ECLI:NL:RBAMS:2010:BN3936

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/650144-10 (PROMIS)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in steekpartij bij café in Amsterdam; medeplegen niet bewezen

In de strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij een steekpartij op 8 november 2009 bij café Crazy in Amsterdam, heeft de rechtbank Amsterdam op 13 augustus 2010 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van poging tot doodslag en zware mishandeling van meerdere slachtoffers. Tijdens de zitting op 30 juli 2010 werd het bewijs besproken, waarbij de officier van justitie stelde dat de verdachte samen met medeverdachten betrokken was bij de steekpartij. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet voldoende betrokken was bij de steekincidenten en dat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verwondingen van de slachtoffers niet direct aan de verdachte konden worden toegeschreven. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet ontvankelijk in zijn vordering. Tevens werd de teruggave van een in beslag genomen Nokia telefoon aan de verdachte gelast. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in strafzaken en de noodzaak om de betrokkenheid van een verdachte duidelijk aan te tonen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/650144-10 (PROMIS)
Datum uitspraak: 13 augustus 2010
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum] 1986,
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 juli 2010.
Deze zaak is gelijktijdig - maar niet gevoegd - behandeld met de zaak van medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ter terechtzitting van 30 juli 2010. Ook tegen voornoemde medeverdachten wordt heden vonnis gewezen. Ten behoeve van de leesbaarheid van het vonnis zal de rechtbank niet alleen de rol van verdachte maar ook de rol van de medeverdachten bespreken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. L.F. Roseval en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. J.F. van der Brugge en
door de verdachte naar voren is gebracht.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd - met inachtneming van de op de terechtzitting van 19 februari 2010 toegelaten wijziging van het ten laste gelegde - dat
hij op of omstreeks 08 november 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam 1]
en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4]
en/of [naam 5] van het leven te beroven met dat opzet met een of meer
van zijn mededader(s), althans alleen met enig (scherp) voorwerp (een mes
en/of een (stuk) glas))
- [naam 1] in/onder zijn (linker) bil en/of zij en/of zijn schouderblad en/of
- [naam 2] in zijn buik en/of
- [naam 3] in zijn been en/of in zijn rug en/of
- [naam 4] in zijn gezicht en/of in zijn hand en/of
- [naam 5] in haar hand en/of
heeft gestoken en/of heeft gesneden;
Artikel 45 juncto 47 juncto 287 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 08 november 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een
persoon genaamd [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of
[naam 4] en/of [naam 5], opzettelijk zwaar lichamelijk
letsel (een of meer steekwond(en) en/of snijwond(en)), heeft toegebracht, door
opzettelijk (meermalen)
- [naam 1] in/onder zijn (linker) bil en/of zij en/of zijn schouderblad en/of
- [naam 2] in zijn buik en/of
- [naam 3] in zijn been en/of in zijn rug en/of
- [naam 4] in zijn gezicht en/of in zijn hand en/of
- [naam 5] in haar hand en/of
te steken en/of te snijden;
Artikel 47 juncto 302 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 08 november 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met
een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, (meermalen)
- [naam 1] in/onder zijn (linker) bil en/of zij en/of zijn schouderblad en/of
- [naam 2] in zijn buik en/of
- [naam 3] in zijn been en/of in zijn rug en/of
- [naam 4] in zijn gezicht en/of in zijn hand en/of
- [naam 5] in haar hand en/of
heeft gestoken en/of heeft gesneden;
Artikel 45 juncto 47 juncto 302 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 8 november 2009 te Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
mishandelend
- [naam 1] in/onder zijn (linker) bil en/of zij en/of zijn schouderblad en/of
- [naam 2] in zijn buik en/of
- [naam 3] in zijn been en/of in zijn rug en/of
- [naam 4] in zijn gezicht en/of in zijn hand en/of
- [naam 5] in haar hand
heeft gestoken en/of heeft gesneden, waardoor deze letsel heeft/hebben
bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden;
Artikel 47 juncto 300 Wetboek van Strafrecht
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Feiten
De rechtbank leidt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten af.
3.1 Op 8 november 2009 omstreeks 09:25 uur vindt een steekpartij plaats in en bij café Crazy te Amsterdam. Een man genaamd [naam 4] heeft een wond op zijn voorhoofd. Drie andere mannen ([naam 1], [naam 2] en [naam 3]) hebben steekwonden. Een in het café aanwezige vrouw ([naam 5]) heeft letsel aan haar hand. De daders zouden zijn gevlucht met een taxi die door de politie wordt gevolgd. Deze taxi stopt op de Hobbemakade te Amsterdam. Er stappen drie mannen uit de taxi die vervolgens wegrennen. Ter terechtzitting van 30 juli 2010 heeft verdachte verklaard dat hij één van de mannen in de taxi was.
