ECLI:NL:RBAMS:2010:BN2068

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/846003-08 (PROMIS)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van werknemer Trafigura voor het afleveren van schadelijke afvalstoffen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 juli 2010 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de werknemer van Trafigura, [verdachte]. De rechtbank heeft [verdachte] veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een geldboete van € 25.000 voor het feitelijk leidinggeven aan het afleveren van voor de gezondheid schadelijke afvalstoffen, terwijl het schadelijke karakter van deze stoffen werd verzwegen. De zaak betreft de Probo Koala, een schip dat op 2 juli 2006 in Amsterdam arriveerde met slops, een mengsel van water en chemicaliën, dat schadelijk was voor de gezondheid. De rechtbank oordeelde dat [verdachte] en Trafigura wisten dat de slops gevaarlijk waren, maar dit niet hebben gemeld aan de Amsterdam Port Services B.V. (APS), die de slops zou verwerken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de slops niet als tankwaswater konden worden aangemerkt, zoals door [verdachte] was gepresenteerd, en dat de slops een complex mengsel waren dat bijtend en corrosief was. De rechtbank heeft de rol van [verdachte] als feitelijk leidinggevende gekwalificeerd en geoordeeld dat hij de afgifte van de slops aan APS regelde zonder hen volledig in te lichten over de schadelijke aard van de stoffen. De rechtbank heeft de verdediging van [verdachte] verworpen, die stelde dat er geen bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de valsheid in geschrift. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de slops schadelijk waren voor de gezondheid en dat [verdachte] op de hoogte was van de risico's, maar desondanks de ware aard van de stoffen heeft verzwegen. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd en rekening gehouden met de ernst van de feiten en de rol van [verdachte] in het geheel.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/846003-08 (PROMIS)
Datum uitspraak: 23 juli 2010
Tegenspraak (raadsvrouw gemachtigd)
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige economische strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende op het adres [adres]
1. Het onderzoek ter terechtzitting
1.1. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 juni 2008, 2 juli 2008, 2 en 10 april 2009, 28 oktober 2009,
6 november 2009, 10 en 16 maart 2010 (regiezittingen) en de terechtzittingen van
1, 2, 9, 15, 16, 21 en 28 juni 2010 en 1, 2 en 9 juli 2010 (inhoudelijke behandeling).
1.2.1. Op de terechtzitting van 26 juni 2008 heeft Protein Kissee s.a. te Abidjan, Ivoorkust zich gevoegd als benadeelde partij met betrekking tot de door haar, ten gevolge van het aan [verdachte] tenlastegelegde, geleden schade en wel tot een bedrag van € 5.504.421,00.
1.2.2. De rechtbank heeft op dezelfde terechtzitting overwogen dat zonder nader onderzoek reeds toen kon worden vastgesteld dat Protein Kissee s.a. niet rechtstreeks schade is toegebracht door hetgeen aan [verdachte] is ten laste gelegd (artikel 333 Sv) en beslist dat zij kennelijk niet-ontvankelijk is in haar vordering.
1.3. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mrs. L.W. Boogert,
H.P. Dankmeijer, M.J. Dontje, R.S. Mackor en C.A. Zijlstra.
1.4. [verdachte] heeft zijn raadsvrouw mr. M. Bakker, advocaat te Rotterdam, gemachtigd hem ter terechtzitting te verdedigen.
1.5. Het Openbaar Ministerie heeft ten aanzien van elk tenlastegelegd feit een bewijsmiddelenoverzicht aan de stukken toegevoegd. De verdediging heeft op haar beurt een feitenoverzicht aan de stukken toegevoegd.
1.6. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van het Openbaar Ministerie en van hetgeen de verdediging naar voren heeft gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan [verdachte] is - nadat ter terechtzitting van 1 juni 2010 de tenlastelegging is gewijzigd - ten laste gelegd dat
1. primair:
Trafigura Beheer B.V. op of omstreeks 2 juli 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, waren, te weten afvalstoffen afkomstig van brandstofzuivering met behulp van natriumhydroxide (caustic soda), als (tank)waswater heeft afgeleverd aan Amsterdam Port Services B.V., wetende dat die waren voor het leven en/of voor de gezondheid schadelijk waren, zijnde deze afvalstoffen een complex mengsel van water met een extreme zuurgraad en een olieachtige vloeistof (beide verontreinigd met onder meer sulfiden en/of mercaptiden en/of (thio)fenolaten), en dat schadelijk karakter (bijtend en/of corrosief en/of extreem zuur) bij dat afleveren heeft verzwegen, zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan deze verboden gedraging(en) feitelijke leiding heeft gegeven en/of daartoe opdracht heeft gegeven;
subsidiair:
hij op of omstreeks 2 juli 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, waren, te weten afvalstoffen afkomstig van brandstofzuivering met behulp van natriumhydroxide (caustic soda), als (tank)waswater heeft afgeleverd aan Amsterdam Port Services B.V., wetende dat die waren voor het leven en/of voor de gezondheid schadelijk waren, zijnde deze afvalstoffen een complex mengsel van water met een extreme zuurgraad en een olieachtige vloeistof (beide verontreinigd met onder meer sulfiden en/of mercaptiden en/of (thio)fenolaten), en dat schadelijk karakter (bijtend en/of corrosief en/of extreem zuur) bij dat afleveren heeft verzwegen;
2. primair:
Trafigura Beheer B.V. op of omstreeks 30 juni 2006 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een geschrift, te weten een formulier 'Notification of ships' waste and (remainders of) noxious substances (art. 12a Wvvs)' (Melding scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen (art. 12a lid 1 Wvvs)), - zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, immers heeft/hebben Trafigura Beheer B.V. en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid op dat formulier als af te geven, uit de ladingzone (cargo area) van het schip Probo Koala afkomstige afvalstoffen vermeld en/of doen vermelden:
´Annex I Oily tank washings including cargo residue´ (Annex I Oliehoudend waswater inclusief ladingrestant) bestaande uit ´UN number 1203´ (VN nummer 1203, waarbij dat VN nummer staat voor benzine en/of motorbrandstof) en ´WATER´ (water)
(terwijl die afvalstoffen niet afkomstig waren van het reinigen van ladingtanks en/of niet enkel uit benzine en water bestonden), zulks terwijl hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan deze verboden gedraging(en) feitelijke leiding heeft gegeven en/of daartoe opdracht heeft gegeven;
subsidiair:
hij op of omstreeks 30 juni 2006 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een geschrift, te weten een formulier 'Notification of ships' waste and (remainders of) noxious substances (art. 12a Wvvs)' (Melding scheepsafval en (restanten van) schadelijke stoffen (art. 12a lid 1 Wvvs)),
- zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) valselijk en/of in strijd met de waarheid op dat formulier als af te geven, uit de ladingzone (cargo area) van het schip Probo Koala afkomstige afvalstoffen vermeld en/of doen vermelden:
'Annex I Oily tank washings including cargo residue' (Annex I Oliehoudend waswater inclusief ladingrestant) bestaande uit 'UN number 1203' (VN nummer 1203, waarbij dat VN nummer staat voor benzine en/of motorbrandstof) en 'WATER' (water)
(terwijl die afvalstoffen niet afkomstig waren van het reinigen van ladingtanks en/of niet enkel uit benzine en water bestonden).
3. Afkortingenlijst
De in dit vonnis voorkomende afkortingen hebben betrekking op het volgende:
ACS de landen van het continent Afrika, ten zuiden van de Sahara, het Caribische gebied en de Stille Oceaan (zie vierde ACS-EEG-Overeenkomst, met Protocollen en Bijlagen; Lomé, 15 december 1989, Trb. 1991, 35, p. 7)
APS Amsterdam Port Services B.V.
AV AO/IC Acceptatie Verwerking Administratieve Organisatie en Interne Controle
B&W (het college van) Burgemeester en Wethouders
BMA Bulk Marine Agencies
CZV chemisch zuurstof verbruik
COD chemical oxygen demand: zie CZV
DAF Dissolved Air Flotation installatie
DMB Dienst Milieu en Bouwtoezicht gemeente Amsterdam
EHRM Europees Hof voor de Rechten van de Mens
EU Europese Unie
EVOA Verordening (EEG) Nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en buiten de Europese Gemeenschap
EVOA (nieuw) Verordening (EG) Nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen
EVRM Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
H2S Zwavelwaterstof
HOI Havenontvangstinstallatie
HOV Havenontvangstvoorziening
HR Hoge Raad
IBC Intermediate bulk container
IMT Interregionaal Milieu Team
KLPD Korps Landelijke Politiediensten
LAP Landelijk afvalbeheersplan
MARPOL Internationaal verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals aangepast bij protocol van 1978
MSDS Material Safety Data Sheet
NFI Nederlands Forensisch Instituut
OM Openbaar Ministerie
ppm parts per million: delen per miljoen
PSC Port State Control
Trafigura Trafigura Beheer B.V.
Sr Wetboek van Strafrecht
Sv Wetboek van Strafvordering
V&W Ministerie van Verkeer en Waterstaat
VROM Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
WED Wet op de economische delicten
Wm Wet milieubeheer
Wvo Wet verontreiniging oppervlaktewateren
Wvvs Wet voorkoming verontreiniging door schepen
4. Voorvragen
4.1. Geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is.
4.2. Bevoegdheid
4.2.1. De verdediging heeft herhaald aangevoerd dat de meervoudige economische kamer van de rechtbank na het toewijzen van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging niet langer bevoegd is kennis te nemen van hetgeen aan [verdachte] wordt ten laste gelegd omdat hij thans alleen nog voor commune misdrijven (artikel 174 en 225 Sr) wordt vervolgd.
4.2.2. De rechtbank verwerpt het verweer en overweegt daartoe het volgende.
4.2.3. [verdachte] is aanvankelijk gedagvaard te verschijnen ter terechtzitting van de meervoudige economische kamer van de rechtbank Amsterdam om terecht te staan voor zowel commune misdrijven als economische delicten.
4.2.4. Nadat de tenlastelegging is gewijzigd, worden [verdachte] thans alleen nog commune misdrijven ten laste gelegd.
4.2.5. [verdachte] is samen met een aantal andere verdachten gedagvaard met de bedoeling om de behandeling van de zaak tegen hem en die tegen de andere verdachten gelijktijdig te laten plaatsvinden. Een van zijn medeverdachten, de werkgever van [verdachte], Trafigura, is net als [verdachte] aanvankelijk gedagvaard voor overtreding van artikel 10.60 Wm. De tenlastelegging in de zaak tegen Trafigura is op dat punt niet gewijzigd, zodat haar een economisch delict is ten laste gelegd.
4.2.6. Krachtens het eerste lid van artikel 39 WED behandelt en beslist de economische kamer van de rechtbank ook zaken betreffende strafbare feiten die geen economische delicten zijn, indien de rechtbank bevoegd is tot kennisneming daarvan, die strafbare feiten zijn begaan in samenhang met een of meer economische delicten en die feiten zijn ten laste gelegd samen met een of meer van die economische delicten. Het tweede lid van het artikel maakt het mogelijk dat economische delicten worden berecht door een andere dan de economische kamer indien die economische delicten zijn begaan in samenhang met een of meer strafbare feiten, niet zijnde economische delicten waarvan de rechtbank bevoegd is kennis te nemen en die economische delicten zijn ten laste gelegd samen met een of meer van die andere strafbare feiten. De volgorde waarin de met elkaar samenhangende feiten cumulatief zijn ten laste gelegd, is niet relevant voor de vraag of de gewone strafkamer of de economische kamer bevoegd is.
4.2.7. Artikel 6 lid 3 Sv houdt in dat indien door meer dan één persoon, al dan niet tezamen, verschillende strafbare feiten zijn begaan, die in zodanig verband tot elkaar staan, dat de behandeling voor één rechtbank gewenst moet worden geacht, deze feiten voor de toepassing van het eerste lid van dit artikel worden geacht in deelneming te zijn begaan.
