RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 08/4464 AW en AWB 09/3251 AW
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. E.E. de Vos,
het College van Bestuur van de Universiteit van Amsterdam (UvA),
verweerder,
gemachtigde: mr. drs. M.S.E. Hage.
Bij besluit van 1 april 2008 (hierna: het opheffingsbesluit) heeft verweerder de functie van senior projectleider bij het Instituut voor Interdisciplinaire Studies (hierna: IIS) van de Universiteit van Amsterdam met ingang van 1 mei 2008 opgeheven.
Verweerder heeft bij besluit van 25 september 2008 het bezwaar van eiseres tegen het opheffingsbesluit ongegrond verklaard (hierna: bestreden besluit I).
Bij besluit van 20 februari 2009 (hierna: het ontslagbesluit) heeft verweerder eiseres met ingang van 1 juni 2009 ontslag verleend in verband met de opheffing van haar functie.
Verweerder heeft bij besluit van 11 juni 2009 (hierna: bestreden besluit II) het bezwaar van eiseres tegen het ontslagbesluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten I en II afzonderlijk beroep ingesteld. Het beroep tegen bestreden besluit I staat bij de rechtbank geregistreerd onder procedurenummer AWB 08/4464 AW. Het beroep tegen bestreden besluit II is bij de rechtbank bekend onder procedurenummer AWB 09/3251 AW.
Verweerder heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld ter zitting van 16 juni 2010. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door voornoemde gemachtigde. alsmede door [persoon 1] en [persoon 2].
Ten aanzien van de opheffing van de functie
1.1. Eiseres was vanaf 15 januari 2002 werkzaam bij het IIS, in de functie van senior projectleider. Zij hield zich voornamelijk bezig met universiteitsbrede ICTO- projecten, waaronder de projecten “webklassen” en “Triple-L”.
1.2. Verweerder heeft het volgende gesteld. Het IIS was vanaf het ontstaan in 1996 een relatief kleine projectorganisatie binnen de UvA, gericht op onderwijsvernieuwing- en ontwikkeling. In de periode vanaf 1996 tot 2006 is de nadruk van het IIS in toenemende mate komen te liggen op het ontwikkelen van nieuw interdisciplinair onderwijs. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in de erkenning door het College van Bestuur van de UvA van het IIS als onderwijsinstituut en het formuleren van een nieuwe missie. Kerntaak van het IIS is sindsdien het ontwikkelen en verzorgen van interdisciplinair onderwijs.
De universiteitsbrede taken – met name de ICT(O)-taken en projecten – die geen directe relatie hadden met het onderwijs dat door het IIS werd verzorgd, zijn als gevolg van de bovenomschreven ontwikkelingen door het IIS gestaakt en (deels) overgedragen aan het Informatiseringscentrum (hierna: IC) en het Bureau Communicatie (hierna: BC). Hierdoor is de functie van eiseres bij het IIS volgens verweerder komen te vervallen. Bij het opheffingsbesluit is dit aan eiseres medegedeeld.
2. De rechtbank stelt voorop dat een beslissing tot opheffing van een functie, op grond van vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (hierna: CRvB), terughoudend dient te worden getoetst (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 5 maart 2009, gepubliceerd onder LJN BH6398, te raadplegen via www.rechtspraak.nl).
3.1. Eiseres heeft in beroep betwist dat haar functie van senior-projectleider is vervallen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder echter voldoende gemotiveerd dat dit wel degelijk het geval is. Niet in geschil is dat de diverse projecten waaraan eiseres gewerkt heeft, voor zover deze ten tijde van het opheffingsbesluit nog niet afgerond waren, niet langer door het IIS worden uitgevoerd. De rechtbank acht voorts voldoende aannemelijk dat de taken op het gebied van onderwijsvernieuwing en kwaliteitszorg in de praktijk niet, dan wel slechts in beperkte mate door eiseres zijn uitgevoerd en al eerder door andere medewerkers van het IIS zijn overgenomen. Voor zover eiseres, onder verwijzing naar het nieuwe organogram van het IIS, heeft betoogd dat de functie van projectleider is blijven bestaan, heeft verweerder voldoende aannemelijk gemaakt dat deze projectleiderstaken niet vergelijkbaar zijn met het werk dat eiseres deed en bovendien slechts een klein onderdeel vormen van hun takenpakket als onderwijscoördinator. Deze beroepsgrond van eiseres slaagt mitsdien niet.