4. Vrijspraak
4.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vraagt vrijspraak voor het ten laste gelegde ten aanzien van [naam 5] aangezien niet duidelijk is dat het letsel aan haar hand is veroorzaakt door het handelen van één van de verdachten.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag ten aanzien van de slachtoffers [naam 1] en [naam 3] en aan het medeplegen van een poging tot zware mishandeling ten aanzien van de slachtoffers [naam 2] en [naam 4].
De officier van justitie baseert haar standpunt op de verklaringen van [naam 1], [naam 6], [naam 2], [naam 3], [naam 4], [naam 7] en [naam 8], op de letselverklaringen en de foto’s van het letsel van [naam 1], [naam 2], [naam 3] en [naam 4] en de foto’s van het veiligheidsvest van [naam 3]. Ook baseert zij haar standpunt op de foslo waarbij getuige [naam 6] verdachte [medeverdachte 2] herkent als de man die heeft gestoken met een mes en de foslo’s waarbij [naam 1] verdachte [medeverdachte 1] herkent als één van de drie mannen die met hem heeft gevochten en waarbij hij verdachte [verdachte] herkent als de man die hem bij zijn revers heeft gepakt en die hij van een eerder incident kende.
Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat sprake is van drie daders die worden aangeduid als een kale/dikke, een kleine/magere en een lange. De lange blijkt verdachte [verdachte] te zijn, de kale/dikke blijkt verdachte [medeverdachte 1] te zijn en de kleine/magere blijkt verdachte [medeverdachte 2] te zijn, aldus de officier van justitie.
Medeplegen
De officier van justitie is van mening dat sprake is van medeplegen. Uit voornoemde bewijsmiddelen blijkt dat [naam 4] met een glas wordt aangevallen door verdachte [medeverdachte 1] en dat wanneer hij op de grond terecht komt, ook verdachte [verdachte] daar is om [naam 4] te slaan en te stompen. [medeverdachte 1] en [verdachte] gaan door met vechten. [verdachte] heeft een stukgeslagen glas in zijn hand. Buiten blijven ze vervelend doen en vallen ze tegelijkertijd de portiers aan. Er ontstaat een worsteling en de portiers proberen beide mannen van zich af te houden. [naam 1] wordt in zijn rug en bil gestoken terwijl hij wordt vastgehouden door [verdachte]. [naam 3] ziet, terwijl hij met [verdachte] spreekt, in zijn ooghoek de twee andere Marokkaanse jongens naar hem toekomen en hij voelt dat hij aan de achterkant wordt geslagen door iemand. Hij ziet de twee jongens wegrennen. [naam 3] beseft dat hij door [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] moet zijn gestoken. Ten slotte blijkt uit de bewijsmiddelen dat [medeverdachte 2] of [verdachte] [naam 2] in de buik steekt.
De officier van justitie acht bewezen dat ook verdachte [medeverdachte 2] zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van de poging zware mishandeling van [naam 4]. Verdachte [medeverdachte 2] is immers samen met zijn medeverdachten het café Crazy binnen gegaan. De incidenten vormen één groot gebeuren, waarvan de eerste aanleiding de poging zware mishandeling van [naam 4] is. De verdachten lopen na het incident ook samen weg en stappen samen in een taxi.
Kwalificatie van het bewezen geachte
De officier van justitie acht het medeplegen van een poging tot doodslag ten aanzien van de slachtoffers [naam 1] en [naam 3] bewezen. Verdachte heeft voorwaardelijke opzet gehad bij het medeplegen van de poging tot doodslag. [naam 1] is meermalen lukraak in de rug gestoken. [naam 3] heeft letsel en een steekgat in het veiligheidsvest ter hoogte van het schouderblad. Bij beide slachtoffers bestond de aanmerkelijke kans dat bij het steken vitale organen geraakt zouden worden. Met het steken heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat [naam 1] en [naam 3] zouden overlijden.
De officier van justitie acht het medeplegen van een poging tot zware mishandeling ten aanzien de slachtoffers [naam 2] en [naam 4] bewezen. [naam 2] is in zijn buik gestoken en de aanmerkelijke kans bestond dat bijvoorbeeld een darmperforatie zou ontstaan. Bij [naam 4] had het glas in zijn ogen terecht kunnen komen en zouden ontsierende littekens kunnen zijn ontstaan. Bij beide slachtoffers bestond dus de aanmerkelijke kans dat zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan en verdachte en zijn mededaders hebben deze kans op de koop toegenomen.
