ECLI:NL:RBAMS:2010:BN2742

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 09/1992 ZVW
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van het bestreden besluit inzake de Zorgverzekeringswet bijdrage voor een in Marokko wonende eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 juni 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen een in Marokko wonende eiseres en de Raad van bestuur van het College voor zorgverzekeringen. De eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 26 maart 2009, waarin haar bezwaar tegen een algemene brief over de bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) niet-ontvankelijk was verklaard. De rechtbank constateerde dat er sprake was van een reeds langer bestaand geschil tussen eiseres en verweerder, waarbij eiseres eerder had aangegeven het niet eens te zijn met de inhoudingen van de Zvw-bijdrage op haar ouderdomspensioen. De rechtbank oordeelde dat het bezwaarschrift ontvankelijk had moeten worden verklaard, maar inhoudelijk ongegrond was. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken over vergelijkbare situaties en concludeerde dat de inhoudingen conform de Nederlandse wetgeving en het Verdrag met Marokko waren. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat het door eiseres betaalde griffierecht van € 41,- door verweerder moest worden vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld, waarbij binnen zes weken hoger beroep kon worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09/1992 ZVW
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres],
wonende te [woonplaats] (Marokko),
eiseres,
en
de Raad van bestuur van het College voor zorgverzekeringen,
verweerder,
gemachtigde [gemachtigde].
Procesverloop
Bij brief van december 2008 heeft verweerder eiseres geïnformeerd over de bijdrage voor de Zorgverzekeringswet (Zvw) en de woonlandfactor voor 2009.
Bij besluit van 26 maart 2009 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen deze brief niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 april 2010.
Eiseres is niet in persoon verschenen. De gemachtigde van verweerder is evenmin verschenen ter zitting.
Overwegingen
1.1. Eiseres woont in Marokko en ontvangt aldaar een Nederlands ouderdomspensioen waarop een bijdrage voor de Zvw wordt ingehouden.
1.2. Bij een (algemene) brief van december 2008 is eiseres geïnformeerd over de samenstelling van de Zvw-bijdrage en de geldende woonlandfactoren over 2009.
1.3. Naar het oordeel van de rechtbank is deze brief een algemene brief die niet is geïndividualiseerd voor de specifieke situatie van eiseres. Met verweerder is de rechtbank daarom van oordeel dat deze brief een mededeling is van algemene regelgeving, met welke mededeling niet de individuele rechtspositie van eiseres wordt gewijzigd. Die brief is daarom niet aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.4. Desalniettemin is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
1.5. Eiseres meldt in haar bezwaarschrift dat “ik u voor de laatste keer zeg dat ik de bijdrage voor uw verzekering weiger (…)”. Uit deze mededeling leidt de rechtbank af dat het bezwaarschrift een onderdeel is van een reeds langer bestaand geschil tussen eiseres en verweerder, waarbij eiseres eerder heeft aangegeven het niet eens te zijn met de inhoudingen van de bijdrage voor de Zvw op haar ouderdomspensioen.
Dit heeft tot op heden echter niet geleid tot een inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van deze inhouding door de rechter.
1.6. De rechtbank heeft voorafgaande aan de zitting contact gehad met verweerder met het verzoek om het gehele dossier naar zitting mee te nemen. Verweerder heeft echter afgezien van het verschijnen ter zitting. Wel is nog een jaarafrekening over 2007 ingezonden.
1.7. Het bestreden besluit, dat dateert van 26 maart 2009, moet in ieder geval zijn voorafgegaan door een inhouding op de maandelijkse uitbetaling van het ouderdomspensioen van eiseres. Dat daarvan niet blijkt uit het dossier, doet daar niet aan af, nu de desbetreffende gegevens zich zullen bevinden bij de inhoudende instantie, de Sociale Verzekeringsbank. De rechtbank houdt het er dan ook op dat in ieder geval vóór de datum van het bestreden besluit (te weten 26 maart 2009) een individualisering heeft plaatsgevonden die verband houdt met de informatieve brief uit december 2008. Er moet dus voor het bestreden besluit sprake zijn geweest van een appellabel moment dat ziet op het onderwerp van het bezwaarschrift van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank had verweerder, al dan niet onder toepassing van artikel 6:10, eerste lid, van de Awb, het bezwaarschrift dan ook ontvankelijk moeten achten.
1.8. De rechtbank zal het beroep van eiseres daarom gegrond verklaren en haar bezwaar alsnog ontvankelijk verklaren.
1.9. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om de inhoudingen van de bijdrage voor de Zvw op het ouderdomspensioen van eiseres onrechtmatig te achten. De problematiek waarop eiseres doelt is waar het betreft personen in Marokko al meerdere malen door de rechtbank beoordeeld. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van deze rechtbank van 30 augustus 2007, AWB 05-2620 ZFW (in kopie aangehecht).
Ook in het geval van eiseres is de rechtbank van oordeel dat de bijdragen conform de Nederlandse wetgeving en het Verdrag met Marokko zijn ingehouden. Van schending van het eigendomsrecht is volgens vaste rechtspraak in een geval als het onderhavige geen sprake. De financiële omstandigheden van eiseres kunnen bovendien geen reden vormen af te zien van de inhouding van de bedoelde bijdrage.
1.10. De rechtbank zal het beroep daarom gegrond verklaren en op grond van artikel 8:72 van de Awb zelf in de zaak voorzien door het bezwaar van eiseres ongegrond verklaren.
1.11. Voor een vergoeding van de proceskosten bestaat geen aanleiding. Wel dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ter hoogte van € 41,- aan haar te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 41,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door H.J. Tijselink, rechter, in aanwezigheid van P.H. Broier, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 juni 2010.
de griffier de rechter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB