ECLI:NL:RBAMS:2010:BN1997

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1150106 CV 10-15944
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erfrechtelijke geschil over saldo en/of rekeningen na overlijden van erflaatster

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 15 juli 2010, betreft het een geschil tussen twee partijen, [naam 1] en [naam 2], over de verdeling van het saldo van en/of rekeningen na het overlijden van erflaatster, mevrouw [naam 3]. De procedure is gestart op verzoek van beide partijen, die op 29 april 2010 een gezamenlijk verzoekschrift hebben ingediend bij de kantonrechter. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 juni 2010, waarbij beide partijen en hun gemachtigden aanwezig waren. De kern van het geschil draait om de vraag of het saldo van de rekeningen in de nalatenschap van erflaatster valt of dat het aan de mede-rekeninghouder, [naam 2], toekomt.

[naam 1] stelt dat [naam 2] niet gerechtigd was om na het overlijden van erflaatster opnames te doen en dat zij gehouden is het opgenomen bedrag in de nalatenschap te brengen. [naam 1] betoogt dat het saldo op de rekening toebehoort aan degene die het heeft gestort, in dit geval erflaatster. Aan de andere kant betwist [naam 2] deze claim en stelt dat de en/of rekeningen een gemeenschap vormen waar beide rekeninghouders gelijkelijk recht op hebben. [naam 2] voert aan dat zij bevoegd was om opnames te doen, zowel tijdens het leven van erflaatster als na haar overlijden.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de en/of rekening moet worden gezien als een vorm van passieve hoofdelijkheid, waarbij de bank bevrijdend kan betalen aan ieder van de rekeninghouders. De rechter concludeert dat het saldo op de rekeningen toebehoort aan erflaatster, aangezien zij de gelden heeft gestort en deze uitsluitend voor haar eigen gebruik zijn aangewend. De rechter heeft ook overwogen dat er geen sprake is van een rechtsgeldig quasilegaat, omdat de voorwaarden voor een schenking na overlijden niet zijn vervuld.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter beslist dat de saldo’s van beide en/of rekeningen in de nalatenschap van erflaatster vallen en dat [naam 2] de kosten van de procedure moet dragen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

BESLISSING
Rechtbank Amsterdam
Sector kanton
Locatie Amsterdam
Zaaknummer: 1150106 CV 10-15944
F.no.: 590
Vonnisdatum: 15 juli 2010
De kantonrechter heeft de navolgende beslissing gegeven ex artikel 96 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
IN HET GESCHIL TUSSEN
[naam 1]
wonende te [woonplaats]
nader te noemen [naam 1]
gemachtigde: mr. A. Molenberg
en
[naam 2]
wonende te [woonplaats]
nader te noemen [naam 2]
gemachtigde: mr. C.E.J.M. Heerkens Thijsssen
Verloop van de procedure
Partijen hebben bij gezamenlijk verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 29 april 2010, de kantonrechter om een beslissing ex artikel 96 Rv gevraagd. De mogelijkheid van hoger beroep hebben partijen zich uitdrukkelijk voorbehouden.
Op 24 juni 2010 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daar waren [naam 1] en [naam 2] aanwezig vergezeld van hun gemachtigden. Voor [naam 2] was als gemachtigde mr. E.L. Polak aanwezig. De gemachtigden hebben de standpunten nader toegelicht.
Vervolgens is een datum voor de beslissing bepaald.
Gronden van de beslissing
1. Feiten
In deze procedure staat het volgende vast:
[naam 1] is bij testament benoemd tot executeur in de nalatenschap van zijn tante mevrouw [naam 3], verder te noemen erflaatster. [naam 1] heeft die benoeming aanvaard.
[naam 3] is op [datum] 2007 in Nederland overleden na jaren in Amerika te hebben gewoond en daar op 26 februari 1998 een testament te hebben opgemaakt.
[naam 1] is één van de drie erfgenamen.
[naam 3]-[naam 2], verder te noemen [naam 2], is de schoonzus van erflaatster. Zij is geen erfgename.
Erflaatster en [naam 2] hadden sedert 2003 een drietal en/of rekeningen: één bij de Postbank en twee bij de Rabobank. [naam 2] kwam in de plaats van de op 17 augustus 2003 overleden echtgenoot van [naam 3].
Blijkens de voorwaarden van de banken houdt een en/of rekening in dat de rekeninghouders zowel gezamenlijk als afzonderlijk over het tegoed van de rekeningen kunnen beschikken en dat beiden (hoofdelijk) aansprakelijk zijn voor de tekorten.
Het saldo op de rekeningen is afkomstig van erflaatster.
Voor de inkomstenbelasting is het saldo geheel als eigen vermogen van erflaatster opgegeven.
De tijdens het leven van erflaatster door [naam 2] sporadisch van de rekeningen opgenomen bedragen waren ten behoeve van erflaatster; niet te eigen behoeve.
1.10.Na het overlijden van erflaatster heeft [naam 2] opnames van genoemde rekeningen
gedaan tot een bedrag van € 8.414,62 en deze gelden voor eigen gebruik aangewend. Eén van
de opnames kent als omschrijving “justus at last”.
1.11.Overeenkomstig het Haags Verdrag Erfopvolging is op de nalatenschap van erflaatster
Nederlands recht van toepassing.
2. Verzoek
Partijen leggen ex artikel 96 Rv aan de kantonrechter de volgende vragen voor:
Vallen de saldo’s van beide en/of rekeningen van de Rabobank en Postbank in de nalatenschap van erflaatster?
Indien ja, is [naam 2] gehouden de opgenomen bedragen ad € 8.414,62 terug te brengen in de nalatenschap door genoemd bedrag ad € 8.414,62 op de derdengeldrekening [nr] ten name van Kooi & De Vries notarissen Beesterzwaag te storten?
Indien nee, valt de helft van de saldo’s van beide rekeningen in de nalatenschap van erflaatster en is [naam 2] gehouden de helft van de gedane opnames terug te brengen in de nalatenschap door de helft van de saldo’s op de derdengeldrekening [nr] ten name van Kooi & De Vries notarissen Beesterzwaag te storten?
Indien nee, is [naam 2] uit hoofde van het feit dat zij volledig gerechtigd was tot de tegoeden op de rekeningen en ook (hoofdelijk) aansprakelijk was voor een daarop mogelijk verschijnend negatief saldo, op geen enkele wijze gehouden enig deel van de door haar opgenomen bedragen terug te brengen in de nalatenschap.
en verzoeken de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren en in redelijkheid een kostenveroordeling uit te spreken ten aanzien van de kosten van het geding.
3. Standpunt [naam 1]
[naam 1] is van oordeel dat [naam 2] niet gerechtigd was na het overlijden van erflaatster opnames te doen en dat zij gehouden is het opgenomen bedrag in de nalatenschap te brengen. Het zijn van rekeninghouder van een en/of rekening houdt niet in dat het tegoed aan beide rekeninghouders geheel of voor de helft in eigendom toebehoort. Het saldo komt toe aan degene die het tegoed op de rekening heeft laten storten. Het gehele saldo behoorde toe aan erflaatster. [naam 2] is geen erfgename.
4. Standpunt [naam 2]
[naam 2] betwist dat het saldo van de en/of rekeningen in de nalatenschap van erflaatster valt. Kenmerkend voor en/of rekeningen is dat de rekeninghouders beiden over de tegoeden op de rekening kunnen beschikken en beiden aansprakelijk zijn voor tekorten. Van slechts een machtiging is geen sprake. [naam 2] was bevoegd zowel bij het leven als na de dood van erflaatster geld van de rekeningen op te nemen. De tegoeden op de en/of rekening kunnen worden gekarakteriseerd als een gemeenschap waartoe beide deelgenoten gelijkelijk gerechtigd zijn. Er is sprake van een verblijvingsbeding. Uit dank voor de verzorging door [naam 2] na haar vertrek uit Amerika wilde erflaatster dat het tegoed op de rekeningen aan [naam 2] zou toekomen, hetgeen erflaatster in november 2007 aan de partner van [naam 2] heeft gezegd.
5. Beoordeling
De en/of rekening moet worden gezien als een vorm van passieve hoofdelijkheid zijdens de bank en houdt alleen maar in dat de bank bevrijdend kan betalen aan ieder van de beide rekeninghouders. Rekeninghouders zijn hoofdelijk verbonden voor de terugbetaling van een eventueel negatief saldo (actieve hoofdelijkheid). De regeling met de bank zegt echter niets over de rechten op het aanwezige saldo. Het saldo blijft toekomen aan degene die het op de rekening heeft gestort. Nu het de erflaatster was die de gelden heeft gestort, is zij eigenaresse van het geld gebleven. De feitelijke gang van zaken voor het overlijden van erflaatster bevestigt dat bovendien: de op de rekeningen aanwezige gelden werden uitsluitend door en ten behoeve van erflaatster gebruikt en behoorden blijkens de aangifte inkomstenbelasting tot haar vermogen. Het op de rekeningen ten tijde van het overlijden van erflaatster staande saldo behoort dan ook in beginsel tot de nalatenschap.
Dit wordt anders indien er sprake is van een quasilegaat in de zin van artikel 4:126 Burgerlijk Wetboek (BW). Hoewel [naam 2] dit artikel niet noemt, kan het beroep van [naam 2] op een verblijvingsbeding niet anders dan als een beroep op een quasilegaat worden gezien: een schenking of gift die pas na het overlijden van de schenker of gever wordt uitgevoerd. De schenking ter zake des doods is geregeld in artikel 7:177 BW. Hierin is bepaald dat een schenking, welke de strekking heeft dat zij pas na het overlijden van de schenker zal worden uitgevoerd, vervalt bij het overlijden van de schenker. Dit is slechts anders indien de schenking reeds tijdens het leven van de schenker is uitgevoerd of indien de schenking door de schenker persoonlijk en bij notariële akte is aangegaan. Noch van het een noch van het ander is sprake, zodat van een rechtsgeldig quasilegaat geen sprake is.
Het vorenstaande leidt de kantonrechter tot de conclusie dat de door partijen voorgelegde vragen als volgt dienen te worden beantwoord en [naam 2] als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van de procedure dient te dragen.
BESLISSING
de kantonrechter
beslist
dat de saldo’s van beide en/of rekeningen van de Rabobank en Postbank in de nalatenschap van erflaatster vallen;
dat [naam 2] gehouden is de opgenomen bedragen ad € 8.414,62 terug te brengen in de
nalatenschap door genoemd bedrag ad € 8.414,62 op de derdengeldrekening [nr] ten
name van Kooi & De Vries notarissen Beesterzwaag te storten;
dat [naam 2] de kosten van het geding, tot hiertoe aan de zijde van [naam 1] begroot op € 400,00 dient te dragen;
verklaart
deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven door mr. P. van der Kolk-Nunes en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juli 2010 in tegenwoordigheid van de griffier.