Strafeis
Gezien het voorgaande eist de officier van justitie dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van het voorarrest wordt opgelegd.
Vordering benadeelde partij
De officier van justitie acht de vordering van benadeelde partij [naam 2] gedeeltelijk toewijsbaar. De officier van justitie acht het eigen risico van de zorgverzekeraar, de kosten voor het overhemd en de gevorderde immateriële schade toewijsbaar te vermeerderen met de wettelijke rente. Ze verzoekt voorts daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. De benadeelde partij dient ten aanzien van de gevraagde vergoeding voor de jas niet ontvankelijk in zijn vordering te worden verklaard omdat niet is komen vast te staan dat de schade door het ten laste gelegde is ontstaan.
Beslag
De officier van justitie is van mening dat de in beslag genomen Nokia telefoon teruggegeven kan worden aan verdachte.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde omdat op geen enkele wijze uit het dossier blijkt dat verdachte betrokken is geweest bij het steken of verwonden van één of meer personen binnen en buiten het café.
Verdachte stond in de bar een drankje te drinken toen er een vechtpartij achter zijn rug ontstond. De portiers besloten alle Marokkaanse mannen uit het café te gooien. Buiten ontstond vervolgens een trekpartij. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat sprake was van een chaos en dat niet duidelijk is wie wat heeft gedaan. De aangevers en getuigen waren bovendien - deels - onder invloed van alcohol en drugs.
Uit het dossier blijkt niet dat verdachte iemand heeft gestoken of geprikt. Ook blijkt niet dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het ten laste gelegde. Immers niet is gebleken dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking bij het prikken van personen. Getuige [naam 1] heeft verklaard dat de steker na het incident aan de andere Marokkaanse mannen duidelijk maakte dat hij met een mes had gestoken. Deze verklaring bevestigt dat de steker alleen handelde en dat de andere verdachten kennelijk volledig verrast werden.
Gezien het voorgaande verzoekt de raadsman de vordering van de benadeelde partij [naam 2] af te wijzen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
4.3.1 De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat [naam 4] in café Crazy gewond is geraakt doordat hij met een glas in zijn gezicht is geslagen. [naam 1], [naam 2] en [naam 3] zijn buiten het café gestoken en gewond geraakt. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van één groot voorval, maar van twee losse incidenten die korte tijd na elkaar hebben plaatsgevonden.
4.3.2 Op grond van de verklaringen van aangevers en getuigen en de opgegeven signalementen is vast komen te staan dat de drie Marokkaanse mannen die samen in de kroeg waren en die aanwezig waren bij de incidenten verdachte en zijn medeverdachten waren. De verdachten zijn allemaal herkend bij een meervoudige fotoconfrontatie. Verdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn aangehouden kort na het gebeuren en nadat ze uit de taxi renden waarmee ze waren gevlucht. Verdachte heeft verklaard dat hij ook één van de drie jongens was die in de taxi zat en is weggerend. De rechtbank sluit enige betrokkenheid van één of meerdere andere (Marokkaanse) mannen bij de incidenten uit, nu het dossier hiervoor geen aanwijzingen bevat.
4.3.3 Hoewel de verklaringen niet eenduidig zijn voor wat betreft de signalementen van de drie verdachten is uit de verklaringen wel duidelijk een aantal uiterlijke kenmerken van de verdachten af te leiden. De rechtbank is van oordeel dat op grond van verklaringen van aangevers en getuigen in onderlinge samenhang bezien, aannemelijk is dat met de kale verdachte [medeverdachte 1], met de lange verdachte [verdachte] en met de klein(st)e verdachte [medeverdachte 2] wordt bedoeld. Voorst blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [verdachte] netjes waren gekleed en dat verdachte [medeverdachte 2] een donkergekleurde jas en een spijkerbroek droeg.
Het ten laste gelegde ten aanzien van [naam 5]
4.3.4 De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsvrouw, niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen is ten laste gelegd ten aanzien van [naam 5], zodat verdachte voor dit deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken, nu [naam 5] in tweede instantie heeft verklaard dat zij niet weet hoe haar letsel is ontstaan.
Het ten laste gelegde ten aanzien van [naam 4]
4.3.5 De rechtbank acht op grond van de verklaringen van de getuigen en aangever [naam 4] bewezen dat verdachte [medeverdachte 1] degene is geweest die [naam 4] met een glas in zijn gezicht heeft geraakt. De rechtbank acht niet bewezen dat sprake is geweest van medeplegen door verdachte. Uit de getuigenverklaringen en de verklaring van [naam 4] is af te leiden dat verdachte [medeverdachte 1] als eerste op [naam 4] is afgestapt en hem met een glas in zijn gezicht heeft geslagen. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte hierbij is betrokken. Voorts is niet gebleken van een afspraak tussen verdachten of een vooropgezet plan om [naam 4] te slaan met een glas. Ook de feiten en omstandigheden zoals door de officier van justitie aangevoerd leiden niet tot de conclusie dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking bij het slaan in het gezicht van [naam 4]. De rechtbank merkt ten overvloede op dat voor zover al uit de bewijsmiddelen zou zijn af te leiden dat verdachte zich met de ruzie heeft bemoeid en [naam 4] heeft geslagen, dit slaan ná de eerste klap met het glas van [medeverdachte 1] nog geen medeplegen van die eerste klap met het glas oplevert. Gezien het voorgaande dient verdachte van het medeplegen van het ten laste gelegde steken of snijden met een glas in het gezicht van [naam 4] te worden vrijgesproken.
4.3.6 De rechtbank is voorts van oordeel dat op grond van het dossier niet kan worden vastgesteld door wie het letsel aan de hand van [naam 4] is veroorzaakt. [naam 4] is de enige persoon die verklaart dat hij een tweede klap heeft gekregen die hij met zijn hand heeft afgeweerd. De andere getuigen verklaren alleen over een vechtpartij tussen [naam 4] en twee Marokkaanse mannen. Gezien het voorgaande dient verdachte ook te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde steken of snijden van [naam 4] waardoor letsel aan zijn hand is veroorzaakt.
Het ten laste gelegde ten aanzien van [naam 1], [naam 2] en [naam 3]
4.3.7 Uit de verklaringen van de getuigen en aangevers is af te leiden dat verdachte en zijn medeverdachten na het vechtincident met [naam 4] uit het café zijn gezet en dat het vechten daar is doorgegaan. De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat geen andere (Marokkaanse) mannen dan de drie verdachten betrokken waren bij de vechtpartij met de portiers. Buiten het café zijn drie personen gewond geraakt doordat ze zijn gestoken. De rechtbank acht op grond van de verklaringen van getuigen en aangevers bewezen dat verdachte [medeverdachte 2] deze personen heeft gestoken. Voorts blijkt uit de verklaringen dat er sprake is geweest van één steker en hiermee is uitgesloten dat verdachte heeft gestoken. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat zowel aangever [naam 1] als aangever [naam 3] verdachte hebben herkend van een eerder incident en hebben verklaard dat hij niet degene is geweest die heeft gestoken. De rechtbank acht, anders dan de officier van justitie, niet bewezen dat verdachte zich schuldig gemaakt heeft gemaakt aan het medeplegen van het steken van de slachtoffers buiten het café. Het feit dat verdachte mogelijk één of meer personen buiten het café heeft geslagen of vastgehouden, maakt hem nog geen medepleger van het steken zoals is ten laste gelegd. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat sprake was van een vooropgezet plan bij verdachten om personen te gaan steken. Op grond van de bewijsmiddelen valt ook niet vast te stellen dat verdachte zich op het moment dat [naam 1] werd gestoken, bewust was of had moeten zijn van dit steken. Niet blijkt van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten. Ook de feiten en omstandigheden zoals door de officier van justitie aangevoerd leiden niet tot de conclusie dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking bij het steken van [naam 1], [naam 2] en [naam 3].
De rechtbank acht, gezien het voorgaande, het ten laste gelegde niet bewezen en zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de onder verdachte in beslag genomen Nokia zaktelefoon.
Ten aanzien van de benadeelde partij
Nu aan verdachte - zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - geen straf of maatregel is opgelegd, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij [naam 2] in de vordering niet ontvankelijk is.
5. Beslissing
? Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
? Verklaart de benadeelde partij [naam 2] niet ontvankelijk in zijn vordering.
? Gelast de teruggave aan verdachte van: 1.00 STK zaktelefoon, NOKIA ([nr])
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.W. Moors, voorzitter,
mrs. J.P.C. van Dam van Isselt en I.M.L. Felix, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verkaik, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 augustus 2010.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen