4].
De officier van justitie baseert haar standpunt op de verklaringen van [naam 1], [naam 6], [naam 2], [naam 3], [naam 4], [naam 7] en [naam 8], op de letselverklaringen en de foto's van het letsel van [naam 1], [naam 2], [naam 3] en [naam 4] en de foto's van het veiligheidsvest van [naam 3]. Ook baseert zij haar standpunt op de foslo waarbij getuige [naam 6] verdachte [medeverdachte 2] herkent als de man die heeft gestoken met een mes en de foslo's waarbij [naam 1] verdachte [verdachte] herkent als één van de drie mannen die met hem heeft gevochten en waarbij hij verdachte [medeverdachte 1] herkent als de man die hem bij zijn revers heeft gepakt en die hij van een eerder incident kende.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat sprake is van drie daders die worden aangeduid als een kale/dikke, een kleine/magere en een lange. De lange blijkt verdachte [medeverdachte 1] te zijn, de kale/dikke blijkt verdachte [verdachte] te zijn en de kleine/magere blijkt verdachte [medeverdachte 2] te zijn, aldus de officier van justitie.
Medeplegen
De officier van justitie is van mening dat sprake is van medeplegen. Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat [naam 4] met een glas wordt aangevallen door verdachte [verdachte] en dat wanneer hij op de grond terecht komt, ook verdachte [medeverdachte 1] daar is om [naam 4] te slaan en te stompen. [verdachte] en [medeverdachte 1] gaan door met vechten. [medeverdachte 1] heeft een stukgeslagen glas in zijn hand. Buiten blijven ze vervelend doen en vallen ze tegelijkertijd de portiers aan. Er ontstaat een worsteling en de portiers proberen beide mannen van zich af te houden. [naam 1] wordt in zijn rug en bil gestoken terwijl hij wordt vastgehouden door [medeverdachte 1]. [naam 3] ziet, terwijl hij met [medeverdachte 1] spreekt, in zijn ooghoek de twee andere Marokkaanse jongens naar hem toekomen en hij voelt dat hij aan de achterkant wordt geslagen door iemand. Hij ziet de twee jongens wegrennen. [naam 3] beseft dat hij door [verdachte] of [medeverdachte 2] moet zijn gestoken. Ten slotte blijkt uit de bewijsmiddelen dat [medeverdachte 2] of [medeverdachte 1] [naam 2] in de buik steekt.
De officier van justitie acht bewezen dat ook verdachte [medeverdachte 2] zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van de poging zware mishandeling van [naam 4]. Verdachte [medeverdachte 2] is immers samen met zijn medeverdachten het café Crazy binnen gegaan. De incidenten vormen één groot gebeuren, waarvan de eerste aanleiding de poging zware mishandeling van [naam 4] is. De verdachten lopen na het incident ook samen weg en stappen samen in een taxi.
Kwalificatie van het bewezen geachte
De officier van justitie acht het medeplegen een poging tot doodslag ten aanzien van de slachtoffers [naam 1] en [naam 3] bewezen. Verdachte heeft voorwaardelijke opzet gehad bij het medeplegen van de poging tot doodslag. [naam 1] is meermalen lukraak in de rug gestoken. [naam 3] heeft letsel en een steekgat in het veiligheidsvest ter hoogte van het schouderblad. Bij beide slachtoffers bestond de aanmerkelijke kans dat bij het steken vitale organen geraakt zouden worden. Met het steken hebben verdachte en zijn mededaders zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [naam 1] en [naam 3] zouden overlijden.
De officier van justitie acht het medeplegen van een poging tot zware mishandeling ten aanzien de slachtoffers [naam 2] en [naam 4] bewezen. [naam 2] is in zijn buik gestoken en de aanmerkelijke kans bestond dat bijvoorbeeld een darmperforatie zou ontstaan. Bij [naam 4] had het glas in zijn ogen terecht kunnen komen en zouden ontsierende littekens kunnen zijn ontstaan. Bij beide slachtoffers bestond dus de aanmerkelijke kans dat zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan en verdachte en zijn mededaders hebben deze kans op de koop toegenomen.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is, met de officier van justitie, van mening dat er geen bewijs is voor het ten laste gelegde ten aanzien van [naam 5].
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank om verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde nu wettig en overtuigend bewijs in het dossier ontbreekt. Uit de verklaringen van getuigen, de fotoconfrontaties en het technisch onderzoek blijkt niet dat verdachte iemand heeft gestoken met een mes of met een glas.
Medeplegen
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat op grond van het dossier verdachte niet is te veroordelen als medepleger. Uit de stukken kan alleen worden afgeleid dat de kleine Marokkaan zich volkomen onverwachts uit een groep heeft losgemaakt en doelgericht op de aangevers heeft gestoken. Het steken met een mes kwam voor een ieder als een volkomen onverwachte actie. Verdachte heeft op geen enkel moment een wezenlijke bijdrage geleverd aan de uitvoering van de steekpartij. Voorts is geen sprake van voorwaardelijke opzet. Verdachte wist niet en kon niet weten dat de dader een mes bij zich droeg, laat staan dat hij dit zou gebruiken. Verdachte heeft niets gezien van de steekpartij. Verdachte maakte zich als eerste uit de voeten en nam afstand van het geheel. Niet is gebleken dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de steker en verdachte of dat er van te voren afspraken waren gemaakt tussen verdachte en de medeverdachten.
Kwalificatie van het bewezen geachte
De raadsvrouw is van mening dat, indien de rechtbank wel tot een veroordeling komt, een poging tot doodslag ten aanzien van de slachtoffers niet bewezen kan worden. De steekwonden waren immers oppervlakkig en niet op vitale delen van het lichaam gericht. Voorts is aan geen van de slachtoffers zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Het volledige herstel was binnen zes weken na de gebeurtenis en de verwondingen vereisten geen medisch ingrijpen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De beoordeling van de stukken
4.3.1.1 De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat [naam 4] in café Crazy gewond is geraakt doordat hij met een glas in zijn gezicht is geslagen. [naam 1], [naam 2] en [naam 3] zijn buiten het café gestoken en gewond geraakt. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van één groot voorval, maar van twee losse incidenten die korte tijd na elkaar hebben plaatsgevonden.
4.3.1.2 Op grond van de verklaringen van aangevers en getuigen en de opgegeven signalementen is vast komen te staan dat de drie Marokkaanse mannen die samen in de kroeg waren en die aanwezig waren bij de incidenten verdachte en zijn medeverdachten waren. De verdachten zijn allemaal herkend bij een meervoudige fotoconfrontatie. Verdachten [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn aangehouden kort na het gebeuren en nadat ze uit de taxi renden waarmee ze waren gevlucht. De rechtbank sluit enige betrokkenheid van één of meerdere andere (Marokkaanse) mannen bij de incidenten uit, nu het dossier hiervoor geen aanwijzingen bevat.
4.3.1.3 Hoewel de verklaringen niet eenduidig zijn voor wat betreft de signalementen van de drie verdachten is uit de verklaringen wel duidelijk een aantal uiterlijke kenmerken van de verdachten af te leiden. De rechtbank is van oordeel dat op grond van verklaringen van aangevers en getuigen in onderlinge samenhang bezien, aannemelijk is dat met de kale verdachte [verdachte], met de lange verdachte [medeverdachte 1] en met de klein(st)e verdachte [medeverdachte 2] wordt bedoeld. Voorst blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte [verdachte] en verdachte [medeverdachte 1] netjes waren gekleed en dat verdachte [medeverdachte 2] een donkergekleurde jas en een spijkerbroek droeg.
4.3.2 Partiële vrijspraak
Het ten laste gelegde ten aanzien van [naam 5]
4.3.2.1 De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsvrouw, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen is ten laste gelegd ten aanzien van [naam 5], zodat verdachte voor dit deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken, nu [naam 5] in tweede instantie heeft verklaard dat zij niet weet hoe haar letsel is ontstaan.
Het ten laste gelegde ten aanzien van de hand van [naam 4]
4.3.2.2 De rechtbank is voorts van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld door wie het letsel aan de hand van [naam 4] is veroorzaakt. [naam 4] is de enige persoon die verklaart dat hij een tweede klap met een glas heeft gekregen die hij met zijn hand heeft afgeweerd. De andere getuigen verklaren alleen over een vechtpartij tussen [naam 4] en twee Marokkaanse mannen. Gezien het voorgaande dient verdachte te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde steken of snijden van [naam 4] waardoor letsel aan zijn hand is veroorzaakt.