Weliswaar ziet dat artikel, gezien de plaats waar het in het wetboek is opgenomen, in de eerste plaats op de relatieve bevoegdheid van de rechtbank, maar de tekst verzet zich er niet tegen die bepaling ook toe te passen op de bevoegdheidsverdeling tussen economische en commune kamers. Mede in het licht van de onder 4.2.6 aangehaalde bepaling brengt de wetgever tot uitdrukking dat het de voorkeur verdient samenhangende zaken, ook tegen verschillende verdachten, voor één rechter gelijktijdig te behandelen.
4.2.8. De rechtbank is op die gronden van oordeel dat als een verdachte samen en gelijktijdig met medeverdachten moet terechtstaan voor een feitencomplex van economische aard, waarbij een van de medeverdachten een economisch delict wordt ten laste gelegd, de bevoegdheid van de economische kamer ten aanzien van die zaak meebrengt dat de economische kamer van de rechtbank ook bevoegd is kennis te nemen van de samenhangende commune delicten in de zaken van verdachten aan wie geen economisch delict is ten laste gelegd.
4.2.9. In de onderhavige zaak is zonder meer sprake van een wezenlijke samenhang tussen de strafzaken van [verdachte], Trafigura en [naam 1], de kapitein van de Probo Koala. De verschillende zaken kunnen worden gezien als één samenhangend feitencomplex. Het is dan ook wenselijk dat de verschillende zaken door een en dezelfde kamer worden behandeld.
4.2.10. Nu de economische kamer van de rechtbank bevoegd is kennis te nemen van hetgeen aan Trafigura is ten laste gelegd, is zij gelet op grond van het voorgaande ook bevoegd kennis te nemen van hetgeen [verdachte] is ten laste gelegd.
4.3. Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
4.3.1. De verdediging heeft - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat het OM niet kan worden ontvangen in de vervolging van [verdachte] omdat bij hem door, vanwege of namens de justitiële autoriteiten het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat hij ter zake de onderhavige feiten niet vervolgd zou (gaan) worden. Na afronding van het omvangrijke opsporingsonderzoek heeft het OM de beslissing genomen geen vervolging tegen [verdachte] in te stellen. In het proces-verbaal van relaas, opgemaakt onder verantwoordelijkheid van het OM is dat tot uitdrukking gekomen. Het OM heeft dit zelf bevestigd in zijn reactie van 30 mei 2008 waar het schreef dat in de desbetreffende passages in het proces-verbaal van relaas - met instemming van het OM - tot uitdrukking is gebracht langs welke hoofdlijnen, waar betreft te vervolgen rechtspersonen en de ten laste te leggen overtredingen, de vervolging zou gaan plaatsvinden. De in het proces-verbaal tot uitdrukking gebrachte keuze tussen wel en niet vervolgen is dus een bewuste geweest, die is gemaakt door het OM en gerelateerd door het IMT.
4.3.2. De beslissing om [verdachte] desondanks te vervolgen, waardoor zonder motivering wordt teruggekomen op die beslissing, tot uitdrukking gekomen in de uitgebrachte dagvaarding, is in strijd met de beginselen van een goede procesorde, meer bepaald met het vertrouwensbeginsel. Het OM dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vervolging, aldus de verdediging.
4.3.3. Het OM heeft bij gelegenheid van repliek verwezen naar zijn reactie van 30 mei 2008 op het verweer dat eerder in de bezwaarschriftprocedure is gevoerd en de beslissing van de economische raadkamer van de rechtbank van 20 juni 2008 (LJN BD4888). Kort en zakelijk weergegeven houdt de reactie van 30 mei 2008 het volgende in: Het vertrouwen dat [verdachte] niet zou worden vervolgd, ontleent hij aan twee passages uit het proces-verbaal van relaas, te weten die op pagina 23 en 126. In de contacten met de politie is door het OM in voorlopige zin aangegeven langs welke hoofdlijnen (wat betreft te vervolgen (rechts)personen en de ten laste te leggen feiten) de vervolging zou plaatsvinden. Voorlopig, omdat het onderzoek nog steeds gaande was en omdat de definitieve beslissingen over vervolging pas zouden worden genomen na bestudering van het definitieve dossier. Met een indeling van het dossier op basis van die geschetste hoofdlijnen is het OM akkoord gegaan. Deze gang van zaken heeft op niet geheel juiste wijze zijn neerslag gevonden in genoemde passages. Bij het bekijken door het OM van de concepten van het proces-verbaal destijds is dit niet opgevallen. Op basis van na te noemen overwegingen is het OM van mening dat geen sprake is van een gerechtvaardigd vertrouwen. De passages maken onderdeel uit van een proces-verbaal, dat is opgesteld door de politie voor het OM en kunnen niet worden gezien als mededelingen van of namens het OM. Het feit dat het opsporingsonderzoek onder verantwoordelijkheid van het OM wordt verricht, maakt dit niet anders. De passages in kwestie zijn niet opgesteld met de bedoeling de betrokken verdachten mededeling te doen omtrent vervolgingsbeslissingen. Dit blijkt duidelijk uit de gebruikte bewoordingen. Ze zijn, anders gezegd, niet gericht op enig rechtsgevolg richting verdachten, maar geven uitleg over de indeling van het proces-verbaal. Het is in het geheel niet gebruikelijk dat het OM vervolgingsbeslissingen kenbaar maakt door middel van verstrekking van afschriften van processen-verbaal aan verdachten en al helemaal niet via verstrekking van afschriften aan een ander dan verdachte, zoals in dit geval: verstrekking aan Trafigura. Gezien het bovenstaande was er alle reden voor [verdachte] of in ieder geval zijn raadsvrouw om bij het OM te verifiëren of de in december 2007 bij hem/hen ontstane indruk omtrent het niet verder vervolgen juist was. Het OM is hiervoor niet benaderd. Het verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid wegens schending van het vertrouwensbeginsel moet worden verworpen, aldus het OM.
4.3.4. De rechtbank stelt voorop dat de rechtspraak van de Hoge Raad het beeld oproept dat de niet-ontvankelijkheid van het OM op basis van schending van het vertrouwensbeginsel slechts in uitzonderlijke gevallen in aanmerking komt. Er moet kort gezegd sprake zijn van een strafrechtelijke vervolging ondanks een ondubbelzinnige toezegging dat een verdachte niet zal worden vervolgd of van een gedraging waarin zo'n toezegging in redelijkheid geacht kan worden besloten te liggen, wil sprake kunnen zijn van schending van het vertrouwensbeginsel.
4.3.5. De economische raadkamer van de rechtbank heeft ten aanzien van hetzelfde verweer van verdediging in de bezwaarschriftprocedure het volgende overwogen:
"In het proces-verbaal van relaas van 14 november 2007, opgemaakt door [naam 2], brigadier/rechercheur, Dienst Regionale Recherche, Bureau Milieucriminaliteit, Interregionaal Milieuteam Amsterdam-Amstelland en Gooi en Vechtstreek, staat in rubriek 1.1.1. (pagina 24 van het dossier) dat de doelstelling van het proces-verbaal is het verloop en de resultaten van het strafrechtelijk onderzoek Broom II inzichtelijk te maken.
Op pagina 2 van het proces-verbaal van relaas (pagina 23 van het dossier) staat onder meer het volgende.
,,Het in dit relaas beschreven strafrechtelijk onderzoek genaamd 'Broom II' richt zich op de verdenking van het plegen van strafbare feiten die zijn gerelateerd aan het verblijf van het Panamese zeeschip 'Mts Probo Koala' in de periode van 2 tot en met 5 juli 2006 te Amsterdam. De in dit onderzoek als verdachte aangemerkte natuurlijke- en rechtspersonen waartegen vervolging wordt ingesteld, zijn genoemd in hoofdstuk 1.3 'verdachten en verdenkingen'. De overige verdachten, getuigen, deskundigen en rechtspersonen zijn in het kader van de leesbaarheid van het relaas opgenomen in de bijlage III behorende bij dit relaas. De in deze categorie genoemde verdachten die vallen buiten de categorie 'verdachten waartegen het Openbaar Ministerie strafrechtelijke vervolging instelt' zoals genoemd in hoofdstuk 1.3."
In rubriek 1.3. "verdachten en verdenkingen" (pagina 6 van het proces-verbaal van relaas, pagina 27 van het dossier) wordt een aantal (rechts)personen genoemd dat binnen het strafrechtelijke onderzoek als verdachte is aangemerkt. Verdachte staat niet vermeld in deze rubriek.
In rubriek 3.4. 'bijlagen bij het relaas' (pagina 113 van het dossier) vermeldt de verbalisant dat om de lezer van het relaas te ondersteunen, bijlagen zijn toegevoegd aan het proces-verbaal van relaas. In bijlage III 'overige personen' staat onder rubriek 1.5. het volgende: ,,Gedurend dit onderzoek is er een veeltal aan natuurlijke en rechtspersonen als verdachte, getuige of deskundige betrokken geweest. Om als bijlage bij het proces-verbaal van relaas te dienen is dit register van overige personen samengesteld waarin deze personen, per categorie, met de uitgebreide personalia of bedrijfsgegevens worden genoemd. De verdachten die in dit register worden genoemd vallen niet onder de categorie verdachten, zoals deze in het hoofdstuk 1.4 (de rechtbank leest 1.3.) worden genoemd en waartegen het Openbaar Ministerie strafrechtelijke vervolging zal instellen."
Verdachte staat vermeld in rubriek 1.5.1.2. (pagina 126 van het dossier).
Anders dan de raadsvrouw aanvoert, is niet doorslaggevend of verdachte aan de - in de woorden van de raadsvrouw - mededelingen in het proces-verbaal van relaas het vertrouwen kon ontlenen dat hij niet wordt vervolgd. De vraag waarvoor de rechtbank zich gesteld ziet, is of de passages (mededelingen) in het proces-verbaal van relaas een zodanig uitdrukkelijke en onvoorwaardelijke stellige belofte (aan verdachte) van een voor de het vervolgingsbeleid verantwoordelijke autoriteit aan verdachte tot niet vervolging inhouden, dat de verdachte daaraan het gerechtvaardigde vertrouwen mocht ontlenen dat het OM zich daaraan gebonden zou weten.
Een toezegging dat niet vervolgd zal worden, moet zijn gedaan door een autoriteit die voor de vervolging verantwoordelijk is, bijvoorbeeld een lid van het OM, wil zij genoemd gerechtvaardigd vertrouwen wekken. Als regel heeft dan ook te gelden dat aan door een opsporingsambtenaar (onbevoegd) gedane sepotmededelingen ter zake van misdrijven niet het gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat het OM niet tot vervolging zal overgaan.
De passages, zoals hierboven omschreven, staan in een (bijlage bij een) proces-verbaal van relaas, dat is opgemaakt door een opsporingsambtenaar en dat is bedoeld om inzicht te geven in het verloop van een strafrechtelijk onderzoek. In dit proces-verbaal zijn ten behoeve van de leesbaarheid verschillende rubrieken opgenomen. Het proces-verbaal is niet opgesteld om (namens het OM) aan de daarin genoemde verdachten toezeggingen te doen omtrent vervolgingsbeslissingen. Dat wordt niet anders als tussen OM en politie contact is geweest over het opstellen van dat proces-verbaal van relaas. Aldus is geen sprake van een uitdrukkelijke en onvoorwaardelijke toezegging van een autoriteit die voor de vervolging verantwoordelijk is. Bijzondere omstandigheden kunnen meebrengen dat op de hiervoor genoemde regel een uitzondering wordt gemaakt, zodat een door een opsporingsambtenaar gedane (sepot)mededeling, het OM binden. Hierbij spelen de omstandigheden van het geval en de aard van het desbetreffende feit een belangrijke rol. In deze zaak is sprake van een omvangrijk strafrechtelijk onderzoek naar ernstige (milieu)misdrijven. De feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het onderzoek hebben direct of indirect grote beroering teweeggebracht, zowel nationaal als internationaal. Indien een verdachte hiervoor niet wordt vervolgd, ligt het geenszins voor de hand dat de officier van justitie de mededeling dat de zaak wordt geseponeerd laat doen door een opsporingsambtenaar in een proces-verbaal van relaas. Het proces-verbaal is bovendien niet rechtstreeks naar verdachte gestuurd maar verdachte heeft naar zijn zeggen via zijn werkgeefster kennisgenomen van de inhoud daarvan. Van een gerechtvaardigd vertrouwen ontleend aan een toezegging gedaan door een voor de vervolging verantwoordelijke autoriteit is daarom geen sprake.
Conclusie
Nu de passages in het proces-verbaal van relaas niet een door de officier van justitie of in zijn opdracht direct noch indirect aan de verdachte gedane ondubbelzinnige mededeling dat hij niet zou worden vervolgd, behelzen, terwijl zij evenmin anderszins kunnen worden beschouwd als een (aan het OM toe te rekenen) toezegging waaraan verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat hij niet zou worden vervolgd, stond het de officier van justitie vrij gebruik te maken van zijn vervolgingsbevoegdheid."
4.3.6. De verdediging heeft aangevoerd dat de overweging van de economische raadkamer dat de desbetreffende indeling slechts ten behoeve van de leesbaarheid van het proces-verbaal is gemaakt en om inzicht te geven in het verloop van het strafrechtelijk onderzoek onbegrijpelijk is. Ook uit het vervolg van de onderhavige procedure blijkt immers dat de in het proces-verbaal gerelateerde indeling in wel en niet te vervolgen (rechts)personen op een bewuste keuze van het OM is gebaseerd, aldus de verdediging. Op de afwijkende vervolgingsbeslissing van [verdachte] na is die indeling immers volledig door het OM gevolgd. Alle in paragraaf 1.3 van het proces-verbaal genoemde (rechts)personen zijn, conform de mededeling in het proces-verbaal dat tegen hen vervolging zal worden ingesteld, gedagvaard. Geen van de in bijlage III bij dit proces-verbaal genoemde (rechts)personen is gedagvaard, met uitzondering van [verdachte]. Dat het niet de bedoeling was [verdachte] te vervolgen blijkt ook uit het feit dat er geen persoonsdossier van hem is opgemaakt in rubriek 10 van het dossier. Nu wel vaststaat dat het OM [verdachte] ten tijde van de sluiting van het dossier niet wilde vervolgen, resteert de vraag of hij aan de mededeling daaromtrent in het proces-verbaal het gerechtvaardigde vertrouwen mocht ontlenen dat het OM zich daaraan gebonden zou weten. Het is inderdaad niet voor de hand liggend dat de officier van justitie de mededeling dat een zaak wordt geseponeerd, laat doen door een opsporingsambtenaar in een proces-verbaal, maar juist het feit dat in een zaak als de onderhavige waarbij het OM vele ogen op zich weet gericht, wel een daartoe strekkende mededeling is gedaan, zulks met medeweten en instemming van het OM, heeft bij [verdachte] het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat hij dus niet vervolgd zou worden, aldus de verdediging.
4.3.7. De rechtbank merkt allereerst op, zoals ook in de beschikking van de economische raadkamer is vermeld, dat in het proces-verbaal van relaas staat dat de doelstelling van het desbetreffende proces-verbaal is het verloop en de resultaten van het strafrechtelijk onderzoek Broom II inzichtelijk te maken en dat in het kader van de leesbaarheid van het relaas de overige verdachten, getuigen, deskundigen en rechtspersonen zijn opgenomen in de bijlage III behorende bij dit relaas.
4.3.8. Zo de gewraakte passages in het proces-verbaal van relaas al zouden kunnen worden aangemerkt als mededelingen betreffende het niet vervolgen van [verdachte], zij kunnen naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid niet worden opgevat als een specifiek aan het adres van [verdachte] gerichte ondubbelzinnige toezegging van het OM dat hij niet zal worden vervolgd. Daar komt bij dat [verdachte] het desbetreffende proces-verbaal van relaas alleen door tussenkomst van zijn werkgever onder ogen heeft gekregen. Voor zover [verdachte] in de veronderstelling leefde dat hij niet zou worden vervolgd, had op het op zijn weg gelegen om zekerheid te verkrijgen. Een veronderstelling is nog geen gerechtvaardigd en te respecteren vertrouwen, dat wil zeggen een gerechtvaardigde gevolgtrekking dat de officier van justitie welbewust afstand doet van bepaalde hem toekomende bevoegdheden en toezegt die bevoegdheden niet te zullen hanteren. Een dergelijke toezegging kan als gezegd in redelijkheid niet uit het proces-verbaal worden afgeleid.
4.3.9. Het verweer wordt op grond van het voorgaande verworpen. Het OM is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte].
4.4. Geen schorsing van de vervolging
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De feiten en omstandighedeni
5.1. De motortanker Probo Koala is een in 1989 in de vaart genomen schip gebouwd voor het vervoer van vaste en vloeibare stoffen en ook ingericht voor het vervoer van olieproducten van verschillende samenstelling.ii Het schip behoorde in 2006 toe aan Prime Marine Management in Athene (Griekenland) en voer in charter voor Trafigura. Falcon Navigation, gevestigd te Athene (Griekenland) was belast met de dagelijkse leiding van schip en bemanning en kreeg opdrachten van daartoe bevoegden werkzaam bij Trafigura Ltd in Londen en Trafigura Beheer B.V.iii Vanaf 3 april 2006 tot 3 oktober 2006 was [naam 1] de kapitein van de Probo Koala. Hij was via een uitzendbureau voor zeelieden aangesteld.iv
5.2. Trafigura is een van de grootste onafhankelijke oliehandelaren ter wereld met een handelsvolume van ongeveer 2 miljoen barrels ruwe olie en olieproducten per dag. Daarnaast is Trafigura een wereldspeler als het gaat om het winnen en verhandelen van grondstoffen zoals ertsen en mineralen. Ook exploiteert Trafigura een aantal opslagfaciliteiten voor olieproducten.v Trafigura heeft vanaf september 2005 van PMI Trading in Mexico afkomstige zware nafta aangekocht in Brownsville (VS).vi Deze nafta, die vervuild was met een hoog gehalte aan zwavelverbindingen (mercaptanen), kon door bewerking met caustic soda geschikt worden gemaakt als blendstock voor benzine. Eind december 2005 bleek deze nafta in grote hoeveelheden beschikbaar voor de markt.vii Toen heeft Trafigura onderzoek gedaan naar geschikte locaties om de nafta te wassen met caustic soda. [verdachte] - werkzaam als benzineblender bij Trafigura - vervulde bij dat onderzoek een rol. Hij handelde in dezen voor Trafigura Ltd in Londen. De door hem verzonden e-mails werden door hem steeds als volgt ondertekend: "best regards, [verdachte], Trafigura Ltd, for and on behalf of Trafigura Beheer B.V."viii Uit door hem verricht onderzoek kwam in elk geval naar voren dat de wassingen konden plaatsvinden in La Skhirra (Tunesië) bij een daar gelegen raffinaderij van Tankmed. Uit het onderzoek dat [verdachte] deed bleek onder meer: "Caustic washes are banned by most countries due to the hazardous nature of the waste (mercaptans, phenols, smell) and suppliers of caustic are unwilling to dispose of the waste since there are not many facilities remaining in the market."ix
5.3. In de periode tussen januari en maart 2006 vonden bij die raffinaderij twee wasoperaties plaats waarbij vanuit Brownsville afkomstige nafta, die per door Trafigura gecharterd schip (m/t Zadar en m/t Bow Prosper) naar Tunesië werd vervoerd, werd gewassen.x [verdachte] was degene die bij deze wasoperaties aan de raffinaderij de opdrachten gaf.xi Tankmed berichtte [verdachte] dat er bij de tweede wasoperatie stankoverlast was ontstaan en dat er door de autoriteiten een onderzoek was opgestart. Nadien was Tankmed niet meer bereid om de wasoperatie uit te voeren en de lading waarmee de Probo Koala begin april 2006 naar de raffinaderij voer, werd daar ook niet gelost.xii
5.4. Ondertussen was Trafigura al aan het zoeken naar een mogelijkheid om op andere wijzen de ladingen te gaan wassen. Daarbij was het idee ontstaan deze wasoperaties aan boord van een schip uit te voeren dat over de daarvoor benodigde tanks en pompinstallaties beschikte.xiii De Probo Koala voldeed aan die eisen. Het uitvoeren van dit proces (het zogenaamde Merox-proces) had niet eerder aan boord van een schip plaatsgevonden. Bij dat proces, dat op raffinaderijen of op olievelden werd gedaan, worden de mercaptanen met caustic soda uit de naftafase of uit de benzinefase gewassen. De mercaptanen worden niet zozeer geoxideerd, als wel verwijderd.xiv Trafigura koos voor een strategische positie in de Middellandse Zee niet ver van Gibraltar. Enerzijds lag dat dichter bij Europa en de Baltische Staten waar veel van de te mengen ladingen vandaan kwamen en anderzijds dicht bij West Afrika, voor welke markt de met de blendstock te mengen ladingen uiteindelijk waren bestemd.
5.5. De eerste wassing aan boord van de Probo Koala vond plaats buitengaats ter hoogte van Malta in april 2006. In een e-mail van 7 september 2006 deed [verdachte] verslag van de wasoperaties die hadden plaatsgevonden aan boord van de Probo Koala. Voor wat betreft het gevolgde procedé beschreef hij dat als volgt :
"(..) We performed a full STS operation to the Mt Probo Koala, (..) thereafter we added 50.000 litres ( 50cbms) of Caustic Soda ( MSDS attached) proportionately across all cargo tanks of Mt probo Koala ( using an injection pump/hoses to the upper level of the coker naphta from the top of the tank), thereafter circulated for 24hrs ( by transferring individual tank quantities to an empty tank to achieve the maximum inter-surface contact between Naphta and Caustic Soda ) and allowed the Naphta and Caustic to separate/settle and thereafter drained the "Used" caustic to the slop tanks.
In order to ensure that all of the caustic was stripped from the treated coker Naphta, we stripped more than the quantity of caustic added originally to each cargo tankk, to make best efforts that all caustic was stripped thus to ensure this may also stripped some of the treated naphta or any free water to the Slop Tanks. Thereafter (..) treated Naphta on board was used as a blendstock to make finished Gasoline."xv
In een aantal e-mails is terug te vinden hoe de opdracht luidde die [naam 1] kreeg als het ging om het wassen van de aan boord genomen ladingen."xvi
5.6. De hoeveelheid caustic soda die per lading moest worden toegevoegd, werd bepaald op 50 m3.xvii Deze werd betrokken van de firma WRT, gevestigd te [plaats].xviii In totaal werd per bevoorradingschip op verschillende posities 200 ton caustic soda aan boord van de Probo Koala gebracht.xix In de periode tussen april en eind juni 2006 is in elk geval 150 ton caustic soda voor de wassingen gebruikt. Op 26 juni 2006 kreeg [naam 1] opdracht om naar Amsterdam te varen.xx Op weg naar Amsterdam is aan boord van de Probo Koala op 27 juni 2006 het wassen van een lading nafta voortgezet waarbij 23 m3 caustic soda is gebruikt.xxi
5.7. De uit Brownsville afkomstige ladingen werden steeds door middel van "ship to ship" (STS ofwel boord-boord) manoeuvres overgepompt naar de Probo Koala waarna de wasoperatie begon. Bij de wassingen die plaats vonden vanaf 12 april 2006xxii zijn aan boord van de Probo Koala in totaal ongeveer 544 m3 slops ontstaan.xxiii
Die slops bestonden uit een complex mengsel van water met een extreme zuurgraad en een olieachtige vloeistof, beide verontreinigd met zeer specifieke componenten waaronder fenolen, disulfiden en mercaptanen. De waterlaag van de slops valt onder Euralcode 050111* (afval van brandstofzuivering met behulp van basen) en de olielaag onder Euralcode 130703* (overige brandstoffen inclusief mengsels).xxiv
5.8. Vanaf het moment dat Trafigura besloot het wasproces aan boord te laten plaatsvinden, is zij op zoek gegaan naar bedrijven die de slops konden verwerken. Een op Malta gevestigd bedrijf (Malta shipyards) bleek de slops niet te kunnen accepteren "due to the chemical content".xxv Ook in Augusta (Italië) konden de aan boord ontstane slops niet worden afgegeven. Die mogelijkheid ontbrak eveneens in Gibraltar, omdat het vlampunt van de slops te laag bleek.xxvi
5.9. Eind juni 2006 kreeg [naam 1] de opdracht van Trafigura (via Falcon Navigation) om op te stomen naar Paldiski (Estland) om daar benzinelading te lossen en benzine in te nemen voor de Nigeriaanse markt. Omdat Amsterdam op de route lag naar die havenstad, besloot Trafigura de haven van Amsterdam binnen te lopen om te bunkeren, een bemanningswissel uit te voeren en om de in de tanks aanwezige slops te lossen.xxvii Daartoe werd contact opgenomen met APS als HOV van de gemeente Amsterdam. [naam 3] was directeur van dat bedrijf.
5.10. In juni 2006 heeft [verdachte] contact opgenomen met APS over de mogelijke afgifte van de slops aldaar.xxviii Naar aanleiding van eerdere telefoongesprekken met [naam 4] en [naam 5] van APS heeft [verdachte] op 20 juni 2006 een e-mail aan APS gestuurd met de volgende inhoud:
"Dear Mr [naam 5],
Following our telcon and to re-iterate we would like to dispose between 200-250 cbms os Gasoline Slops (Majority is Water, Gasoline, Caustic Soda).
This is currently stored in the slop tanks of our vessel, Mt Probo Koala which we would sil to the port of amsterdam and discharge.
Please confirm price and location/procedure of this operation
(..)."xxix
5.11. [naam 4] van APS heeft in reactie op de aanvraag dezelfde dag twee offertes aan [verdachte] gemaild; één op basis van lossing direct aan de wal en één op basis van lossing in een lichter. Beide offertes vermeldden:
"With reference to your request, concerning the slopdisposal of abm. vessel, you herewith receive our offer als follows:
(...)
Product: Gasoline/caustic soda washings;
sediment < 1%; TOCl < 1000 ppm; COD < 2000 mg/l;
Quantity: Max. 250 cbm
(...)."xxx
5.12. Bij e-mail van 26 juni 2006 heeft [verdachte] aan APS laten weten dat de offerte werd geaccepteerd.xxxi Uiteindelijk werd gekozen voor lossen van de slops in een lichter, zoals geadviseerd door Falcon Navigation.xxxii
5.13. Op 28 juni 2006 heeft Falcon Navigation het in Rotterdam gevestigde BMA aangesteld als scheepsagent voor de operatie in Amsterdam. Zij kreeg te horen dat de Probo Koala Amsterdam zou aandoen om brandstof te bunkeren, slops af te geven en 50 IBC's leeg van caustic soda te lossen.xxxiii Voor de afgifte van de 50 IBC's heeft APS op 30 juni 2006 op verzoek van BMAxxxiv offerte uitgebracht.xxxv Van die offerte is uiteindelijk geen gebruik gemaakt.
5.14. Op 30 juni 2006 heeft BMA een 'Notification of ships waste and (remainders of) noxious substances' gefaxt aan de havenautoriteiten. Op dit formulier is ingevuld "1203 WATER" in de rubriek "Name of substance or UN number" en "554 m3" in de rubriek "Amount of waste to be delivered". Beide gegevens staan vermeld achter het vakje "Annex I Oily tank washings including cargo residue (specify name of substance or mixture)" in de rubriek "Type of waste".xxxvi De gegevens zijn ingevuld door [naam 1], die het formulier per e-mail naar BMA heeft gestuurd.xxxvii BMA heeft het formulier ondertekend 'as agents only'.xxxviii
5.15. In de middag van 2 juli 2006 is de Probo Koala in Amsterdam gearriveerd. Zij is afgemeerd aan boei 4 in de Afrikahaven.xxxix Om 19.30 uur is de lichter Main VII, een inzamelvaartuig van APS, langszij gekomen om de slops in te nemen. Om 20.00 uur is gestart met het overpompen. Om 22.00 uur was rond 250 m3 slops overgepompt in de Main VII, in tanks 1 en 3 stuurboord en 1 en 3 bakboord.xl De Probo Koala wilde meer slops afgeven, maar op dat moment was de Main VII vol; haar andere tanks bevatten namelijk al eerder ingenomen ladingen. Afgesproken werd dat de Main VII eerst zou gaan lossen en daarna zou terugkomen om de rest van de slops van de Probo Koala in te nemen.xli
5.16. Om 23.30 uur was de Main VII terug bij het terrein van APS.xlii [naam 6], operator bij APS, heeft kort daarna monsters genomen van de inhoud van de tanks van de Main VII.xliii Deze monsters zijn direct gedeeltelijk geanalyseerd door [naam 5]. Uit een indicatieve meting bleek dat het CZV-gehalte van de slops uit de Probo Koala waarschijnlijk veel te hoog was voor APS om deze afvalstoffen te kunnen verwerken. Bovendien stonken ze.xliv [naam 5] heeft daarom geen toestemming gegeven om de slops uit de Probo Koala te lossen op de installatie van APS.xlv Hij heeft contact opgenomen met BMA om te vertellen dat de verwerkingskosten beduidend hoger zouden uitvallen, rond € 1000,- per ton.xlvi [naam 5] heeft diezelfde nacht nog een e-mail met zijn bevindingen gestuurd aan zijn collega's [naam 7] en [naam 4].xlvii In het lab van APS heeft hij een briefje achtergelaten voor de analist, die de door [naam 5] begonnen CZV-meting heeft voltooid.xlviii De tanks van de Main VII met de Probo Koala-slops zijn afgesloten door middel van een ketting.xlix
5.17. De volgende ochtend, 3 juli 2006, is er contact geweest tussen APS en BMA en tussen BMA en [verdachte]/Falcon Navigation over de verwerkingsprijs van de Probo Koala-slops.l [verdachte] en APS zijn het over de prijs niet eens kunnen worden.li
Uiteindelijk werd aan BMA bericht:
"(...) We have instructed the slop barge to re-deliver the slop washings back to the vessel due to the high cost of delivery and processing at Amsterdam. Washings are to be kept onboard and shall be disposed off at next convenient opportunity."lii
5.18. In de loop van dezelfde ochtend hebben politie en brandweer zich gemeld op het terrein van APS naar aanleiding van meldingen van stank die bij APS vandaan zou komen. Op verzoek van [naam 3] kwam ook [naam 8], inspecteur van DMB, ter plaatse. Die waarschuwde op zijn beurt [naam 9] van het IMT.liii Ook werd contact gezocht met de Havendienst Amsterdam.liv Leden van het KLPD hebben een bezoek gebracht aan de Probo Koala, waar zij met [naam 1] hebben gesproken.lv
5.19. [naam 3] wilde de slops terug laten pompen naar de Probo Koala.lvi [naam 5] heeft bij de Havendienst een ontheffing aangevraagd voor de boord-boord overslag van 225 m3 waswater.lvii De Havendienst heeft daarop contact opgenomen met het KLPD en met PSC. Die zagen geen reden waarom de ontheffing geweigerd zou moeten worden.lviii De ontheffing voor de boord-boord overslag is diezelfde dag verleend met de voorwaarde dat een dampretourleiding zou worden gebruikt. De ontheffing is om 20.28 uur naar APS en BMA gefaxt.lix
5.20. In de avond van 3 juli 2006 hebben leden van het IMT monsters genomen van de inhoud van tanks 1 en 3 stuurboord en 1 en 3 bakboord van de Main VII, de tanks waarin zich de Probo Koala-slops bevonden.lx Ook [naam 8] was die avond weer op het terrein van APS aanwezig. Hij heeft aan [naam 3] meegedeeld dat de slops niet mochten worden teruggepompt in de Probo Koala.lxi
5.21. Om 22.11 uur die avond is bij de Havendienst Amsterdam een fax binnengekomen van een anonieme afzender met de tekst:
"Graag wil ik U het volgende melden: het schip Probo Koala heeft 250 kuub 'slops' afgegeven aan de firma Aps. Deze slops zijn echter zwaar verontreinigt. APS nu gaat deze 'slops' weer teruggeven aan het schip minus 20 kuub zodat het schip hiervoor een ontvangstbewijs krijgt. De rederij vindt verwerking veel te duur. Er is aan boord nog een partij van 250 kuub zodat er straks een totale partij van 480 kuub zeer zwaar verontreinigde slops aan boord zijn. Ik vrees nu dat het schip, met het ontvangstbewijs voor 20 kuub in de hand, in de volgende haven zal verklaren dat de slops netjes zijn afgegeven in Amsterdam waarbij de 480 kuub tijdens de reis zijn 'verdwenen'. Ik verzoek u dringend om de scheepvaartinspectie in de volgende haven op de hoogte hiervan te brengen om te controleren of de slops nog aan boord zijn....
Ik doe U deze melding anoniem aangezien ik vrees voor mijn baan als bekend wordt dat ik dit heb gemeld. Ik vind het echter mijn plicht om U dit te melden..."lxii
5.22. De volgende dag, 4 juli 2006, hebben leden van het IMT monsters genomen van de sloptanks van de Probo Koala. Zij hebben bij die gelegenheid ook met [naam 1] gesproken.lxiii De monsters zijn, met de eerder bij APS genomen monsters, voor onderzoek opgestuurd naar het NFI.lxiv
5.23. APS heeft in het begin van de middag een fax aan DMB gestuurd waarin zij klaagde over het door DMB uitgevaardigde verbod op het terugpompen van de slops. APS drong in die fax aan op een spoedige oplossing, bij gebreke waarvan claims zouden kunnen volgen.lxv Bij DMB zijn hierop de juristen aan het werk gezet met de vraag of APS de slops had geaccepteerd volgens haar vergunning. Ook heeft DMB contact gezocht met de VROM-inspectie en PSC. Geen der geraadpleegde instanties zag gronden om APS te verbieden de stoffen te retourneren dan wel mogelijkheden om de Probo Koala te verplichten haar slops af te geven. De juristen van DMB zijn tot de conclusie gekomen dat APS de slops niet had geaccepteerd.lxvi
5.24. DMB heeft later in de middag nog een fax aan APS gestuurd waarin werd meegedeeld dat haar visie dat er niet was geaccepteerd vooralsnog niet werd gedeeld. In die fax is onder meer vermeld:
"(...) Naar verwachting zijn morgenmiddag (..) de analyseresultaten bekend van de door justitie genomen monsters die bij het Gerechtelijk Laboratorium te Rijswijk worden onderzocht. In afwachting van dit resultaat mag u, gelet op het gestelde in artikel 10.37 Wet milieubeheer, deze slobs niet uit de inrichting afvoeren anders dan naar een erkende verwerker (...)."lxvii
5.25. APS heeft beslag laten leggen op de bunkers van de Probo Koala.lxviii
5.26. In de avond van 4 juli 2006 zijn op verzoek van [naam 3] het sectorhoofd Milieutoezicht, [naam 10] en het hoofd Vergunningen, [naam 11], van DMB naar het terrein van APS gekomen voor een gesprek met [naam 3] en [naam 7].lxix Na het gesprek waren [naam 10] en [naam 11] ervan overtuigd dat APS de slops niet had geaccepteerd. Hun conclusie was vervolgens dat het APS vrij stond de slops terug te pompen. [naam 10] heeft dit mondeling aan [naam 3] bevestigd, maar heeft daarbij wel de voorwaarden gesteld dat bij het terugpompen door een onafhankelijke derde moest worden gemeten of alle ingenomen slops ook weer zouden worden teruggegeven en dat APS € 125.000,- moest betalen als zou blijken dat er toch slops bij APS waren achtergebleven.lxx Deze afspraken zijn eerst vastgelegd in een conceptbrief maar pas bij brief van 12 juli 2006 officieel aan APS bevestigd. In die uiteindelijke brief is de 'dwangsom' van € 125.000,- niet teruggekomen. In die brief is onder meer vermeld:
"(...) Dit leidde tot de overall conclusie dat het niet aannemelijk te maken is dat er sprake is van acceptatie van de omstreden partij slop. Mijn medewerkers hebben u medegedeeld dat het verbod tot retourneren was opgeheven onder de voorwaarde dat (...)."lxxi
5.27. Direct na de mondelinge mededeling van [naam 10] heeft APS Saybolt ingeschakeld om de tanks van de Main VII waarin de Probo Koala-slops zaten, te meten. Deze meting is verricht in de nacht van 4 op 5 juli 2006.lxxii Vroeg in de ochtend van 5 juli is het beslag op de bunkers van de Probo Koala opgeheven. Wegens problemen met het aansluiten van de dampretourleiding is pas aan het eind van de ochtend gestart met het terugpompen van de slops vanuit de Main VII naar de Probo Koala. Om 11.40 uur was de terugpompoperatie voltooid.lxxiii Uit het dossier blijkt niet dat (de gebruiker van de) Probo Koala viel onder de uitzonderingen genoemd in artikel 10.37 lid 2 Wm.
