ECLI:NL:RBAMS:2010:BN2517
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding wegens overschrijding redelijke termijn en schending van artikel 8 EVRM
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) met betrekking tot de WAO. De rechtbank heeft eerder, op 13 november 2009, uitspraak gedaan en het onderzoek heropend om een nadere uitspraak te doen over het verzoek van eiser om schadevergoeding wegens mogelijke overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6 van het EVRM. Tijdens de zitting op 4 februari 2010 hebben partijen verklaard dat er geen geschil meer bestaat over de schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, aangezien zowel de minister van Justitie als het Uwv eiser een schikkingaanbod hebben gedaan, dat door eiser is geaccepteerd.
Echter, er bleef een geschil bestaan over het verzoek om schadevergoeding wegens schending van artikel 8 van het EVRM. Eiser stelde dat zijn medische dossier zonder toestemming was verzonden naar een deskundige, en vroeg om een schadevergoeding van € 2.500,-, te betalen door de minister van Justitie. De minister van Justitie betwistte dit verzoek en stelde dat het buiten de omvang van het geding viel, aangezien het onderzoek enkel was heropend voor de schadevergoeding wegens schending van artikel 6 van het EVRM.
De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling tot schadevergoeding, omdat het beroep eerder ongegrond was verklaard. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding wegens schending van artikel 8 van het EVRM af, evenals het verzoek om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank concludeerde dat er geen grond was voor een veroordeling in de proceskosten, zowel ten laste van de minister van Justitie als het Uwv. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 18 maart 2010.