Het ten laste gelegde ten aanzien van [naam 1], [naam 2] en [naam 3]
4.3.2.3 Uit de verklaringen van de getuigen en aangevers is af te leiden dat verdachte en zijn medeverdachten na het vechtincident met [naam 4] uit het café zijn gezet en dat het vechten daar is doorgegaan De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat geen andere (Marokkaanse) mannen dan de drie verdachten betrokken waren bij de vechtpartij met de portiers. Buiten het café zijn drie personen gewond geraakt doordat ze zijn gestoken. De rechtbank acht op grond van de verklaringen van getuigen en aangevers bewezen dat verdachte [medeverdachte 2] deze personen heeft gestoken. Voorts blijkt uit de verklaringen dat er sprake is geweest van één steker en hiermee is uitgesloten dat verdachte heeft gestoken. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat aangever [naam 1] verdachte bij een fotobewijsconfrontatie heeft herkend als één van de drie Marokkaanse mannen die betrokken was bij de vechtpartij. [naam 1] heeft verklaard dat [verdachte] niet de persoon is die hij heeft zien steken, maar dat dat de kleinere man was. De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, niet bewezen dat verdachte zich schuldig gemaakt heeft gemaakt aan het medeplegen van het steken van de slachtoffers buiten het café. Niet blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat sprake was van een vooropgezet plan bij verdachten om personen te gaan steken. Ook de feiten en omstandigheden zoals door de officier van justitie aangevoerd leiden niet tot de conclusie dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking bij het steken van [naam 1], [naam 2] en [naam 3]. Het feit dat verdachte mogelijk één of meer personen buiten het café heeft geslagen, maakt hem nog geen medepleger van het steken zoals is ten laste gelegd.
4.3.3 De bewijsmiddelen
4.3.3.1 De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hierna genoemde bewijsmiddelen zijn vervat.
4.3.3.2 Aangever [naam 4] verklaart op 11 november 2009 tegenover de politie dat hij op 8 november 2009 vanaf 08:30 uur in café Crazy te Amsterdam was. Hij stond op de hoek van de bar wat te praten met vrienden onder wie [naam 2] (de rechtbank begrijpt: [naam 2]). Plots kwam er iemand op hem aflopen en die sloeg hem in één keer met een glas in zijn gezicht. [naam 4] beschrijft deze persoon als een kale, kleine Marokkaanse man, kleiner dan [naam 4] zelf die 1.90 meter lang is. De man sloeg hem met het glas tussen zijn ogen. Op de vraag hoeveel Marokkaanse mannen het waren, antwoordt [naam 4] dat ze met zijn tweeën waren, namelijk degene die het glas in zijn gezicht sloeg en een man die bij hem hoorde en aan de bar stond. Dit was een kleine Marokkaanse jongen met zwart haar. Later heeft men uit zijn gezicht allemaal kleine glasdeeltjes moeten halen. [naam 4] is vervolgens naar het VU ziekenhuis gebracht. Daar zijn vier hechtingen aangebracht in de wond tussen zijn ogen.i In het ziekenhuis is een snijwond tussen de wenkbrauwen geconstateerd.ii
4.3.3.3 Getuige [naam 7] verklaart bij de politie dat hij op 8 november 2009 met een vriend van hem genaamd [naam 4] (de rechtbank begrijpt: [naam 4]) wat was gaan drinken in café Crazy. Hij zag dat [naam 4] met een man genaamd [naam 2] en een donker vrouwtje stond te praten. Plotseling zag [naam 7] een kale Marokkaan vanuit het niets op [naam 4] afspringen en hem aanvallen. Hij zag dat portiers die kale Marokkaan van [naam 4] aftrokken en hem naar buiten brachten. Hij zag dat [naam 4] een gapende wond op zijn voorhoofd had en onder het bloed zat.iii
4.3.4 De waardering van de bewijsmiddelen.
Het ten laste gelegde ten aanzien van het gezicht van [naam 4]
4.3.4.1 De rechtbank acht op grond van de verklaringen van de getuigen bewezen dat verdachte [verdachte] degene is geweest die [naam 4] met een glas in zijn gezicht heeft geraakt. De rechtbank acht niet bewezen dat sprake is geweest van medeplegen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
4.3.4.2 Getuigen [naam 4] en [naam 7] verklaren dat een kale Marokkaan op [naam 4] afkwam en hem plotseling een klap gaf, waarna [naam 4] bloedde in zijn gezicht. Uit de in het dossier opgenomen signalementen blijkt dat verdachte [verdachte] de enige van de drie verdachten was die kaal was. Dat getuige [naam 1] heeft verklaard dat hij hoorde dat de lange Marokkaan ruzie had met [naam 4], maakt dit niet anders, nu uit zijn verklaring is af te leiden dat hij de klap met het glas niet zelf heeft gezien.
4.3.4.3 De rechtbank acht niet bewezen dat sprake is van medeplegen van het slaan met een glas in het gezicht van [naam 4]. Uit de bewijsmiddelen is af te leiden dat verdachte [verdachte] als eerste op [naam 4] is afgestapt en hem met een glas in zijn gezicht heeft geslagen. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte [medeverdachte 1] hierbij is betrokken. De rechtbank merkt ten overvloede op dat voor zover al uit de bewijsmiddelen zou zijn af te leiden dat verdachte [medeverdachte 1] zich later met de ruzie heeft bemoeid en [naam 4] heeft geslagen, dit slaan ná de eerste klap van [verdachte] nog geen medeplegen van die eerste klap oplevert. Voorts blijkt uit het dossier niet van enige betrokkenheid van medeverdachte [medeverdachte 2] bij het slaan met een glas in het gezicht van [naam 4]. Ook is niet gebleken van een afspraak tussen verdachten of een vooropgezet plan om [naam 4] te slaan met een glas. Van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het slaan met een glas - zoals ten laste gelegd - is niet gebleken.
Kwalificatie van het bewezen geachte
4.3.4.4 De rechtbank acht bewezen dat verdachte [naam 4] in zijn gezicht heeft gestoken of gesneden. Immers het slaan met een glas waarbij iemand wordt geraakt, kan gelet op het materiaal van het glas, worden opgevat als het steken of snijden met een glas.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de handeling van [verdachte] kan worden gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling van [naam 4]. Verdachte heeft door [naam 4] met een glas tussen de ogen te raken immers bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer hierdoor ernstig oogletsel of blijvende littekens in het gezicht zou oplopen.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 8 november 2009 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [naam 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet [naam 4] in zijn gezicht heeft gestoken of heeft gesneden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 maanden, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie acht de vordering van benadeelde partij [naam 2] gedeeltelijk toewijsbaar. De officier van justitie acht het eigen risico van de zorgverzekeraar, de kosten voor het overhemd en de gevorderde immateriële schade toewijsbaar te vermeerderen met de wettelijke rente. Ze verzoekt voorts daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De benadeelde partij [naam 2] dient ten aanzien van de gevraagde vergoeding voor de jas niet ontvankelijk in zijn vordering te worden verklaard omdat niet is vast komen te staan dat de schade door het ten laste gelegde is ontstaan.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat - mocht de rechtbank tot een veroordeling komen - onder meer rekening gehouden moet worden met de aard van het letsel, dat objectief bezien mee lijkt te vallen.
De raadsvrouw verzoekt de vordering benadeelde partij af te wijzen omdat verdachte de gevorderde schade niet heeft veroorzaakt.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden opleggen.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de straffen die in vergelijkbare zaken door de rechtbank zijn opgelegd.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Hij heeft een voor hem onbekend persoon in een café met een glas in het gezicht gestoken of gesneden, zonder dat hiervoor enige aanleiding bestond. Dit handelen heeft pijn en letsel bij het slachtoffer veroorzaakt. Het slachtoffer heeft een hoofdwond opgelopen die in het ziekenhuis moest worden gehecht. Bovendien heeft de gedraging van verdachte angst bij het slachtoffer en in de samenleving in het algemeen veroorzaakt. Personen moeten zich veilig kunnen voelen als ze zich te midden van andere personen in een openbare drinkgelegenheid bevinden. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke misdrijven hiervan nog langdurig de nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Het letsel van het slachtoffer is ernstig, maar had nog veel ernstiger kunnen zijn, bijvoorbeeld als het glas in zijn ogen terecht was gekomen. Gezien het voorgaande acht de rechtbank een gevangenisstraf van enige duur passend en geboden.
De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat om bij de straftoemeting af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd nu de rechtbank niet bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag van [naam 1] en [naam 3] en het medeplegen van een poging tot zware mishandeling van [naam 2].
Ten aanzien van de benadeelde partij
Nu niet is gebleken dat aan de benadeelde partij [naam 2] rechtstreeks schade is toegebracht door het bewezen geachte feit, verdachte wordt immers vrijgesproken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op [naam 2], zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk is.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van kleding die onder verdachte in beslag is genomen en die is vermeld in de beslaglijst die als bijlage 1 aan dit vonnis is gehecht.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
10. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
* Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
* Verklaart de benadeelde partij [naam 2] niet ontvankelijk in zijn vordering.
* Gelast de teruggave aan verdachte van de kleding, zoals genoemd onder de nummers 1 tot en met 3 van de beslaglijst die als bijlage 1 aan dit vonnis is gehecht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W. Moors, voorzitter,
mrs. J.P.C. van Dam van Isselt en I.M.L. Felix, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verkaik, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 augustus 2010.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
i Een proces-verbaal met nummer 2009302405 van 11 november 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 9] (doorgenummerde pag. 113 e.v.), inhoudende de verklaring van [naam 4].
ii Een geschrift, zijnde een geneeskundige verklaring van de arts E. van der Walle, d.d. 22 december 2009, inhoudende de verklaring van voornoemd arts (doorgenummerde pag. 337)
iii Een proces-verbaal van verhoor getuige met nummer 2009302405 van 2 december 2009, in de wettelijke vorm[0] opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 20] (doorgenummerde pag. 210 e.v.), inhoudende de verklaring van [naam 7].
Vonnis (Promis) inzake: [verdachte]
Parketnummer: 13/401739-09