5.28. Het IMT en het OM raakten er in de loop van de ochtend van op de hoogte dat de slops werden teruggepompt, nadat twee agenten van het IMT rond 10 uur onverrichter zake waren teruggekeerd van hun opdracht de tanks van de Main VII te peilen, omdat het schip niet meer bij APS aan de kade lag.lxxiv
5.29. In de loop van de middag van 5 juli 2006 heeft de Probo Koala, met de slops weer aan boord, de haven van Amsterdam verlaten, richting Paldiski (Estland).lxxv Op verzoek van PSC is in Estland door de havenautoriteiten aldaar gecontroleerd of de Probo Koala de slops nog steeds aan boord had. Dit bleek zo te zijn.lxxvi
5.30. Vanuit Estland is de Probo Koala gevaren naar Lomé (Togo), waar zij op 30 juli 2006 is gearriveerd. Op 4 augustus 2006 is zij aangekomen in Lagos (Nigeria). Daar zijn twee mislukte pogingen gedaan de slops af te geven.lxxvii In de middag van 17 augustus 2006 heeft de Probo Koala koers gezet richting Abidjan (Ivoorkust),lxxviii waar zij op 19 augustus 2006 is gearriveerd.lxxix Daar zijn de slops gelost in vrachtwagens. Die hebben vervolgens hun lading op diverse plekken in en rond Abidjan achtergelaten.
6. Vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde (feitelijk leiding geven aan medeplegen van valsheid in geschrift)
6.1. De raadsvrouw van [verdachte] heeft zich ten aanzien van het aan [verdachte] onder 2 primair tenlastegelegde aangesloten bij het verweer dat door Trafigura in dezen is gevoerd.
6.2. Ten aanzien van het verweer van Trafigura heeft de rechtbank als volgt overwogen:
"7.1. De verdediging heeft ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde tot vrijspraak geconcludeerd. Die stelling is gestoeld op de overweging dat het bewijs - gegeven het bewijsoverzicht van het OM - "solely or to a decisive degree" berust op de verklaring van medeverdachte [naam 1], terwijl de verdediging geen gelegenheid heeft gehad tot ondervraging van [naam 1] in het vooronderzoek en evenmin ter terechtzitting hetgeen strijdig is met het ondervragingsrecht van artikel 6 EVRM. De verklaring van [naam 1] mag daarom niet voor het bewijs worden gebruikt, aldus de verdediging.
7.2. De rechtbank verwerpt het verwijt van de verdediging dat de Staat (waarmee gedoeld wordt op het OM en de rechtbank) het vereiste niveau van inspanningen niet heeft gehaald om te zorgen dat het ondervragingsrecht van de verdediging gestalte kreeg.
7.3. Bij het onderzoek ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat in dezen het OM zich niet in voldoende mate zou hebben ingespannen. Voor de rechtbank geldt dat zij bij de regiezitting in juni 2008 het verzoek tot het horen van [naam 1] heeft toegestaan en dat door de rechter-commissaris een en andermaal is getracht [naam 1] te doen horen in aanwezigheid van de verdediging. Ook nadat de rechtbank rond mei 2009 de data voor de inhoudelijke behandeling had bepaald op juni 2010 is het niet mogelijk gebleken [naam 1] te horen in aanwezigheid van de rechter-commissaris en de verdediging. Ten slotte geldt dat [naam 1] in zijn eigen zaak niet terechtzitting heeft willen verschijnen.
7.4. Het voorgaande betekent dat aan de verdediging - in de woorden van het EHRM (26 maart 1996, [naam 12] § 72, LJN AD2516 en 20 december 2001, P.S. tegen Duitsland § 23, LJN AE7401) - in beginsel compensatie moet worden geboden: "any difficulties caused to the defence by a limitation on the rights must be sufficiently counterbalanced by the procedures followed by the judicial authorites." Waar het in dezen gaat om een voor verdachte belastende verklaring staat de mogelijkheid om die verklaring te toetsen centraal. Naar het oordeel van de rechtbank staat haar in dezen geen mogelijkheid open tot het bieden van een andere toetsingsmogelijkheid.
7.5. Naar het oordeel van de Hoge Raad (zie bijv. NJ 2003, 672) mag evenwel een verklaring van een persoon die - ondanks een daartoe strekkend verzoek - niet door de verdediging kon worden ondervraagd, voor het bewijs worden gebruikt, mits de betrokkenheid van de verdachte bij het hem of haar ten laste gelegde feit voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen en dat steunbewijs betrekking heeft op de door de verdediging betwiste onderdelen van die verklaring. In het onderhavige geval staat vast dat de verdediging met kracht van argumenten de juistheid van de verklaring van [naam 1] heeft betwist.
7.6. Aangenomen dat de verklaring van [naam 1], ondanks de bezwaren van de verdediging, voor het bewijs zou kunnen worden gebruikt, dan geldt dat dit het enige bewijsmiddel is dat wijst op (indirecte) betrokkenheid van Trafigura bij het onjuist invullen van de 'Notification'. Steunbewijs voor die betrokkenheid is er niet. Reeds hierom moet Trafigura van het onder 3 tenlastegelegde worden vrijgesproken."
Waar de rechtbank derhalve komt tot vrijspraak van hetgeen de rechtspersoon wordt verweten, geldt dit evenzo voor degene die aan de verboden gedraging feitelijk leiding zou hebben gegeven en/of daartoe opdracht zou hebben gegeven.
7. Vrijspraak van het onder 2 subsidiair tenlastegelegde (medeplegen van valsheid in geschrift)
7.1. De verdediging heeft namens [verdachte] betoogd dat hij ook van het hem onder 2 subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Daartoe heeft zij - kort en zakelijk samengevat - aangevoerd dat er geen bewijs is dat [verdachte] de beweerde valsheid in geschrift heeft medegepleegd nu van enige vorm van nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en Trafigura, Falcon Navigation en/of [naam 1] niet is gebleken. Plegen is naar opvatting van de verdediging niet aan de orde, nu vaststaat dat het vooraanmeldingsformulier (de "notification") door de kapitein is ingevuld.
7.2. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken gevoegd bij het onderzoek ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat er sprake is geweest van een zodanige samenwerking tussen [verdachte] en zijn medeverdachte(n) dat hij als medepleger kan worden aangemerkt.
7.3. Op goede gronden heeft de verdediging aangevoerd dat niet is gebleken dat [verdachte] wetenschap had van de noodzaak van het invullen van het vooraanmeldingsformulier, noch dat hij op enige wijze betrokken is geweest bij het invullen van dat formulier, ook niet nadat [naam 1] vragen had gesteld hoe het formulier moest worden ingevuld.
7.4. Naar opvatting van de rechtbank kan de e-mail van 15 april 2006 van [naam 13] aan [naam 1] (R. 8.05 - map 1 p. 87) - hoe omineus ook van inhoud - niet worden gebruikt als schakel om te komen tot een vorm van medeplegen als het gaat om de ten laste gelegde valsheid.
7.5. Vast staat dat [verdachte] actief betrokken is geweest bij het hele proces van de wasoperaties aan boord van de Probo Koala en ook wetenschap had van het ontstaan van de slops, de pogingen om de slops in verschillende havens in het Middellandse Zee-gebied te lossen, alsmede van de onderhandelingen met APS en de beslissing om over te gaan tot lossen van de slops na aankomst in de haven van Amsterdam, maar nu juist niet bij het invullen van het vooraanmeldingsformulier.
7.6. De rechtbank zal [verdachte] daarom ook van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
8. Waardering van het bewijs ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde (artikel 174 Sr)
8.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
8.1.1. Het OM heeft gerequireerd tot bewezenverklaring en - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
8.1.2. Trafigura heeft de slops van de Probo Koala aangeboden als waswater benzine of tankwaswater, terwijl het dat niet was. Immers, het ging om afval dat resteerde na een brandstofzuiveringsproces. Trafigura heeft tegenover APS de ware, schadelijke, aard van de slops verzwegen. Tankwaswater is handelswaar; het is voor (her)gebruik bestemd en valt daarom onder het begrip 'waren' in artikel 174 Sr.
8.1.3. Trafigura was voorts op de hoogte van het feit dat de slops gevaarlijk waren, zo blijkt onder meer uit de e-mailcorrespondentie tussen haar medewerkers, onder wie [verdachte]. Bovendien strandden verschillende pogingen om het afval in het Middellandse Zee-gebied af te geven mede vanwege de chemische samenstelling.
8.1.4. [verdachte] heeft aan deze verboden gedraging leiding gegeven en hij was de opdrachtgever. [verdachte] had het overzicht en de feitelijke leiding over de wasoperaties aan boord van de Probo Koala. Hij regelde ook de afgifte van het afval aan APS.
8.2. Het standpunt van de verdediging
8.2.1. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat [verdachte] integraal dient te worden vrijgesproken en - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
8.2.2. Ten eerste kunnen de slops niet aangemerkt worden als 'waren' in de zin van artikel 174 Sr, want een gebruiksbestemming en economische waarde ontbreken. Ten tweede is er geen bewijs dat de slops bij het redelijkerwijs te voorziene gebruik voor de gezondheid schadelijke gevolgen konden hebben. Ten derde heeft [verdachte] APS volledig geïnformeerd over de aard van de slops; deze zijn niet aangeboden als tankwaswater. Als APS ondanks de door Trafigura verstrekte informatie is uitgegaan van tankwaswater, kan dat Trafigura en [verdachte] niet worden aangerekend. Die aanname van APS is immers volstrekt irreëel; de vermelding 'caustic soda' is bij tankwaswater ongebruikelijk en had, zeker in combinatie met de offerteaanvraag voor de inname van 50 IBC's leeg van caustic soda, een belletje moeten laten rinkelen.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
8.3.1. De redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank verwijst voor de redengevende feiten en omstandigheden naar de inhoud van rubriek 5.
Waren/niet waren?
8.3.1.1. Volgens wetsgeschiedenis en jurisprudentie zijn 'waren' handelswaren: voor het gebruik bestemde roerende goederen.lxxx Om te beoordelen of de slops uit de Probo Koala als zodanig zijn aan te merken, is niet zozeer van belang wat de ware samenstelling van die slops was, maar is in de eerste plaats van belang hoe de slops aan APS zijn aangeboden. De ratio van artikel 174 Sr is immers bescherming tegen het onder een andere noemer verkopen/afleveren van feitelijk schadelijke goederen.
8.3.1.2. Volgens Trafigura en [verdachte] heeft [verdachte] in zijn eerste telefoongesprek met [naam 4]/[naam 5] van APS verteld dat de slops afkomstig waren van een benzinewassing aan boord van de Probo Koala, met behulp van caustic soda. [verdachte] zou daarbij verteld hebben hoeveel caustic soda er bij het proces was gebruikt en hoeveel zich dus in de sloptanks bevond. De rechtbank stelt vast dat [verdachte] alleen staat in zijn verklaring dat hij APS van de precieze samenstelling en herkomst van de slops op de hoogte heeft gesteld. [naam 4] en [naam 5] van APS hebben stellig verklaard dat dit niet zo is. [naam 5] heeft verklaard dat de aanvraag waswater benzine, tankwashings van benzine, betrof; een product dat dagelijks bij APS binnenkwam ten aanzien waarvan [naam 5] niet naar bijzonderheden hoefde te vragen. Volgens [naam 5] zou APS een heel ander traject zijn ingegaan als [verdachte] zou hebben gezegd hoe de slops waren ontstaan.lxxxi [naam 4] heeft verklaard dat hij [verdachte] heeft gevraagd zijn offerteaanvraag per e-mail te bevestigen, waarna de inhoud van die e-mail overeenkwam met de telefonische aanvraag.lxxxii
8.3.1.3. De rechtbank vindt de verklaring van [verdachte], dat hij APS volledig heeft geïnformeerd over de aard en herkomst van de slops, niet geloofwaardig. De rechtbank baseert dit, naast de hiervoor genoemde verklaringen van [naam 4] en [naam 5], op de volgende omstandigheden.
Waar [verdachte] later, op 22 september 2006, aan Vest Tank in Noorwegen per e-maillxxxiii uitvoerig heeft beschreven wat de samenstelling en herkomst van de slops is, vermeldde zijn e-mail aan APS slechts: "gasoline slops (majority is water, gasoline, caustic soda)".lxxxiv De offerte van APS d.d. 20 juni 2006 is gebaseerd op "gasoline/caustic soda washings". De geoffreerde prijs (€ 6.675,-) is die voor normaal waswater benzine, zo verklaarde [naam 4].lxxxv [naam 1] en de eerste stuurman van de Probo Koala hebben in hun verhoren in Estland in september 2006 de slops aangeduid als 'tank washings', net als Trafigura nog in september 2006 in persverklaringen heeft gedaan. Daarbij komt nog dat [naam 1] eerder, in april 2006, instructie heeft gekregen de aanwezigheid van caustic soda in de slops niet te melden in La Skhirra: "pls ensure that any remainings of caustic soda in the tanks' interface are pumped into the slop tank to the best of your ability and kindly do not, repeat do not disclose the presence of the material to anyone at Laskhira and merely declare it as tank washings".lxxxvi
8.3.1.4. De ongeloofwaardigheid van [verdachte's] verklaring wordt niet opgeheven doordat hij op 15 augustus 2006 eigener beweging aan verbalisant [naam 14] heeft verteld hoe de slops waren ontstaan.lxxxvii Het telefoongesprek tussen de verbalisant en [verdachte] vond immers plaats lang na het telefoongesprek tussen dezelfde verbalisant met [naam 15] van Falcon Navigation,lxxxviii waarin [naam 15] na enig doorvragenlxxxix vertelde dat, anders dan uit het oliejournaal leek te volgen, geen tankwassingen maar ladingwassingen hadden plaatsgevonden. [naam 15] verwees de verbalisant in dat gesprek voor details naar '[verdachte]', van wie hij ook de contactgegevens verstrekte. Het ligt voor de hand dat [naam 15] na zijn gesprek met de verbalisant [verdachte] daarvan op de hoogte heeft gesteld en dat de mededeling van [verdachte], dat er benzine was gewassen, dus minder spontaan was dan zij leek.
8.3.1.5. Conclusie uit het voorgaande is dat de slops niet zijn aangeboden als 'spent caustic' of iets dergelijks maar als 'gasoline slops, majority is water, gasoline, caustic soda'. APS heeft dit opgevat als waswater benzine, een stof die zij als HOV dagelijks ontvangt. Zij heeft daar ook naar gehandeld, gelet op haar offerte (prijs, CZV-gehalte) en haar aanname dat zij de stoffen in haar inrichting zou kunnen verwerken. De schipper van de lichter Main VII heeft, toen hij de slops van de Probo Koala overnam, ook gehandeld alsof hij waswater benzine ging innemen; er is bijvoorbeeld geen dampretourleiding gebruikt, zo heeft de schipper verklaard.xc
8.3.1.6. Het verweer, dat APS de stoffen redelijkerwijs niet als waswater benzine had mogen aanmerken, gaat niet op. In de eerste plaats gaat het niet aan dat Trafigura, die de werkelijke samenstelling en herkomst van de stoffen niet vermeldt, haar wederpartij een verwijt maakt dat die haar voorstelling van zaken klakkeloos heeft overgenomen en haar niet heeft gewantrouwd. In de tweede plaats moet niet worden vergeten dat het niet eerder was voorgekomen dat aan boord van een schip benzine werd gewassen met caustic soda. APS behoefde daarop dus ook niet bedacht te zijn. Zij hoefde tegen die achtergrond niet gealarmeerd te worden door de vermelding caustic soda in de offerteaanvraag, ook niet in combinatie met de latere offerteaanvraag voor de verwijdering van 50 IBC's leeg van caustic soda, al was het achteraf gezien voor iedereen beter geweest als APS daardoor wel gealarmeerd zou zijn geweest.
8.3.1.7. De conclusie is dat Trafigura de slops aan APS heeft aangeboden als tankwaswater benzine. Dit nu is een afvalstof die APS in haar inrichting normaliter be- en verwerkt, in die zin dat zij de stoffen scheidt in een olie-, water- en sedimentfractie. APS mag volgens de vergunning de oliefractie centrifugeren, maar deze bewerking is nog niet in bedrijf en daarom worden de oliedrijflagen afgevoerd naar derden, zo heeft [naam 3] verklaard.xci Voor de oliefractie ontvangt APS geld, zo blijkt ook uit het tapgesprek tussen [naam 3] en [naam 16] over prijzen voor afvalolie zoals benzinemengsels.xcii Tankwaswater benzine wordt door APS dus niet vernietigd als ware zij een afvalstortplaats, maar zoveel mogelijk voor hergebruik geschikt gemaakt. Anders dan de chemische afvalstoffen, die ter vernietiging aan de stort werden aangeboden in de zaak die leidde tot het arrest van de Hoge Raad van 16 maart 1993,xciii hadden de Probo Koala-slops daarmee een gebruiksbestemming en ook een economische waarde. De rechtbank komt op grond daarvan tot de slotsom dat de slops kunnen worden aangemerkt als 'waren' in de zin van art. 174 Sr.
Afgeleverd?
8.3.1.8. Trafigura heeft - volgens de rechtbank terecht - niet betwist dat de slops, met het overpompen daarvan in de Main VII, aan APS zijn afgeleverd.
Schadelijk voor leven en/of gezondheid?
8.3.1.9. Het NFI-rapport van 29 januari 2007 vermeldt over de Probo Koala-slops: "Het betreft zeer complexe mengsels van water met alkalische stoffen waarin relatief grote hoeveelheden organische stoffen opgelost zijn waaronder veel zwavelverbindingen (voornamelijk mercaptanen en disulfiden) en (alkyl)fenolen".xciv
In de brief van 28 januari 2010 van de deskundige Bakker van het NFI aan het OM is vermeld:
"Vastgesteld is dat de slops brandbare, bijtend/corrosieve stoffen (respectievelijk nafta en de natriumhydroxide) en schadelijke tot (zeer) giftige stoffen bevatten, naast stoffen waaruit onder bepaalde omstandigheden schadelijke tot zeer giftige stoffen vrij kunnen komen (sulfiden, mercaptiden). Gelet op, onder meer, het feit dat de slops brandbare stoffen bevatten (nafta), stoffen die de huid ernstig kunnen beschadigen (onder andere natriumhydroxide) en stoffen die bij verlaging van de zuurgraad ontleden in (zeer) giftige mercaptanen en zwavelwaterstof, is volgens ons de conclusie gerechtvaardigd dat het hier om zeer gevaarlijk afval gaat".xcv
8.3.1.10. Reeds het feit dat de slops stoffen bevatten die bij contact met de huid brandwonden kunnen veroorzaken, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank de conclusie dat de slops schadelijk voor de gezondheid zijn. De vraag is nu of de stoffen ook bij het gebruik dat daarvan na aflevering door Trafigura redelijkerwijs moest worden verwacht, voor het leven en/of de gezondheid gevaarlijk waren. Trafigura moest er in ieder geval rekening mee houden dat medewerkers van APS de stoffen zouden inzamelen en verder behandelen zoals zij met normaal tankwaswater benzine zouden doen. Dat wil zeggen, dat zij geen bijzondere veiligheidsmaatregelen zouden nemen in verband met het bijtende karakter van de slops. Reeds hierom kan geoordeeld worden dat de slops bij te verwachten gebruik gevaarlijk voor de gezondheid waren. Of dat gevaar zich ook heeft verwezenlijkt, is niet van belang.
8.3.1.11. Los daarvan zouden de slops bij verwerking in de DAF (waarbij de pH-waarde aanzienlijk omlaag zou gaan) mercaptanen en zwavelwaterstof gaan uitscheiden, die vervolgens in de atmosfeer en daarmee in de leefomgeving zouden terechtkomen. De gevolgen die de uitstoot van dergelijke stoffen op de omgeving zou kunnen hebben, staan beschreven in het NFI-rapport van 29 januari 2007: "Bij een pH van 7,8 kunnen de vluchtige mercaptanen en zwavelwaterstof als gas vrijkomen. Er is dan stankoverlast tot op grote afstand en kans op hoofdpijn en misselijkheid op het terrein van APS".xcvi Deze gevaren hebben zich niet verwezenlijkt (althans, afgezien van het stankincident op 3 juli 2006, dat naar alle waarschijnlijkheid is terug te voeren op de Probo Koala-slops), omdat APS bij analyse van de slops bemerkte dat het CZV-gehalte te hoog was om de slops in haar inrichting te kunnen verwerken. Het is wrang dat Trafigura stelt dat zij wist dat APS de slops niet in haar inrichting zou kunnen verwerken en dat het gevaar zich dus niet zou voordoen, nu Trafigura tegelijkertijd stelt dat zij niet wist dat APS oliehoudende afvalstoffen in haar inrichting scheidt in een olie- water- en sedimentfractie. Waar het haar goed uitkomt, kent zij de bedrijfsprocessen van APS dus wel en waar het haar minder bevalt, pretendeert zij ze niet te kennen. Op dit punt is de rechtbank evenwel van oordeel dat Trafigura, als wereldwijd opererende oliehandelaar, die zich ook bezig houdt met vormen van hergebruik, zonder meer geacht mag worden te weten dat - in elk geval in de Eerste Wereld - (oliehoudende) afvalstoffen zoveel mogelijk voor hergebruik geschikt worden gemaakt en dat vernietiging slechts een laatste keuze is.
Wetende?
8.3.1.12. Dat Trafigura en [verdachte] weet hadden van de schadelijkheid van de slops volgt reeds uit de omstandigheid dat zij de benzinewassingen van begin tot eind hadden geregeld. Zij wisten dus hoeveel caustic soda er in de slops aanwezig was. Dat dit een bijtende stof is, was hun ook bekend; de leverancier van de caustic soda, WRT, heeft per e-mail aan [verdachte] informatie betreffende caustic soda gestuurd in de vorm van een Material Safety Data Sheet.xcvii Bovendien wist [verdachte] dat de slops in Malta niet konden worden verwerkt "due to the chemical content".xcviii De wetenschap van de schadelijkheid van de slops was ook bij [naam 1] aanwezig: ook hij ontving het MSDS en hij liet zijn bemanning met beschermende kleding werken.
Verzwijgen?
8.3.1.13. Hiervoor is al overwogen dat Trafigura en [verdachte] de slops aan APS hebben afgeleverd onder het mom van tankwaswater benzine. Daarmee staat ook vast dat zij de ware aard en daarmee het schadelijke karakter van de slops hebben verzwegen bij de aflevering. Ook [naam 1] heeft geen gewag gemaakt van de schadelijkheid bij aflevering, terwijl hij daarvan wel op de hoogte was.
Leiding geven?
8.3.1.14. Wat [verdachte] betreft, stelt de rechtbank met verwijzing naar rubriek 5 (feiten en omstandigheden) vast dat zijn rol in dit geheel kan worden gekwalificeerd als die van feitelijke leidinggever. Hij was immers, zo verklaart hij ook zelf, degene die de afgifte van de slops regelde. Het was zijn rol een bedrijf te vinden dat de slops op een veilige manier kon verwerken, aldus zijn verklaring.xcix Hij had de contacten met APS en heeft de offerte gevraagd en geaccepteerd. Niet gebleken is dat hij dit heeft gedaan in ondergeschiktheid aan een ander.
Conclusie
8.3.1.15. Uit al het hiervoor overwogene volgt dat Trafigura tezamen en in vereniging met [naam 1] zich heeft schuldig gemaakt aan het afleveren van - naar zij wist - voor de gezondheid schadelijke waren, terwijl zij dat schadelijke karakter heeft verzwegen en dat [verdachte] aan die verboden gedraging van Trafigura feitelijke leiding heeft gegeven.
9. Bewezenverklaring
De rechtbank heeft uit de wettige bewijsmiddelen de overtuiging gekregen en acht dan ook bewezen dat [verdachte] het hem onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan in die zin dat:
Trafigura Beheer B.V. op 2 juli 2006 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, waren, te weten afvalstoffen afkomstig van brandstofzuivering met behulp van natriumhydroxide (caustic soda), als tankwaswater heeft afgeleverd aan Amsterdam Port Services B.V, wetende dat die waren voor het leven en/of voor de gezondheid schadelijk waren, zijnde deze afvalstoffen een complex mengsel van water met een extreme zuurgraad en een olieachtige vloeistof (beide verontreinigd met onder meer sulfiden en mercaptiden), en dat schadelijk karakter (bijtend en corrosief) bij dat afleveren heeft verzwegen, zulks terwijl hij, verdachte, aan deze verboden gedraging feitelijke leiding heeft gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. [verdachte] is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
10. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat [verdachte] het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat die staan vermeld in de voetnoten in rubriek 5 en het bewijsmiddel dat staat vermeld in voetnoot 98.
11. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
12. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.
13. Motivering van de straffen
13.1. De eis van het Openbaar Ministerie
Het OM heeft tegen [verdachte] voor het hem onder 1 en 2 tenlastegelegde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden gevorderd en die eis als volgt onderbouwd. In het gehele proces van het bedenken van het ontzwavelingsproces aan boord van de Probo Koala, tot aan afgifte van de afvalstoffen in Amsterdam, en nadien in West-Afrika, stond [verdachte] aan het roer. Hij had de kennis van wat wel en niet kon met betrekking tot 'caustic washes'. Hij wist welke landen het proces nog toestonden en welke niet en dat de verwijdering van het afval problematisch kon zijn bij gebreke aan verwerkers. [verdachte] had ook wetenschap van de hoge kosten om dit soort afvalstoffen te laten verwerken, alsmede van het gevaarlijke karakter van het afval van 'caustic washes'. Hij verzorgde de organisatie, logistiek en coördinatie van het ontzwavelingsproces. Het was zijn taak om een afzetplek en afvalverwerkend bedrijf voor het afval te vinden. Hij legde contact met bedrijven die scheepsafval-stoffen ontvangen, waaronder APS. Hij voerde dan ook de onderhandelingen met APS en ging akkoord met de offerte voor de afgifte van het afval bij APS. [verdachte] verzuimde APS juist en volledig in te lichten over de aard van het af te geven afval. Hij verzweeg het schadelijk karakter daarvan. Zijn betrokkenheid bij de afgifte van het afval hield niet op in Amsterdam, al valt dat buiten de ten laste gelegde feiten. [verdachte] had bij uitstek de kennis en kunde om instanties of autoriteiten juist en volledig te informeren, maar liet dat na. Hij had wel oog voor het commercieel belang, maar voor de zorg voor gezondheid en milieu had hij een blinde vlek. Ernstig laakbaar is een rake betiteling voor zijn gedrag. In zijn voordeel wordt er rekening mee gehouden dat [verdachte] geen justitiële documentatie in Nederland heeft.
13.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit, maar heeft naar haar zeggen wel de nodige kritische observaties ten aanzien van de eis van het OM. Welbeschouwd is er in Amsterdam weinig schokkends gebeurd. De Probo Koala is naar Amsterdam gekomen om afvalstoffen af te geven aan APS. Er is een discussie ontstaan over de verwerkingsprijs en APS heeft de afvalstoffen met toestemming van de overheid teruggepompt naar de Probo Koala die vervolgens haar weg heeft vervolgd; in feite een commercieel geschil. Welbeschouwd gaat het om niet meer dan een technische overtreding. Aflevering van afvalstoffen aan een professionele en erkende verwerker waarbij, zo werd bevestigd door haar voormalig directeur, geen moment een gevaarlijke situatie aan de orde is geweest of had kunnen zijn. Een bedrijf met processen afgestemd op de ontvangst van (gevaarlijke) afvalstoffen. Stoffen dus die op onschadelijke wijze verwerkt konden worden. Hierbij past geen onvoorwaardelijke gevangenisstaf. De eis laat zich dan ook slechts verklaren tegen de achtergrond van de gebeurtenissen die zich nadien in Ivoorkust hebben voltrokken. Gebeurtenissen waarvoor [verdachte] niet verantwoordelijk is geweest en waarvoor hij door het OM ook niet verantwoordelijk wordt gehouden.
13.3. Het oordeel van de rechtbank
13.3.1. De rechtbank komt tot vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde. De rechtbank acht wel bewezen dat [verdachte] feitelijke leiding heeft gegeven aan het door Trafigura verzwijgen van de schadelijkheid van de door haar aan APS geleverde slops.
13.3.2. Bij de bepaling welke straf hiervoor aan [verdachte] moet worden opgelegd, neemt de rechtbank het volgende in ogenschouw.
13.3.3. [verdachte] heeft, naar het zich laat aanzien, gekozen voor het verhullen van de werkelijke samenstelling van het afval omdat hij daarvóór bij pogingen het afval kwijt te raken al verschillende keren nul op het rekest had gekregen. Kennelijk ontbrak bij hem de bereidheid de hoge(re) kosten van het adequaat verwerken van het afval voor lief te nemen. Met het verhullen van de ware aard van de afvalstoffen heeft [verdachte] niet alleen een risico voor de gezondheid gecreëerd, maar ook het risico voor APS dat zij met afval zou blijven zitten dat alleen tegen hoge kosten elders kon worden verwerkt. Normaal gesproken zou de Probo Koala immers na afgifte van de slops direct zijn vertrokken en het is toeval geweest dat APS in dit geval de slops nog heeft kunnen retourneren.
13.3.4. Al met al rijst een beeld op van een benzinehandelaar die gericht is op het behalen van zoveel mogelijk winst en (dus) het maken van zo min mogelijk kosten, die bereid is daartoe zijn wederpartij een rad voor ogen te draaien en daarbij ook een - beperkt - risico op gezondheidsschade bij anderen op de koop toe te nemen.
13.3.5. De door [verdachte] aan APS aangeboden afvalstoffen waren weliswaar bestemd voor (her)gebruik, maar werden niet rechtstreeks in de handel gebracht in die zin dat veel mensen ermee in contact konden komen. Ze werden afgeleverd aan een in de be- en verwerking van afvalstoffen gespecialiseerd bedrijf. De kans dat het aan de stoffen verbonden gevaar voor de gezondheid zich daadwerkelijk zou realiseren, was niet erg groot. Het gevaar heeft zich ook niet gemanifesteerd.
13.3.6. De rechtbank komt, mede nu zij anders dan het OM het onder 2 tenlaste-gelegde niet bewezen acht, tot een lagere straf dan geëist. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vindt de rechtbank niet op zijn plaats. Een werkstraf ligt, omdat [verdachte] in het buitenland woont, ook niet voor de hand. Mede gelet op de vaststelling van de rechtbank dat het handelen van [verdachte] was gericht op winstmaximalisatie en daarbij gevoegd het feit dat hij afhankelijk van zijn prestaties een bonus ontving, zal de rechtbank een geldboete opleggen. Daarbij wordt rekening gehouden met zijn draagkracht, zoals die uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Daarnaast zal de rechtbank aan [verdachte] een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, als waar-schuwing voor de toekomst én om de intrinsieke ernst van het bewezenverklaarde tot uitdrukking te brengen.
14. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 47, 51 en 174 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezengeachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
15. Beslissing
Verklaart het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt [verdachte] daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat [verdachte] het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 9 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan [verdachte] onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt [verdachte] daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van waren afleveren, wetende dat zij voor het leven of de gezondheid schadelijk zijn, en dat schadelijk karakter verzwijgen, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan die verboden gedraging.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt [verdachte] tot een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden.
Beveelt dat deze straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien [verdachte] zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt [verdachte] voorts tot een geldboete ter hoogte van € 25.000,00 (vijfentwintig duizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 160 (honderdzestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.G. Bauduin, voorzitter,
mrs. G.H. Marcus en W.M. de Vries, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M. Cordia en N.C. van Geel, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 juli 2010.
i Waar hierna wordt verwezen naar bewijsmiddelen betreft dit telkens processtukken, behorende bij het dossier tegen de verdachten [naam 3], APS, Gemeente Amsterdam, [naam 1], [verdachte] en Trafigura. Waar in de hierna volgende voetnoten wordt verwezen naar de processtukken met rubrieknummer
'3', betreft dit telkens een proces-verbaal van verhoor getuige;
'4', betreft dit telkens een proces-verbaal van verhoor verdachte;
'5', betreft dit telkens een proces-verbaal van onderzoek of bevindingen;
'8', betreft dit telkens een proces-verbaal beslag;
'9', betreft dit telkens een ander geschrift als bedoeld in artikel 344 onder 5 Sv;
tenzij dit in de voetnoot uitdrukkelijk anders is vermeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gebruikte bewijsmiddelen zijn opgemaakt overeenkomstig de daarvoor geldende wettelijke regels. Als het bewijsmiddel bestaat uit een verklaring die door een verdachte of getuige bij de rechter-commissaris wordt afgelegd, zal dit uitdrukkelijk worden vermeld.
Waar hierna wordt gesproken over [naam 3], APS, Gemeente Amsterdam, [naam 1], [verdachte] en Trafigura, wordt telkens bedoeld de hierboven genoemde medeverdachte met dezelfde naam.
ii Gegevens Probo Koala, rubriek 9.01, doorgenummerde p. 1.
iii Rubriek 4.21, doorgenummerde p. 289 tot en met 291: verhoor [naam 17].
iv Rubriek 5.04, bijlage 5.4.9.1., doorgenummerde p. 49: crewlist Probo Koala.
v "Trafigura; about us", overgelegd door de verdediging bij pleidooi.
vi Rubriek 4.19, doorgenummerde p. 270: verhoor [n[naam 18].
vii E-mail van [naam 19] aan [naam 20] en [naam 21], d.d. 27 december 2005, bijlage bij bijlage 1 bij brief
d.d. 22 maart 2010 van de officier van justitie, toegevoegd aan het dossier op 16 maart 2010.
viii Zie bijvoorbeeld rubriek 9.27, map 3, doorgenummerde p. 7136: e-mail van [verdachte] aan [naam 4] d.d. 26 juni
2006.
ix Rubriek 5.102, doorgenummerde p. 46: e-mail van [verdachte] aan [naam 20] van 28 december
2005.
x Rubriek 9.27, map 1, doorgenummerde p. 6513: brief van Trafigura aan Tankage Mediterranee d.d.
17 maart 2006.
xi Rubriek 9.23, doorgenummerde p. 6339 tot en met 6342: brief van Trafigura aan Tankage Mediterranee
d.d. 23 februari 2006.
xii Rubriek 9.27, map 2, doorgenummerde p. 6782: e-mail van [[naam 22]] aan [verdachte] d.d. 17 april 2006, rubriek
8.05, map 2, doorgenummerde p. 554: e-mail van [naam 18] aan [naam 13] d.d. 20 april 2006 en rubriek 5.72,
doorgenummerde p. 4163.
xiii Rubriek 8.05, map 2, doorgenummerde p. 511: e-mail van [naam 21] aan Chartering tankers d.d. 2
april 2006 en p. 513: e-mail van [naam 18] aan [verdachte], [naam 15], [naam 17] d.d. 31 maart 2006 en
rubriek 9.64, map 4, doorgenummerde p. 1121: e-mail van [naam 23] aan [naam 24], [naam 25],
[naam 26] d.d. 30 maart 2006.
xiv Verhoor van [naam 27] bij de rechter-commissaris d.d. 24 juni 2009.
xv Rubriek 9.27, map 1, doorgenummerde p. 6519: e-mail van [verdachte] aan Abidjan d.d. 7 september 2006.
xvi Zie bijvoorbeeld rubriek 9.27, map 1, doorgenummerde p. 6477 tot en met 6479: e-mail van [naam 22] aan de
kapitein van Probo Koala c/o Athens ops d.d. 7 april 2006.
xvii Rubriek 8.05, doorgenummerde p. 511.
xviii Rubriek 5.20, doorgenummerde p. 880.
xix Rubriek 5.88, doorgenummerde p. 324: dossier rechtshulpverzoek Malta en rubriek 5.70,
doorgenummerde p. 4139 en 4141.
xx Rubriek 9.32, map 2, doorgenummerde p. 8934: e-mail [naam 17] aan Probo Koala d.d. 26 juni 2006.
xxi Rubriek 9.32, map 2, doorgenummerde p. 8937: e-mail [naam 13] aan Probo Koala d.d. 27 juni 2006.
xxii Rubriek 5.88, doorgenummerde p. 327: dossier rechtshulpverzoek Malta en rubriek 5.90,
doorgenummerde p.67: uiteenzetting van de feiten door Saybolt.
xxiii Rubriek 5.18, doorgenummerde p. 819: 'vessel ullage report' d.d. 2 juli 2006 en rubriek 5.71,
doorgenummerde p. 4158.
xxiv Rubriek 9.25, doorgenummerde p. 6397-6475: NFI rapport van 29 januari 2007, in het bijzonder bladzijden 19/63 en 20/63 van dat rapport.
xxv Rubriek 5.90, doorgenummerde p. 82 en 83: e-mail van [naam 28] aan [verdachte] d.d. 10 april 2006.
xxvi rubriek 5.90, doorgenummerde p. 79: e-mail van [naam 29] aan [naam 28] d.d. 10 april 2006.
xxvii Rubriek 9.32, map 8, doorgenummerde p. 357:e-mail van [naam 30] aan Probo Koala d.d. 29 juni
2006.
xxviii Rubriek 4.06, doorgenummerde p. 120: verhoor [verdachte] bij politie op 18 december 2006.
xxix Rubriek 9.09, doorgenummerde p. 112: e-mail [verdachte] aan [naam 5].
xxx Rubriek 9.09, doorgenummerde p. 105, 106 en 109: e-mail met bijlagen.
xxxi Rubriek 9.09, doorgenummerde p. 109: e-mail [verdachte] aan [naam 4].
xxxii Rubriek 9.27, map 3, doorgenummerde p. 7126: e-mail [naam 13] aan [verdachte] "Better via STS".
xxxiii Rubriek 3.18, doorgenummerde p. 423-426: e-mail [naam 31] aan BMA d.d. 28 juni 2006.
xxxiv Rubriek 4.02, doorgenummerde p. 32: verhoor [naam 4].
xxxv Rubriek 5.18, doorgenummerde p. 789: offerte.
xxxvi Rubriek 5.18, doorgenummerde p. 808: Notification of ships waste and (remainders of) noxious substances.
xxxvii Rubriek 4.16, doorgenummerde p. 207: verhoor [naam 1]: "ik kreeg van dit bedrijf mail met als
bijlage een formulier. Ik moest dat formulier invullen en aangeven welke afvalstoffen de Probo Koala in
Amsterdam af zou geven. Ik heb vervolgens dit formulier samen met het begeleidende mailtje naar dat bedrijf
Gemaild."
xxxviii Verhoor [naam 32] bij de rechter-commissaris op 9 juli 2009, p. 8.
xxxix Rubriek 5.32, doorgenummerde p. 2704: routeoverzicht van een vaartuig.
xl Rubriek 5.12, doorgenummerde p. 535 en 554: tankenplan d.d. 2 juli 2006, bijlage bij proces-verbaal
bevindingen.
xli Rubriek 3.05, doorgenummerde p. 72: verhoor [naam 33].
xlii Rubriek 9.06, doorgenummerde p. 96: werkbon APS d.d. 2 juli 2006.
xliii Rubriek 3.07, doorgenummerde p. 109: verhoor [naam 6].
xliv Verhoor [naam 5] bij rechter-commissaris op 18 augustus 2009, p. 12.
xlv Rubriek 4.01, doorgenummerde p. 6 en 7: verhoor [naam 5].
xlvi Rubriek 3.31, doorgenummerde p. 517: verhoor [naam 34].
xlvii Rubriek 9.12, doorgenummerde p. 236: e-mail van [naam 5] aan [naam 7] d.d. 3 juli 2006.
xlviii Verhoor [naam 35] bij rechter-commissaris op 14 mei 2009, p. 4.
xlix Rubriek 3.07, doorgenummerde p. 112: verhoor [naam 6].
l Rubriek 3.11, doorgenummerde p. 210: verhoor [naam 7], rubriek 3.17, doorgenummerde p. 413:
verhoor [naam 30] en rubriek 3.31, doorgenummerde p. 517: verhoor [naam 34].
li Rubriek 3.11, doorgenummerde p. 211: verhoor [naam 7].
lii Rubriek 5.18, doorgenummerde p. 836: e-mail van [naam 13] aan BMA van 3 juli 2006.
liii Verhoor [naam 8] bij rechter-commissaris op 11 maart 2009, pag. 6.
liv Rubriek 5.01, doorgenummerde p. 1, 3 en 5.
lv Rubriek 5.07, doorgenummerde p. 210 tot en met 212.
lvi Verklaring van verdachte [naam 3] zoals afgelegd ter terechtzitting van 3 juni 2010 en toegevoegd
aan alle dossiers.
lvii Rubriek 3.22, doorgenummerde p. 457 en 458: verhoor [naam 36] en verhoor [naam 36] bij rechter-commissaris
van 26 maart 2009, p. 4.
lviii Verhoor [naam 36] bij rechter-commissaris op 26 maart 2009, p. 4, 8 en 9.
lix Rubriek 5.18, doorgenummerde p. 809: ontheffing.
lx Rubriek 5.03, doorgenummerde p. 38 tot en met 40.
lxi Rubriek 3.10, doorgenummerde p. 134: verhoor [naam 8] en verhoor [naam 8] bij rechter-
commissaris op 11 maart 2009, p. 14.
lxii Rubriek 5.06, doorgenummerde p. 209: anonieme fax.
lxiii Rubriek 5.04, doorgenummerde p. 41 tot en 48.
lxiv Rubriek 5.04, onder bijlage 5.4.9.1., doorgenummerde p. 181 tot en met 188: aanvraag onderzoek.
lxv Rubriek 9.13, doorgenummerde p. 296 en 297: fax van APS aan DMB d.d. 4 juli 2006.
lxvi Rubriek 9.42, doorgenummerde p. 12161 tot en met 12165 en rubriek 9.13 p. 294 (e-mail van [naam 37] aan
[naam 10] van 4 juli 2006, waarin is vermeld: "conclusie: APS heeft de partij niet geaccepteerd").
lxvii Rubriek 9.13, doorgenummerde p. 290: fax van DMB aan APS d.d. 4 juli 2006.
lxviii Rubriek 9.17, doorgenummerde p. 814 tot en met 817: verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag.
lxix Verhoor [naam 10] bij rechter-commissaris op 10 maart 2009, p. 26 en nader verhoor verdachte
[naam 3] bij rechter-commissaris op 8 december 2009, p. 29.
lxx Verhoor van [naam 10] bij rechter-commissaris op 10 maart 2009, p. 28.
lxxi Rubriek 9.13, doorgenummerde p. 282 en 283: brief van DMB aan APS d.d. 12 juli 2006.
lxxii Rubriek 5.21, doorgenummerde p. 888: bijzonderhedenlijst Saybolt, met vermelding van tijdstippen.
lxxiii Rubriek 5.18, doorgenummerde p. 820: statement of facts wet mode van de Probo Koala.
lxxiv Rubriek 5.09, doorgenummerde p. 220.
lxxv Rubriek 9.27, map 3, doorgenummerde p. 7170: e-mail BMA aan [verdachte] d.d. 5 juli 2006 en rubriek 9.18,
doorgenummerde p. 767: logboek Probo Koala.
lxxvi Verhoor [naam 38] bij de rechter-commissaris op 24 september 2009, p. 4 en verhoor [naam 39] bij de
rechter-commissaris op 24 juni 2009, p. 4.
lxxvii Rubriek 9.27, map 3, doorgenummerde p. 7406: e-mail [naam 40] aan o.a. [naam 13] d.d. 10 augustus 2006 en
rubriek 9.32, map 1, doorgenummerde p. 8387: e-mail van de Probo Koala aan [naam 17] d.d. 17 augustus
2006.
lxxviii Rubriek 9.32, map 1, doorgenummerde p. 8385: e-mail van [naam 17] aan de Probo Koala d.d. 17 augustus
2006.
lxxix Rubriek 9.23, doorgenummerde p. 6148: Notice of Readiness.
lxxx HR 16 maart 1993, LJN AD1846.
lxxxi Rubriek 4.01, doorgenummerde p. 2 en 3: verhoor [naam 5] en eerste verhoor getuige [naam 5] bij rechter-
commissaris van 15 mei 2009, p. 10.
lxxxii Verhoor getuige [naam 4] bij rechter-commissaris van 7 juli 2009, p. 5 en 7.
lxxxiii,Rubriek 9.27, map 5, doorgenummerde p. 7816: e-mail van [verdachte] aan [naam 41] d.d. 22 september 2006.
lxxxiv Rubriek 9.27 map 3, doorgenummerde p. 7093: e-mail van [verdachte] aan APS d.d. 20 juni 2006.
lxxxv Rubriek 9.27 map 3, doorgenummerde p. 7111: e-mail van APS aan [verdachte] d.d. 20 juni 2006 en verhoor
getuige [naam 4] bij rechter-commissaris van 7 juli 2009, p. 12.
lxxxvi Rubriek 5.48, doorgenummerde p. 3054: e-mail van [naam 13] aan [naam 42], volgens getuige [naam 13] in
zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 15 oktober 2009 gaf hij hiermee een opdracht door van Trafigura.
lxxxvii Rubriek 5.48, doorgenummerde p. 3013: proces-verbaal bevindingen van [naam 14] waarin is gerelateerd dat
[verdachte] in een telefoongesprek op 15 augustus 2006 spontaan aan verbalisant vertelde dat de slops afval waren
van benzinewassingen aan boord.
lxxxviii Rubriek 5.48, doorgenummerde p. 3013: proces-verbaal bevindingen van [naam 14] waarin is gerelateerd dat
verbalisant op 21 juli 2006 telefonisch contact opnam met [naam 15].
lxxxix Verhoor getuige [naam 14] bij de rechter-commissaris op 9 april 2009, p. 9.
xc,Rubriek 3.05, doorgenummerde p. 72: verhoor [naam 33].
xci Rubriek 4.10, doorgenummerde p. 163: verhoor [naam 3],.
xcii Rubriek 5.61,9,3, doorgenummerde p. 3459: tapverslag d.d. 20 januari 2006; [naam 16] belt APS.
xciii HR 16 maart 1993, NJ 1993, 718.
xciv Rubriek 9.25, doorgenummerde p. 6435: deskundigenrapport van Ing. L.J.C. Peschier (NFI) d.d. 29 januari
2007.
xcv Stuk 10 van stukken die het Openbaar Ministerie in het geding heeft gebracht op 22 maart 2010, na beslissing
van de rechtbank van 16 maart 2010.
xcvi Rubriek 9.25, doorgenummerde p. 6421 en 6430: deskundigenrapport van drs. F.J.M. Bakker (NFI) d.d. 29
januari 2007.
xcvii Rubriek 9.27, map 1, doorgenummerde p. 6486 t/m 6489: e-mail van WRT B.V. aan [verdachte] d.d. 31 maart
2006, met bijlage en verhoor getuige [naam 27] bij rechter-commissaris op 24 juni 2009, p. 3.
xcviii Rubriek 9.27, map 1, doorgenummerde p. 6662: e-mail van [naam 28] aan [verdachte] d.d. 10 april 2006,.
xcix Rubriek 4.07, doorgenummerde p. 129: tweede verhoor [verdachte].
??
??
??
??
Parketnummer: 13/846003-08
Inzake: [verdachte]
29
42