ECLI:NL:RBAMS:2010:BN3629
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis in verzet inzake onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 maart 2010 een vonnis in verzet gewezen tussen ABN AMRO BANK N.V. en [A]. De procedure betreft een geschil over een frauduleuze overboeking van € 7.900,-- van de rekening van [B] naar de rekening van [A]. ABN AMRO heeft in een eerdere verstekprocedure gevorderd dat [A] dit bedrag zou terugbetalen, maar [A] betwistte de ontvangst van het geld, stellende dat hij zijn bankpas had verloren en zijn rekening had geblokkeerd. De rechtbank oordeelde dat de overboeking moet worden aangemerkt als een betaling door [B] aan [A], waarbij ABN als hulppersoon heeft gefaciliteerd. De rechtbank concludeerde dat [A] ongerechtvaardigd was verrijkt met het bedrag van € 7.900,--, omdat de overboeking het gevolg was van fraude. De rechtbank verwierp het beroep van [A] op artikel 6:212 BW, omdat hij niet had aangetoond dat de verrijking niet aan hem kon worden toegerekend. De rechtbank heeft de vordering van ABN tot schadevergoeding tot het bedrag van de verrijking toegewezen, maar niet voor het hogere bedrag dat ABN had gevorderd. Tevens werd [A] veroordeeld in de proceskosten van de verstek- en verzetprocedure. Het eerdere verstekvonnis werd vernietigd en de rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.