3.2. De taken van eiseres op het gebied van ICT zijn overgedragen aan het IC. Door eiseres is desgevraagd ter zitting erkend dat haar een aanbod is gedaan met de overdracht van de taken mee te gaan naar het IC. Eiseres is op dit aanbod niet direct ingegaan, zo stelt zij, nu haar slechts een tijdelijke functie van een jaar werd aangeboden, terwijl zij bij het IIS een vaste aanstelling had. Eiseres stelt echter wel degelijk bereid te zijn geweest om over te gaan naar het IC. Dit laatste wordt door verweerder betwist. Verweerder heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat eiseres een functie bij het IC is aangeboden. In het dossier bevinden zich evenwel geen stukken waaruit blijkt dat dat eiseres de bereidheid heeft getoond de aangeboden functie bij het IC te accepteren. Eerst ter zitting heeft eiseres gesteld dat zij mondeling het aanbod om bij het IC te komen werken heeft aanvaard, zonder hier evenwel nadere details over te kunnen geven. Nu deze stelling door verweerder wordt betwist en niet door stukken wordt ondersteund, is de rechtbank van oordeel dat er geen grond is voor het oordeel dat verweerder onzorgvuldig zou hebben gehandeld door eiseres in het kader van de opheffing geen andere functie aan te bieden.
3.3. Het voorgaande leidt ertoe dat bestreden besluit I stand kan houden. Het daartegen gerichte beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht bestaat geen aanleiding.
Ten aanzien van het ontslag
4.1. In het opheffingsbesluit is eiseres erop gewezen dat voor haar een ontslagbeschermingstermijn zou gelden van tien maanden. Deze termijn is op 1 mei 2008 ingegaan en op 1 maart 2009 geëindigd. Gedurende deze periode heeft verweerder inspanningen verricht om eiseres te begeleiden naar ander werk. Deze inspanningen hebben niet geresulteerd in het vinden van een andere baan door eiseres. Bij het ontslagbesluit is eiseres op grond van artikel 8.4, eerste lid, van de CAO Nederlandse Universiteiten (hierna: CAO NU) met ingang van 1 juni 2009 ontslag verleend.
4.2. Bij bestreden besluit II heeft verweerder het ontslagbesluit gehandhaafd. Nu artikel 8.9, derde lid, van de CAO NU bepaalt dat een ontslag volgende uit opheffing van een functie niet eerder ingaat dan een week nadat de beslissing op bezwaar is genomen, is in bestreden besluit II de ingangsdatum van het ontslag gewijzigd in 19 juni 2009.
5.1. De rechtbank overweegt dat eiseres ter zitting de beroepsgronden betreffende het betrachten van onvoldoende zorgvuldigheid met betrekking tot herplaatsing en het ten onrechte niet toepassen van hoofdstuk 9 van de CAO NU, betreffende reorganisatie, heeft ingetrokken. Hoewel op deze punten in de pleitnota nog is ingegaan, heeft eiseres desgevraagd ter zitting nogmaals bevestigd dat zij al haar beroepsgronden tegen het ontslagbesluit intrekt. De rechtbank komt aan een beoordeling van de betreffende beroepsgronden niet toe.
5.2. De rechtbank ziet overigens geen aanleiding om het ontslagbesluit onvoldoende zorgvuldig dan wel niet deugdelijk gemotiveerd te achten. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiseres voldoende tijd, gelegenheid en begeleiding geboden om ander werk te vinden. Nu dit - mede door de houding van eiseres - niet is gelukt, bestond er een redelijke grond, als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de CAO NU, op basis waarvan verweerder heeft kunnen besluiten eiseres te ontslaan.
5.3. Het voorgaande leidt ertoe dat bestreden besluit II stand kan houden. Het daartegen gerichte beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht bestaat geen aanleiding.
- verklaart het beroep gericht tegen bestreden besluit I, met procedurenummer AWB 08/4464 AW, ongegrond;
- verklaart het beroep gericht tegen bestreden besluit II, met procedurenummer AWB 09/3251 AW, ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.A.A.G. de Vries, voorzitter, mrs P.H.A. Knol en
M.P. Verloop, leden, in aanwezigheid van mr. A.E. Dutrieux, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juli 2010.
de griffier de voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep te Utrecht.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB